• No results found

Weergave van Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit van de historische binnenstad. Het geheugen van een straat als inspiratiebron

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit van de historische binnenstad. Het geheugen van een straat als inspiratiebron"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

van de historische binnenstad

Het geheugen van een straat a l s i n s p i r a t i e b r o n

Wim Hupperetz

Inleiding

Culturele planologie was tot voor kort een term die gebruikt werd als aanduiding van een relatief nieuw beleidsterrein, de integrale visie op (de aanpak van) een g e b i e s - of stadsdeel dat s i n d s de N o t a B e l v e d è r e in z w a n g r a a k t e . S i n d s de N o t a Ruimte (2006) is d e z e term geschrapt in het beleidsidioom en v e r v a n g e n d o o r de t e r m ' r u i m t e l i j k e k w a l i t e i t ' . De termen culturele p l a n o l o g i e en nu d u s ruimtelijke kwaliteit worden g e z i e n als het w o n d e r m i d d e l dat v a n u i t de ' B e l v e d è r e - g e d a c h t e ' sinds 1999 naar voren w o r d t g e s c h o v e n . ' M a a r is er wel een praktisch w e r k b a a r kader, dat zicht biedt op een inte- g r a l e v i s i e ? Het v e r e i s t m e e r dan alleen e e n g e z a m e n l i j k d e v i e s ( b e h o u d d o o r o n t w i k k e l i n g ) en ook m e e r dan g e z a - m e n l i j k e p r o j e c t e n . Het vereist in d e e e r s t e p l a a t s dat de werelden van de cultuurhistorie en de p l a n n e n m a k e r s en ont- werpers o p een e e n d u i d i g e wijze met elkaar c o m m u n i c e r e n . Al eerder is a a n g e g e v e n dat het begrip cultuurhistorie een vrij vaag en w e e r l o o s begrip is als het niet wordt geproblemati- s e e r d .

2

Cultuurhistorie is d u s niet een o p s o m m i n g maar moet g e b a s e e r d zijn o p een b e r e d e n e e r d e en te controleren o r d e - ning. Het subtiele onderscheid tussen cultuurhistorie en cul- tuurgeschiedenis zit dan ook vooral in het feit dat cultuurge- schiedenis een discipline is die de w o r d i n g s g e s c h i e d e n i s van een fysieke ruimte en zijn s a m e n l e v i n g analyseert en verge- lijkt terwijl cultuurhistorie gegroeide en g e l a a g d e situaties o p een toegepaste wijze beschrijft, ordent, vertelt en verbeeldt.

Cultuurhistorie wordt met n a m e gekoppeld aan de ruimtelijke c o m p o n e n t en manifesteert zich vooral binnen het d o m e i n van c u l t u u r b e h o u d en c u l t u u r s p r e i d i n g en d a a r b i j w o r d t steeds vaker verwezen naar het erfgoedregime.-

,

In dit artikel wordt g e w e z e n o p een o r d e n i n g s p r i n c i p e dat gebruikt kan worden door om cultuurhistorie beter werkbaar over het voetlicht te krijgen. Het is geen nieuw principe maar de manier w a a r o p het wordt toegepast kan wel vernieuwend werken. In het kort komt het neer op het operationaliseren van de drie tijdsniveau's van F. Braudel. Hiermee kan de rijkdom aan cultuurhistorische data o p vrij e e n v o u d i g e wijze worden geordend en ontsloten voor de ontwerper of de planoloog. In mijn w a a r n e m i n g schort het op dit punt vaak aan contact en begrip en kunnen dit soort handreikingen behulpzaam zijn.

De integrale b e n a d e r i n g die vanuit de B e l v e d è r e - g e d a c h t e

wordt voorgestaan, vergt heel wat van d e betrokkenen zoals architecten, s t e d e n b o u w k u n d i g e n en van de (bouw)historici en a r c h e o l o g e n , en z e k e r in s a m e n h a n g en ook o n d e r l i n g . Vooreerst wil ik kort ingaan o p de mogelijkheden en o n m o g e - lijkheden die de huidige vaktradities van archeologen, bouvv- historici. historici, s t e d e n b o u w k u n d i g e n , architecten en pla- nologen met zich mee brengen als het gaat om culturele pla- n o l o g i e en r u i m t e l i j k e kwaliteit. Ik zal mijn b e v i n d i n g e n b e s p r e k e n tegen de a c h t e r g r o n d van een m u l t i d i s c i p l i n a i r e o n d e r z o e k naar de a c h t h o n d e r d j a r i g e g e s c h i e d e n i s van één straat in de historische binnenstad van B r e d a .

4

Historische o n d e r z o e k s t r a d i t i e s

Het ' g e h e u g e n van een straat' is een metafoor die ik gebruik voor datgene dat is opgeslagen in archieven, in de b o d e m , in huizen en bij mensen dat te m a k e n heeft met menselijke han- delingen in een bepaalde straat, in dit geval de Visserstraat te Breda (afb. 1).

?

Globaal gesproken hebben we het dan over de s o c i a a l - c u l t u r e l e o n t w i k k e l i n g e n z o a l s bijvoorbeeld het feit dat de straat in de periode 1350 - 1590 tot de rijkste stra- ten van Breda b e h o o r d e of dat de straat na 1960 tot het uit- g a a n s k w a r t i e r van B r e d a ging b e h o r e n . A a n de a n d e r e kant spreken we over ruimtelijk-fysiek o n t w i k k e l i n g e n zoals bij- voorbeeld de verstening van de huizen in de late m i d d e l e e u - wen, de verdichting van de b e b o u w i n g vanaf de z e v e n t i e n d e e e u w of de privatiseringstendensen die leidden tot extra voor- deuren voor de b o v e n w o n i n g e n .

D e z e t w e e d e l i n g , s o c i a a l - c u l t u r e e l en ruimtelijk-fysiek, is niet toevallig g e k o z e n maar hangt samen met twee belangrij- ke onderzoekstradities die zich b e z i g h o u d e n met historische b i n n e n s t e d e n . Dat zijn enerzijds de g r o e p van historici en k u n s t h i s t o r i c i d i e , v o o r n a m e l i j k op b a s i s van g e s c h r e v e n bronnen vooral oog h e b b e n voor sociaal-culturele o n t w i k k e - lingen. Anderzijds gaat het om een g r o e p van a r c h e o l o g e n , bouwhistorici en historisch geografen die veel m e e r vanuit de ruimtelijk-fysieke overblijfselen hun verhaal destilleren, of iets daar tussenin (afb. 2).

D e z e t w e e onderzoekstradities raken binnen het d o m e i n van de historische binnensteden niet echt met elkaar in gesprek.

Toch is vooral in de v r o e g m o d e r n e tijd en later de m e e r w a a r - de van een g e c o m b i n e e r d e a a n p a k groot. Historici gebruiken

P A G I N A ' S 4 3 - 5 1

(2)

4 4

B U L L E T I N K N O B 2 0 0 8 - 2

NIET BEWAARD

GEHEUGEN- VERLIES

GEEN INTERPRETATIE

Afb. I. Schematische voorstelling van geheugenverlies), historisch besef en herinnering. Uitgangspunt zijn de handelingen van de mens. Gebeurtenissen kunnen worden opgeslagen en voorwerpen kunnen worden bewaard al dan niet secundair. Dit zijn de bronnen van het nog aanwezige geheugen en die kunnen worden geraadpleegd en geïnterpreteerd om te komen tot een herinnering. De waardering van die herinnering heeft te maken met het historisch besef

w e l i s w a a r a r c h e o l o g i s c h e g e g e v e n s m a a r d o e n dit v a a k o p een basaal niveau zonder echter de m e e r w a a r d e van dit soort g e g e v e n s te k u n n e n b e o o r d e l e n of te beseffen. A n d e r s o m hanteren archeologen nog te weinig historische kaders o m te k o m e n tot syntheses of missen ze de mogelijkheden en vaar- d i g h e d e n tot het c o m b i n e r e n van h i s t o r i s c h e g e g e v e n s met hun a r c h e o l o g i s c h e dataset of rapportage.

In mijn eigen o n d e r z o e k h e b ik die c o m b i n a t i e proberen te l e g g e n o m te zien wat de m e e r w a a r d e v a n een d e r g e l i j k e b e n a d e r i n g kan zijn. Het is daarbij w r a n g o m vast te stellen dat de a c a d e m i s c h e vaktradities voor dergelijke o n d e r z o e k s - b e n a d e r i n g e n nauwelijks een w e r k b a a r p o d i u m bieden. Echt m u l t i d i s c i p l i n a i r e o n d e r z o e k met b e t r e k k i n g tot h i s t o r i s c h e b i n n e n s t e d e n is d a n o o k n o g s c h a a r s . E r is dan o o k g r o t e behoefte aan opleidingen die er v o o r zorgen dan dit b e g r i p cultuurhistorie ook daadwerkelijk inhoud krijgt en toegepast w o r d t .

6

Het relatief nieuwe beleidsterrein ruimtelijke kwali-

teit zou daar sterk mee g e h o l p e n zijn; enkele aanbevelingen volgen aan het einde van dit artikel.

De historische b i n n e n s t a d als w e r k g e b i e d van de s t e d e n b o u w k u n d i g e

Alsof het probleem van de twee gescheiden onderzoekstradi-

ties nog niet genoeg is. dient gewezen te worden op een tweede

probleem als het gaat o m het g e h e u g e n van een straat. D a t

heeft alles te maken met de interpretatie, vertaling en toepas-

baarheid van de beschikbare kennis over historische binnenste-

den. Iedereen kent de lokale archieftijgers, gedreven historici

en plaatselijke archeologen die als wandelende encyclopedieën

van hun stad of dorp te boek staan. Daarmee in contrast staan

de plannenmakers die snel en efficiënt te werk moeten gaan en

zich niet laten belemmeren door cultuur of wat dan ook. Is die

cultuurhistorische analyse ook toepasbaar te m a k e n en te verta-

len naar de wereld van o n t w e r p e r s en b e l e i d s m a k e r s ? Er is

(3)

sprake van een l a n g / a a m kleiner wordende kloof, tussen aan de ene kant de groep van historische onderzoekers en aan de andere kant de plannenmakers en stedenbouwkundigen.

De o n d e r z o e k e r s van historische binnensteden zoals stadshis- torici. stadsarcheologen. bouwhistorici beschrijven en analy- seren vanuit hun vaktraditie en historisch perspectief. Men neigt er toe de geschiedenis van de laatste decennia te nege- ren of te vermijden. O p die manier staat veel onderzoek los van de actualiteit. Met n a m e etnologen bieden interpretatie- kaders en denkrichtingen om ook de c o n t e m p o r a i n e geschie- denis in het onderzoek te betrekken. Dit gemis zorgt ervoor dat er nog te weinig sprake is van toegepast historisch onder- zoek. D a a r m e e z e g g e n d dat er m a a r weinig ( a c a d e m i s c h e ) o n d e r z o e k e r s in slagen om hun cultuurhistorische analyses te vertalen naar beleidsaanbevelingen of naar de praktijk van de ontwerpers en de p l a n n e n m a k e r s . Hierover zouden historici, archeologen en bouwhistorici zich wat m e e r zorgen m o g e n maken. De maatschappelijke relevantie van hun werk staat of valt o p termijn i m m e r s met de t o e p a s b a a r h e i d en vertaling van hun o n d e r z o e k s g e g e v e n s .

P l a n n e n m a k e r s en de b e l e i d s m a k e r s kijken vooruit n a a r de t o e k o m s t en de o n d e r z o e k e r s kijken vooral terug en lijken

s o m s nauwelijks in de gaten te hebben waar de s t e d e n b o u w - k u n d i g e n , de s t a d s v e r n i e u w e r s , de a r c h i t e c t e n - allemaal m e n s e n met een t o e k o m s t g e r i c h t e b e r o e p s p r a k t i j k - m e e bezig zijn. Hoewel niet iedereen over een kam valt te scheren, geldt dat helaas ook voor veel plannenmakers: zij zien histo- rici als v a k i d i o t e n , zich verliezend in details met verhalen doorspekt met ondoorgrondelijk jargon. In het kader van de Belvedère-gedachte ' b e h o u d door o n t w i k k e l i n g ' is c o m m u n i - catie, of nog beter: de d i s c u s s i e tussen d e z e t w e e g r o e p e n noodzakelijk. Dit vergt openheid, nieuwsgierigheid, interesse en kennis voor eikaars werkwijze, inzichten en tradities.

S t e n e n en m e n s e n

Keren we terug naar de historische binnenstad en kijken we naar

de stedenbouwkundige dan valt op de stad meestal wordt

gedefinieerd vanuit de openbare ruimte. De stedenbouwkundige

structuur van een historische binnenstad kenmerkt zich door stra-

ten en pleinen, ruimtes die als het ware de verschillende

bouwblokken afbakenen. Wat er binnen, tussen of onder die bouw-

blokken gebeurt onttrekt zich voor een belangrijk deel aan de

waarneming, terwijl hier wel eeuwen lang het organisme van de

(4)

4 6

B U L L E T I N K N O B 2 0 0 8 - 2

stad is gegroeid. De gevels tonen in veel gevallen niet meer en niet minder de modegevoeligheid in de loop der eeuwen en de laatste honderd jaar tonen ze vooral het bevriezende monumentenbeleid.

M o n u m e n t e n z o r g en stedenbouw hebben nauwelijks oog voor wat men het sociaal-historisch perspectief van de bewoner kan n o e m e n . Het lijkt wel of het in de m o n u m e n t e n z o r g en in de s t e d e n b o u w niet o v e r b e w o n e r s m a g gaan. In diverse m e e r b e s c h o u w e n d e studies over s t e d e n b o u w en m o n u m e n t e n z o r g o n t b r e e k t het s o c i a a l - c u l t u r e l e perspectief van de b e w o n e r vrijwel g e h e e l .

7

En dat terwijl uit het d e b a c l e van de stadsver­

n i e u w i n g in de jaren z e v e n t i g en tachtig van de t w i n t i g s t e e e u w is g e b l e k e n h o e fnuikend dit g e b r e k aan sociaal per­

spectief is g e w e e s t .

8

Een positieve uitzondering is het weinig geciteerde o v e r z i c h t s w e r k van D o e v e n d a n s en S t o l z e n b u r g . Stad en samenleving.

9

Vanuit de stedenbouw en architectuur kijkt men o n d a n k s alle goede aanzetten en positieve bedoelingen van het B e l v e d e r e - g e d a c h t e n g o e d toch vaak niet dieper dan de g e b o u w d e schil.

A l s er een stadsdeel g e s l o o p t is. ontstaat de neiging o m te d e n k e n dat het g e h e u g e n d a a r m e e ook verloren is: tahula rasa. Dat g e h e u g e n is echter meer d a n de g e b o u w d e o m g e ­ v i n g ; het o m v a t , z o a l s al e e r d e r is o m s c h r e v e n , ook een geheel van gebeurtenissen die hun neerslag hebben g e v o n d e n in geschreven bronnen, in de grond b e w a a r d bleef, in kaarten en in een orale traditie voortbestaan.

Keren w e terug naar de o p g a v e van s t e d e n b o u w k u n d i g e n . Zij b e d e n k e n en ontwikkelen een visie o p ruimtelijke structuren, onder andere voor historische binnensteden. Zij hebben al dan niet een gevoeligheid voor traditie en de plek waar men mee aan de slag gaat. De s t e d e n b o u w k u n d i g e n snakken vaak naar b r o n n e n , als inspiratie voor hun nieuwe plannen. Vanuit de stedenbouw zelf en vanuit a a n g r e n z e n d e disciplines zoals his­

t o r i s c h e g e o g r a f i e en d e m o n u m e n t e n z o r g w o r d e n s t e e d s meer p o g i n g e n gedaan om de c o m p l e x e historische steden­

b o u w k u n d i g e o n t w i k k e l i n g zichtbaar te m a k e n en een serieus onderdeel te laten zijn van het o n t w e r p p r o c e s in de ruimtelij­

ke o r d e n i n g .

1 0

A a n de a n d e r e kant is er l a n g z a m e r h a n d een situatie o n t ­ staan waarin a r c h i t e c t e n en s t e d e n b o u w k u n d i g e zich kunnen b e r o e p e n op o n w e t e n d h e i d : alles is toch g e s l o o p t , alles is toch w e g , fuck the context, z o a l s R e m K o o l h a a s eerder riep.

Zijn g r o o t s c h a l i g e projecten in C h i n a , en met n a m e in Bei­

j i n g w a a r c o m p l e t e s t a d s d e l e n ter g r o o t t e van de stad Den H a a g w o r d e n g e s l o o p t , zijn d a a r e e n e x t r e e m v o o r b e e l d v a n . K o o l h a a s w o r d t niet v o o r niets al "de Leni Riefenstahl van de L a g e L a n d e n ' g e n o e m d . " Dat dit soort r i g o u r e u z e ingrepen g e b e u r e n met b e p e r k t e a f w e g i n g e n , geeft aan dat m e n alleen vooruitkijkt en geen s a m e n h a n g m e e r ziet tussen het g e h e u g e n van een plek en de d a a r a a n g e k o p p e l d e herin­

n e r i n g . M e n creëert dan een h e r i n n e r i n g vanuit een e i g e n , veelal g e f a n t a s e e r d e , c o n t e x t en n o e m t dat dan h i s t o r i s c h e inspiratie. Dat leidt o n h e r r o e p e l i j k tot een al dan niet g e w i l ­ de b r e u k met het v e r l e d e n , die kan leiden tot a n o m a l i e ë n , tot k e u z e s d i e de t r a d i t i e o n t k e n t en tot k e u z e s die niet b e d a c h t zijn v a n u i t een s t r u c t u u r m a a r v a n u i t e e n e v e n e ­ ment. Dit heeft m a a r al te vaak tot g e v o l g dat m e n doet aan

ruimtelijk c o n s u m i s m e en dat leidt w e e r tot g r o o t s c h a l i g ­ heid die h a a k s staat op de fijnmazige s t r u c t u u r van een his­

torische b i n n e n s t a d .

B o u w b l o k k e n

Binnen m o n u m e n t e n z o r g wordt de complexiteit en de fijnma­

zigheid van de h i s t o r i s c h e b i n n e n s t e d e n pas een echt aan­

dachtsgebied ten tijde van de s t a d s v e r n i e u w i n g aan het einde van de jaren zestig. In de praktijk betekende dit dat er vooral gedacht werd in b e s c h e r m d e stads- en d o r p s g e z i c h t e n . Vanaf 1961 was er de mogelijkheid om deze aan te wijzen. P a s na de reorganisatie van de Rijksdienst in 1972 ontstond er een afdeling S t e d e n b o u w en werd er in districten g e w e r k t aan p l a n v o r m i n g terwijl de a a n w i j z i n g het w e r k bleef van de Kunsthistorische a f d e l i n g .

1 2

In die periode wordt een deel van de B r e d a s e b i n n e n s t a d a a n g e w e z e n als b e s c h e r m d s t a d s g e -

Ajb. 3. Tekening en luchtfoto van de historische binnenstad van Breda

met herkenbaar de bouwblokken en de grootschalige bebouwing, zoals

de parkeergarage aan de Tolburgstraat. de Barones en de Nieuwe Veste

(bibliotheek). Itekeninv, Cartografisch Bureau Map. Bert Stamkot)

(5)

zicht. De term gezicht geeft echter al aan dat het nog steeds een beleid is dat berust op de buitenkant van de g e b o u w e n terwijl de interne b o u w k u n d i g e en s t e d e n b o u w k u n d i g e struc- tuur van een b o u w b l o k pas later werden beschreven (afb. 3).

H e t is dan ook opmerkelijk dat de term ' b o u w b l o k ' in twee belangrijke s t e d e n b o u w k u n d i g e p u b l i c a t i e s , vanuit het per- spectief van de s t e d e n b o u w k u n d e en m o n u m e n t e n z o r g niet w o r d t g e b r u i k t . " Van Voorden spreekt o v e r aaneengesloten bouwwerken en gemeenschappelijke gevelrooilijnen - d u i d e - lijker kan niet w o r d e n g e ï l l u s t r e e r d dat m e n het b o u w b l o k alleen vanaf de b u i t e n k a n t w e n s t te definiëren. De s t e d e n - b o u w k u n d i g e Heeling hanteert de term eiland als alternatief, m a a r ook dit wijst weer o p een omschrijving van buitenaf.

1 4

D e laatste d e c e n n i a is er wel b e d u i d e n d m e e r o o g v o o r ( b o u w ) h i s t o r i e van b o u w b l o k k e n m a a r dat heeft nog niet geleid tot n i e u w e i m p u l s e n o p s t e d e n b o u w k u n d i g g e b i e d . '

5

Overigens is er binnen de M o n u m e n t e n w e t van 1988 wel de mogelijkheid om s t e d e n b o u w k u n d i g e structuren te bescher-

m e n . Het b e s t e m m i n g s p l a n komt echter voort uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening en vanuit die invalshoek wordt - en dat is ook wel begrijpelijk - weinig aandacht besteed aan de sociaal-culturele aspecten van de o p e n b a r e ruimte. Een inte- grale benadering is lastig, o m d a t het ruimtelijke o r d e n i n g s b e - leid berust bij het ministerie van V R O M en het cultuurhisto- rische kwaliteitsbeleid valt onder het ministerie van O C W .

1 6

Wooncultuur, v e r k a v e l i n g , b o u w b l o k en c a s c o

D e c u l t u u r h i s t o r i s c h e a n a l y s e van de Visserstraat in B r e d a maakt duidelijk dat de woonfunctie, de verkaveling, de cas- c o ' s van de huizen en het fenomeen b o u w b l o k de belangrijk- ste s t e d e n b o u w k u n d i g e constanten zijn (afb. 4 ) .

Al die e e u w e n w o n e n hier m e n s e n , w o r d e n er h u i z e n g e b o u w d , ingericht en b e w o o n d . De w o o n c u l t u u r en de iden- titeit van d e z e straat zijn dan ook gefundeerd op dit elemen- taire g e g e v e n . De v o r m g e v i n g van de huizen in de Vissers-

Afb. 4. De Visserstraat in vier ontwikkelingsfasen: 4.1. De ontginningsfase in de periode 1175-1250. 4.2. De verkaveling na de aanleg van de straat in 1330

4.3. De percellering rond 1435 met een ruilverkaveling aan de latere Havermarkt. 4.4. De straat kort na de stadsbrand van 1490 als de Havermarkt is

aangelegd. De namen van de huizen aan de Vismarkt dateren van rond 1520-1530. (tekeningen Cartografisch Bureau Map. Bert Stamkot)

(6)

4 *

B U L L E T I N K N O B 2 0 0 8 - 2

traat werd bepaald door de technische mogelijkheden en dooi- de b e s c h i k b a a r h e i d van b e p a a l d e b o u w m a t e r i a l e n . Het gevaar van de stadsbranden en de t o e n a m e van productie van bak- stenen veranderde de b o u w k u n d i g e opzet en d a a r m e e ook het bouwbedrijf in de veertiende en vijftiende eeuw, zeker na de stadsbranden van 1490 en 1534. In de twintigste e e u w veran- derde het bouwbedrijf n o g m a a l s r i g o u r e u s en kregen we te m a k e n met een o v e r g a n g van een baksteenbouwtraditie naar e e n n i e u w e b o u w t r a d i t i e , die g e k e n m e r k t wordt d o o r harde b o u w m a t e r i a l e n zoals b e t o n , staal, a l u m i n i u m en k u n s t s t o f kozijnen. Materiaal wordt g o e d k o p e r ten opzichte van arbeid

Afb. 5. Het casco van het huis Visserstraat 31 te Breda. Zijaanzichten van de zuidgevel (boven) en de noordgevel (onder) met in grijs aangegeven het muurwerk dat dateert van voor de stadsbrand van 1490.

De br-codes geven de balken aan die dendrochronologisch zijn onderzocht (tekening auteur)

en dit heeft tot gevolg dat er ook eerder voor wordt gekozen o m te slopen. Het verandert ook de b o u w v o l u m e s en dus ook de interne structuur van een huis en dat heeft weer invloed o p de wooncultuur.

S t r u c t u u r

Er is veel veranderd sinds de aanleg van de Visserstraat rond 1315, m a a r de verkaveling die destijds werd uitgezet en de huizen die hier in de p e r i o d e 1 4 5 0 - 1 8 5 0 w e r d e n g e b o u w d , zijn nog altijd de basis voor de ruimtelijke hoofdstructuur van de Visserstraat.

In plaats van huizen kan beter worden g e s p r o k e n van c a s c o ' s (afb. 5 ) . o m d a t het interieur en de voorgevel van de huizen - het aanzicht van de huizen - o n d e r invloed van m o d e veran- d e r e n . Die veranderingen kunnen zonder al te veel p r o b l e m e n worden d o o r g e v o e r d binnen de hoofdopzet van het huis: het c a s c o , de zij- en achtergevels, kelders, balklagen en kappen bleven e e u w e n lang uitgangspunt voor telkens n i e u w e archi- tectonische plannen en afwerkingen.

Het b o u w b l o k is een belangrijk organiserend s t e d e n b o u w k u n - dig principe van de l a a t m i d d e l e e u w s e stad en s y m b o l i s e e r t ook de kerntegenstelling o p e n b a a r en privé, buiten en binnen.

Z e k e r sinds de zestiende e e u w maar waarschijnlijk al vroeger, zijn de b o u w b l o k k e n r o n d en aan de Visserstraat g e s l o t e n gevelvvanden en o m m u u r d e erven met afsluitbare poorten die toegang bieden tot de grote kavels en h o v e n in het binnenter- rein. Het is belangrijk om vast te stellen dat de m o d e r n e ste- d e n b o u w de ontmanteling van het b o u w b l o k tot gevolg heeft, met als doel om los te k o m e n van het gesloten stadsbeeld.

D e b o u w b l o k k e n r o n d o m d e V i s s e r s t r a a t h e b b e n d r i e b e l a n g r i j k e ruimtelijke k e n m e r k e n . In de e e r s t e p l a a t s refe- reren de g r e n z e n van de v e r s c h i l l e n d e k a v e l s nog in hoofd- lijnen aan e e n v e r k a v e l i n g uit de t w a a l f d e e e u w , n o g voor- dat d e straat w a s a a n g e l e g d . In de t w e e d e plaats is met de a a n l e g van de s t r a t e n , d e s t a d s m u u r e n de H a v e r m a r k t de grens van d e b o u w b l o k k e n b e p a a l d . A l s d e r d e e l e m e n t k u n - nen de c a s c o ' s van de h u i z e n w o r d e n g e n o e m d die - v o o r z o v e r n o g a a n w e z i g - de o r g a n i s c h e g e g r o e i d e stad w e e r - spiegelt. D e z e m a r k e r i n g s p u n t e n bestaan op hoofdlijnen n o g s t e e d s . Die d r i e structuren v i s u a l i s e r e n de c o n t i n u ï t e i t van d e z e plek en d i e n e n d a n ook in s t e d e n b o u w k u n d i g opzicht als een d u u r z a m e h e r i n n e r i n g te w o r d e n g e b r u i k t en g e w a a r - d e e r d .

Historisch besef

Waarderen en b e s c h e r m e n moet niet bevriezen of terugrestau- reren betekenen - elke p o g i n g daartoe gaat in tegen de straat of historische binnenstad als d y n a m i s c h cultuurverschijnsel.

Maar wat en hoe dan wél te w a a r d e r e n ?

Uitgangspunt bij de analyse die ik g e m a a k t h e b . is een d r i e -

d e l i n g die h e r k e n b a a r is tussen a l l e d a a g s e g e b e u r t e n i s s e n ,

c o n j u n c t u r e l e o n t w i k k e l i n g e n en s t r u c t u r e l e a s p e c t e n z o a l s

o m s c h r e v e n d o o r B r a u d e l .

1 7

H i e r m e e krijgt m e n vat op een

v e r s c h i l l e n d e w a a r d e r i n g o m d a t aan d e z e drie t i j d s n i v e a u s

(7)

S T R U C T U R E E L

• verkaveling

• bouwblok

• casco

• dakenpatroon

• kelders

• bouwwijze

• straatmeubilair

• interieur

• voorgevel

• bewakingscamera's

• i i i t g a a n s / w i n k e l p i i b l i e k

• reclame-uitingen

• nieuw format café

woonfunctie horecabestemming bewoner

B E S T E M M I N G S P L A N M O N U M E N T E N W E T

W E L S T A N D S T A D S V E R N I E U W I N G

M A A T S C H A P P E L I J K E D Y N A M I E K

Afb. 6. Schema met structurele, conjuncturele en evenementiè'le aspecten, zoals die te onderscheiden zijn in de achthonderdjarige bewoningsgeschiedenis van de Visserstraat. Verder zijn ook enkele beleidsmatige instrumenten genoemd die gekoppeld kunnen worden aan de verschillende aspecten

ook verschillende vormen van historisch besef worden g e k o p - peld (afb. 6).

Het hanteren van verschillende tijdlagen is iets wat elke his- toricus per definitie doet, ook al is hij zich er niet altijd van bewust. O p het m o m e n t dat bronnen worden geraadpleegd of g e o r d e n d , ontstaat geschiedschrijving en krijgen de bronnen en i n t e r p r e t a t i e s een plek b i n n e n het n i e u w g e s c h r e v e n g e s c h i e d v e r h a a l . Aan de e n e kant is er de tijdlaag van de objectieve c h r o n o l o g i e en feiten - dat g e b e u r d e toen op die plek - die aan de andere kant een plaats krijgen binnen een nieuwe r a n g s c h i k k i n g van feiten. En dat laatste leidt tot de vorming van een eigen en subjectieve tijdlaag met een eigen b e t e k e n i s .

1 8

Aan het e v e n e m e n t i ë l e is dikwijls een o n b e w u s t e directe his- torische herinnering gekoppeld die als krachtig en individueel wordt g e w a a r d e e r d . Conjuncturele ontwikkelingen willen w e in perspectief plaatsen en het historisch besef dat d a a r aan gekoppeld is werkt sterk ordenend en relativerend en leidt tot een zekere mate van identiteitsbesef bij g r o e p e n .

De structurele a s p e c t e n hebben een d u u r z a a m en collectief karakter als het o m historisch besef gaat - men duidt dit vaak aan als o n v e r v r e e m d b a a r c u l t u u r g o e d o m het belang aan te geven.

Traditie en v e r n i e u w i n g

Hoe gaan wij m e t het verleden o m ? Cruciale tegenstelling is natuurlijk die tussen traditie en v e r n i e u w i n g . Traditie is min- d e r d o m i n a n t dan h o n d e r d j a a r g e l e d e n , v e r n i e u w i n g lijkt belangrijker te worden en sneller te gaan. K o r t o m , het verle- den verliest terrein als vanzelfsprekend precedent, en respect voor dat verleden is dan ook niet meer a u t o m a t i s c h a a n w e - z i g .

1 9

Vernieuwing na de oorlogsvervvoestingen in de T w e e d e W e r e l d o o r l o g en d a a r o p v o l g e n d e s a n e r i n g e n in het d e r d e kwart van de twintigste e e u w zijn het gevolg van de "vooruit- gangsgedachte*, de redelijk dramatische demografische voor- spellingen en het m o d e r n i s m e o n d e r A m e r i k a a n s e invloed.

In de stedenbouwkunde is dat conflict tussen traditie en vernieu- wing hét thema sinds het begin van de twintigste eeuw. Belang- rijke vragen die daarbij telkens terugkomen, hebben te maken met functies (waar wélke voorzieningen?) én ruimtegebruik (waar liggen de grenzen van het ruimtelijk consumisme?).

Kernvraag is, of een nieuw g e b o u w of de nieuwe functie het waard is o m b e p a a l d e cultuurhistorische waarden o p te geven.

Het gaat d a a r b i j o m de w a a r d e r i n g van het b e s t a a n d e ten

o p z i c h t e van het n i e u w e . Bij die v e r n i e u w i n g w o r d t sterk

g e r e d e n e e r d vanuit een vooruitgangsgeloof en daarbij hoort

(8)

50

B U L L E T I N K N O B 2 0 0 8 - 2

o o k een tendens tot intensivering van r u i m t e g e b r u i k .

2 0

R u i m - te in een stad is p e r definitie schaars en dat leidt bij steden- b o u w k u n d i g e n a u t o m a t i s c h tot i n t e n s i v e r i n g b e l e i d , alsof e r angst voor de leegte is.

De hang naar traditie binnen de architectuur en s t e d e n b o u w - k u n d i g e is ontstaan in de negentiende eeuw. Figuren als Pier- re C u y p e r s en Victor d e S t u e r s w e r d e n g e v o e d d o o r d e R o m a n t i e k en g a v e n e r e e n n a t i o n a l e b e t e k e n i s en inhoud aan. De Stuers w a s in staat o m e e n nationaal m o n u m e n t e n b e - leid o p poten te z e t t e n .

2 1

H e t w a s een reactie o p d e stormach- tige o p k o m s t van d e m o d e r n e industriële s a m e n l e v i n g waarin m e n van alles in r a p t e m p o zag verdwijnen. Het credo w a s veelal ' r e d d e n wat e r nog te redden valt'. In architectonisch opzicht leidde dit tot de z o g e n o e m d e neostijlen, waar d e hang naar traditie duidelijk spreekt. Het is in feite een historische architectuur die de fascinatie voor d e geschiedenis sterk ver- beeldde en de band met het verleden wilde versterken. M a a r het b e p a a l d e o o k de g e b o o r t e van d e m o n u m e n t e n z o r g in Nederland. Het is een r o m a n t i s c h e ideologie die tot doel heeft o m het verleden weer t e laten herleven, zij het met a n a c h r o - n i s t i s c h e m i d d e l e n . D e m o n u m e n t e n z o r g speelt in veel opzichten nog steeds in o p die traditie en dat is ook begrijpe- lijk. Behoud gaat voor vernieuwing w a s nog decennialang het d e v i e s na d e invoering van d e m o n u m e n t e n w e t van 1961. Dat o n t w i k k e l i n g als p a r a d i g m a lastig is v o o r m o n u m e n t e n z o r g w o r d t duidelijk uit een citaat van C e e s P e e t e r s uit 1 9 7 8 :

" R e s t a u r e r e n betekent altijd veranderen en is d u s zeker niet het eerste o o g m e r k van d e m o n u m e n t e n z o r g die uit is o p het behoud van historische w a a r d e n " .

2 2

Z o close als d e architecten C u y p e r s en consorten waren met de n e g e n t i e n d e - e e u w s e m o n u m e n t e n z o r g e r s . zo afstandelijk werd hun relatie in de loop van de twintigste eeuw. Er k w a m een sterke reactie o p die ' t r a d i t i o n e l e ' architectuur en ontstaat er een b e w e g i n g van modernistische architecten die zich sterk afzet tegen d e n e g e n t i e n d e - e e u w s e traditie. A r c h i t e c t e n als Berlage en De Bazel zitten daartussenin. Vanuit de g e d a c h t e dat de toekomst m o o i e r is dan d a t g e n e wat de geschiedenis aanreikt, streeft men naar v e r n i e u w i n g , hetgeen uiteindelijk gestalte kreeg in d e N i e u w e Zakelijkheid. Neostijlen worden d o o r deze modernistische stroming afgedaan als anachronisti- sche kitsch en als oubollig neergezet. M a a r uiteindelijk j a g e n veel modernistische architecten en s t e d e n b o u w k u n d i g e n ook een d r o o m b e e l d (van een rationele orde) na. Overigens wordt die rationele orde nu net zo ter discussie gesteld als de hang naar traditie van d e n e g e n t i e n d e - e e u w s e v o o r g a n g e r s .

2 3

A a n b e v e l i n g

Tellen we d e e e r d e r g e n o e m d e leemtes en tekorten bij elkaar op. dan is e r vanuit twee kanten te weinig oog voor het geheel van objecten en gebeurtenissen van de handelende mens o p het niveau van d e historische binnenstad. O o k al is een huis.

een straat of een b o u w b l o k gesloopt en al zijn d e b e w o n e r s verhuisd of overleden, dan is er nog altijd e e n geheugen dat de basis kan zijn voor een herinnering die verbonden is m e t deze plek, met die bouwlocatie. Het v r e e m d e doet zich voor

dat a r c h e o l o g i s c h e sporen - die meestal vernietigd w o r d e n v a n w e g e e e n n i e u w b o u w p l a n - dat heel c o n c r e e t k u n n e n aantonen, terwijl historische b r o n n e n er ook zijn. maar al te vaak onzichtbaar blijven.

De m e e r w a a r d e van multidisciplinair onderzoek naar een his- torische binnenstad is vooral gelegen in een koppeling tussen o n d e r z o e k van e n e r z i j d s het r u i m t e l i j k - f y s i e k a s p e c t e n anderzijds het sociaal-culturele aspect. Door hier o o k een lan- g e t e r m i j n p e r s p e c t i e f aan te k o p p e l e n , ontstaat e r o o k m e e r inzicht in de g e l a a g d h e i d en de verschillende snelheden waar- mee processen plaatsvinden. Verder dient o o k d e stap tussen onderzoek en o n t w e r p meer aandacht te krijgend-

De belangrijkste aanbevelingen zijn dan ook relatief eenvou- dig en slaan o p twee dingen.

In d e eerste plaats gaat het o m professionals, d u s zowel uit d e wereld van cultuurhistorie als uit d e ruimtelijke ordening, die de discussie over traditie en v e r n i e u w i n g in een historische binnenstad willen aangaan. Daarbij is het cruciaal dat zowel het ruimtelijk-fysieke aspect als het sociaal-cultureel aspect m e e w e e g t en c o m b i n e e r b e i d e a s p e c t e n z o v e e l m o g e l i j k , want ze kunnen niet z o n d e r elkaar. Uiteraard vergt dit veel van o n d e r z o e k e r s , van ontwerpers en met n a m e in de bestaan- de opleidingen moet hier m e e r aandacht voor k o m e n .

In d e t w e e d e plaats moet d i e discussie o o k wel een formele context krijgen. Naar mijn m e n i n g kan dit het beste door in het b e s t e m m i n g s p l a n een c u l t u u r h i s t o r i s c h e paragraaf o p te nemen w a a r m e e cultuurhistorisch onderzoek - in ieder geval in b e s c h e r m d e stads- en d o r p s g e z i c h t e n - kan worden afge- d w o n g e n als b o u w - of sloopvergunningen gaan spelen. Naar analogie van de a r c h e o l o g i e w e t g e v i n g dient dit multidiscipli- naire onderzoek o o k een wettelijke basis te krijgen.

Noten

1

F. van der Ploeg. 'Culturele planologie'. Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 4 (\999) 3.

2

A. Schuurman. 'Venei. muze. vertel. Geschiedenis, ruimte en cultu- reel erfgoed' in M.A.W. Gerding (red.). Belvedère en de geschiede- nis van de groene ruimte. Historiae Agriculturae 33 Groningen/

Wageningen 2003. 9-48.

W. Frijhoff. Dynamisch erfgoed. Amsterdam 2007. 34.

4

De tekst is in aangepaste vorm uitgesproken tijdens een studiedag van de KNOB in de Grote Kerk te Breda op 29 januari 2005. Deze bijdrage is grotendeels gebaseerd op hoofdstuk 7 van mijn disserta- tie W. Hupperetz. Het geheugen van een straat. Achthonderd jaar wonen in de Visserstraat te Breda. Utrecht 2004. Met dank aan D. J.

de Vries voor zijn redactionele commentaar en H.L. Janssen voor eerdere discussies en stimulansen.

5

Het geheugen van een stad is door Frijhoff al eens treffend gedefini-

eerd als het resultaat van een complexe wisselwerking tussen de his-

torische, materiële structuur en infrastructuur van de stad, haar

functies naar binnen en naar buiten en de veelheid aan sociale

praktijken van haar inwoners, mei inbegrip van hun fysieke omgang

met de stad en de zin die ze eraan geven: W. Frijhoff.. ' D e stad en

haar geheugen', in: Sj. Cusveller (red.). Stad! De stad en haar iden-

(9)

titeit, Hoogezand 1994. 29-58, 44.

6

Het gaat dan met name om Erfgoedstudies aan verschillende hoge- scholen en universiteiten en voor onderzoek zijn alle ogen gericht op het nieuw opgerichte erfgoedinstituut C L U E van de Vrije Uni- versiteit Amsterdam, dat het Erfgoed van 'Cultural Landscape and Urban Environment' als aandachtsgebied heeft.

7

Zie de studies van L.A. de Klerk, Op zoek naar de ideale stad, Deventer 1980; F.W, van Voorden. Schakels in stedebouw. Een model voor analyse van de ontwikkeling van de ruimtelijke kwali- teiten van 19

j c

-eeuvvse stadsuitbreidingen op grond van een onder- zoek in Gelderse steden. Zutphen 1983: J. Heeling. H. Meyer en J.

Westrik. Het ontwerp van de stadsplattegrond. De kern van de ste- debouw in het perspectief van de eenentwintigste eeuw. Deel 1, Amsterdam 2002: W. Denslagen. Romantisch modernisme. Nostal- gie in de monumentenzorg. Amsterdam 2004.

x

S.M. Pruys, De paradijsbouwers, anti-kunstzinnige opmerkingen over de gebouwde omgeving. Utrecht 1974.

u

K. Doevendans. en R. Stolzenburg. Stad en samenleving (Groningen 2000).

1 0

Zie: de oratie van de stedebouwkundige H. Bekkering. Intreerede, Delft 1999 en E. Taverne. 'Sleutelen aan een draaiende motor. Ber- nardo Secchi's plan voor Siena'. Archis 12 (1989). 15-21. de histo- risch-geograaf J. Renes. Landschappen van Peel en Maas. Een toe- gepast historisch-geografisch onderzoek in het streekplangebied Noord- en Midden Limburg. Maaslandse Monografieën groot for- maat 9. Leeuwarden 1999. speciaal 495 e.v en P. van Dun. 'Vijftig jaar stedenbouwkundige monumentenzorg' in: P. Don e.a. (red.) In dienst van het erfgoed. Jaarboek Monumentenzorg 1997. Zwolle

1997.167-193.

1 1

Benaming die architectuurcriticus Bernard Hulsman (NRC) gaf in 2004.

1 2

P. van Dun. 'Vijftig jaar stedenbouwkundige monumentenzorg' in:

P. Don e.a. (red.) In dienst van het erfgoed. Jaarboek Monumenten- zorg 1997. Zwolle 1997. 167-193. 174.

!

F.W. van Voorden. Schakels in stedebouw. Een model voor analyse van de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteiten van ^ - e e u w s e stadsuitbreidingen op grond van een onderzoek in Gelderse steden.

Zutphen 1983 en P. van Dun. 'Vijftig j a a r stedenbouwkundige monumentenzorg" in: P. Don e.a. (red.) In dienst van het erfgoed.

Jaarboek Monumentenzorg 1997. Zwolle 1997. 167-193.

J. Heeling. H. Meyer en J. Westrik. Het ontwerp van de stadsplatte- grond. De kern van de stedebouw in het perspectief van de eenen- twintigste eeuw. Deel 1. Amsterdam 2002, 75-77.

5

Zie de publicaties van A.C.F. Koch. Het Bergkwartier te Deventer.

Huizenboek van een middeleeuwse stadswijk tot 1600. Zutphen 1988 en meer recent het onderzoek dat in Utrecht door BBA is uit- gevoerd naar het Driftcluster: Cultuurhistorische Effect Rapporta- ges Utrecht, rapporten juni 2003. Driftcluster, Complex achter Sint Pieter 200, Grachtencluster en A. van Drunen, 's-Heriogenbosch van siraet tot stroom. Zwolle 2006.

'' P. van Dun. 'Vijftig jaar stedenbouwkundige monumentenzorg' in:

P. Don e.a. (red.) In dienst van hel erfgoed. Jaarboek Monumenten- zorg 1997. Zwolle 1997. 167-193. 170 en 191-192.

'"' F. Braudel, Geschiedschrijving. Baarn 1979. 45-84; voor deze drie- deling in de vormen van historisch besef, zie E. Jonker. 'De betrek- kelijkheid van het moderne historisch besef'. Bijdragen en medede-

lingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 111 (1996) 30- 46.

1 8

H. Jansen. 'Braudels drie tijdlagen en de paradox van de dubbele en toch enkelvoudige tijd'. Tijdschrift voor Geschiedenis 116 (2003) 517-535.526-527.

1 9

J. Perry. Wij herdenken dus wij bestaan. Over jubilea, monumenten en de collectieve herinnering. Nijmegen 1999. 111.

:

" W. Denslagen. Romantisch modernisme. Nostalgie in de monumen- tenzorg. Amsterdam 2004. speciaal: 145. 151 en 153.

: i

J. Perry. Ons fatsoen als natie. Viclor de Stuers 1843-1916. Amster- dam 2004.

2 2

W. Denslagen, 'Overleefde schoonheid. Vijftig jaren restaureren en verbouwen' in: P. Don e.a. (red.). In dienst van het erfgoed. Rijks- dienst voor de Monumentenzorg 1947-1997. Jaarboek Monumen- tenzorg. Zwolle 1997,194-215. 195

-

;

W. Denslagen. Romantisch modernisme. Nostalgie in de monumen- tenzorg. Amsterdam 2004. 177.

2 4

Op dit terrein heeft het Projectbureau Belvedère, mede door de aan-

stelling van de Belvedère-hoogleraren, een belangrijke rol gespeeld

en die zou ook na 2009 voortgezet moeten worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Given that a single hole acts as dipolar source, we propose that a linear array of holes with controlled phase can act as a surface plasmon analogue of a phased antenna array.. The

In a HWCVD reactor it is experimentally more feasible to measure the electrical resistance, dissipated power, or thermal radiance of the filament and determine T by comparison to

Het hoofdstuk over erfverharding begint met een opsomming van de algemene punten die van belang zijn bij het verharden van een erf, terwijl daarna wordt in- gegaan op

Effective communication, according to Swick (2003: 276), is communication that builds strong working partnerships between school stakeholders (teachers, management, learners,

Van hem bestaan beelden, geschriften, inscripties, beschrijvingen van tijdgenoten als Cicero en we hebben in het Allard Pierson Museum dus onze kleizegel, die hij met zijn eigen

Drie van de vijf variabelen binnen dit model zijn significant van invloed op deze afhankelijke variabele, te weten de kerndienst (vakken), het personeel (de docenten) en de

ZiJn de liJnsegmenten voorzien van een codering, dit is biJ- voorbeeld het geval wanneer de liJnsegmenten contourliJnen ZiJn, dan worden de liJnen getekend en

Zoals gezien beantwoordde de Hoge Raad deze vraag bevestigend, zij het voor het geval dat de nieuwe eigenaren bezitter te kwader trouw zijn, door een vordering uit onrechtmatige