• No results found

01-06-1993    A.G. van Dijk, N.C. Hilhorst, R.W. van Overbeeke Rapportage eerste tussenevaluatie Perspectief – Rapportage eerste tussenevaluatie Perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "01-06-1993    A.G. van Dijk, N.C. Hilhorst, R.W. van Overbeeke Rapportage eerste tussenevaluatie Perspectief – Rapportage eerste tussenevaluatie Perspectief"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapportage

eerste tussenevaluatie Perspectiefproject

Amsterdam, juni 1993

Van Dijk, Van Soomeren en Partners B . V . A.G. van Dijk

N.C. Hilhorst R. W. van Overbeeke

(2)

Inhoud

1 Inleiding 1

1 . 1 Beschrijving van het project 1

1 .2 Doel van deze tussenrapportage 2

1 .3 Informatiebronnen 2

2 Activiteiten en organisatie 3

2. 1 Beschrijving van de belangrijkste activiteiten 3

2.2 Samenstelling team 3

2.3 Taakverdeling binnen team 4

2.4 Interne overlegstructuur 6

2.5 Locatie en faciliteiten 6

2.6 Het telefonisch meldpunt 7

2.7 Registratie 8

3 Bereik van de doelgroep 10

3 . 1 Omvang en afbakening 1 0

3 . 2 Instroom 12

4 Problematiek 15

4. 1 Inleiding 1 5

4.2 Problematiek bij aanmelding 15

5 Werkwijze 18

5. 1 Inwerkperiode 1 8

5.2 Methode 1 8

5 . 3 Werkdruk 19

6 Samenwerking 21

6. 1 Beleidsniveau 2 1

6.2 Uitvoerend niveau 2 1

6.2. 1 InsteIl ingen samenwerkingsverband 2 1

6.2.2 Andere instellingen 25

6.3 Feitelijke doorverwijzing 29

7 Conclusies, aandachtspunten en aanbevelingen 30

Bijlagen

Bijlage 1: Samenstelling begeleidingscommissie

Bijlage 2: Voorbeeld van registratieformulieren bij intake

(3)

1 Inleiding

1.1 Beschrijving van het project

Het Perspectiefproject is een preventieproject voor Marokkaanse jongens en meisjes in de leeftijd van 10 tot en met 1 7 jaar, die zich in een meervoudige probleemsituatie bevinden. Met dit project wordt beoogd vroegtijdig hulp te verle­

nen aan deze jongeren om te voorkomen dat zij in problemen terechtkomen of dat kleine problemen groter worden. Hierbij gaat het om laagdrempelige hulpverlening op de terreinen onderwijs, gezin, vrije tijd en criminaliteit.

Het Perspectiefproject heeft de volgende drie doelstellingen.

1 Marokkaanse jongeren die een sociale achterstand hebben, zelfredzaam te laten worden zodat marginalisering, waaronder het afglijden in criminaliteit wordt voorkomen.

2 Bevorderen van het positief maatschappelijk functioneren van Marokkaanse jongeren als gevolg daarvan voorkomen van problemen in het gezin, op school en in de vrije tijd.

3 Verbetering van informatie over de Nederlandse multi-etnische samenleving aan Marokkaanse jongeren en ouders.

Om optimaal toegankelijk te zijn voor de jongeren is het project telefonisch 24 uur per dag bereikbaar.

Gedurende een periode van drie jaar wordt het project gefinancierd door de Gemeente Amsterdam en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In deze periode heeft het project een experimentele status.

Het project wordt aangestuurd door een samenwerkingsverband van zes jeugdhulp­

verleningsinstellingen, te weten:

- Sociaal-agogisch Centrum (SaC);

- Psychologisch Pedagogisch Instituut (PPI);

- Stichting Boddaert;

- Jongeren Advies Centrum (JAC);

- Stichting Streetcornerwork (SSCW);

- AJO.

Het SaC treedt op als vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband en is de gemeente Amsterdam (afdeling MGZ) verantwoording verschuldigd voor de uitvoe­

ring van het project. Tevens fungeert het SaC als werkgever van de projectmede­

werkers.

Centraal in de opzet van het project staat de gedachte dat de hulpverlening zoveel mogelijk geboden moet worden door hulpverleners van Marokkaanse afkomst (in dit geval 'mentoren' genoemd). Zij worden geacht zelf hulp te verlenen maar ook begeleiding te bieden bij het inschakelen van deskundige personen en instellingen.

Daarnaast dienen ze actief jongeren op te sporen die tot de doelgroep behoren en contacten te onderhouden met ouders en relevante instellingen.

Per 1 september 1 992 is het project van start gegaan.

Ten behoeve van het project is een begeleidingscommissie ingesteld met de volgen­

de taken:

- toetsing van de voortgang van het project aan de uitgangspunten;

- verantwoordelijkheid voor de evaluatie van het project;

- begeleiding van het evaluatie-onderzoek;

(4)

- signaleren en oplossen van knelpunten.

De leden van de begeleidingscommissie staan vermeld in bijlage 1 .

1.2 Doel van deze tussenrapportage

Het Perspectiefproject wordt geëvalueerd door onderzoeks- en adviesbureau Van Dijk, Van Soomeren en Partners B.V. te Amsterdam. Over de bevindingen wordt gerapporteerd in twee tussenrapportages en een eindrapportage.

De eerste tussenrapportage ligt voor u, de tweede verschijnt medio 1 994 en het eindrapport enkele maanden voor beëindiging van de experimentele fase. In elk van de tussenrapportages worden twee componenten ingebouwd:

- een evaluatie van de voortgang van het project in de voorgaande periode;

- nadere aandacht voor een bepaald aspect.

In deze eerste tussenrapportage wordt speciale aandacht besteed aan de instroom en de werkwijze.

Het onderhavige rapport bestrijkt het eerste half jaar van het project: 1 september 1 992 tot en met 3 1 maart 1 993 . Omdat na een half jaar nog nauwelijks effecten verwacht mogen worden, wordt de nadruk gelegd op de evaluatie van het verloop van het project.

1.3 Informatiebronnen

Bij de evaluatie is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen:

- interviews met projectmedewerkers (coördinator en mentoren);

telefonische enquêtes met sleutelpersonen van de instellingen die het samenwer­

kingsverband vormen en instellingen waarmee het project samenwerkt (leer­

plichtambtenaar, scholen, politie, O.M. , SaC, JAC, SSCW, PPI, Boddaert, AJO, Preventieproject Osdorp, Marokkaanse gemeenschap, stadsdeel Geuzen­

veld/Slotermeer, stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld);

gegevens uit het registratiesysteem van het project;

notulen van teamvergaderingen van het projectteam.

(5)

2 Activiteiten en organisatie

2.1 Beschrijving van de belangrijkste activiteiten De belangrijkste activiteiten van het project bestaan uit:

- via een vindplaatsgerichte werkwijze contact leggen met jongeren die tot de doelgroep behoren;

- begeleiding van jongeren;

- hulpverlening aan jongeren;

- doorverwijzing van jongeren naar jeugdhulpverleningsinstellingen;

- contacten onderhouden met (potentieel) aanmeldende instanties, behandelende instellingen en andere relevante organisaties;

- informatie en advies verstrekken aan ouders.

Daarnaast wordt een klein deel van de tijd besteed aan het begeleiding van jonge­

ren bij hun vrijetijdsbesteding door het verzorgen van huiswerkbegeleiding.

In concreto zien de activiteiten die in het kader van het Perspectiefproject worden ontplooid er als volgt uit:

wanneer een jongere wordt aangemeld legt de mentor zo snel mogelijk contact met de jongere zelf, met de ouders (mits de jongere daar geen bezwaar tegen heeft) en met een leerkracht en houdt gesprekken met hen. Op deze wijze probeert de mentor een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de situatie waarin de jongere verkeert en van zijn of haar problematiek.

Aan de hand van dit beeld wordt door de mentor in overleg met de projectcoördi­

nator besloten of de jongere in aanmerking komt voor hulpverlening door de projectmedewerker of voor hulpverlening door externe instellingen. Als besloten wordt tot begeleiding van de jongere binnen het project, wordt een behandeltraject vastgesteld; als besloten wordt tot doorverwijzing van de jongere naar een externe instelling, blijft het project begeleiding van de jongere verzorgen.

Hulpverlening door het project houdt in dat er afspraken gemaakt worden over gedragsverandering met de jongere en soms ook met de ouders of andere personen uit het sociale netwerk van de jongere. Regelmatig (meestal wekelijks) dient de jongere bij het projectkantoor langs te komen om de voortgang in zijn of haar gedragsverandering te bespreken. Bij deze besprekingen wordt mede gebruik gemaakt van informatie van personen uit het sociale netwerk van de jongere, met wie door de mentor regelmatig contact gehouden wordt.

2.2 Samenstelling team

Bij de start van het project (september 1992) bestond het projectteam uit een coör­

dinator, vier mannelijke mentoren en een administratief medewerkster, die zich vooral met de registratie van de aanmeldingen bezighoudt. Bij de start van het project had de voorbereidingsgroep het idee dat het overgrote deel van de cliënten uit jongens zou bestaan. In de praktijk blijkt dat ook een groot aantal meisjes wordt aangemeld. Als gevolg hiervan wordt het noodzakelijk geacht om een vrouwelijke mentor in dienst te nemen. Met name om contact te kunnen leggen met de moeders van de meisjes en om bepaalde problemen te bespreken (bijvoorbeeld rond het thema seksualiteit). Dit knelpunt is per 1 april 1993 opgeheven door middel van

1 Wanneer de jongere zichzelf aanmeldt, vervalt deze eerste stap natuurlijk.

(6)

job-rotation: een mannelijke mentor van het Perspectiefproject ruilt van arbeids­

plaats met een vrouwelijke collega binnen het Sociaal-agogisch Centrum (SaC), waar het Perspectiefproject onderdeel van uit maakt. Daarnaast is er ook een vrouwelijke vrijwillige kracht, die stage loopt bij het project. Alle teamleden zijn van Marokkaanse afkomst en spreken Nederlands en Arabisch; daarnaast spreken ze hetzij Noord-Berber, hetzij Zuid-Berber. Overigens blijkt de spreektaal bij de cliënten thuis in ruwweg de helft van de gevallen Arabisch te zijn, in ongeveer een kwart van de gevallen Berber. In een enkel geval vormt de taal een probleem; dit kan het geval zijn als de spreektaal thuis Berber is: als dit Zuid-Berber blijkt te zijn, terwijl de mentor alleen Noord-Berber beheerst of omgekeerd, is de commu­

nicatie lastig. Zo'n cliënt wordt dan overgedragen aan een mentor die de vereiste versie van het Berber wel beheerst. Een knelpunt is dat slechts één mentor Noord­

Berber spreekt en de nieuwe vrouwelijke mentor geen Berber spreekt, terwijl veel van de vrouwen alleen Berber spreken.

Alle mentoren op één na werken vier dagen per week; de vijfde dag is bestemd voor opleiding. Eén mentor werkt vijf dagen per week. De stagiaire werkt altijd samen met een mentor.

De coördinator (HBO-MW) heeft een ruime werkervaring als maatschappelijk werker en werkbegeleider. De mentoren (tussen de 22 en 26 jaar) hebben ongeveer 2-3 jaar werkervaring in wisselende settingen (één mentor onder meer als con­

ciërge op een middelbare school met een hoog percentage allochtonen; één mentor als leraar Arabisch (OETC), bij de GDH, bij de Stichting Streetcornerwork, en bij Boddaert; één mentor als medewerker en later als onderwijsbegeleider van Darna en een medewerker als mentor in Darna).

De coördinator heeft expliciet gekozen voor een groep jonge mentoren, die vroeger zelf ook tot de doelgroep van het project zouden hebben behoord, om zodoende een duidelijke voorbeeldfunctie naar de jongeren toe te creëren ten aanzien van ontplooiingsmogelijkheden.

Enkele mentoren zijn zelf uit de buurt afkomstig en er woonachtig; daardoor ken­

nen ze veel Marokkanen in het projectgebied. Bovendien kunnen ze zich goed inleven in de doelgroep, waardoor ze bijvoorbeeld weten hoe ze jongeren uit de doelgroep op hun gemak kunnen stellen.

2.3 Taakverdeling binnen team

De coördinator heeft de volgende taken:

- geven van werkbegeleiding aan de mentoren;

bewaken van de intake;

teamvergaderingen voorbereiden en voorzitten;

evaluaties van het functioneren van medewerkers organiseren;

de organisatie van het project vormgeven, bijvoorbeeld cliënten over mentoren verdelen;

bewaken van de voortgang van het project;

studiedagen organiseren;

- superviseren registratie-systeem;

- contacten met relevante instellingen (netwerk) leggen en onderhouden;

- deelnemen aan externe overlegsituaties;

- overleg voeren over de projectvoortgang met de staf en directie van het SaC;

- incidenteel hulpverlenen aan jongeren en hun ouders;

- voorlichting/externe contacten.

De mentoren hebben de volgende taken:

- hulpverlenen aan jongeren en hun ouders;

(7)

- jongeren doorgeleiden naar andere instellingen;

- gegevens aanleveren voor het registratie-systeem;

- onderhouden van contacten met relevante instellingen, zoals scholen, politie, sportvereniging, Marokkaans oudercomité, netwerkoverleg West, Marokkaanse mentoren van het Nova-college;

- gaan naar vindplaatsen van jongeren die tot de doelgroep van het project beho­

ren (rond scholen, pleinen, snackbars, koffieshops, Sloterpark-zwembad, sport­

vereniging 'Usma');

- één dag per week balie/kantoordienst2;

- schoonhouden kantoor volgens een rooster.

Alle mentoren vervullen de genoemde taken in gelijke mate. Daarnaast hebben ze nog een specifieke taak. Zo voert één mentor iedere dinsdag overleg met de poli­

tie, een andere mentor neemt deel aan het netwerkoverleg West. Eén mentor zit iedere vrijdagmiddag in de kantine van de sportvereniging 'Usma' (hiervan zijn 200 Marokkaanse jongeren lid) en houdt daar een soort inloopspreekuur. De vierde mentor organiseert de huiswerkbegeleiding3• Om verveling van jongeren tegen te gaan (preventie), organiseren de mentoren in schoolvakanties activiteiten op het terrein van de vrije tijdsbesteding, met name sportactiviteiten en activiteiten in het Sloterparkbad.

Daarnaast leveren alle mentoren - op vrijwillige basis - 1 uur per week een bij­

drage aan het project Naschoolse Opvang. Dit project staat los van het Perspectief­

project en richt zich op het verzorgen van een zinvolle vrijetijdsbesteding voor Marokkaanse jongeren. Het is een samenwerkingsproject van het SaC, het Nova­

college4 en het PPI. Op dit moment is er nog geen financiering gevonden voor dit project. Na schooltijd krijgen jongeren huiswerkbegeleiding en worden activiteiten georganiseerd, als voetballen (voetbalvereniging Usma), zwemmen (meisjes), toneel en folkloredans.

Officieel is dit project nog niet van start gegaan, maar mede vanwege de relevantie van dit project voor het Perspectiefproject is hiermee een jaar voor de officiële aanvang reeds gestart. De relevantie voor het Perspectiefproject ligt in het feit dat een deel van de problematiek waar het Perspectiefproject zich op richt, samenhangt met de vrijetijdsbesteding van de Marokkaanse jongeren; men denke hierbij vooral aan het plegen van relatief lichte criminele feiten uit verveling.

De mentoren hebben de ervaring dat de Marokkaanse ouders over het algemeen erg blij zijn met het bestaan van het Perspectiefproject. Het leeftijdsverschil tussen de mentoren en de ouders blijkt volgens de mentoren geen enkele belemmering te vormen. Integendeel, de indruk bestaat dat de ouderen dermate enthousiast zijn, dat ze in toenemende mate zelf een beroep doen op het Perspectiefproject (meestal betreft het relatief simpele verzoeken zoals het vertalen van een brief). Tot op heden voldoen de projectmedewerkers vaak aan dergelijke verzoeken, mits deze snel af te handelen zijn.

In het algemeen bevalt het werk de mentoren erg goed. Het wordt afwisselend gevonden en bevredigend; dit laatste omdat de mentoren merken echt iets voor de aangemelde jongeren te kunnen doen, met name voor de jongere leeftijdsgroep. De reden van een mentor om toch de voorkeur te geven aan een baan binnen een ander onderdeel van het SaC is gelegen in het feit dat hij daar de nachtwachtfunctie

2 Deze taak: is pas enige maanden na de start ingevoerd, toen bleek dat (sinds de verhuizing van het project naar een centrale plek) veel ouderen langskomen om infonnatie en advies in te winnen.

3 Momenteel neemt één mentor de specifieke taak: waar die bij de vacante vierde mentorplaats hoort.

4 Voorheen genaamd de ]. W. Willemsen/Prinses Irene Scholengemeenschap.

(8)

vervult, waardoor hij tijd krijgt om overdag te gaan studeren.

2.4 Interne overlegstructuur

Binnen het Perspectiefproject worden de volgende interne overleggen gevoerd:

- Teamvergadering

Wekelijks houdt het hele team een bespreking, waar de volgende onderwerpen gedetailleerd besproken worden: de cliënten (nieuwe aanmeldingen, voortgangs­

bespreking, doorverwijzing), samenwerking met andere instellingen, werk­

wijze/methodiek.

Van deze vergaderingen worden notulen gemaakt. Het doel van deze bespre­

kingen is werkverdeling, uitwisseling van ervaringen, wederzijdse onder­

steuning, methodiekontwikkeling en deskundigheidsbevordering.

Supervisie per mentor

Een keer per maand houdt de coördinator een werkbespreking met iedere mentor afzonderlijk. Thema's die aan de orde komen zijn de individuele cliënten, de gehanteerde werkwijze en de externe contacten. Het doel is deskundigheidsbe­

vordering en het geven van feedback. De mentoren dienen een maandverslag te maken dat als leidraad voor deze besprekingen fungeert.

Themadagen

Vier tot zes keer per jaar worden themadagen georganiseerd met alle teamleden en eventueel externe deskundigen ten aanzien van het behandelde thema. Het doel van de themadagen is deskundigheidsbevordering van mentoren en metho­

diekontwikkeling. In het eerste half jaar zijn er twee van deze themadagen geweest. Eén was gericht op evaluatie van de projectactiviteiten van dat eerste half jaar en één had als thema 'hoe functioneer je binnen een team'.

Inmiddels vastgelegde thema's zijn: Kinderbescherming, jongeren en financiën, vrijetijdsbesteding en hulpverlening aan meisjes. De volgende themadag vindt plaats in april; vertegenwoordigers van de Kinderbescherming en het steunpunt voor Studiefinanciering komen dan op bezoek.

Evaluatie van teamleden

Halfjaarlijks evalueren mentoren en de coördinator gezamenlijk elkaars functio­

neren. Het doel van deze bespreking is elkaar feedback geven.

Bespreken projectvoortgang binnen het SaC

Een keer in de 3-4 maanden bespreekt de coördinator van het Perspectiefproject met de directeur van het SaC de voortgang van het project. Aan de orde komt de samenwerking met andere instellingen, de doorverwijzing, de gehanteerde methodiek en het proces verloop van het project.

Doel van de besprekingen is bewaking van de voortgang van het project, het bieden van ondersteuning bij de methodiekontwikkeling en het bevorderen van de deskundigheid van de coördinator. Verder voert een staffunctionaris van het SaC wekelijks overleg met de coördinator van het Perspectiefproject om eventu­

ele knelpunten door te nemen en de aanpak van nieuwe cliënten door te spreken.

2.S Locatie en faciliteiten

De eerste maanden was het project gehuisvest in het gebouw van het SaC op het Dsbaanpad; deze plek was niet ideaal omdat dit adres buiten het gebied ligt waar de doelgroep woont of naar school gaat. Per 15 december 1992 maakt het project gebruik van een lokaal op de Louis Couperusstraat 131 in gebouw 'De Leeuw', waarin de nieuwkomers van het Nova-college zijn ondergebracht. Deze locatie bevalt heel goed, omdat die zich middenin de buurt bevindt waar de doelgroep

(9)

woont en dichtbij een aantal scholen waar de doelgroep naar school gaat. Voor jongeren is de plek geschikt: ze kunnen makkelijk langskomen na school. Ook voor ouders is de locatie gunstig, omdat zij het adres kennen van de Marokkaanse buurtraad en het Marokkaanse oudercomité, die van hetzelfde lokaal gebruik maken (maar dan 's avonds). Het project ligt bovendien dicht bij de moskee. Sinds de verhuizing van het project komen er beduidend meer ouderen langs bij het projectkantoor .

De teamleden hebben veel contact met het Nova-college en de leerlingen (naar schatting 40-50% Marokkaanse kinderen). Met de Marokkaanse buurtraad wordt veel samengewerkt (organiseren samen activiteiten in de buurt, geven samen huis­

werkbegeleiding, organiseren sportactiviteiten en nemen deel aan de vrouwen­

commissie). Ook met het oudercomité is het contact goed.

Een minpuntje bij de faciliteiten is dat er voor het project maar één ruimte beschik­

baar is. Zodra men zaken van vertrouwelijke aard wil bespreken met cliënten is er weinig privacy. In de praktijk lost men dit op door aan de conciërge te vragen of er elders in de school een leegstaand lokaal is, dat men mag gebruiken.

2.6 Het telefonisch meldpunt

Van maandag tot en met vrijdag is het project via twee lijnen van 9.00 uur tot 18.00 uur telefonisch bereikbaar op de Louis Couperusstraat. Op deze uren is ook altijd ten minste één mentor aanwezig. Op andere tijdstippen staat een antwoord­

apparaat aan, dat voor dringende gevallen verwijst naar het telefoonnummer van Darna (opvanghuis voor Marokkaanse jongens), onderdeel van het SaC. Een mede­

werker van Darna neemt dan de telefoon aan voor het Perspectiefproject. Als de vragen niet dringend zijn, worden ze door de medewerker van Darna genoteerd en de volgende ochtend doorgegeven aan het Perspectiefproject. Als via Darna echter zeer dringende hulpvragen voor het Perspectiefproject binnenkomen, wordt de projectcoördinator meteen thuis opgebeld; tot nu toe is dit één keer gebeurd. Die keer is de coördinator meteen op huisbezoek gegaan.

In de projectopzet zijn verschillende functies geformuleerd van het telefonisch meldpunt, namelijk aanmelding, het bieden van continue hulp en een informatie­

adviesfunctie voor de Marokkaanse gemeenschap.

Met name scholen en de leerplichtambtenaar maken gebruik van de telefoon om jongeren aan te melden. De meeste jongeren komen als ze problemen hebben naar de Louis Couperusstraat en pakken niet de telefoon.

Met het bieden van continue hulp wordt de 24-uurs bereikbaarheid van het project voor telefonische hulpvragen bedoeld. 's Avonds of 's nachts is er in het eerste half jaar naar schatting een keer of twintig à dertig gebeld. Meestal betreft het informatieve vragen, soms dringende zaken, bijvoorbeeld als de politie een jongere heeft aangehouden. Het is nog niet voorgekomen dat er in het holst van de nacht gebeld werd.

De mentoren vinden het zeer wenselijk dat het project 24 uur per dag telefonisch te bereiken is, omdat jongeren, als ze in problemen terechtkomen, meestal meteen hulp nodig hebben. Je kunt het naar hun gevoelen niet maken om jongeren in een noodsituatie tot de volgende dag te laten wachten. Weliswaar komen dergelijke noodsituaties weinig voor, maar als ze voorkomen, wordt het door de project­

medewerkers erg belangrijk gevonden dat het project meteen bereikbaar is. Het gaat hierbij ook om een psychologisch effect: het is voor de Marokkaanse jongeren een geruststellende gedachte om permanent ergens terecht te kunnen.

Van de derde functie van het meldpunt wordt regelmatig gebruik gemaakt. Meer­

dere keren per dag belt iemand uit de Marokkaanse gemeenschap met een vraag.

(10)

De indruk van de mentoren is, dat deze stroom telefoontjes toeneemt. De verhou­

ding tussen hulp aan jongeren en informatie aan ouderen wordt door een mentor op 80%-20% geschat.

2.7 Registratie

Er wordt gebruik gemaakt van het registratie-systeem van Gausis. Dit is een uitge­

breid software-pakket dat speciaal voor gebruik in de jeugdhulpverlening is ontwik­

keld. Hierin worden onder meer personalia, aanmeldingsgegevens, behandelings­

gegevens, doorstroom- en uitstroomgegevens bijgehouden. Verzoeken van ouderen om informatie worden niet in het registratiesysteem opgenomen. Voor nadere details omtrent de gegevens die geregistreerd worden, wordt verwezen naar bijlage 2.

In principe worden alle aanmeldingsgegevens door de administratief medewerkster ingevoerd. De mentoren voeren echter zelf de gegevens over het verdere verloop van de behandeling in. De coördinator verzorgt de achtervang voor de invoerster en is eindverantwoordelijk. De registratie is beveiligd met een wachtwoord.

De aanmeldingsgegevens worden door de mentoren aangeleverd op speciale formu­

lieren, die de structuur van het registratiesysteem volgen. Bij de start van het project heeft de coördinator elke mentor afzonderlijk instructie gegeven in het gebruik van het registratieformulier en -computersysteem; deze instructie duurde per mentor soms wel vier uur.

Bij het invullen van de formulieren treden enkele knelpunten op: de structuur en de terminologie van het formulier komen niet altijd exact overeen met die van het systeem. Bovendien moeten de meeste gegevens op de formulieren gecodeerd worden aangeleverd door de mentoren. Dit levert hun de nodige hoofdbrekens op, daar er erg veel codes zijn en de codes elkaar lang niet altijd uitsluiten. De mento­

ren raadplegen bij het invullen van de formulieren dan ook dikwijls de admini­

stratief medewerkster of de coördinator. Dit leidt er vaak zelfs toe, dat de mento­

ren de formulieren samen met de administratief medewerkster invullen, terwijl deze de gegevens meteen in het systeem invoert.

In concreto bestaat er bijvoorbeeld onduidelijkheid over de verschillen tussen:

- 'melding via' en 'verwijzende instelling' (zie bijlage 2);

- 'reden van aanmelding' en 'problematiek bij aanmelding'.

Ook wordt door de mentoren belangrijk geachte informatie gemist, zoals:

- wie is de klasseleraar of de contactpersoon op school?

- hoe presteert het kind op school?

- wie is de contactpersoon thuis?

- wat is iemands justitieel verleden (bv. OTS)?

Voorts heerst er onbegrip over het feit dat sommige gegevens diverse malen moeten worden ingevuld; dit geldt bijvoorbeeld voor de persoonsgegevens (een­

maal op het aanmeldingsformulier en eenmaal op het formulier persoonsgegevens).

De onderzoekers hebben de indruk dat een aantal termen aan duidelijkheid te wen­

sen overlaat, bijvoorbeeld:

- 'via';

- 'culturele achtergrond';

- 'primaire leefsituatie'.

Alle medewerkers zijn van mening dat formulier en programma door de grote hoeveelheid aan codes ingewikkeld zijn. Men heeft het idee dat het makkelijker kan. Over het invoeren van de aanmeldingsgegevens van één cliënt doet men nu gemiddeld een half uur tot één uur. Voor een enkele mentor is dit zelfs een reden om op te zien tegen het invullen van de formulieren.

(11)

Enkele mentoren houden er een soort 'schaduw-registratie' op na: in een schriftje of op een notitieblok noteren zij voor zichzelf de benodigde gegevens bij aanmel­

ding, maar ook het verloop in de behandeling.

Geen van de mentoren vult de formulieren in waar de cliënt bij zit. Ze menen dat dit het kweken van een vertrouwensband met de cliënt teveel in de weg staat. Pas als de cliënt vertrokken is, gaat men over tot het noteren van de gegevens. Dit geschiedt soms direct op een registratieformulier , meestal echter via notities in de persoonlijke 'schaduw-registratie'. Bij deze werkwijze doen de mentoren dus een beroep op hun geheugen. Hierbij is het gevaar aanwezig dat de gegevens van een cliënt niet geheel volledig of correct geregistreerd worden. Het invullen van de formulieren aan de hand van de persoonlijke notities wordt veelal pas gedaan op een moment dat er veel tijd beschikbaar is, bijvoorbeeld op de dag dat een mentor kantoordienst heeft.

Tot het aanbrengen van wijzigingen in het systeem is alleen de coördinator bevoegd. De wijzigingen worden altijd samen met een vertegenwoordiger van Gausis doorgevoerd. Over eventuele wijzigingen die de coördinator in het systeem heeft aangebracht, worden de medewerkers hetzij tijdens het wekelijkse team­

overleg ingelicht, hetzij meteen bilateraal tijdens de dagelijkse bezigheden.

In de loop van het eerste half jaar zijn inderdaad enkele wijzigingen aangebracht in het registratiesysteem; er zijn met name codes toegevoegd. Bij de onderzoekers bestaat de indruk dat het toevoegen van codes niet altijd tot een verbetering heeft geleid; soms heeft dit de overlap met bestaande codes juist versterkt.

Eind maart is het programma opnieuw enigszins aangepast. Zo is de mogelijkheid toegevoegd om een zogenaamde 'signalering' in te voeren. Een signalering houdt in dat er een onwenselijk verschijnsel wordt geconstateerd (en geregistreerd), waarbij direct ingrijpen door het project (nog) niet aan de orde is. Zo nodig wordt het optreden van zo'n verschijnsel meteen doorgegeven aan de betreffende instan­

tie. Een voorbeeld van een signalering: toen in het aangrenzende stadsdeel De Baarsjes rond het Mercatorplein acties tegen drugsdealers werden gehouden door de politie, constateerden medewerkers van het Perspectiefproject dat er in het Sloterparkbad dealers verschenen die probeerden Marokkanen van allerlei leeftijden te interesseren voor hun handelswaar. De coördinator heeft de politie hierover ingelicht en dit probleem kon zo in de kiem worden gesmoord. Een ander voor­

beeld van een signalering: stel dat een mentor constateert dat een jongere herhaal­

delijk optrekt met een groep jongeren die slecht bekend staat. Hiervan wordt dan melding gemaakt in de registratie omdat het te verwachten is, dat deze jongere tot de doelgroep van het project gaat behoren.

De registratiegegevens worden eenmaal per week uitgedraaid voor management­

informatie; deze informatie wordt op de wekelijkse teamvergadering besproken.

Er worden regelmatig back-ups gemaakt van de gegevens in het registratie-sys­

teem. Desondanks zijn er ooit enige gegevens kwijtgeraakt, toen de harde schijf van de computer vol bleek. Dit soort verliezen zijn niet te voorkomen met back­

ups. De schade bleef echter beperkt, omdat men de gegevens op de formulieren nog had. Deze worden in een archief bewaard. Informatie van vertrouwelijke aard wordt echter niet op de formulieren gezet; deze informatie is bij die gelegenheid wel deels verloren gegaan. Het bijhouden door de mentoren van persoonlijke aan­

tekeningen is in dit licht een goede zaak: als het systeem onverhoopt niet mocht functioneren, zijn niet meteen alle gegevens verdwenen.

(12)

3 Bereik

van

de doelgroep

3.1 Omvang en afbakening

De coördinator en mentoren beschrijven de doelgroep van het project als volgt:

Marokkaanse jongeren van 9 tot en met 18 jaar, die woonachtig zijn in de stads­

delen Geuzenveld/Slotermeer en Slotervaart/Overtoomse Veld of in die stadsdelen op school zitten. Zware criminelen of drugverslaafden kunnen geen gebruik maken van het aanbod van het project.

Dit stemt niet helemaal overeen met de afbakening van de doelgroep die door de begeleidingscommissie is vastgesteld (zie ook hoofdstuk 1): jongeren van 10 tot en met 17 jaar.

In totaal zijn er tussen 1 september 1992 en 1 april 1993 99 cliënten ingestroomd.

Het merendeel (ongeveer 90 % ) van hen bestaat uit jongens (zie tabel 1).

Tabel 1: Sekse

Sekse Aantal5

Man Vrouw

87 12

Totaal 99

Bij de aanmeldingen blijken twee leeftijdsgroepen veel voor te komen: 12-jarigen, en 16-/17 -jarigen. Er worden daarnaast relatief veel jongeren van 18 jaar aan­

gemeld. Ook zijn er enkele jongeren aangemeld die jonger dan 10 jaar zijn (tabel 2).

5 Er worden in de tabellen geen percentages venneld, omdat die (vrijwel) gelijk zijn aan de absolute aantallen: er zijn immers 99 cliënten.

(13)

Tabel 2: Leeftijd bij aanmelding

Leeftijd Aantal

7 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 26 jaar 51 jaar Onbekend Totaal

De coördinator stelt niet snel afwijzend te reageren, vanwege het feit dat het Perspectiefproject een laagdrempelige voorziening is, er geen alternatieven voor deze jongeren zijn en de projectmedewerkers moeilijk 'nee' kunnen zeggen6•

1 2 2 5 13 6 4 6 17 18 12 7 2 1 1 2 99

Als jongeren van 18 jaar of ouder aankloppen bij het project dan geven de mento­

ren 1 of 2 keer informatie of advies of worden de jongeren doorverwezen naar andere instanties; in geen geval gaat men op huisbezoek. Welke procedure precies bij jongeren van 18 jaar en ouder gevolgd wordt, hangt af van de problemen waar­

mee de jongeren komen: betreft het gebrek aan werk of huisvesting dan worden de regelingen op het betreffende terrein uitgelegd, waarna de jongere wordt door­

verwezen naar respectievelijk het arbeidsbureau of de GDH en een woningcorpo­

ratie. Betreft het een relatief zware vorm van crimineel gedrag, dan zijn er weinig mogelijkheden tot doorverwijzen. Voor dergelijke gevallen kijken de project­

medewerkers vooral uit naar het moment waarop het project Nieuwe Perspectieven van start gaat, dat zich op jongeren met zwaardere problematiek richt. Het

Perspectiefproject zal dan naar verwachting ontlast worden wat betreft de zwaarte van de problemen. Ook verwachten de projectmedewerkers dat de bovengrens van de leeftijdsafbakening dan vanzelf makkelijker te handhaven zal zijn, omdat de zwaardere problematiek juist voorkomt bij oudere jongens. Tot het moment dat het

6 Men heeft zich bij het project vooral in de beginfase laten leiden door het streven naar kweken van goodwill en een gunstige beeldvonning bij de Marokkaanse gemeenschap. Hier spelen diverse over­

wegingen mee, die het best te illustreren zijn aan de hand van voorbeelden. Als een gezin al eens een jongere heeft aangemeld, die binnen de doelgroep valt en tot ieders volle tevredenheid geholpen is, nogmaals een jongere aanmeldt die net niet binnen de doelgroep valt, vinden de projectmedewerkers dat je moeilijk kunt weigeren. Het is lastig te verkopen dat je het ene kind wel helpt en het andere niet. Een ander voorbeeld: een vader waarvan al eens een kind via het project geholpen is en die daarbij alle medewerking verleend heeft, komt later nog eens met het verzoek om hem met een brief voor hemzelf te helpen. In dat geval vindt men bij het project dat de vader hen terwille is geweest door te doen wat ze vroegen bij de behandeling van zijn kind; derhalve kun je op het tweede verzoek moeilijk afwijzend reageren.

(14)

project Nieuwe Perspectieven van start gaat, heeft men intern afgesproken tijdelijk te trachten ook de jongeren die eigenlijk tot de doelgroep van Nieuwe Perspec­

tieven behoren, te helpen.

Overigens blijkt uit de gesprekken met de projectmedewerkers dat er onduidelijk­

heid bestaat over de precieze afbakening van de problematiek, met name als het om criminaliteit gaat. De richtlijnen voor het project zijn op dit terrein niet nauw­

keurig omschreven: waar begint zwaardere criminaliteit en waar houdt lichte op?

In ieder geval worden geen jongeren aangenomen die lid zijn van georganiseerde criminele groepen.

3.2 Instroom

Er hoeft nauwelijks moeite gedaan te worden om cliënten te laten instromen: de aanmeldingen komen naar het idee van de mentoren als vanzelf. De inwerkperiode van het Perspectiefproject werpt hier kennelijk vruchten af. Deze is namelijk tevens benut om de bekendheid van het project te bevorderen. Dit heeft ertoe geleid dat de medewerkers naast hun reguliere activiteiten die de instroom bevorde­

ren haast geen nadere wervingsactiviteiten meer nodig achten.

Om de instroom te bevorderen hebben de mentoren regelmatig (in de meeste gevallen zelfs wekelijks) contact met hun vaste externe contactpersonen (politie, netwerkoverleg West, scholen). Via deze mensen komt een deel van de aanmel­

dingen binnen. Verder gaan de mentoren naar de zogenaamde vindplaatsen toe. Dit zijn locaties waar Marokkaanse jongeren, die horen tot de doelgroep van het pro­

ject, zich plegen op te houden. Men denke hierbij aan schoolpleinen, het Sloter­

parkbad, snackbars, koffieshops, sportvereniging 'Usma' en het project Naschoolse Opvang (zie hoofdstuk 2 voor een uitleg van dit project).

In tabel 3 wordt bezien hoeveel aanmeldingen er per maand zijn binnengekomen.

Tabel 3: Aantal binnengekomen meldingen per maand

Maand Aantal

September 1992 Oktober 1992 November 1992 December 1992 Januari 1993 Februari 1993 Maart 1993 Onbekend Totaal

In de instroomcijfers is een daling te zien in de maanden februari en maart. De medewerkers van het project verklaren dit uit het feit dat het toen ramadan was.

Als iemand steelt tijdens de ramadan is de straf 'eeuwig branden in de hel'.

Er zijn tot eind maart 40 jongeren afgewezen. Redenen om iemand af te wijzen zijn:

- valt buiten de leeftijdsgrenzen;

- niet woonachtig of schoolgaand binnen het projectgebied;

10 20 11 15 15 6 9 13 99

(15)

- te zware problematiek;

- de cliënt wil niet geholpen worden;

- de cliënt verblijft illegaal in Nederland.

Van 81 van de 99 cliënten is bekend op welke wijze ze ingestroomd zijn. Bijna eenderde (31 % ) van deze 81 cliënten wordt niet via een organisatie aangemeld.

Een deel van deze groep jongeren meldt zichzelf zonder tussenkomst van personen aan. Een ander deel van de aanmeldingen vindt plaats via ouders, vrienden of kennissen. De Marokkaanse (buurt)raad of het Marokkaans oudercomité maken de Marokkaanse volwassenen attent op de mogelijkheid van het Perspectiefproject;

ook via de moskee horen volwassenen over het project.

Wanneer aanmelding wel via een organisatie plaatsvindt (in tweederde van de 8 1 bekende gevallen), gebeurt dit meestal door een onderwijsinstantie of een justitiële instantie. Het betreft hier de zogenaamde externe contacten (politie, Netwerkover­

leg West, scholen). Opvallend is dat er via het samenwerkingsverband weinig aanmeldingen zijn binnengekomen.

De instanties of personen die de jongeren hebben aangemeld worden, staan weer­

gegeven in tabel 4.

(16)

Tabel 4: Aanmeldende instantie Instantie

Onderwijsinstanties - Nova-college - Mondriaanl yceum - Erasmusschool - Patrimonium

- Bureau leerplichtzaken - Andere onderwijsinstellingen

Geen organisatie - Cliënt zeI f

- Familie, vrienden, kennissen - Overig ongeorganiseerd

Justitiële instanties - Jeugd- en Zedenpolitie - Politie Slotermeer

- Andere justitiële instanties

Eigen organisatie (d.w.z. Marokkaans) - 'Usma' (Marokkaanse sportvereniging) - Overige eigen organisaties

Financiële hulporganisaties - Studiefmanciering

- Overige fmanciële organisaties

Jeugdhulpverlening - Preventieproject Osdorp

Gezondheidszorg - Riagg Nieuw West Huisvestingsorganisaties Overige organisaties Onbekend

Totaal

Aantal aanmeldingen 30 1 1 10 1 1 1 6

25 17 1 7 12 9 1 2 6 1 5 3 2 1

2 2

1 1 1 1 18

99

Opvallend in de tabel is dat het Nova-college en het Mondriaanlyceum bij de onderwijsinstanties een groot aandeel in de aanmeldingen leveren, terwijl de andere scholen in het projectgebied nauwelijks cliënten lijken aan te melden. Dit kan met de wijze van registreren te maken hebben, of met de werkwijze/afspraken. Wel is een aantal jongeren doorverwezen naar de Montelbaen.

Het aantal jongeren dat, volgens de registratie, door familie (ouders) wordt aange­

meld, is zeer gering.

(17)

4 Problematiek

4.1 Inleiding

De mentoren schetsen het volgende algemene beeld van de problematiek van Ma­

rokkaanse jongeren in Nieuw-West. De jongeren zijn min of meer gedwongen veel op straat te verblijven, omdat het thuis vrij krap bemeten is vanwege de relatief grote omvang van de doorsnee Marokkaanse gezinnen. De jongeren kunnen thuis om die reden ook hun huiswerk niet makkelijk maken: ze kunnen zich niet concen­

treren, er is geen plek waar ze rustig kunnen zitten.

Op straat is er voor hen weinig vertier. Ze zoeken dus zelf vertier, meestal door rond te hangen op plaatsen waar iets te beleven valt, bijvoorbeeld bij winkels. Als ze daar eenmaal zijn, bestaat de verleiding om koopwaar te stelen. Het feit dat ze weinig of geen zakgeld krijgen van hun ouders, maar wel graag willen meedoen met de Nederlandse levensstijl om er helemaal 'bij te horen', versterkt deze ver­

leiding.

Wanneer ze zich op straat bevinden, komen ze onder meer in aanraking met oudere Marokkaanse jongens, die zich op het criminele pad hebben begeven. Het komt dan ook voor dat de jongere Marokkaanse jongens door de oudere jongens min of meer geronseld worden om hand- en spandiensten te verrichten. Als ze daar eenmaal aan hebben meegewerkt, is afglijden naar de criminaliteit bijna onafwend­

baar.

Uit deze schets moge blijken dat de problemen zich op diverse gebieden kunnen afspelen: geen plaats thuis (onder meer voor het maken van huiswerk), gebrek aan vertier, weinig of geen eigen geld, vatbaarheid voor criminele contacten op straat.

De activiteiten van het Perspectiefproject grijpen op vrijwel al deze probleem­

gebieden aan: er wordt huiswerkbegeleiding geboden (op school na schooltijd), sport georganiseerd, zonodig met de ouders over zakgeld gepraat (indien hun inkomenssituatie dit toestaat) en naar de vindplaatsen op straat gegaan. De mate waarin deze probleemgebieden bestreken worden, verschilt: zo is voor het organi­

seren van vrije tijd eigenlijk maar een paar uur per week beschikbaar, maar voor het gaan naar vindplaatsen veel meer.

4.2 Problematiek bij aanmelding

Volgens de coördinator zijn de belangrijkste redenen van aanmelding school­

verzuim, verwijdering van school, problemen met ouders, verveling, politie­

contacten, gebrekkige vrije tijdsbesteding, nieuwkomersproblematiek, geldgebrek problemen met verblijfsvergunning, studiefinanciering of sociale dienst. In de volgende tabel worden registratiegegevens over de problematiek bij aanmelding gepresenteerd.

(18)

Tabel 5: Problematiek na eerste inventarisatie Probleemomschrijving

Scholing

Relationele problemen in scholingssituatie Spijbelen

Zoekt infonnatie m.b.t. scholing Van school verwijderd

Motivatie Analfabetisme

Betalingsproblemen m.b.t. opleiding Moeilijkheden met studietempo Toelatingsproblemen

Onbekend

Justitie/politie

Vertoont crimineel gedrag

Aangehouden op verdenking misdrijf Vertoont structureel crimineel gedrag Bemiddelingsvraag parket

Problemen m.b.t. voogdij/OTS/plaatsing onbekend

Vrije tijdsbesteding

Weet niet met vrije tijd om te gaan Verveelt zich

Wijze van tijdsbesteding veroorzaakt problemen Geen geld voor vrije tijdsbesteding

Onbekend

Financiën

Invullen van fonnulieren

Verkrijgen van inkomen, uitkering, subsidies etc.

Te laag inkomen

Conflicten met uitkerende instanties

Huisvesting

Problemen met vinden van een woning Geen huisvesting na weglopen onbekend

Gezondheid

Problemen door ziekte/ongeval Lichamelijke klachten

Problemen met zelfredzaamheid Psychische verwaarlozing

Relationele omgeving

Problemen met ouders Dominante rol in leefsysteem Problemen met familie

Werk

Problemen met het vinden van werk

Totaal ('TI personen)

Aantal

49 12 12 6 5 4 3 2 2 1 2

24 11 8 3 1 1 1

17 8 4 3 1 1

11 6 3 I I

6 4 1 I 4

8 6 I I 1

120

Van 97 van de 99 cliënten is de problematiek bekend. Per cliënt kunnen er op diverse terreinen (de zogenaamde leetbaarheidsgebieden) problemen bestaan. Er zijn 21 cliënten die op meerdere terreinen problemen hebben, (namelijk achttien

%

41 10 10 5 4 3 3 2 2 2

20 9 7 3

14 7 3 3

9 5 3 I

5 3 I I 3

6 5

1

100

(19)

cliënten op twee terreinen, drie op drie terreinen). Dit verklaart waarom het totaal aantal problemen op 120 uitkomt.

Bij de aanmelding blijken veel van de problemen (40%) in de school situatie te liggen of met criminaliteit te maken hebben (20% ). Ook op het gebied van vrije tijdsbesteding (14% ) en financiën (9%) komen regelmatig problemen voor. Proble­

men op het relationele gebied, op huisvestingsgebied en op gezondheidsgebied zijn relatief weinig geregistreerd (elk ongeveer 5%). Problemen op het gebied van werk komen nauwelijks voor (1 % ).

De reden van aanmelding zegt overigens alleen iets over het 'symptoom' waarmee iemand terechtkomt bij het project. Zodra er vervolggesprekken door de mentor met de jongere of met diens ouders en leerkrachten worden gevoerd, blijkt veelal dat de achterliggende problematiek van complexere aard is. Na een aantal contac­

ten kan blijken dat het probleem zelfs van geheel andere aard is.

Uit de interviews met de mentoren komt naar voren dat bijvoorbeeld geldgebrek een vaker voorkomend probleem is dan uit de registratie valt op te maken. Regel­

matig komt een situatie voor, waarin de jongere geen of weinig zakgeld krijgt van de vader, omdat diens inkomen krap is en daarvan bovendien nog familie in Marokko ondersteund wordt. Bovendien moet de jongere het geld dat hij of zij bijverdient met een krantenwijk of iets dergelijks veelal afdragen aan de vader.

Dergelijke problemen komen pas na enige behandel tijd aan het licht.

Verder blijken ook bijna alle jongeren andere problemen in de thuissituatie te hebben. Deze problemen komen pas boven tafel als een mentor een vertrouwens­

relatie met een jongere heeft opgebouwd.

(20)

5 Werlcwijze

5.1 Inwerkperiode

Voorafgaand aan de start van het project is er een inwerkperiode van twee maanden geweest (1 juli - 1 september 1992). In die tijd zijn de projectmedewer­

kers iedere dag op bezoek geweest bij relevante organisaties om een sociaal net­

werk op te bouwen en afspraken te maken over doorverwijzing. Een ander doel dat met deze bezoeken werd gerealiseerd, was het vergroten van de bekendheid van het project; naast het afleggen van bezoeken werden hiertoe ook folders verspreid.

Voorts heeft in de inwerkperiode een training van de mentoren plaatsgevonden door middel van het uitspelen van scènes onder leiding van een maatschappelijk werker. Op die wijze werd bijvoorbeeld geoefend hoe de mentoren konden omgaan met ouders .

5.2 Methode

De werkwijze van het project wordt door de coördinator en de mentoren zelf ont­

wikkeld, aan de hand van relevante literatuur, eerdere ervaringen en signalen van ouders en jongeren. De methode is in continue ontwikkeling en erop gericht de jongeren vanuit de Marokkaanse gemeenschap een plek te laten vinden in de Nederlandse, multi-etnische samenleving. Het betreft een flexibele werkwijze, waardoor ingespeeld kan worden op veel verschillende situaties en omstandig­

heden. De methodiek wordt ontwikkeld en overgedragen aan de teamleden via voorbesprekingen, evaluaties en werkbegeleiding.

De coördinator van het Perspectiefproject stelt dat de aanpak bestaat uit de volgen­

de kenmerken:

- Vindplaatsgericht werken

Mentoren wachten niet totdat jongeren zichzelf aanmelden of totdat instanties dit doen. Ze gaan structureel naar de plaatsen waar groepen Marokkaanse jongeren zich bevinden, zoals onder andere scholen, pleinen, zwembad, koffieshops, snack­

bars en voetbalvereniging 'Usma' . - Snel reageren (contact leggen)

Als een aanmelding van een jongere binnenkomt, bijvoorbeeld via de politie of ouders tracht een mentor van het project binnen 1 dag contact op te nemen met de betreffende jongere en zijnlhaar ouders. Verteld wordt wat de mogelijkheden van het project zijn en samen met de jongere/ouders wordt bekeken welke hulp

geboden kan worden. Het project tracht een probleem doeltreffend af te handelen.

Als ze zelf geen mogelijkheden hebben om een bepaald probleem op te lossen verwijzen ze jongeren door naar de meest geëigende instantie. Hiertoe is bij aan­

vang van het project een 'sociale kaart' samengesteld, waarin adressen en telefoon­

nummers van relevante instanties staan vermeld . - Duidelijke afspraken maken

Met een jongere worden duidelijke concrete afspraken gemaakt, waar hij/zij zich aan dient te houden, bijvoorbeeld ten aanzien van school . De medewerkers hante­

ren het middel van belonen en straffen. Bijvoorbeeld: als een jongere naar school gaat en op tijd komt, dan tracht een mentor de vader ertoe te bewegen zijn zoon iets meer zakgeld te geven, bij wijze van beloning. Als de jongere niet meewerkt, wordt door de mentoren bijvoorbeeld op diens geweten ingepraat. De situatie in Nederland wordt vergeleken met die in Marokko, waaruit men de jongere de

(21)

conclusie laat trekken dat hij het in Nederland toch erg goed heeft. Vervolgens wordt de jongere erop gewezen dat hij weinig gebruik maakt van de (ten opzichte van Marokko) extra mogelijkheden in Nederland om een normaal bestaan op te bouwen en dat hij daarmee zijn vooruitzichten aan het verspelen is. De vader zet dergelijke argumentaties ongevraagd vaak kracht bij door te dreigen met het naar Marokko sturen van de jongere.

Ook wordt met de jongere afgesproken wat de medewerkers van het project zullen gaan doen.

- Ouders betrekken bij hulpverlening

Een belangrijk uitgangspunt van de werkwijze is dat de medewerkers van het project met de ouders samenwerken om het gesignaleerde probleem op te lossen.

Mentoren gaan naar het gezin toe om over de problemen te praten. Ze presenteren zich niet als hulpverlener, die het probleem wel voor hen zal gaan oplossen. Ze trachten daarentegen samen met ouders en jongeren een probleem op te lossen.

- Inschakelen relevant netwerk

Naast ouders worden bijvoorbeeld ook scholen ingeschakeld bij de hulpverlening aan jongeren. Met scholen worden duidelijke afspraken gemaakt om te voorkomen dat jongeren school verzuimen of van school gestuurd worden.

- Vertrouwensrelatie opbouwen

Het project tracht zowel met een jongere als zijn/haar ouders een vertrouwens­

relatie op te bouwen. Belangrijk hierbij is dat de mentoren, naast Nederlands, allen Arabisch en/of Berber spreken en de culturele achtergrond kennen. Dit vormt een wezenlijk onderdeel van de laagdrempeligheid.

Verder is van belang dat als iemand om hulp vraagt, deze niet geweigerd wordt.

Mensen worden altijd serieus genomen. Indien mogelijk gaan de mentoren mee naar andere (hulpverlenende) instanties .

- Werken met vaste mentor

Iedere jongere heeft een vaste, eigen mentor, waarmee hij/zij intensief contact heeft (meestal eenmaal per week).

- Nazorg

De projectmedewerkers mogen officieel tot drie maanden na uitstroom aan een cliënt nazorg verlenen. In veel gevallen (bijvoorbeeld simpele informatieve vragen, zoals: 'Ik was mijn OV-studentenkaart vergeten in de tram en ben aangehouden, wat moet ik nu doen?' ) is dit niet nodig, in een enkel gevallen is een langere periode van nazorg nodig.

Overigens houden de mentoren regelmatig contact met hun externe contactperso­

nen, ongeacht of bij die bewuste instelling (bijvoorbeeld school, politie) een cliënt van het Perspectiefproject rondloopt. Op die manier wordt ook na de termijn van drie maanden snel bekend of een jongere eventueel terugvalt in probleemgedrag.

5.3 Werkdruk

De coördinator stelt dat het heel druk is. Meestal werkt hij ongeveer 50 uur per week. Met name maandag, dinsdag en donderdag zijn drukke dagen.

De meeste mentoren hebben in het eerste half jaar ongeveer 20 tot 25 jongeren begeleid, de mentor die vijf dagen werkt meer (34). Dit brengt de caseload per mentor op tenminste 40 à 50 jongeren per jaar. Het streven was om in het eerste jaar iedere mentor 20 jongeren te laten begeleiden, in de volgende jaren zou dat

aantal oplopen tot 35 - 40 jongeren per mentor.

De mentoren melden dat ze de werkdruk als hoog ervaren, zij het nog niet te hoog.

Een mogelijk nadeel van het feit dat enkele mentoren in het projectgebied wonen, is dat mensen ook in privé-tijd dikwijls een beroep op deze mentoren doen, bij-

(22)

voorbeeld 's avonds op straat of in koffiehuizen. De mentoren reageren in die gevallen meestal met het verzoek om de volgende dag op het projectkantoor langs te komen. Ook bij hun vrije tijdsbesteding, met name bij het sporten? komen deze mentoren vaak in aanraking met de jongeren die tot de doelgroep van het project behoren. Dat biedt natuurlijk voordelen voor het project, maar kan ook nadelig werken in die zin dat werk en vrije tijd van de mentoren door elkaar lopen: het werk houdt nooit op . De betreffende mentoren vinden dat op dit moment geen bezwaar.

Overigens geldt voor alle projectmedewerkers (coördinator en mentoren) dat ze weinig vrije tijd over houden. Dit vormt wel een belasting, aangezien het meren­

deel van hen naast het werk een opleiding volgt, waarvoor thuisstudie is vereist.

Het huiselijk leven en de eigen vrije tijdsbesteding komen weleens in het gedrang.

7 Deze mentoren voetballen zelf, maar geven ook voetbaltraining op vrijwillige basis. Dit geschiedt weliswaar grotendeels buiten het project om, maar het organiseren van dit soort activiteiten is wel afgesproken door de projectmedewerkers in het kader van het project Naschoolse Opvang.

(23)

6 Samenwerking

6.1 Beleidsniveau

Voor de uitvoering van het Perspectiefproject is een samenwerkingsverband geslo­

ten tussen het SaC, AlO, PPI, JAC, SSCW en Boddaert. Deze partijen onder­

schrijven het 'Werkplan van het Perspectiefproject' en garanderen een snelle door­

stroming van jongeren die via het project aan de instelling worden aangemeld . Verder i s ten behoeve van de aansturing van het project een stuurgroep samen­

gesteld, bestaande uit vertegenwoordigers op beleidsniveau van de zes instellingen die het samenwerkingsverband vormen. Deze stuurgroep is verantwoordelijk voor ontwikkeling, functioneren en de continuïteit van het project. De stuurgroep heeft tevens een adviserende en beleidsondersteunende taak.

In de beginfase is de stuurgroep 2-3 keer (maandelijks) bij elkaar gekomen. De frequentie van bijeenkomsten is daarna afgenomen tot 1 keer in de 2 à 3 maanden.

Een knelpunt is dat het heel lastig is om een datum te vinden voor een afspraak waarop alle betrokkenen aanwezig kunnen zijn. Bovendien vinden er veel afmel­

dingen plaats vlak voor een geplande bijeenkomst. Dit heeft men nu getracht te ondervangen door het SOJA (Stichting Overleg Jeugdhulpverlening Amsterdam) de leiding en het secretariaat van de stuurgroep op zich te laten nemen.

In de bijeenkomsten is onder andere gesproken over de knelpunten rond door­

verwijzing. Met de stuurgroepleden is afgesproken dat medewerkers van het Perspectiefproject contacten gaan onderhouden met de verantwoordelijke uitvoer­

ders van de samenwerkingspartners binnen het betreffende stadsdeel . De lijnen worden hierdoor korter, waardoor het mogelijk moet zijn om sneller door te verwijzen.

6.2 Uitvoerend niveau

6.2.1 Instellingen samenwerkingsverband

JAC

Ter wederzijdse kennismaking hebben medewerkers van JAC en het Perspectief­

project bij het begin van het project presentaties verzorgd over de eigen organisa­

tie.

Met het JAC is - als partner van het samenwerkingsverband - afgesproken dat jongeren van het Perspectiefproject binnen korte termijn doorverwezen kunnen worden. Hiertoe kunnen de projectmedewerkers op het open spreekuur van het JAC terecht; de mentor komt dan met de cliënt mee. Criteria voor verwijzing naar het JAC zijn voornamelijk: als plaatsing gewenst is (met name bij project Begeleid Wonen, een opvangcentrum of een crisiscentrum) of als er juridisch advies nodig is. Het Perspectiefproject kan ook doorverwijzen als er bij de behandeling van een jongere meer aan de hand blijkt dan het project kan behandelen.

Er is afgesproken dat het JAC omgekeerd ook jongeren doorverwijst naar het Perspectiefproject, of mentoren betrekt bij de behandeling van jongeren voor wie dat relevant geacht wordt. Criteria voor al dan niet doorverwijzen zijn: Marok­

kaanse afkomst, leeftijd, de mate van ontwrichting van het gezin waaruit de jongere afkomstig is, problematiek van de jongere (bijvoorbeeld (bijna-)zwervende jongere wordt door JAC niet naar Perspectiefproject doorverwezen). Er is afge­

sproken dat de precieze grenzen van ontwrichting en problematiek uit de praktijk

(24)

moeten blijken.

Het JAC stelt nadrukkelijk ervoor te waken dat de eigen medewerkers de mentoren van het project als tolk gaan gebruiken of het project een 'vuilnisbakfunctie' toe­

kennen (iedereen die moeilijk te behandelen is naar het project verwijzen) . Omge­

keerd verwacht het JAC evenmin als vuilnisbak te fungeren voor het project.

Verder is overeengekomen dat het eerste half jaar als proef zou dienen; daarna zou de samenwerking geëvalueerd worden en zouden de afspraken nader gepreciseerd worden. Deze evaluatie zal binnenkort plaatsvinden.

Binnen het J AC is er een vaste contactpersoon voor het project. Er zijn vijf J AC­

teams in Nieuw-West. Er was afgesproken dat er in elk van deze teams een con­

tactpersoon aangewezen zou worden als er een groot aantal doorverwijzingen van het Perspectiefproject naar het JAC zou plaatsvinden. Dit is in het eerste half jaar nog niet nodig geweest.

Er zijn tot nu toe nog niet veel jongeren door het Perspectiefproject naar het JAC verwezen. Voor zover bij het Perspectiefproject bekend, is dit twee keer gebeurd.

Het JAC had de verwachting dat er meer doorverwijzingen over en weer zouden plaatsvinden. De coördinator van het project stelt dat het Perspectiefproject uithuis­

plaatsingen zoveel mogelijk wil voorkomen. Verwijzen naar het JAC betekent vaak uithuisplaatsing. De ouders reageren vaak terughoudend als een eventuele doorver­

wijzing naar het JAC ter sprake komt.

Bij doorverwijzing naar het JAC komt het voor dat een jongere niet geplaatst kan worden. Volgens het JAC heeft dit als achtergrond, dat het JAC zelf alleen infor­

matie en advies verstrekt. Plaatsing door het JAC gebeurt altijd bij andere instel­

lingen, bijvoorbeeld bij een project Begeleid Wonen, bij een opvangcentrum of bij een crisiscentrum. Het JAC kan niet altijd garanderen dat er plaats is bij die andere instellingen. Dit onder meer omdat het Perspectiefproject geen plaatsingsbevoegd­

heid heeft. Maar ook het JAC zelf kan niet altijd terecht bij de betreffende instel­

lingen.

Een andere verklaring voor moeilijke plaatsbaarheid via het JAC, is dat het aanbod van het JAC soms niet passend is voor de problematiek van de jongere. Het JAC heeft bijvoorbeeld niets te bieden voor een illegale jongere en evenmin voor een jongere ouder dan 1 8 jaar en verstoten door de familie. Het gaat hier overigens om een restgroep die bij vrijwel geen enkele instelling terecht kan.

Bij het doorverwijzen door het JAC naar het Perspectiefproject treedt eveneens een knelpunt op. Het JAC moet voor de door te verwijzen jongere een afspraak maken met een mentor van het project. Vaak echter hebben de mentoren van het project het z6 druk, dat een afspraak niet binnen een week te realiseren is. Of men belooft dat het project binnen een week contact met de jongere opneemt, terwijl dit niet waargemaakt wordt. Voor een jongere is een week wachten vaak erg lang, zeker als men in een crisissituatie zit.

Terugkoppeling over en weer vindt niet op gestandaardiseerde wijze plaats; vorm en frequentie hangen af van de hulpverlener en van de aard van de problematiek.

Het JAC vindt het wenselijk ten aanzien hiervan een standaardprocedure af te spreken. Overigens bestaat bij het JAC de indruk dat de medewerkers van het Perspectiefproject meer geneigd zijn tot terugkoppeling dan de medewerkers van het JAC.

Het JAC meldt behoefte te hebben aan een uitwisseling van de verwachtingen over en weer. Van beide kanten is er niet voldoende duidelijkheid over elkaars hulp­

aanbod: men weet niet precies van elkaar wat men doet. Er is (dan ook) geen routine ontstaan om naar elkaar door te verwijzen. Het JAC maakt in dit verband melding van een soort 'uit het oog, uit het hart-effect' . Het zou wenselijk zijn als de kennismaking hernieuwd werd en het contact meer inhoudelijk uitgediept.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tacten zijn. Integendeel, zeker wanneer meerdere leerlingen van een school behoren tot de cliëntèle van het project zijn de contacten intensief. Soms leidt dit ook

Van degenen die de voorzieningen hebben opgemerkt, is het merendeel (60-70% ) op de hoogte van de precieze plaats waar deze zich bevinden; dit geldt voor zowel camera's

Leerlingbegeleiders zijn niet op de hoogte gesteld van de afspraak in welke gevallen jongeren naar het project kunnen worden doorverwezen.. Een belangrijke bevinding van

De rol van de Marokkaanse gemeenschap in het project Nieuwe Perspectieven voor Jongeren op Achterstand.. Stedelijke Mar kkaanse Raad

Door één van de deelnemers wordt gesuggereerd een tijdje te experimenteren met portofoons van de S.P.; deze zijn krachtiger omdat ze bedoeld zijn voor zenden vanuit treinen,

De problemen van de cliënten spelen zich af op (één van) de terreinen politie, school, gezin en vrije tijd. Het PMl richt zich op jongeren met een 'lichte of beginnende

gramma's van het PPI voor leerplichtige jongeren die niet naar school gaan), dient doorverwijzing onder begeleiding plaats te vinden. Om tot een oplossing van problemen te komen is

derlijk verantwoordelijk voor de taken die door de eigen instelling in het kader van het project moeten worden uitgevoerd. In iedere deelnemende instelling zijn de taken in het