• No results found

Nota Verblijfsrecreatie Gemeente Utrechtse Heuvelrug

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nota Verblijfsrecreatie Gemeente Utrechtse Heuvelrug "

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nota Verblijfsrecreatie Gemeente Utrechtse Heuvelrug

(2)

Colofon

Opdrachtgever

Gemeente Utrechtse Heuvelrug Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling Postbus 200

3940 AE DOORN

Gemeentelijk projectleider Jacomijn Hemmen-Schuil Projectgroep

Evert Beukhof Koos Vermaat Germt Medema Alfons Mulder Remco Jutstra Dennis van Kessel Suzanne Roverts Hette van der Zee Opdrachtnemer Grontmij | Route IV Postbus 485 6800 AL ARNHEM Auteurs

Mieke Coenen

Jacomijn Hemmen-Schuil Arnhem, 11 augustus 2009 Kenmerk 228842

(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 1

1.1 Aanleiding 1

1.2 Doelstelling 1

1.3 Werkwijzer 2

1.4 Leeswijzer 2

Hoofdstuk 2 Opgaven 3

2.1 Inleiding 3

2.2 Afschaffing Wet op de Openluchtrecreatie 3

2.3 Verblijfsrecreatiesector onder druk 4

2.4 Uitponding 5

2.5 Permanente bewoning 6

Hoofdstuk 3 Verblijfsrecreatie in de gemeente 9

3.1 Inleiding 9

3.2 Kenmerken verblijfsrecreatieve sector 9

3.3 Marktontwikkelingen 10

Hoofdstuk 4 Relevant beleid 13

4.1 Inleiding 13

4.2 Rijksbeleid 13

4.3 Provinciaal beleid 13

4.4 Regionaal beleid 14

4.5 Gemeentelijk beleid 16

Hoofdstuk 5 Beleidskader 19

5.1 Ambitie 19

5.2 Beleidsuitgangspunten 19

5.3 Zonering 20

(4)

Hoofdstuk 6 Toetsingskader 23

6.1 Inleiding 23

6.2 Definities 24

6.3 Regulier kampeerterrein 25

6.4 Kleinschalig kampeerterrein 25

6.5 Trekkershutten 26

6.6 Bed&Breakfast 27

6.7 Groepsaccommodaties 27

6.8 Bungalowterreinen 28

6.9 Hotels 28

6.10 Nieuwe vormen van verblijfsrecreatie 29

Bijlage 1: Hoofdzonering Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug Bijlage 2: Overzicht verblijfsrecreatiebedrijven

Bijlage 3: Procedure

(5)

1

Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de recreant en de toerist veel te bieden. De natuur en uitgestrekte bossen van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, het bijzondere karakter van het Kromme Rijnge- bied, de vele landgoederen en kastelen en de verschillende kleine ker- nen met hun eigen identiteit en historie zijn hiervan slechts enkele voor- beelden.

Binnen de gemeentegrenzen ligt een aanzienlijk aantal verblijfsrecrea- tieve voorzieningen, variërend van grootschalige kampeerterreinen, bungalowparken en zakelijke hotelaccommodaties tot minicampings, Bed&Breakfasts en een groepsaccommodatie. Jaarlijks vinden er ruim 1 miljoen overnachtingen plaats in de gemeente (Provincie Utrecht, 2006).

De nieuwe gemeente is zich er van bewust dat toerisme en recreatie be- langrijk zijn voor de gemeente. In haar beleidsplan Recreatie en Toeris- me (2007) geeft ze aan de ambitie te hebben medewerking te verlenen aan goed inpasbare vormen van toerisme en recreatie. De profilering van de gemeente berust op drie pijlers waarvan het aanbod aan ver- blijfsmogelijkheden er één is, naast natuur en landschap en cultuurhisto- rie. Centraal staat het beter uitwerken, beter verbinden en beter ver- markten van het bestaande aanbod.

In de gemeente speelt een aantal actuele kwesties ten aanzien van ver- blijfsrecreatie die van de gemeente een duidelijk antwoord vragen. Het gaat dan om ontwikkelingsplannen van bedrijven die conflicteren met natuurbeleid en vragen ten aanzien van nieuwvestiging. Voorschriften in de geldende bestemmingsplannen zijn onvoldoende afgestemd op de

vraag naar ruimte en kwaliteit vanuit de markt en maken geen afwegin- gen tussen de belangen van enerzijds natuur en landschap en ander- zijds economie en toerisme. Door het uitblijven van een antwoord op de- ze vragen ontstaat het risico van “uitponding”, permanente bewoning en achteruitgang van de kwaliteit van het bestaande aanbod aan bedrijven.

Om weloverwogen keuzes te kunnen maken, wil de gemeente hiervoor een apart beleidskader verblijfsrecreatie opstellen.

Per 1 januari 2008 is de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) ingetrok- ken. De WOR regelde een aantal zaken op het gebied van kamperen zoals de ruimtelijke spreiding en diversiteit van het kampeeraanbod en de voorschriften inzake hygiëne, gezondheid en veiligheid. De WOR wordt ingetrokken om meer regionaal maatwerk op het gebied van ver- blijfsrecreatie mogelijk te maken en om onnodige regelgeving terug te dringen. Gemeenten in Nederland dienen zelf hun beleid ten aanzien van openluchtrecreatie te bepalen en dit te vertalen naar bestemmings- plannen en verordening.

1.2 Doelstelling

Doel is het opstellen van:

Een beleidskader verblijfsrecreatie

In dit beleidskader worden recreatieve, landschappelijke, ecologi- sche en milieukundige belangen tegen elkaar afgewogen en wordt duidelijkheid geboden ten aanzien van de (ruimtelijke) ontwikke- lingsmogelijkheden en -beperkingen voor diverse vormen van ver- blijfsrecreatie in de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

(6)

2

Een toetsingskader verblijfsrecreatie

In het toetsingskader wordt het beleidskader verder uitgewerkt en worden richtlijnen gegeven ten aanzien van de verschillende typen verblijfsrecreatieve voorzieningen. Deze dienen als input voor de nieuwe bestemmingsplannen.

1.3 Werkwijze

Voor het verkrijgen van draagvlak voor de nota is een interactief proces gevolgd met diverse belanghebbenden. Met de volgende organisaties is een interview afgenomen:

Provincie Utrecht

RECRON

Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug

NORT Utrecht

Recreatiecentrum Het Grote Bos

Natuurmonumenten/ Het Utrechts Landschap/Staatsbosbeheer

Adviescommissie Recreatie en Toerisme

Utrechts Particulier Grondbezit

Daarnaast is de nota besproken in twee bijeenkomsten met het Onder- nemersplatform Toerisme en Recreatie.

De totstandkoming van de nota is begeleid door een begeleidingsgroep bestaande uit vertegenwoordigers van diverse beleidsvelden binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug:

Toerisme en recreatie

Ruimtelijke Ontwikkeling

Natuur en landschap

Bestemmingsplannen

Vergunning en Handhaving

De nota heeft na bespreking in het college van B&W en het Onderne- mersplatform Toerisme en Recreatie nog enkele wijzigingen ondergaan.

De nota en bijbehorende doelstellingen worden over twee jaar (2011) met de diverse belanghebbenden geëvalueerd.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de opgave die er ligt ten aanzien van verblijfsre- creatie in de gemeente. In hoofdstuk 3 wordt de verblijfsrecreatieve sec- tor in de gemeente Utrechtse Heuvelrug gekarakteriseerd. Hoofdstuk 4 gaat in op relevant beleid. Hoofdstuk 5 presenteert het beleidskader waarin de ambitie van de gemeente en de beleidsuitgangspunten wor- den toegelicht. In hoofdstuk 6 komt het toetsingskader aan de orde.

(7)

3

Opgaven

2.1 Inleiding

De gemeente wordt op dit moment geconfronteerd met verschillende zaken die tegelijkertijd spelen op het gebied van verblijfsrecreatie. In dit hoofdstuk worden deze achtergronden bij het opstellen van het beleids- en toetsingskader nader toegelicht.

In deze nota wil de gemeente duidelijkheid geven over haar visie op de ontwikkeling van de verblijfsrecreatieve sector en de beschreven opga- ven en aangeven waar en onder welke voorwaarden zij ontwikkelings- mogelijkheden ziet voor deze sector.

2.2 Afschaffing Wet op de Openluchtrecreatie

De Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) is ingevoerd met als belang- rijkste doelstelling de diversiteit van het kampeeraanbod te vergroten.

De WOR onderscheidde zeven vormen van kamperen, met voor elke kampeervorm aparte voorschriften. De kampeerregelgeving in de WOR bevat regels over de ruimtelijke spreiding en de diversiteit van het kam- peeraanbod, de regeling van de kampeerovereenkomst en voorschriften op het gebied van hygiëne, gezondheid en veiligheid. De bepalingen ten aanzien van hygiëne, gezondheid en veiligheid zijn per 1-11-2005 ko- men te vervallen. Per 1 januari 2008 is de WOR in zijn geheel afge- schaft.

De WOR stond kamperen alleen toe op grond van een stelsel van ver- gunningen, vrijstellingen en ontheffingen of –indien een gemeente kam- peren buiten kampeerterreinen wil toestaan- bij lokale verordening. Met

het intrekken van de WOR vervalt dit stelsel. Het bestemmingsplan wordt het basisinstrument om kamperen op kampeerterreinen te rege- len. In het bestemmingsplan zijn de locaties vastgelegd waar kampeer- terreinen gevestigd mogen worden en zijn voorschriften gesteld over de inrichting en wijze van gebruik. Voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug geldt dat alle reguliere kampeerterreinen en kleinschalige kampeerter- reinen als zodanig zijn bestemd.

In het bestemmingsplan mogen echter alleen voorschriften worden ge- steld op grond van ruimtelijke motieven. Voor beleid aanvullend op het bestemmingsplan is een lokale verordening nodig. Dit kan de APV zijn of een specifieke verordening.

In november 2005 is vooruitlopend op de afschaffing van de WOR het Besluit Hygiëne, Gezondheid en Veiligheid Kampeerterreinen ingetrok- ken. De reden hiervoor is dat hetgeen is opgenomen in dit besluit ook al in andere wet- en regelgeving is opgenomen. Dit betekent dat de ge- meente op basis van de WOR geen voorwaarden meer kan stellen aan de kwaliteit van het sanitair. Ook de eisen inzake het deugdelijk functio- neren en voldoende staat van onderhoud en reinheid van het kampeer- terrein en het beschikbaar stellen van een lijst met telefoonnummers van ondermeer de huisarts, politie en brandweer zijn komen te vervallen. De eisen ten aanzien van drinkwater en opvang en afvoer van afvalwater zijn opgenomen in ander wet- en regelgeving, zoals in de Waterleiding- wet en Wet milieubeheer. Tevens zijn in het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer verschillende voorschriften opgeno- men voor de opvang en afvoer van afvalwater naar het openbaar riool.

(8)

4 2.3 Verblijfsrecreatiesector onder druk

De verblijfsrecreatieve sector in de gemeente staat onder druk. De markt vraagt om meer kwaliteit (ruimte en voorzieningen). Bedrijven hebben hier de afgelopen jaren moeilijk op in kunnen spelen vanwege onduide- lijkheid vanuit de overheid (gemeente en provincie) over de ontwikke- lingsmogelijkheden van de sector.

Hierdoor zijn de mogelijkheden voor bedrijfsmatige continuïteit de afge- lopen jaren onder druk komen te staan. Bedrijven in de gemeente geven aan dat zij de afgelopen jaren slechts beperkt hebben kunnen herinves- teren om zich verder te kunnen ontwikkelen. Ervaring leert dat uitstel van investeringen leidt tot een veroudering van het product, waardoor de bezetting en prijzen onder druk komen te staan. Deze ontwikkelingen zijn overal binnen de gemeente waar te nemen. De verblijfsrecreatieve sector is in omvang afgenomen (bedrijven zijn gestopt) en de kwaliteit van voorzieningen en de uitstraling van de bedrijven is achteruit gegaan.

Vertegenwoordigers van recreatieondernemers (zoals RECRON, Kamer van Koophandel en NORT) geven aan dat dit op korte termijn zou moe- ten veranderen om de bedrijfstak gezond te houden.

De ondernemer zal een oplossing zoeken door zich te richten op mark- ten die minder waarde hechten aan kwaliteit en voorzieningen zoals sei- zoens- en jaarplaatshouders. Dit leidt daarnaast tot uitponding en het toenemen van de permanente bewoning van recreatieverblijven (para- graaf 2.4 en 2.5). Deze ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat een deel van de capaciteit voor toeristisch verblijf verloren gaat voor de markt en er steeds meer sprake is van vaste gebruikers.

Veel ondernemers hebben plannen ingediend bij de gemeente om op de veranderende vraag van de markt in te spelen. Het gaat veelal om het vergroten of vervangen van bestaande stacaravans of recreatiewonin- gen. Het duurt vaak lang voordat zij een antwoord krijgen van de ge- meente. Op dit moment liggen er vele aanvragen nog bij de gemeente ter beoordeling.

Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom de gemeente geen duidelijk antwoord kan geven over de ontwikkelingsmogelijkheden.

Verblijfsrecreatie nabij de Ecologische Hoofdstructuur

Veel bedrijven liggen in of nabij het Nationaal Park en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) waar stringente regelgeving geldt om de natuur te beschermen en er is veel onduidelijkheid over de planologische ruimte voor ontwikkeling. De Provinciale beleidslijn, voorheen het Streekplan geeft aan dat uitbreiding van bedrijven aanvaardbaar is, met inachtne- ming van de zonering van het plan. Uitgangspunt is dat de bedrijven on- voldoende ruimte hebben om het kwaliteitsniveau te optimaliseren en uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van aanwezige waarden of de agrarische structuur. Wat dit precies inhoudt, is onduide- lijk. Er is een adviescommissie in het leven geroepen die hierover advi- seert. De Provincie Utrecht heeft haar beleid ten aanzien van de ontwik- keling van recreatiebedrijven nabij belangrijke natuurgebieden ( het

“nee-tenzijbeleid”) in 2008 verder verduidelijkt. Het gaat dan om het af- bakenen van de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de wezen- lijke waarden van de EHS: wanneer zijn deze in ieder geval niet signifi- cant en wanneer zijn deze in ieder geval wel significant. Het beoordelen van de eventuele significante aantasting van natuurwaarden is een tijd- rovend proces en komt zeer nauw.

Verouderde bestemmingsplannen

De voorschriften in de bestemmingsplannen van de verschillende ge- meenten ten aanzien van de mogelijkheden voor de verblijfsrecreatieve sector zijn verschillend. Enkele van de geldende bestemmingsplannen zijn verouderd. De voorschriften die hierin zijn opgenomen voor de ver- blijfsrecreatieve sector zijn eveneens verouderd. Deze bieden onvol- doende mogelijkheden voor ondernemers om in te spelen op de vraag vanuit de markt. Ondernemers vragen daarom om grotere recreatiewo- ningen en stacaravans te mogen plaatsen, afwijkend van het bestem- mingsplan. De gemeente heeft hiervoor echter geen richtlijnen.

(9)

5

Geen inzicht in feitelijke situatie op terreinen

Het ontbreekt de gemeente aan inzicht in hoeverre de feitelijke aantallen kampeerplaatsen, stacaravans en recreatiewoningen op de bestaande recreatieterreinen in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. Er is geen actuele registratie van de aantallen op de verschillende verblijfs- recreatieterreinen.

Er is eveneens geen inzicht in hoeverre de bestaande stacaravans en recreatiewoningen wat betreft grootte en aanbouwen voldoen aan de geldende voorschriften vanuit het bestemmingsplan. Onbekend is hoe- veel stacaravans eigenlijk als recreatiewoning moeten worden aange- merkt, doordat ze bijvoorbeeld niet langer verplaatsbaar zijn vanwege hun afmetingen of omdat ze niet langer op wielen staan.

Bij het indienen van een aanvraag dient de ondernemer inzicht te geven in de feitelijke situatie op het terrein. Het controleren van deze feitelijke situatie is echter een taak van de gemeente. Dit is vanwege de omvang van terreinen en de grote aantallen een tijdrovende activiteit, waar geen ambtelijke capaciteit voor beschikbaar is.

Dit betekent dat niet beoordeeld kan worden wat het verlenen van medewerking aan vervanging cq. een grotere inhoud betekent met betrekking tot overige voorschriften uit het bestemmingsplan.

2.4 Uitponding

Het verschijnsel uitponding doet zich voor in de gemeente: grote pro- jectontwikkelaars kopen een verliesdraaiend recreatiebedrijf goedkoop op. Zij verhogen de huren van jaarplaatsen steeds verder en huurders die er al jarenlang komen, worden gedwongen te vertrekken omdat zij de huur niet kunnen opbrengen. Zij plaatsen op de kavels grote stacara- vans (chalets) of huisjes voor zover het bestemmingsplan dit toelaat.

Daarna verkopen zij de kavels één voor één aan particulieren om hier- mee een maximale opbrengst te genereren. Door uitponding komt er in

de regel uiteindelijk een eind aan een voorheen gevoerd centraal beheer van het terrein.

In principe is de eigenaar van een recreatiebedrijf vrij naar eigen wens zijn bedrijfsvoering uit te voeren en hoeft de verkoop van kavels en va- kantiewoningen geen probleem te zijn (op dit moment is het zelfs een markttrend). Uitponding wordt door veel gemeenten echter als onge- wenst ervaren. Nadeel van uitponding is dat de toeristische kampeer- plaatsen verdwijnen en dat er vaak stenen woningen of grote stacara- vans voor vaste gebruikers voor in de plaats komen. Het aanbod voor de toeristische gebruiker wordt dus kleiner. Daarnaast dreigt het gevaar van permanente bewoning. Een voordeel is dat het aanbod meestal kwalita- tief verbetert.

De gemeente heeft niet veel middelen tot zijn beschikking om onge- wenste vormen van uitponding tegen te gaan. De gemeente kan erop toezien dat de ontwikkelingen op het recreatieterrein blijven voldoen aan hetgeen is opgenomen in het bestemmingsplan. Om deze reden is het gewenst om per recreatieterrein aantallen standplaatsen en voorzienin- gen en de maatvoering van stacaravans, recreatiewoningen en voorzie- ningen in het bestemmingsplan op te nemen. Het opnemen van een ge- bruiksverbod op permanente bewoning in de bestemmingsplannen biedt eveneens aanknopingspunten om dit tegen te gaan. Permanente bewo- ning van recreatiewoningen en stacaravans wordt dan opgenomen als verboden gebruik.

Indirect kunnen gemeenten uitponding tegengaan door het opnemen van de eis van “bedrijfsmatige exploitatie” in de voorschriften van hun bestemmingsplannen. Uit verschillende uitspraken blijkt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak de eis van bedrijfsmatige exploitatie ruimtelijk rele- vant acht en aanvaardbaar vindt. Er is sprake van bedrijfsmatige exploi- tatie van een park als via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon een zodanig beheer of exploitatie wordt gevoerd dat in de recreatiewo- ningen daadwerkelijk recreatief nachtverblijf wordt geboden en plaats- vindt. Er is géén sprake van bedrijfsmatige exploitatie als het complex is

(10)

6 verkaveld en de eigenaren van de recreatiewoningen zonder belemme- ringen (bijvoorbeeld vanwege huurverplichtingen) over hun verblijf kun- nen beschikken.

2.5 Permanente bewoning

Permanente bewoning van recreatiewoningen is een gegeven waarmee de meeste toeristische gemeenten in aanraking komen. De gemeente Utrechtse Heuvelrug vormt hierop geen uitzondering. Permanente be- woning van recreatieverblijven is ongewenst omdat het wonen veelal buiten de rode contour plaatsvindt en er geen zorgvuldige belangenaf- weging heeft plaatsgevonden of dit aanvaardbaar is op deze locatie.

Permanente bewoning van recreatieverblijven brengt een aantal nega- tieve effecten met zich mee: rechtsongelijkheid (recreatiewoningen zijn goedkoop), beperking van rechten van derdebelanghebbenden, aantas- ting van het buitengebied, problemen van sociale aard en visuele ver- loedering.

Vanuit recreatief-toeristisch oogpunt is het eveneens een ongewenste situatie omdat het recreatief-toeristisch gebruik van recreatiewoningen economisch gezien beter is voor de gemeente dan een permanent ge- bruik (het bestedingspatroon van toeristen verschilt sterk met die van permanente bewoners). Vakantieparken met recreatiewoningen die veelal permanent bewoond worden zijn ook minder aantrekkelijk voor toeristen. Er kunnen spanningen tussen toeristen en permanente bewo- ners ontstaan. Het is een verslechtering van het recreatief-toeristisch product.

Zoals in de voorgaande paragraaf beschreven, kunnen gemeenten per- manente bewoning tegengaan door het omschrijven van aantallen en maatvoering van recreatiewoningen en kampeermiddelen, het opnemen van een gebruiksverbod en het opnemen van de eis van bedrijfsmatige exploitatie in de voorschriften van hun bestemmingsplannen.

Begin november 2003 heeft de toenmalige minister een voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin geeft zij gemeenten drie mogelijkheden om een einde te maken aan het onrechtmatige gebruik van recreatiewo- ningen in bestaande situaties.

Ten eerste kunnen gemeenten in bepaalde bestaande situaties het bestemmingsplan wijzigen. De bestemming van het recreatiecom- plex of de individuele woning wordt dan omgezet van 'recreëren' naar 'wonen'. Voorwaarde hiervoor is wel dat de woning(en) niet in een waardevol en/of kwetsbaar gebied ligt (liggen);

Ten tweede kunnen gemeenten in bestaande situaties een per- soonsgebonden beschikking afgeven. De bestemming blijft dan 're- creëren' en de huidige bewoner mag met deze beschikking in zijn recreatiewoning blijven wonen. Deze beschikking vervalt in ieder ge- val zodra de huidige bewoner verhuist of komt te overlijden;

Ten derde kunnen gemeenten er voor kiezen in bestaande situaties het verbod op het onrechtmatig bewonen van de recreatiewoning te handhaven en procedures in gang te zetten, die zullen leiden tot een gebruik conform de recreatieve bestemming.

Gemeenten kunnen ook voor een combinatie van de mogelijkheden kie- zen (bijvoorbeeld per deelgebied van de gemeente een andere aanpak).

Uiteraard is het beleid er ook op gericht om nieuwe, toekomstige situa- ties van permanente bewoning te voorkomen.

In een brief van de minister aan de Tweede Kamer van 27 december 2007 staan twee nieuwe maatregelen. Deze zijn:

Het wordt voor gemeenten makkelijker om een persoonsgebonden vrijstelling te verlenen, aan bewoners die hun recreatiewoning voor 31 oktober 2003 al permanent bewoonden, en daar sindsdien onaf- gebroken permanent hebben gewoond. (Met ingang van de nieuwe Wet en Besluit ruimtelijke ordening wordt deze persoonsgebonden vrijstelling trouwens persoonsgebonden ontheffing genoemd).

De minister gaat gemeenten een termijn stellen. Gemeenten die hebben gekozen voor handhaving, moeten voor die deadline hun

(11)

7 handhavingsactiviteiten zover hebben uitgevoerd, dat de betreffende bewoners persoonlijk duidelijkheid hebben over hun situatie (mogen blijven of niet). Doen gemeenten dit niet, dan moeten zij een per- soonsgebonden ontheffing geven aan de bewoners in hun gemeente die daarvoor een verzoek bij hen indienen. Deze bewoners moeten dan wel voldoen aan de voorwaarden die aan een persoonsgebon- den ontheffing worden gesteld.

Gemeenten die nog steeds geen keuze hebben gemaakt voor legalise- ren, persoonsgebonden gedogen of verbieden/handhaven of een com- binatie hiervan, moeten deze keuze alsnog maken. Zij moeten deze be- leidskeuze ook vaststellen en publiceren. Als ze kiezen voor handhaving vallen ze ook onder de tweede maatregel uit de brief van 27 december 2007.

Het is de bedoeling om nog deze kabinetsperiode (dus voor februari 2011) de onduidelijkheid binnen de bestaande recreatiewoningenpro- blematiek op te lossen. Het is tegen die achtergrond de bedoeling van de minister van VROM dat de termijn aan de gemeenten wordt gesteld op 1 januari 2010.

(12)

8

(13)

9

Verblijfsrecreatie in de gemeente

3.1 Inleiding

De verblijfsrecreatieve sector is een belangrijke economische sector bin- nen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Uit onderzoek van de Provincie Utrecht (2008) blijkt dat in deze gemeente het meest wordt overnacht van alle gemeenten in de Provincie Utrecht. In totaal vinden jaarlijks ongeveer 1,2 miljoen overnachtingen plaats. Meer dan de helft van deze overnach- tingen heeft een zakelijk motief. In totaal leidt dit tot 119 miljoen aan toeris- tisch-recreatieve bestedingen en een werkgelegenheid van 1250 voltijds banen.

In dit hoofdstuk wordt een karakterisering van de sector gegeven.

3.2 Kenmerken verblijfsrecreatieve sector

De gemeente Utrechtse Heuvelrug kent een ruim aanbod aan verblijfsre- creatieve voorzieningen. De verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn gevari- eerd in soort, omvang en kwaliteit. In de gemeente vinden we grootschali- ge zakenhotels en recreatieterreinen en meer kleinschalige minicampings, Bed&Breakfasts en pensions. In de bijlage is een overzicht te vinden.

In totaal zijn er in de gemeente 30 grootschalige en kleinschalige hotels die over een capaciteit van bijna 900 bedden beschikken. De grotere hotels in de gemeente richten zich op de zakelijke markt. Zakelijk toerisme is een zeer belangrijke vorm van verblijf in de gemeente. Zes bedrijven profileren zich als conferentiecentrum en bieden de mogelijkheid voor congressen en conferenties in combinatie met de mogelijkheid voor overnachten. Deze bedrijven liggen vooral in een groene omgeving nabij het Nationaal Park.

Samen zijn zij goed voor ongeveer 60% van de slaapplaatscapaciteit in ho- tels binnen de gemeente. Deze bedden zijn echter vooral door de week bezet. De accommodaties richten zich in beperkte mate op de toeristische markt in het weekend. Voor de meeste bedrijven is dit niet interessant om- dat zij eenpersoonskamers of erg basaal ingerichte kamers aanbieden die minder geschikt zijn voor de toeristische markt.

Van de hotels is tweederde kleinschalig van aard, een pension of Bed&Breakfast. Het aanbod aan kleinschalige hotels concentreert zich in Amerongen en Doorn. Er komen bij de gemeente veel aanvragen binnen voor het realiseren van Bed&Breakfastaccommodaties. Het exploiteren van een Bed&Breakfastaccommodatie is momenteel alleen toegestaan in com- binatie met een agrarische bedrijfsvoering.

De gemeente heeft een groot aantal recreatieterreinen die beschikken over kampeerplaatsen, stacaravans en recreatiewoningen. Dit zijn veelal groot- schalige bedrijven. Deze bedrijven liggen vrijwel allemaal in de groene om- geving van het Nationaal Park. Daarnaast kent de gemeente verschillende minicampings in het agrarische buitengebied. In de gemeente is een groepsaccommodatie te vinden.

Op de meeste bedrijven hebben vaste standplaatsen de overhand. De ver- houding tussen vaste en toeristische standplaatsen op alle campings ge- zamenlijk is 70% vast en 30% toeristisch. Voor deze vaste standplaatsen hebben bedrijven in de loop der jaren een vaste clientèle opgebouwd.

(14)

10 3.3 Marktontwikkelingen

In het aanbod van verblijfsrecreatie doen zich de volgende ontwikkelingen voor:

Productverbreding/diversificatie

De variatie in het aanbod neemt toe en er ontstaan steeds meer mengvor- men. Zo heeft een groot aantal kampeerbedrijven zijn aanbod uitgebreid met bungalows en trekkershutten. Bed&Breakfasts en groepsaccommoda- ties bieden bijvoorbeeld ook ruiterovernachtingsplaatsen met stalling voor het paard. Het ruimtelijk beleid is hier nu en in de toe komst niet altijd op ingesteld waardoor marktkansen vaak niet optimaal worden benut.

Toenemende ruimtebehoefte:

Mensen stellen hogere eisen aan verblijfsrecreatieve voorzieningen (o.a.

grotere kampeerplaatsen, meer privacy etc.). Daardoor zien ondernemers zich steeds meer genoodzaakt om relatief minder verblijfseenheden per hectare te realiseren waardoor een kwalitatief hoogwaardiger logiesvorm ontstaat. De groeiende vraag in de sector recreatie en toerisme zorgt daar- naast voor een groeiende vraag naar logiesvormen, waarmee

een extra ruimtebehoefte gepaard gaat.

Verstening

Een andere ontwikkeling in de kampeersector is de tendens tot ‘verstening’

van kampeerterreinen. Ondernemers kunnen de dure grond en de hoge natuurlijke en recreatieve waarden van hun omgeving te gelde maken door de standplaatsen ‘uit te ponden’ voor het bouwen van huisjes, chalets en bungalows. Soms gebeurt dit door de ondernemer zelf, soms door tussen- komst van projectontwikkelaars. Hierbij zijn ze wel gebonden aan hetgeen in het bestemmingsplan is opgenomen.

Accommodaties weinig ingebed in totaalproduct

Veel verblijfsaccommodaties zijn erg op zichzelf gericht. Er is nog onvol- doende samenwerking met andere toeristisch-recreatieve bedrijven.

Aanbod Bed&Breakfasts verdubbelt in vijf jaar

De Nederlandse Bed&Breakfastsector is de afgelopen jaren sterk gegroeid.

In vijf jaar tijd is het aanbod aan Bed&Breakfasts verdubbeld (NRIT, 2007).

In totaal zijn er nu in Nederland 4.000 accommodaties waarvan de meeste in Noord-Holland en Gelderland liggen. Gemiddeld ontvangt een

Bed&Breakfast 342 overnachtingen per jaar en draait een omzet tussen de 10.000 en 12.000 euro. Juni, juli en augustus zijn de drukste maanden voor de Bed&Breakfastaccommodaties.

Toename mogelijkheden binnen vrijkomende agrarische bebouwing In veel regio’s wordt het ontwikkelen van logiesaccommodaties op het plat- teland gestimuleerd. Door versoepeling van de regelgeving zal het aanbod aan verblijfsaccommodaties verder toenemen.

Kansen in markt voor schouderseizoenen

Er wordt nog onvoldoende geprofiteerd van de mogelijkheden in het voor- en naseizoen. Veel Nederlanders gaan in de schouderseizoenen even weg in eigen land. Vooral de kampeersector heeft nog te maken met een on- derbezetting in voor- en naseizoen. De Utrechtse Heuvelrug leent zich uit- stekend voor een verblijf in voor- en naseizoen.

Toename van langdurige verblijven van senioren op vakantieparken Er is een trend waar te nemen dat senioren steeds langer en vaker in va- kantieparken verblijven. De grenzen tussen permanent en recreatief verblijf vervagen. Senioren “overwinteren” in hun recreatieverblijf hoewel zij in een andere gemeente staan ingeschreven.

Toename van de vraag naar accommodaties voor kleinere groepen Steeds meer familie- en vriendengroepen gaan gezamenlijk een weekend- je weg (o.a. de “driegeneratievakanties”). Zij vragen om een aanbod dat hierop is afgestemd: huisjes voor groepen tussen de 6 en 18 personen met meerdere slaapkamers. Belangrijk voor deze groepen zijn voorzieningen van een hoog luxeniveau en veel privacy.

(15)

11 Bijzondere en luxe accommodaties favoriet

De vraag naar verblijfsaccommodaties laat twee ontwikkelingen zien. Er is er behoefte aan hoge kwaliteit en meer luxe. Het gaat dan om korte ver- blijfsmogelijkheden voor bijvoorbeeld 50+ers en om groepsaccommodaties voor kleine groepen. Voor bungalows die voorzien in deze behoefte is ruimte in de markt. Ook vraagt men om authentieke kleinschalige voorzie- ningen, bijvoorbeeld op het platteland of in cultuurhistorische gebouwen.

Groei in zakelijke markt

Bereikbaarheid en ligging zijn de hoofdkenmerken waarmee zakelijke accommodaties zich profileren. De nabijheid van groen en een aparte uitstraling zijn belangrijke aanvullende onderscheidende kenmerken. De Utrechtse Heuvelrug voldoet aan alle criteria voor een zakelijk bezoek of verblijf. Uit onderzoek van de Provincie Utrecht blijkt dat zakelijk toerisme in Utrecht een belangrijke sector is. In Utrecht is 56% van de toeristisch- recreatieve besteding terug te leiden tot de zakelijk markt tegenover 42% in heel Nederland. Daarnaast is in de vraag naar zakelijke accommodaties een lichte groei waar te nemen. Ook zijn verschuivingen waar te nemen, van grootschalig naar kleinschalig, van meerdaags naar korter en intensiever en van specifieke vormen naar mengvormen.

(16)

12

(17)

13

Relevant beleid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van bestaand rijks-, provinci- aal, regionaal en lokaal beleid, dat van belang is voor het beleid voor ver- blijfsrecreatie voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

4.2 Rijksbeleid Nota ruimte (2006)

De Nota Ruimte bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Neder- land en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het kabinet schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, cen- traal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke be- perkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota zet in op de recreatiesector als economische drager van het platteland. Ook sti- muleert zij de vergroting van de nevenactiviteiten op agrarische bedrijven.

Agenda voor een Vitaal Platteland (2004)

Landbouw is niet meer de belangrijkste economische drager op het platte- land. Het platteland verandert van voedselproducent naar consumptieruim- te, voor álle Nederlanders. Aan de agenda is een meerjarenprogramma gekoppeld gericht op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland. Eén van de acht genoemde doelen is recreatie. Recreatie zet in op een aantrekke- lijk en toegankelijk gebied. De regierol voor de Agenda Vitaal Platteland ligt bij de provincie.

Wet geurhinder en veehouderij (2007)

De nieuwe wet geurhinder en veehouderij wil gemeenten meer ruimte bie- den voor het voeren van eigen beleid en het toepassen van maatwerk.

Binnen bepaalde bandbreedten mogen gemeenten zelf de waarden van de toegestane geurbelasting en de afstandsnormen bepalen. Daarnaast heb- ben gemeenten de bevoegdheid gekregen om objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object.

4.3 Provinciaal beleid

Provinciale beleidslijn, voorheen Streekplan 2005-2015

De Provinciale beleidslijn (voorheen het Streekplan) van de Provincie Utrecht stelt dat de aanwezig potenties op het gebied van recreatie en toe- risme dienen te worden benut en de kwaliteiten versterkt. Trefwoorden zijn voldoende aanbod, bereikbaarheid en toegankelijkheid en diversiteit. De Utrechtse Heuvelrug is aangewezen als recreatief kerngebied, gebieden met een uitstekende recreatieve kwaliteit.

De noordoostelijke hoek van de gemeente, die tegen Veenendaal aanligt, is aangewezen als recreatief ontwikkelingsgebied. Dit zijn gebieden waar de dagrecreatieve functie dient te worden versterkt en gebieden met nieu- we of te versterken concentratiepunten. Hier kan uitbreiding of verbetering van recreatieve voorzieningen zoals groengebieden, camping en golf ba- nen bij uitstek plaatsvinden.

In het plan wordt expliciet ingegaan op de problematiek rondom verblijfsre- creatie binnen Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Zij onderzoeken, hoe de noodzakelijke kwaliteitsverbetering op de bestaande locaties kan wor-

(18)

14 den gerealiseerd. In dit onderzoek wordt ook de mogelijk te behalen kwali- teitsverbetering voor natuur en landschap meegenomen. Daarnaast ziet de provincie mogelijkheden om in het uiterste geval deze bedrijven te herves- tigen in de zones aan de oostzijde van de Heuvelrug. Hierbij is een goede landschappelijke inpassing noodzakelijk en moet worden voldaan aan een aantal ruimtelijke randvoorwaarden

Uitwerking ruimtelijk beleid verblijfsrecreatie binnen de EHS (2007) Recentelijk heeft de Provincie Utrecht haar nee-tenzijbeleid verder verdui- delijkt. Het gaat dan om het afbakenen van de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de wezenlijke waarden van de EHS: wanneer zijn de- ze in ieder geval niet significant en wanneer zijn deze in ieder geval wel significant.

Als niet significant wordt in principe aangemerkt: intensivering van de ver- blijfsrecreatieterreinen binnen de grenzen van het bestemmingsvlak, mits een drietal randvoorwaarden in acht worden genomen (ja, mitsbenadering).

Deze randvoorwaarden zijn dat bij intensivering van het terrein geen es- sentiële verbindingen binnen de EHS aangetast worden, dat voldaan wordt aan de eisen zoals bij elke ruimtelijke toets in het buitengebied en dat door intensivering geen aanmerkelijke vergroting van de verstoring optreedt. Bij uitbreidingen van recreatie-inrichtingen buiten het bestemmingsvlak geldt de nee, tenzijtoets: er worden vier hoofdgroepen van wezenlijke waarden onderscheiden die niet mogen worden aangetast. Deze worden door de Provincie zo goed mogelijk omschreven.

Daar waar niet onmiddellijk duidelijk is of er sprake is van significante aan- tasting, assisteert de Provincie door middel van een quick scan om te be- palen of en zo ja welk ecologisch onderzoek dient plaats te vinden.

Bij uitbreidingen buiten het bestemmingsvlak moeten altijd de mogelijkhe- den voor de natuur worden geïnventariseerd en in de planvorming worden betrokken. Daar waar kwaliteitsverbetering voor de natuur niet mogelijk blijkt, kan de Provincie in het uiterste geval grenzen stellen aan de uitbrei- ding.

Beleidsprogramma Vrije Tijd 2009-2012

Het beleidsprogramma Vrije Tijd “Bestemming Utrecht” van de Provincie Utrecht verwoordt dat de provincie de ambitie heeft de positie als publieks- bestemming voor vakanties, dagtochten en zakelijk toerisme te versterken.

Om deze ambitie waar te kunnen maken, zijn drie algemene doelstellingen geformuleerd: versterking van het cultuur- en zakelijk profiel, versterking van de vitaliteit van de vrijetijdsbranche en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Om deze doelstellingen te behalen heeft de Provincie zes thema’s aange- geven, waar zij op in wil zetten:

Marketing en promotie;

Evenementen;

Merklocaties;

Innovatie en monitoring;

Recreatie in landelijk gebied;

Recreatieve routes.

De kwaliteitsverbetering van recreatiebedrijven is één van de projecten waar de provincie zich voor wil inzetten.

4.4 Regionaal beleid

Beheer- en Inrichtingsplan Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (2003) Het Beheer- en inrichtingsplan Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug “To- renhoog en mijlenbreed” is in 2003 vastgesteld door het Overlegorgaan van het Nationaal Park. Dit plan, dat is ondertekend door Rijk, Provincie en alle gemeenten, Waterschappen, natuurbeschermingsorganisaties, de re- creatiesector en particuliere grondeigenaren wordt door alle partijen na- drukkelijk gedragen. Doelstellingen voor Nationale Parken zijn het bevorde- ren van natuurbehoud en –ontwikkeling, natuurgerichte recreatie, commu- nicatie en educatie en onderzoek gericht op eerder genoemde doelen.

(19)

15 Binnen het Nationaal Park wordt een zonering uitgewerkt. Rustige, natuur- gerichte vormen van recreatie krijgen de voorrang. Hoofdzonering is dat onderscheid wordt gemaakt tussen de ecologische kernzone (rustige ge- bieden) en een integratiezone (drukkere gebieden). In de bijlage is de zo- neringskaart opgenomen.

Via het optimaliseren van de wandel-, fiets- en ruiterroutestructuren wordt de zonering verder uitgewerkt. Samen met de in het Nationaal Park geves- tigde bedrijven wordt gewerkt aan het zo goed mogelijk beheren en ontwik- kelen van het Nationaal Park. Er wordt gekeken naar een zo natuurlijk mo- gelijke inrichting van bedrijven en het verwijderen van barrières voor dieren zoals hekken.

Poorten, groene entrees en informatiecentra; de Stichtse Lustwarande en Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (2005)

Het Nationaal Park heeft een visie ontwikkeld om bezoekersstromen te ge- leiden en op te vangen aan de randen. De zonering in het Beheer- en In- richtingsplan is hierbij sturend. Deze visie vormt een verdere uitwerking van het Beheer- en Inrichtingsplan. Twee Poorten en twaalf groene entrees zijn aangewezen om de bezoekers op te vangen aan de randen van het Nationaal Park. Dit betekent voor de poorten en groene entrees dat deze met name aan de zuidkant en in het westen van het Nationaal Park moeten worden gesitueerd, aan de N225 en ten zuidwesten van Veenendaal.

Poorten zijn bedoeld voor de opvang van de bovenlokale recreant, bij groene entrees worden lokale recreanten opgevangen. Binnen de gemeen- te Utrechtse Heuvelrug is de poort Driebergen-Zeist gepland en de groene entrees Driebergen-Rijssenburg, De Wensput, Maarn, Kaapse Bossen, Doornse Gat, Hoogstraat, Maarsbergen, Leersum/De Donderberg en Amerongen.

Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost (2005)

De gemeente is geheel onderdeel van het Reconstructiegebied. Het Re- constructieplan wil een goede ruimtelijke structuur bevorderen voor land- bouw, natuur, bos, landschap, recreatie, water, milieu en infrastructuur.

Door de kwaliteitsimpuls die alle functies in het gebied krijgen, neemt de aantrekkelijkheid voor dag- en verblijfsrecreatie verder toe. Verder worden routestructuren (fiets-, wandel- en ruiterpaden) verbeterd, en krijgen agra- riërs en landgoedeigenaren meer ruimte om diverse vormen van recreatie en toerisme aan te bieden, zeker aan de randen van de bebouwde kom en natuurgebieden.

Het grondgebied van de gemeente is aangewezen als verwevingsgebied en extensiveringsgebied. Binnen de gemeente liggen slechts twee kleine gebieden bij Overberg en Maarsbergen in een

landbouwontwikkelingsgebied Dit betekent dat er vanuit de Reconstructie goede mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van recreatie.

Integrale gebiedsvisie Kromme Rijngebied (2007)

De integrale gebiedsvisie voor het Kromme Rijngebied beschrijft het wensbeeld voor het Kromme Rijngebied. Hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van recreatie en toerisme zijn:

het Kromme Rijngebied heeft primair een recreatiefunctie voor inwo- ners van de regio, er moeten meer mogelijkheden komen om van de gebiedskwaliteiten te kunnen genieten;

uit recreatie kan meer ‘economie’ worden behaald, recreatie kan en moet bijdragen aan de economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de regio;

het is nodig om de recreatieve capaciteit (impliciet) te vergroten om de recreatiedruk te spreiden en te doseren.

Visie Stichtse Lustwarande (2005)

De provincie heeft in een visie haar toekomstbeeld voor de Stichtse Lust- warande beschreven voor de komende 25 jaar. Er is veel moois op de Stichtse Lustwarande, maar er zijn ook delen verdwenen of niet goed be- waard. De provincie wil graag de oorspronkelijke structuur van de Stichtse Lustwarande weer zo veel mogelijk in ere herstellen, waarbij vooral gebruik gemaakt wordt van nieuwe initiatieven. Daarbij geldt dat er ook ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen, zo lang het maar niet gaat om stedenbouw.

(20)

16 4.5 Gemeentelijk beleid

Groen en vitaal in balans (2005)

In aanloop naar het samengaan van de vijf gemeenten is een visie opge- steld op de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug: “Groen en vitaal in ba- lans”. Hierin formuleert de gemeente de missie dat Utrechtse Heuvelrug een groene, vitale, leefbare en gastvrije gemeente is met kernen die een eigen identiteit en cultuurhistorische waarde hebben. De gemeente stelt de burger centraal en verleent op kwalitatief hoog niveau haar diensten. Met deze missie wordt benadrukt dat het groene aspect en de hierbij horende beheerstaak een wezenlijk onderdeel is van de nieuwe gemeente. Doel- stellingen zijn onder andere om groen en leefbaar als kernbegrippen te hanteren en in staat te zijn de eigen positie van de specifieke kenmerken in een Randstedelijke omgeving te versterken, om op deze wijze de cultuur en structuur van de afzonderlijke dorpen met een eigen karaker te kunnen behouden.

Structuurvisie (in ontwikkeling)

Op 31 mei 2007 heeft de gemeenteraad de Startnotitie Structuurvisie vastgesteld. Met dat besluit is onder meer vastgelegd wat de opgave is voor de op te stellen structuurvisie, welke weg bewandeld moet worden en welke partijen betrokken zullen zijn.

In de discussieversie van de structuurvisie ´Groen dus vitaal’ (2008) stelt de gemeente dat zij op zoek gaat naar balans. Bij het vinden van de balans tussen de groene en cultuurhistorisch waardevolle omgeving, de substanti- ele economische betekenis in groeiende sectoren, de hoogwaardige woonomgeving en het toeristisch gebruik van de gemeente moet de ge- meente haar eigen weg gaan vinden. Het vinden van de juiste balans is een stap op weg naar een duurzame samenleving. De gemeente wil hierin een proactieve houding kiezen binnen de regio en binnen Nederland. Na- tuur, landschap en cultuurhistorie zijn samen met de sociale kwaliteit zijn het uitgangspunt. Voor wonen, werken en recreatie is ruimte al dat in het verlengde van het uitgangspunt kan worden gevonden.

Drie sturende krachten vormen het fundament voor de toekomstvisie:

Ontwikkeling van de kwaliteiten op de gradiënt van de Heuvelrug

Verschil noord en zuid wat betreft de mogelijkheden voor ontwikkeling

Het realiseren van een ‘hele’ Heuvelrug

In een zoneringskaart zijn een aantal samenhangende principes verwerkt:

De bestaande mix van functies en waarden in een gebied is als uit- gangspunt genomen. Aan de noordzijde van de gemeente is voor ont- wikkelingsmogelijkheden een zwaarder accent op economische func- ties gelegd, aan de zuidzijde niet.

Voor groen is een samenhangend totaalbeeld geschetst waarvan ook cultuurhistorie een belangrijk deel uitmaakt.

Voor mobiliteit -openbaar vervoer en autoverkeer- is een samenhan- gend totaalbeeld geschetst dat aansluit op de regionale en nationale ontwikkelingen.

Het centrale deel van de Heuvelrug is zowel aan de noordzijde van de gemeente als aan de zuidzijde vrij gehouden van nieuwe economische ontwikkelingsmogelijkheden.

Ten aanzien van recreatie en toerisme wordt aangesloten bij het beleids- plan Recreatie en Toerisme 2007-2011. Er wordt specifiek ingegaan op de ontwikkeling van verblijfsmogelijkheden. Deze heeft twee componenten:

Allereerst wordt ingezet op een ontwikkeling richting een ingrijpende ver- duurzaming en profilering van de sector. De terreinen moeten veel meer worden ontwikkeld als terreinen in bos en minder als terreinen met bomen.

Nieuw- en verbouwplannen zullen als norm uit moeten gaan van gebouwen met natuurlijke materialen, waarin bijvoorbeeld bomen zijn opgenomen in de architectuur. Hout, leem en riet moeten normale materialen worden.

De tweede component is de doorontwikkeling van het zakelijk toerisme en de mogelijkheden voor combinatiegebruik van faciliteiten voor het overige toerisme (in de weekends). Herontwikkeling van deze veelal in de bossen gelegen gebouwen is altijd maatwerk.

(21)

17 Verdere ontwikkelingsmogelijkheden ziet de gemeente met name rondom Overberg. Dit is ook het ideale gebied voor eventueel uit te plaatsen recre- atieparken uit het centrale deel van de Heuvelrug.

De discussieversie wordt op dit moment besproken met bewoners in de verschillende kernen.

Beleidsplan Recreatie en Toerisme 2007-2011

In het beleidsplan Recreatie en Toerisme stelt de gemeente dat zij de am- bitie heeft medewerking te verlenen aan goed inpasbare vormen van toe- risme en recreatie en wil inzetten op versterking en verdere ontwikkeling hiervan.

Er zijn drie recreatief-toeristische profielen opgesteld. Verblijfsrecreatie is een van de drie pijlers van beleid. Centraal staat het beter uitwerken, beter verbinden en beter vermarkten van het bestaande aanbod. De drie toeris- tisch-recreatieve profielen staan niet los van elkaar. Ze moeten in samen- hang met elkaar ontwikkeld worden, elkaar aanvullen en versterken.

• Beleef het Nationaal Park!

Dit profiel beschrijft dat de gemeente streeft naar landelijke bekendheid vanwege haar goede mogelijkheden voor het beleven van en leren over de natuur, gekoppeld aan de beleving van het Nationaal Park.

• Recreëren in weelde

Het profiel gaat in op het streven om de Utrechtse Heuvelrug opnieuw een luxe ontspanningsoord te laten zijn voor wie in een luxe omgeving tot rust wil komen. De statigheid en voornaamheid die de gemeente in oude tijden uitstraalde, is nieuw leven ingeblazen. Landgoederen, kastelen en buiten- plaatsen, de dorpskernen, parken en tuinen, galerieën, bezienswaardighe- den en evenementen dragen hieraan hun steentje bij.

• Een verblijf op hoog niveau

De gemeente is een gemeente waar de bezoeker in een kwalitatief hoog- waardige omgeving kan verblijven. De gemeente wordt gezien door de toe-

rist als een exclusieve bestemming. In een groene en voorname omgeving kan men werken aan zijn gezondheid, een congres bezoeken of uitrusten en ontspannen. Bezoekers waarderen de kwaliteit van het aanbod aan verblijfsaccommodaties, de kwaliteit van de omgeving (natuur en cultuur) en het hoge voorzieningenniveau (zorg en dienstverlening) en zijn bereid hiervoor dan ook meer te betalen. De naam “Utrechtse Heuvelrug “staat gelijk aan een verblijf op niveau.

De gemeente heeft voor het verblijfsrecreatief aanbod in de gemeente de volgende ontwikkeling voor ogen:

Kwaliteitsslag bestaande ondernemingen: De gemeente streeft naar een kwalitatief hoogwaardig aanbod aan verblijfsrecreatie in haar ge- meente. Zij neemt zich voor om het doorvoeren van een kwaliteitsslag bij bestaande bedrijven zoveel mogelijk te faciliteren.

Versterking zakelijk toerisme: Zakelijk toerisme past goed bij het karak- ter van de gemeente en is een succesvolle formule gebleken in de ge- meente. De gemeente kiest dan ook voor het uitbouwen van het zake- lijk toerisme. Het gaat dan enerzijds op het verbeteren van het be- staande aanbod, maar ook om het realiseren van nieuwe congres- en vergaderfaciliteiten binnen de gemeente.

Meer diversiteit aanbod: Bij ontwikkeling van het verblijfsrecreatieve aanbod ziet de gemeente graag diversificatie van het aanbod en niet

‘meer van hetzelfde’. Nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen dienen een aanvulling te zijn op het bestaande aanbod. Nieuwe product- marktcombinaties op het gebied van verblijfsaccommodaties waar de gemeente op in wil zetten, zijn vakanties met zorg, wellness- en ge- zondheidsconcepten en bijzondere kleinschalige voorzieningen op het platteland.

Welstandsnota (2008)

Welstand is onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Vol- doen aan redelijke eisen van welstand wil zeggen dat een zeker minimum

(22)

18 aan zorg en zorgvuldigheid bij de totstandkoming van een bouwwerk is be- steed aan de visuele kwaliteit. In de welstandsnota zijn criteria verwoord om dit te kunnen toetsen. Het gaat om algemene criteria, loketcriteria, ob- jectgerichte criteria en gebiedsgerichte criteria. Ten aanzien van recreatie- ve bebouwing geldt dat de kleinschaligheid van de bebouwing en de beslo- ten ligging in het bos belangrijke waarden zijn. Ontwikkelingen vinden plaats in de toenemende druk voor de bouw van vakantiewoningen door parken. Het beleid van de gemeente is gericht op het in stand houden van het extensieve karakter van de bebouwing in het buitengebied en een te- rughoudende uitstraling naar de openbare weg.

De volgende criteria zijn opgenomen:

Algemeen

De bouwwerken passen bij de hierboven beschreven karakteristiek, wat betreft situering op de kavel, schaal

en vormgeving van de bouwmassa, indeling van de gevels en detaille- ring, kleur- en materiaalgebruik.

Bij verbouw dienen de oorspronkelijke kenmerken als uitgangspunt.

Situering

De bouwwerken hebben een gevarieerde plaatsing op het terrein.

Massa en vorm

Karakter en architectuur in samenhang met de gebouwde omgeving.

Gevels hebben een evenwichtige geleding.

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

Er is sprake van een sobere detaillering en uitstraling.

Het materiaalgebruik bestaat uit natuurlijke materialen.

Het kleurgebruik is ingetogen: grijs, beige, groen, bruin, donkerrood en dergelijke.

(23)

19

Beleidskader

5.1 Ambitie

De gemeente streeft naar het behouden en versterken van het huidige ver- blijfsrecreatieve aanbod en de ontwikkeling van goed inpasbare vormen van verblijfsrecreatie die een bijdrage leveren aan economische groei, leefbaarheid en duurzaamheid binnen de gemeente. De ontwikkelingen in de verblijfsrecreatieve sector mogen zeker niet ten koste gaan van de na- tuur- en landschapswaarden. Bij voorkeur geven ontwikkelingen zelfs een impuls aan natuur en landschap. Het gaat dan zowel om de ontwikkeling op bestaande bedrijven als om nieuwe bedrijven. Omdat het grootste deel van het buitengebied van de gemeente onderdeel is van de Ecologische Hoofdstructuur zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling binnen de gemeen- te beperkt.

De gemeente wil de bezoeker een kwalitatief hoogwaardige omgeving bie- den om te verblijven. Kwaliteit is terug te vinden in het aanbod aan ver- blijfsaccommodaties (ruimte en voorzieningen), de kwaliteit van de omge- ving (uitstraling en ruimtelijke kwaliteit) en het hoge voorzieningenniveau (dienstverlening en gastvrijheid).

5.2 Beleidsuitgangspunten

Om bovenstaande ambitie te realiseren, zijn de volgende beleidsuitgangs- punten geformuleerd:

Kwaliteitsslag bestaande ondernemingen

De gemeente streeft naar een kwalitatief hoogwaardig aanbod aan ver- blijfsrecreatie in haar gemeente. Zij neemt zich voor om het doorvoeren

van een kwaliteitsslag bij bestaande bedrijven zoveel mogelijk te faciliteren omdat ze er belang aan hecht haar huidige verblijfsrecreatiebedrijven te behouden.

De gemeente geeft hier uitvoering aan door:

De belangen tussen natuur en landschap en verblijfsrecreatieve ont- wikkelingen zorgvuldig af te wegen. Dit komt concreet tot uitwerking door medewerking te verlenen aan uitbreidingsplannen van bedrijven binnen en nabij de Ecologische Hoofdstructuur, mits deze voldoen aan de gestelde eisen in de uitwerking van het nee-tenzijbeleid van de Pro- vincie Utrecht, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 17 april 2007.

Met behulp van toetsingkader van kwaliteitscriteria ervoor te zorgen dat de bedrijven binnen de gemeente van het gewenste kwaliteitsniveau zijn.

Te streven naar meer toeristische gebruikers ten koste van vaste ge- bruikers.

Te streven naar het tegengaan van vormen van uitponding van recrea- tiebedrijven waarbij de capaciteit van recreatieterreinen verloren gaat voor de toeristische markt. Deze vormen van uitponding zijn voor de gemeente ongewenst. De mogelijkheden die voorhanden zijn binnen bestemmingsplannen om uitponding tegen te gaan, zullen worden op- genomen in de te vernieuwen bestemmingsplannen. Er is geen be- zwaar tegen uitponding op basis van bedrijfsmatige exploitatie (het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatiever- blijven waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wis- selende recreatieve (nachts)verblijfmogelijkheden worden geboden), als die een bijdrage levert aan de diversiteit van het aanbod.

(24)

20 Nieuwvestiging kwalitatief hoogwaardige bedrijven

De gemeente staat positief tegenover vestiging van kwalitatief hoogwaar- dige nieuwe verblijfsrecreatieve bedrijven binnen haar grenzen, mits pas- send binnen de zonering zoals beschreven in paragraaf 5.3. Ten aanzien van mogelijke locaties is afstemming met de nieuwe Structuurvisie ge- wenst. Nieuwe ontwikkelingen dienen op een positieve manier bij te dragen aan de kwaliteit van het toeristisch-recreatief product van de gemeente. De uitstralingseffecten van deze nieuwe bedrijven dienen echter de draag- kracht van het omliggende gebied niet te overschrijden. De gemeente geeft hier uitvoering aan door met behulp van toetsingkader van kwaliteitscriteria ervoor te zorgen dat de nieuwe bedrijven van het gewenste kwaliteitsni- veau zijn.

Gerichte differentiatie

Bij uitbreidingsplannen van bestaande bedrijven en ontwikkeling van een nieuw verblijfsrecreatief aanbod ziet de gemeente graag diversificatie van het aanbod en niet ‘meer van hetzelfde’. Nieuwe verblijfsrecreatieve voor- zieningen dienen een aanvulling te zijn op het bestaande aanbod.

De gemeente geeft de voorkeur aan:

Innovatieve vormen van verblijfsrecreatie;

Vormen van verblijfsrecreatie die mogelijkheden bieden voor zakelijk verblijfstoerisme;

Vormen van verblijfsrecreatie die een combinatie leggen met de zorg- sector;

Vormen van verblijfsrecreatie die zich richten op wellness en gezond- heid;

Bijzondere kleinschalige voorzieningen in het buitengebied;

Bijzondere kleinschalige voorzieningen in cultuurhistorisch waardevolle objecten (o.a. landgoederen). De gemeente staat niet afwijzend tegen- over de verhuur van bijvoorbeeld een portierswoning of koetshuis voor kortdurend recreatief verblijf (bijvoorbeeld voor gebruik als

Bed&Breakfast).

Schaal ontwikkelingen afgestemd op ruimtelijke, landschappelijke en eco- logische gebiedskwaliteiten

De gemeente kiest voor een ontwikkelingsperspectief waarin zowel groot- schalige als kleinschalige ontwikkelingen een plaats krijgen. De aard van een ontwikkeling (kleinschalig/grootschalig) is een indicator van de totale impact van de voorziening in ruimtebeslag, capaciteit, verkeersstromen en economische effect. De ruimtelijke, landschappelijke en ecologische kwali- teiten zijn leidend voor de mogelijkheden voor grootschalige danwel klein- schalige ontwikkelingen.

De gemeente geeft hier invulling aan door een zonering te hanteren waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. Deze zonering wordt toegelicht in de volgende paragraaf.

5.3 Zonering

Op basis van ruimtelijke, landschappelijke en ecologische kwaliteiten wordt een onderscheid gemaakt in de ontwikkelingsmogelijkheden van verschil- lende recreatieve verblijfsvormen binnen de gemeente. De gekozen zone- ring is afgestemd op de structuurvisie in ontwikkeling. Door te zoneren wordt er aangegeven waar welk type verblijfsvorm gewenst is. In de ge- meente zijn de volgende zones te onderscheiden:

Recreatief ontwikkelingsgebied, met ruimte voor ontwikkeling van be- staande en vestiging van nieuwe bedrijven waar zowel grootschalige als kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze zone is ook ruim- te voor het hervestigen van bedrijven uit de consolidatie- en krimpge- bieden. In dit gebied zal sprake zal zijn van een verweving van land- bouw en/of natuur met recreatie.

Buitengebied met ruimte voor ontwikkeling van bestaande en vestiging van nieuwe bedrijven waar alleen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk zijn. Onder kleinschalige voorzieningen worden verstaan: kleinschalige kampeerterreinen (minicampings), Bed&Breakfastaccommodaties en groepsaccommodaties met 25 slaapplaatsen of minder.

(25)

21

Ecologische Hoofdstructuur,

In dit gebied geldt dat allen wordt ingezet op instandhouding van be- staande bedrijven, mits passend binnen vigerend beleid, met mogelijk- heid tot uitplaatsing van bedrijven naar de minder kwetsbare gebieden.

Landbouwontwikkelingsgebied

In deze gebieden heeft de landbouw het primaat en is geen ruimte voor nieuwe verblijfsrecreatieve ontwikkelingen.

Kernen, met ruimte voor nieuwvestiging voor kwalitatief hoogwaardige kleinschalige hotels, pensions en Bed&Breakfastaccommodaties.

De zoneringskaart op de volgende pagina geeft de beschreven zonering weer. Ook zijn hierop de bestaande verblijfsaccommodaties weergegeven.

In de bijlage is een lijst opgenomen waar per nummer is aangegeven om welk bedrijf het gaat.

(26)

22

(27)

23

Toetsingskader

6.1 Inleiding

Het toetsingskader geeft aan hoe de gemeente vanuit het beleidsveld recreatie en toerisme wil omgaan met het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie. Daarnaast wil de gemeente duidelijkheid scheppen richting bestaande en nieuwe ondernemers over hun ontwikkelingsmo- gelijkheden. Dit doet zij door richtlijnen te formuleren die volgen uit de beleidskeuzes die zijn gemaakt in hoofdstuk 5. Deze richtlijnen worden vastgelegd in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen en de Alge- mene Plaatselijke Verordening (APV). Mogelijk treden hierin nog wijzi- gingen op. De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor tot beleidsvrijheid om in specifieke gevallen af te wijken van het beleid en de richtlijnen.

Om met dit toetsingskader te kunnen gaan werken, is het noodzakelijk dat de gemeente een inventarisatie uitvoert naar de feitelijke situatie op de recreatieterreinen binnen haar grenzen. Deze nulmeting toont de nu aanwezige knelpunten ten aanzien van de richtlijnen en kan gelden als een vertrekpunt voor de gewenste kwalitatieve inhaalslag.

Algemeen geldend criterium voor startende bedrijven is dat de bedrijfs- economische haalbaarheid voor langere termijn dient te worden aange- toond. Eveneens dient te worden aangetoond dat de uitstralingseffecten van de nieuwe locatie de draagkracht van het betrokken gebied niet overschrijden. Voor alle bedrijven geldt dat aanvragen dienen te passen binnen vigerend beleid (o.a. natuur en landschap, verkeer).

De beoordeling van ontwikkelingsplannen van bedrijven in de EHS is maatwerk. De verschillende belangen dienen zorgvuldig te worden af- gewogen. De gemeente wil zoveel mogelijk duidelijkheid geven over hoe zij tot een beslissing zal komen. Om deze reden heeft zij een procedure vastgelegd die houvast moet bieden voor alle betrokkenen.

In bijlage 3 is de procedure beschreven die een aanvraag doorloopt bin- nen de gemeente.

Alle bedrijven en voorzieningen dienen te voldoen aan wet- en regelge- ving, zoals Wet Milieubeheer, Gebruiksbesluit, Bouwbesluit, Woningwet, en gemeentelijke verordeningen, zoals bouwverordening en APV. Alle bedrijven zijn in ieder geval verplicht een nachtregister bij te houden en toeristenbelasting af te dragen aan de gemeente. Bij alle vormen van verblijfsrecreatie dient voldoende aandacht te zijn voor brandveiligheid en brandveilig gebruik.

Permanente bewoning van recreatieverblijven wordt uitgesloten. Onder permanente bewoning wordt verstaan: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan wor- den gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt. Hiervan is sprake als bewoner(s) in de woning het grootste deel van een half jaar doorbreng(t)(en). Het half jaar criterium wordt af- geleid van de inschrijvingcriteria in de wet Gemeentelijk Basis Admini- stratie.

Met behulp van een aantal richtlijnen wil de gemeente ervoor zorgen dat de ontwikkelingen van het gewenste kwaliteitsniveau zijn. De criteria voor startende bedrijven en uitbreidende bedrijven zijn hetzelfde.

(28)

24 Aan deze richtlijnen wordt een flexibiliteitregeling toegevoegd. Dit bete- kent dat bestaande bedrijven niet direct hoeven te voldoen aan de richt- lijnen. De richtlijnen zullen alleen gelden voor de nieuwe ontwikkelingen op bestaande bedrijven. Voor nieuwe bedrijven die zich in de gemeente vestigen, zullen de richtlijnen direct gaan gelden.

In dit hoofdstuk zal per type verblijfsrecreatieve voorziening een aantal richtlijnen worden gepresenteerd. In de gemeente Utrechtse Heuvelrug is een groot aantal gemengde bedrijven te vinden. Dit zijn bedrijven waar meerdere typen verblijfsrecreatie worden gecombineerd, bijvoor- beeld een regulier kampeerterrein en een bungalowterrein. Voor deze bedrijven geldt dat het kampeerdeel van het bedrijf dient te voldoen aan de richtlijnen voor een regulier kampeerterrein en het deel met bunga- lows/recreatiewoningen aan de richtlijnen voor een bungalowterrein.

6.2. Definities

In deze paragraaf worden de gehanteerde definities toegelicht.

Een regulier kampeerterrein is een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens inrichting bestemd voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf. Het houden van een re- gulier kampeerterrein is alleen toegestaan als het terrein in het bestem- mingsplan uitsluitend of mede de bestemming verblijfsrecreatie heeft.

Een stacaravan voldoet aan de volgende voorwaarden:

onder de stacaravan moet een origineel as/wielstelsel aanwezig zijn en de stacaravan mag niet vast verankerd zijn in de grond;

de stacaravan mag maximaal uit één bouwlaag bestaan;

de oppervlaktemaat voor een stacaravan, inclusief bijgebouw bedraagt maximaal 45 m².

indien een grotere oppervlaktemaat dan 45 m² gewenst is (met een maximum van 60 m²) dan gaat dat gepaard met een navenante inlevering van aantallen m² stacaravan elders.

indien uitbreiding van het totale toegestane aantal m² stacaravan oppervlak (45 m² maal het aantal stacaravans) gewenst is, dient er een projectplanprocedure te worden opgestart (zie bijlage 3);

de stacaravan staat op het maaiveld;

de stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen.

Een kampeermiddel is een tent, een vouwwagen, een camper, een ca- ravan of een huifkar of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijn- de, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf.

Een kleinschalig kampeerterrein (ook wel kamperen bij de boer of mini- camping genoemd) is een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht en blij- kens inrichting bestemd voor plaatsen of geplaatst houden van maxi- maal 15 kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf. Een kleinschalig kampeerterrein is gekoppeld aan een agrarische bestemming.

Trekkershutten zijn houten blokhutten met een maximale grootte van 30 m², waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en die zijn ingericht voor recreatief nachtverblijf.

Een groepsaccommodatie is een (deel van een) gebouw blijvend be- stemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers en dagverblijf voor huishoudelijke werkzaam- heden.

Een bungalowterrein is een complex bestaande uit een aantal recrea- tiewoningen, vakantiebungalows of vakantieappartementen, voor zover

(29)

25 deze verblijfseenheden voor tijdelijk verhuur door de exploitant of be-

heerder van het complex beschikbaar zijn.

Een bungalow voldoet aan de volgende voorwaarden:

Een bungalow heeft een maximale inhoud van 250 m³, één bouw- laag en binnen deze inhoud is een kap toegestaan;

Indien een grotere inhoudsmaat gewenst is dan 250 m³ (met een maximum van 300 m³) dan gaat dit gepaard met een navenante in- levering van aantallen m³ bungalow elders;

Indien uitbreiding van het totale toegestane aantal m³ bungalowin- houd gewenst is, dient er een projectplanprocedure te worden opge- start (zie bijlage 3).

Een hotel is een accommodatie waarin logies wordt verstrekt en waar eventueel maaltijden en drank worden verstrekt.

6.3 Regulier kampeerterrein

Een regulier kampeerterrein is een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens inrichting bestemd voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf. Het houden van een re- gulier kampeerterrein is alleen toegestaan als het terrein in het bestem- mingsplan uitsluitend of mede de bestemming verblijfsrecreatie heeft.

Richtlijnen

Op een regulier kampeerterrein zijn alle kampeermiddelen toege- staan. Hiermee wordt gedoeld op tent, tentwagen, kampeerauto en (sta)caravans.

De verdeling tussen toeristische en vaste standplaatsen dient bij voorkeur minimaal 40% toeristische en maximaal 60% vaste stand- plaatsen te zijn.

Voor het maximale aantal toegestane kampeerplaatsen, stacara- vans, recreatiewoningen/bungalows en voorzieningen op een kam-

peerterrein gelden de aantallen die zijn opgenomen in het bestem- mingsplan.

Op een kampeerterrein dient sprake te zijn van bedrijfsmatige exploi- tatie: het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nachts)verblijfmogelijkheden worden geboden.

Het opstellen van een bedrijfsplan en inrichtingsplan met groenvoor- zieningen is verplicht. Dit houdt onder andere in dat het bedrijf land- schappelijk wordt ingepast door gebruik te maken van gebiedseigen beplanting, parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en dat wordt voldaan aan milieueisen.

Voor nieuw- en verbouwplannen geldt dat zoveel mogelijk gebruik dient te worden gemaakt van duurzame natuurlijke materialen, zoals hout, leem, en riet.

Periode

Kamperen is toegestaan van 1 januari tot en met 31 december.

Zonering

Het exploiteren van een regulier kampeerterrein is toegestaan op de percelen die als zodanig zijn bestemd in de bestemmingsplannen. Het vestigen van nieuwe terreinen is mogelijk in het recreatief ontwikkelings- gebied.

6.4 Kleinschalig kampeerterrein

Een kleinschalig kampeerterrein (ook wel kamperen bij de boer of mini- camping genoemd) is een terrein geheel of gedeeltelijk ingericht en blij- kens inrichting bestemd voor plaatsen of geplaatst houden van maxi- maal 15 kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf. Een kleinschalig kampeerterrein is gekoppeld aan een agrarische bestemming.

(30)

26 In de voormalige Richtlijn veehouderij en stankhinder was kleinschalig kamperen geen stankgevoelige activiteit. Via de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij krijgen gemeenten de bevoegdheid om zelf objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object. Het klein- schalige kampeerterrein wordt als niet-stankhindergevoelig aangemerkt.

Richtlijnen

Op een kleinschalig kampeerterrein zijn de volgende kampeermidde- len toegestaan: tent, tentwagen, kampeerauto en toercaravan.

Op een kleinschalig kampeerterrein dienen alle kampeermiddelen mobiel te zijn.

Het opstellen van een inrichtingsplan voor groenvoorzieningen is verplicht. Dit houdt onder andere in dat het bedrijf landschappelijk wordt ingepast door gebruik te maken van gebiedseigen beplanting.

Er dient een groenafscheiding (gebiedseigen beplanting) gereali- seerd te worden tussen het kleinschalig kampeerterrein en het aan- grenzende perceel dan wel aangrenzende percelen.

Het kleinschalig kamperen vindt in ruimtelijke samenhang met be- staande agrarische bebouwing plaats

Voor nieuw- en verbouwplannen geldt dat zoveel mogelijk gebruik dient te worden gemaakt van natuurlijke materialen, zoals hout, leem, en riet.

Binnen eenzelfde bouwperceel mag de gezamelijke vloeroppervlakte ten behoeve van niet-agrarische activiteiten niet meer dan 300 m² bedragen.

Parkeergelegenheid dient beschikbaar te zijn op eigen terrein.

Kampeermiddelen mogen niet worden geplaatst binnen 5 meter van gebouwen en/of percelen van derden.

Bedrijven dienen zich aan te sluiten bij VeKaBo of SVR of een ver- gelijkbare samenwerkingsorganisatie.

Periode

Kamperen is toegestaan in de periode 15 maart– 31 oktober. Voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt de verplichting dat alle kampeermiddelen worden verwijderd (i.v.m. landschapvervuiling in de herfst en winter).

Zonering

Kleinschalige kampeerterreinen zijn toegestaan in het recreatief ontwik- kelingsgebied en het buitengebied van de gemeente.

6.5 Trekkershutten

Trekkershutten zijn houten blokhutten met een maximale grootte van 30 m², waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en die zijn ingericht voor recreatief nachtverblijf.

Richtlijnen

Een trekkershut heeft een maximale grootte van 30 m².

Het oprichten van trekkershutten dient te zijn gekoppeld aan het ex- ploiteren van een regulier kampeerterrein of een bungalowterrein.

Per kampeerterrein mogen maximaal 15 trekkershutten worden ge- plaatst. Deze trekkershutten zijn niet aanvullend op het bestaande aantal toegestane standplaatsen, stacaravans of recreatiewonin- gen/bungalows

Het opstellen van een inrichtingsplan voor groenvoorzieningen is verplicht. Dit houdt onder andere in dat het bedrijf landschappelijk wordt ingepast door gebruik te maken van gebiedseigen beplanting.

Trekkershutten dienen te worden ingepast ten opzichte van de be- staande bebouwing.

Bedrijven dienen zich aan te sluiten bij Stichting Trekkershutten Ne- derland.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toekomstvisie Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2021 Dorpsparticipatie in Maarn 5 Het centrum mag wel wat gezelliger, volgens zowel respondenten als aanwezigen bij de dialoog.. Ze

Toekomstvisie Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2021 Dorpsparticipatie in Maarsbergen 5 De respondenten benoemen ook dat een jongerenontmoetingsplek wenselijk is.. Daarvoor zien de

Een deel van de respondenten geeft aan dat vooral voor jongeren er niet veel te doen is.. De oproep om jongeren ‘vast’ te houden kwam een aantal keer

Toekomstvisie Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2021 Dorpsparticipatie in Doorn 5 Huis Doorn kwam zowel in de enquête als dorpsdialoog redelijk vaak voorbij als plek met potentie, als

Toekomstvisie Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2021 Dorpsparticipatie in Driebergen-Rijsenburg 5 Het centrum wordt als erg stenig ervaren en inwoners zien kansen voor vergroening..

Tijdens de digitale break-out hebben deelnemers over drie thema’s ideeën kunnen inbrengen voor nieuwe sociale initiatieven in Amerongen of Overberg.. De thema’s zijn: ouder

Toekomstvisie Gemeente Utrechtse Heuvelrug 2021 Dorpsparticipatie in Overberg 5 om nieuwe concepten te ontwikkelen in het dorp, zoals een zuivelboerderij met toeristische functie

parkdelen die commercieel worden gebruikt. 1) De objecten in privé eigendom zijn vaak sterk gecultiveerd, met een zeer beperkte kroonlaag. Er wordt op dergelijke recreatieparken