• No results found

University of Groningen Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours Dierselhuis, Edwin Frank

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours Dierselhuis, Edwin Frank"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours

Dierselhuis, Edwin Frank

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2019

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Dierselhuis, E. F. (2019). Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours. Rijksuniversiteit Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)
(3)

188 | Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours

9

SAMENVATTING

Sarcomen zijn een zeldzame vorm van kanker die jaarlijks bij 1% van de nieuwe patiënten met kanker wordt gediagnosticeerd. In Nederland wordt er per jaar bij circa 150 patiënten een primaire kwaadaardige bottumor geconstateerd. Van deze bottumoren is het chondrosarcoom (CS) het op twee na meest voorkomend, en wordt vooral gevonden bij personen tussen hun 40e en 70e levensjaar. Chondrosarcomen bestaan

uit kraakbeenmatrix producerende cellen en komen in verschillende varianten voor. De atypische cartilagineuze tumor (ACT) is hiervan een veel voorkomende tumor en wordt steeds vaker als toevalsbevinding gezien door het stijgende aantal MRI-scans en CT-scans dat verricht wordt. Voorheen werd deze afwijking als kwaadaardigheid beschouwd (CS graad I) maar sinds de naamswijziging in 2013 naar ACT door de Wereldgezondheidsorganisatie wordt deze nu gedefinieerd als een tumor met borderline kwaadaardige eigenschappen. Uitzaaiing van ziekte en overlijden van ziekte zijn zeer zelden beschreven, maar de tumor kan wel lokaal agressief zijn. In het verleden vond men deze tumor lastig te onderscheiden van meer kwaadaardige kraakbeentumoren. Bovendien zijn er ook casus bekend waarbij na een operatie de tumor terugkwam in een hogere gradering, met uitzaaiingen en overlijden tot gevolg. Om die redenen was men eerder vrij agressief wat betreft de behandeling van het ACT en werden grote operaties uitgevoerd tot amputaties aan toe. De laatste twee decennia is er echter steeds meer een tendens om deze tumoren alleen te behandelen met curettage. Hierbij wordt via een klein luikje in het bot het tumorweefsel uit het gezonde weefsel geschraapt, om zo verdere groei van de tumor te voorkomen. Na de curettage wordt er ook nog regelmatig gebruik gemaakt van aanvullende technieken (zoals bevriezen of etsen met fenol) om zo zeker mogelijk alle tumorcellen te bestrijden. Alhoewel dit tot minder functieverlies leidt dan grotere operaties en er ook minder complicaties voorkomen, hebben ook deze ingrepen aanmerkelijke morbiditeit die mogelijk niet tegen de ziektelast van ACT opwegen. Een minder invasieve behandeling is dus misschien aangewezen, zoals die ook wordt gebruikt bij de behandeling van goedaardige botafwijkingen (osteoïd osteoom). Radiofrequente ablatie (RFA) is een techniek waarbij een naald door de huid in het bot wordt geprikt en de tumor door hitte wordt behandeld. Dit is een techniek die ook regelmatig bij andere kankersoorten (zoals leverkanker of niercelkanker) wordt toegepast en staat

(4)

9

bekend als een goedkope, precieze en veilige behandelmethode. Een voordeel is dat het in dagbehandeling verricht kan worden en het bot sneller belastbaar is.

Doelen van dit proefschrift waren om de resultaten van de operatieve technieken die tot nu toe gebruikt worden te analyseren, en om de nieuwe techniek met RFA te onderzoeken. Om die reden was dit proefschrift uitgesplitst in twee delen.

DEEL I

In Hoofdstuk II hebben we een Cochrane systematische review uitgevoerd van de literatuur betreffende intralesionale behandeling (curettage) versus wijde resectie van ACT/CS-I in de lange pijpbeenderen. In totaal konden we 18 studies includeren met 781 patiënten. Hiervan konden we bij 419 patiënten uit 14 studies de patiëntdata verkrijgen. Uit de meta-analyse van 238 patiënten uit zeven studies bleek dat er geen verschil was in recurrence free survival (RFS) tussen wijde resectie en curettage (risk ratio (RR) 0.98; 95% betrouwbaarheidsinterval (CI) 0.92 – 1.04). Complicaties beschreven in zes studies met 203 patiënten kwamen significant minder voor bij curettage (5/125) dan bij wijde resectie (18/78) (RR 0.23; 95% CI 0.10 – 0.55). Uit drie studies met totaal 72 patiënten bleek dat de functionele uitkomst uitgedrukt in de MSTS-score significant beter was na curettage (gemiddeld 93%) dan na wijde resectie (gemiddeld 78%), p<0.001). Van 115 patiënten waren we in staat om de exacte RFS te berekenen en uit te drukken in een Kaplan Meyer curve, waarbij we ook geen significant verschil vonden tussen de twee operatieve technieken na een maximale follow-up van 300 maanden (curettage = 94% en wijde resectie = 96%). Bij vier patiënten (0.5% van alle inclusies) werd een hooggradige tumor gevonden na lokaal recidief, waarvan uiteindelijk twee patiënten (0.26% van alle inclusies) zijn overleden. Kortom, curettage bij ACT leek oncologisch veilig en zorgde voor minder complicaties en betere functionele uitkomst in vergelijking met wijde resectie. De bewijslast van alle bevindingen was echter van (zeer) hoge onzekerheid, door het retrospectieve karakter van de meegenomen studies, waarbij er een grote kans was op performance, detection en reporting bias.

In Hoofdstuk III analyseerden we onze eigen resultaten van intralesionale behandeling van ACT in de lange pijpbeenderen. In een retrospectieve case serie met 108 patiënten vonden we een 95.4% ziektevrije overleving (geen lokaal recidief, metastase en/of overlijden) na een gemiddelde follow-up duur van 48.7 maanden. Tumoren tot 100 cm3

(5)

190 | Advances of treatment in atypical cartilaginous tumours

9

werden middels curettage en adjuvant fenol behandeld, waarbij bij vijf patiënten residu tumor werd vermoed. Eén patiënt wilde persé een tweede ingreep, de overige patiënten werden nauwlettend gevolgd, zonder aanwijzing voor tumorgroei in het verloop van de tijd. In 14.8% van de patiënten ontstond een complicatie, in het overgrote deel fracturen die extra operaties tot gevolg hadden. Uiteindelijk waren er 20 re-operaties als gevolg van de complicaties nodig bij 12 patiënten (11%). We konden geen verband vinden tussen de grootte van de tumor en het risico op lokaal recidief of kans op complicaties.

Om te oordelen of computer geassisteerde chirurgie (CAS) van waarde is bij de behandeling van ACT hebben we retrospectief patiënten vergeleken waarbij CAS of fluoroscopie was gebruikt bij de peroperatieve navigatie (Hoofdstuk IV). In onze studie van 77 patiënten (CAS n = 17 versus fluoroscopie n = 60) konden we geen significant verschil vinden betreffende residu tumor (2/17 versus 6/60), fractuurrisico (3/17 versus 6/60) en duur van de ingreep (1 u 26 min versus 1 u 34 min). Het gebruik van CAS zorgde dus niet voor langere operatieduur, en ook werden er geen problemen gezien zoals pin-tract infectie.

In een prospectieve studie onderzochten we bij 20 patiënten het gebruik van radiofrequente ablatie (RFA) als behandeling voor ACT (Hoofdstuk V). We ontwikkelden een studie-opzet waarbij we in staat waren direct het effect van RFA op tumorweefsel te onderzoeken, zonder de patiënten standaardbehandeling te onthouden. Na inclusie ondergingen patiënten een CT-geleid biopt gevolgd door RFA. Na drie maanden werd een MRI met Gadolinium (G-MRI) gemaakt om het ablatie effect te beoordelen. Vervolgens vond er curettage plaats van de laesie, teneinde de patiënt definitief te behandelen en het PA-materiaal te correleren aan de post-ablatie MRI-beelden. Tumor respons werd zowel histologisch als radiologisch gecategoriseerd als volledig (R0), bijna volledig (R1) of incompleet (R2). Histologisch onderzoek wees uit dat bij 70% van de patiënten er 95% of meer tumor necrose was bereikt, waarvan bij 9/20 er volledige necrose te zien was. G-MRI was 91% sensitief voor residu tumor, met een negatief voorspellende waarde (NPW) van 86%. Naast de werkzaamheid van de ablatie, werd ook de functionele uitkomst na RFA en curettage middels MSTS-scores onderzocht en vóórkomen van complicaties. Op een schaal van 0 tot 30, was de score 27.1 (23 tot 30) zes weken na RFA, ten opzichte van 18.1 (12 tot 25) zes weken na curettage (p < 0.001). Twaalf weken na de procedures was

(6)

9

het verschil minder groot, maar nog steeds significant (27.2 versus 22.9; p < 0.001). Er traden geen complicaties op bij of na de RFA-procedures. Na curettage trad bij twee patiënten een fractuur op, waarvoor operatief ingrijpen nodig was.

Na evaluatie van deze eerste pilotstudie, maakten we enkele aanpassingen aan het studieprotocol, welke in 24 patiënten prospectief werd onderzocht (Hoofdstuk VI). De inclusiecriteria bleven onveranderd, echter pasten we een extra cyclus tijdens de RFA-procedure toe en werden bij tumoren groter dan 30 mm meerdere naaldposities gebruikt. We zagen een duidelijke toename naar 71% van de patiënten met een volledige respons op de RFA-behandeling, en slechts 8% incomplete behandeling. Er trad één fractuur op na RFA, verder zagen we geen andere complicaties. Vijf van de zes tumoren die groter dan 30 mm waren en met meerdere naaldposities waren behandeld lieten een volledige respons zien.

Samenvattend hebben we in dit proefschrift op basis van de best beschikbare literatuur laten zien dat intralesionale behandeling oncologisch veilig is en superieur ten opzichte van wijde resectie wat betreft functionele uitkomst en kans op complicaties bij behandeling van ACT in de lange pijpbeenderen. De uitkomst van curettage in ons eigen handen is vergelijkbaar met de huidige literatuur, waarbij de rol van computer geassisteerde chirurgie bij dit type operaties nog niet duidelijk is. Radiofrequente ablatie werd onderzocht als alternatief voor curettage, met veelbelovende resultaten wat betreft lokale tumor controle en behoud van functie en snelle terugkeer naar dagelijkse activiteiten. Het optimaliseren van de RFA-procedure, met name intra-operatieve monitoring, en de lange termijn uitkomsten van thermoablatie op ACT blijven onderwerpen van toekomstig onderzoek.

(7)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Purpose of this study is to present outcome of patients with ACT/CS1 in the long bones, treated by curettage with adjuvant phenolization in a large cohort with minimum

Computer-assisted surgery compared to fluoroscopy in curettage of atypical cartilaginous tumors / chondrosarcoma grade 1 in the long bones..

Histological analysis was performed according to World Health Organization standards.3 Secondary endpoints were signs of residual tumour on post-RFA G-MRI; correlation of G-MRI

With this study, we have shown that multiple needle placement in addition to longer duration of the ablation procedure is an effective measure to achieve complete tumour ablation

Only four cases out of 781 patients (0.5%) demonstrated evolution towards a higher-grade tumour, hardly hampering patient survival: we found that only 0.26% of patients died due

Based on three studies, functional outcome as measured by the musculoskeletal tumour society (MSTS) score was significantly better after intralesional treatment (mean score

By the end of 2011, he started with his training for general surgery at the Treant zorggroep (supervisor dr. van den Berg), after which he completed his orthopaedic surgical

Local treatment of atypical cartilaginous tumors in the long bones: results in 108 patients with a minimum follow-up of two years Computer assisted surgery for curettage of