• No results found

Voorwoord. Het rapport is ook beschikbaar op

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorwoord. Het rapport is ook beschikbaar op"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tuberculoseregister

België 2004

(2)

Voorwoord

Dit rapport over het tuberculoseregister van België bevat de beschrijving van de in 2004 opgespoorde tuberculosepatiënten en de behandelingsresultaten van de patiëntencohort die geregistreerd werd in 2003. De tuberculoseregisters van het Vlaams, Waals en Brussels Gewest konden bijeengevoegd worden dankzij de goede samenwerking van de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg (VRGT) en de zusterorganisatie Fonds des Affections Respiratoires (FARES) met de Vlaamse en Franse Gemeenschap, de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de referentielaboratoria van het netwerk voor de surveillance van de tuberculoseresistentie.

Wij wensen alle medewerkers te bedanken die door hun inspanning dit jaarrapport mogelijk gemaakt hebben en speciaal Patrick de Smet die instond voor de validatie en de analyse van de gegevens.

Specifiek willen we hierbij ook de verpleegkundigen bedanken die instonden voor de datacollectie in de provincies.

- In het Vlaams Gewest gebeurde dat door de medewerkers van de provinciale gezondheidsinspecties van de Vlaamse Gemeenschap: Hilde Boeckx, Chantal Dehollogne, Hilde De Schrijver, Katrien Matthys, Karel Roten, Linda Vandewalle en Jacqueline Van Herreweghe. Verder bedanken we hier de andere medewerkers van de gezondheidsinspecties van de Vlaamse Gemeenschap evenals de gezondheidsinspecteurs.

- In het Waals Gewest werden de gegevens verzameld door de verpleegkundigen van de FARES:

Catherine Biquet, Annette Coulée, Marie-Laure Dumont, Anne Gob, Catherine Hautot, Maggy Henrotte, Monique Jacqmard, Christiane Lecomte, Bernadette Meuris, Cécile Obee, Colette Thunus, Isabelle Charlier en alle verpleegkundigen van de 9 dispensaria van de provincie Namen.

- In het Brussels Gewest zorgden Veronique Vande Gucht, Veerle Vansand, Joke Catrysse en Steven Willems van de VRGT en Catherine Biquet, Sabrina Delmeulle, Marie-Carle Nachez, Liliane Robert, Nadia Segers en Dominique Violonvan de FARES voor de dataverzameling.

Graag horen we van jullie suggesties met betrekking tot de inhoud of de vorm van dit rapport ! Aarzel niet ons te contacteren voor meer informatie.

Dr. Greta Van Kersschaever Dr Maryse Wanlin

Medisch Directeur VRGT Medisch Directeur FARES

Het rapport is ook beschikbaar op www.vrgt.be

Overname uit dit rapport is toegestaan mits uitdrukkelijke bronvermelding, Brussel juli 2006

(3)

Inhoud

VOORWOORD 2

INHOUD 3

SAMENVATTING 4

KARAKTERISTIEKEN VAN DE TUBERCULOSEPATIËNTEN GEREGISTREERD

IN 2004 6

AANTAL ABSOLUTE GEVALLEN EN TUBERCULOSE-INCIDENTIE IN BELGIE 6

ANTECEDENTEN VAN TUBERCULOSE 6

TYPE VAN OPSPORING 6

VERGELIJKING TUSSEN POPULATIE AANGEGEVEN IN HET REGISTER EN ALGEMENE

BEVOLKING 6

L e e f t i j d G e s l a c h t N a t i o n a l i t e i t

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS LEEFTIJD 9

L e e f t i j d s k l a s s e e n m e d i a a n

G e s t a n d a a r d i s e e r d e l e e f t i j d s s p e c i f i e k e i n c i d e n t i e p e r g e w e s t

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS GESLACHT 11

P r o p o r t i e m a n n e n / v r o u w e n G e s l a c h t r a t i o p e r g e w e s t

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS NATIONALITEIT 12

V e r h o u d i n g B e l g e n e n n i e t - B e l g e n

V o o r s t e l l i n g v a n d e v e r s c h i l l e n d e n a t i o n a l i t e i t e n

B r u t o t u b e r c u l o s e - i n c i d e n t i e b i j B e l g e n e n n i e t - B e l g e n

G e s t a n d a a r d i s e e r d e i n c i d e n t i e v o l g e n s n a t i o n a l i t e i t , r e g i o e n p e r p r o v i n c i e

GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN TUBERCULOSE 17

P e r g e w e s t P e r p r o v i n c i e

T u b e r c u l o s e i n g r o o t s t e d e n e n i n B r u s s e l e n A n t w e r p e n

LOKALISATIE VAN DE TUBERCULOSE 19

BACTERIOLOGISCHE RESULTATEN 20

R e c h t s t r e e k s o n d e r z o e k e n c u l t u u r A n t i b i o g r a m

R i s i c o f a c t o r e n v o o r r e s i s t e n t i e

POPULATIEGROEPEN MET HOOG RISICO VOOR TUBERCULOSE 22

(4)

TRENDS IN DE TUBERCULOSEAANGIFTES OVER DE LAATSTE

DECENNIA IN BELGIË 24

EVOLUTIE VAN DE BRUTO TUBERCULOSE-INCIDENTIE IN BELGIE 24

EVOLUTIE PER GEWEST 24

EVOLUTIE IN DE GROOTSTEDEN 25

EVOLUTIE PER LEEFTIJDSGROEP 25

EVOLUTIE VOLGENS NATIONALITEIT 26

E v o l u t i e v a n d e b r u t o t u b e r c u l o s e - i n c i d e n t i e v a n 1 9 8 6 - 2 0 0 4 E v o l u t i e v a n d e g e s t a n d a a r d i s e e r d e i n c i d e n t i e p e r n a t i o n a l i t e i t e n p e r g e w e s t v a n 2 0 0 1 - 2 0 0 4

E v o l u t i e v a n d e g e s t a n d a a r d i s e e r d e i n c i d e n t i e v a n 2 0 0 1 - 2 0 0 2 / 2 0 0 3 - 2 0 0 4 n a s t r a t i f i c a t i e v o o r g e w e s t e n p r o v i n c i e

BEHANDELINGSRESULTATEN VAN DE PATIËNTENCOHORT VAN 2003 32

BESLUIT EN VOORUITZICHTEN 34

BIJLAGE 1 37

BIJLAGE 2 38

BIJLAGE 3 400

BIJLAGE 4A 422

BIJLAGE 4B 433

BIJLAGE 4C 444

(5)

Samenvatting

In 2004 bereikte de tuberculose-incidentie (aantal nieuwe tuberculosepatiënten per 100.000 inwoners per jaar) in België opnieuw het niveau van de voorbije jaren. Er werd aangifte gedaan van 1.226 patiënten, wat overeenkomt met een incidentie van 11,8 nieuwe tuberculosepatiënten per 100.000 persoon-jaren.

Bijna een derde (27,9%) van alle nieuwe tuberculosepatiënten werd in 2004 aangegeven in het Brussels Gewest, terwijl dat gewest slechts 10% van de algemene bevolking van België vertegenwoordigt.

De mediane leeftijd van de tuberculosepatiënten was het laagst in het Brussels (33 jaar) en in het Vlaams Gewest (39 jaar).

In totaal waren 64,4% van alle tuberculosepatiënten mannen.

Ook in 2004 waren meer dan de helft (52,9%) van de 1.226 nieuwe tuberculosepatiënten niet-Belgen. De proportie allochtonen bij de tuberculosepatiënten was het grootst in het Brussels Gewest (76,6%). In het Vlaams Gewest waren er 10,0 maal meer allochtonen bij de tuberculosepatiënten dan in de algemene bevolking. In het Waals Gewest was die verhouding slechts 3,9 en in het Brussels Gewest 2,9. Bijna een vijfde van alle niet-Belgische tuberculosepatiënten waren Marokkanen.

Bij de Belgen steeg de tuberculose-incidentie in 2004 lineair met de leeftijd: 75-plussers hadden 9,2 maal vaker tuberculose dan kinderen tussen 0-14 jaar. Bij niet-Belgen daarentegen had de relatie tussen leeftijd en tuberculose in de drie gewesten een parabolische vorm met een maximum incidentie in de leeftijdsklasse van 15-29 jaar.

De tuberculose-incidentie bij allochtone kinderen van 0-4 jaar was ook in 2004 hoog (60,1/100.000).

Het Vlaams Gewest kende de laagste tuberculose-incidentie bij Belgen (5,2/100.000), terwijl het Waals Gewest de laagste incidentie kende bij niet-Belgen (37,3/100.000). Enkel Belgen in de provincies Limburg en Henegouwen kenden een significant hogere tuberculoseincidentie dan het gewestelijke gemiddelde. Belgen in de provincies Luik en Waals Brabant hadden significant minder tuberculose dan het gemiddelde van de Belgen in het Waals gewest. Bij de niet-Belgen daarentegen werden enkel in de provincies Antwerpen en Luik tuberculoseincidenties gemeten die significant hoger waren dan het regionale gemiddelde bij allochtonen. In Vlaams-Brabant, Limburg en Henegouwen was de tuberculoseincidentie bij niet-Belgen echter lager dan de gemiddelde gewestelijke incidentie. Wanneer asielzoekers niet meegerekend werden bij de niet-Belgen, bleven de incidenties in de provincies Antwerpen en Luik significant hoger dan de referentiewaarde.

Het waren in 2004 opnieuw de steden Brussel en Antwerpen die met hoge tuberculose-incidenties kampten: 34,2 respectievelijk 31,2/100.000. De tuberculose in deze steden was bovendien geconcentreerd in bepaalde deelgemeentes: in Brussel werd bijna 60% van alle patiënten aangegeven in slechts vier gemeentes en in Antwerpen was dat bijna 67%. In Namen (6,0/100.000) en Brugge (4,7/100.000) was de incidentie zelfs lager dan het nationale gemiddelde. In Luik nam ze af van 18,4/100.000 in 2003 tot 16,2 in 2004 en in Charleroi bleef de incidentie stabiel op 19,9/100.000.

In 2004 behoorden 547 (45,0%) tuberculosepatiënten in België tot één van de hoge risicopopulaties voor tuberculose: 21% waren sociaal marginalen, 13% asielzoekers, 6% illegalen en 2% gedetineerden. Ook werd bij 7% van de patiënten alcoholisme als risicofactor geregistreerd en hadden 6% van de aangegeven tuberculosepatiënten in 2004 fibreuze letsels op de longfoto.

Een totaal van 74,0% (n=907) van alle tuberculosepatiënten leden aan de pulmonale vorm van de ziekte, waaronder 10 patiënten met tuberculose van de larynx of bovenste luchtwegen. Van deze patiënten hadden 47,7% een positief sputum bij direct microscopisch onderzoek en 80,4% bij kweek.

In 2004 waren 1,4% van de tuberculosepatiënten met positieve sputumcultuur en beschikbaar antibiogram besmet met de multidrug-resistente tuberkelbacil (resistent tegen ten minste isoniazide en rifampicine) en was 5,1% isoniazide-resistent. Resistentie kwam meer voor bij niet-Belgen. In de

(6)

multivariaat analyse van de resistentiedata van het Brussels en het Waals Gewest van 2001-2004 was het feit van vreemde nationaliteit te zijn een onafhankelijke risicofactor voor resistentie, behalve als die nationaliteit Noord-Afrikaans was.

Van de patiëntencohort aangegeven in 2003 kon 82,9% zijn behandeling beëindigen met positief resultaat (genezen met of zonder bacteriologische bevestiging). De mortaliteitsgraad bleef relatief hoog (9,4%). Het merendeel van de overlijdens trad op tengevolge van een andere oorzaak dan de tuberculose.

Het positief behandelingsresultaat was beter voor niet-Belgische patiënten (86,1%) dan voor Belgische (79,8%), mede door het verschil in mortaliteit (17,0% bij Belgen en 1,8% bij niet-Belgen). De hogere mortaliteit bij Belgische tuberculosepatiënten reflecteerde waarschijnlijk de hogere leeftijd van deze groep (bijlage 1) en het meer frequent voorkomen van ernstige comorbiditeit.

Bij een meer precieze kijk op de evolutie in tuberculose-incidentie over de laatste vier jaren (van 2001- 2002 tot 2003-2004) werden volgende schommelingen geobserveerd:

- Bij Belgen nam de incidentie significant af van 2001-2002 tot 2003-2004 in alle drie gewesten. In de provincies Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen, Luik, Vlaams- en Waals-Brabant was deze daling significant.

- Bij niet-Belgen bleef de incidentie vrij stabiel in de twee periodes en werd in geen van de drie gewesten een significant incidentieverschil geobserveerd.

- Bij niet-Belgen in de provincies Limburg, Luik, Vlaams- en Waals-Brabant en Oost-Vlaanderen nam de tuberculose-incidentie toe in 2003-2004 ten opzichte van 2001-2002, terwijl ze daalde in de andere provincies en in het Brussels Gewest. Enkel de toename van de incidentie bij niet-Belgen in Limburg was statistisch significant.

- Wanneer asielzoekers niet meegerekend werden bij de niet-Belgen, was de toename van de incidentie tussen 2001-2002 en 2003-2004 in geen van bovenvermelde provincies nog statistisch significant. De afname van incidentie in het Brussels Gewest van 2001-2002 naar 2003-2004 was dat echter wel.

(7)

Karakteristieken van de tuberculosepatiënten geregistreerd in 2004

AANTAL ABSOLUTE GEVALLEN EN TUBERCULOSE-INCIDENTIE IN BELGIE

In 2004 werd in België aangifte gedaan van 1.226 tuberculosepatiënten, wat overeenkomt met een jaarlijkse incidentie van 11,8 tuberculosepatiënten per 100.000 inwoners. Dit is een lichte stijging in vergelijking met vorig jaar (10,9/100.000 in 2003).

Van de 1.226 patiënten werden er 875 (71,4%) als nieuwe patiënten1 geregistreerd.

ANTECEDENTEN VAN TUBERCULOSE

Van de geregistreerde patiënten waren er 98 (8,0%) die eerder een behandeling gekregen hadden.

De gegevens over de voorgeschiedenis van tuberculose, per gewest en nationaliteit zijn weergegeven in bijlage 1. In vergelijking met 2003 is er een verbetering waar te nemen in de beschikbaarheid van de data, maar het grote aantal ontbrekende gegevens blijft een belangrijk probleem voor het register in 2004. Voor 253 (20,6%) patiënten was de voorgeschiedenis van tuberculose onbekend. De ontbrekende gegevens betreffen zowel Belgische als niet-Belgische patiënten (respectievelijk 17,3% en 23,6% van de gevallen). De proportie van de ongekende antecedenten bedraagt 25,1% voor het Brusselse Gewest, 18,5% voor het Waalse Gewest en 18,5% voor het Vlaamse Gewest (in vergelijking met 33,9% in het Vlaams Gewest in 2003).

TYPE VAN OPSPORING

Het merendeel (81,2%) van de tuberculosepatiënten aangegeven in het register van 2004 werden gediagnosticeerd tijdens een spontane consultatie bij een arts (passieve detectie door de curatieve sector). Een totaal van 148 (12,1%) patiënten werden gedetecteerd door de actieve tuberculoseopsporing bij hoog risicobevolkingsgroepen en bij 79 (6,4%) patiënten werd de diagnose van tuberculose gesteld ter gelegenheid van een contactonderzoek rond een besmettelijke patiënt. De gegevens over de manier van diagnose per gewest, staan in tabel 1 .

Tabel 1. Wijze van diagnose van de tuberculosepatiënten in België en per gewest, 2004.

Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest België

N % N % N % N % Spontane consultatie 458 80,8% 277 81,0% 261 82,3% 996 81,2%

Contactinvestigatie 43 7,6% 27 7,9% 9 2,8% 79 6,4%

Actieve opsporing RG 64 11,3% 37 10,8% 47 14,8% 148 12,1%

Ongekend 2 0,4% 1 0,3% 0 0,0% 3 0,2%

Totaal 567 100% 342 100% 317 100% 1.226 100%

VERGELIJKING TUSSEN POPULATIE AANGEGEVEN IN HET REGISTER EN ALGEMENE BEVOLKING

Tabel 2 vergelijkt de spreiding van leeftijd, geslacht en nationaliteit in de algemene bevolking met die van de tuberculosepatiënten aangegeven in 2004.

1 Nieuwe patiënt: volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) is dit een patiënt die voordien nooit of minder dan één maand behandeld werd voor tuberculose. In het tuberculoseregister wordt enkel de voorgeschiedenis van tuberculose aangegeven.

(8)

L e e f t i j d

De gegevens in tabel 2 illustreren hoe de leeftijdsspreiding bij tuberculosepatiënten in 2004 verschilde van die in de algemene bevolking en hoe dit het meest uitgesproken was in het Brussels Gewest.

G e s l a c h t

In alle gewesten waren er proportioneel meer mannen onder de patiënten (49,3%) dan in de algemene bevolking: in 2004 waren 64,4% van alle tuberculosepatiënten in België mannen.

N a t i o n a l i t e i t

De proportie allochtonen bij de tuberculosepatiënten was het hoogst in het Brussels Gewest (76,6%). Hoewel in het Waals Gewest dubbel zoveel allochtonen (9,1%) wonen dan in het Vlaams Gewest (4,8%), is de proportie niet-Belgen onder de tuberculosepatiënten in Wallonië beduidend lager (36,3%) dan in het Vlaams Gewest (48,0%).

De verhouding allochtone tuberculosepatiënten ten opzichte van allochtonen in de algemene bevolking was 10,0 (48,0% / 4,8%) in het Vlaams Gewest, 2,9 (76,6% / 26,3%) in het Brussels Gewest en 4,0 (36,3% / 9,1%) in het Waals Gewest. Niet-Belgen in het Vlaams Gewest blijven daarom 2,5 en 3,4 maal meer tuberculose vertonen dan die in het Waals en Brussels Gewest.

(9)

8

Tabel 2. Spreiding van leeftijd, geslacht en nationaliteit in de algemene bevolking* en bij de geregistreerde tuberculosepatiënten in België en per gewest, 2004

Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest België

Alg. Bev.** Patiënten** Alg. Bev**. Patiënten** Alg. Bev** Patiënten** Alg. Bev**. Patiënten**

28,5% 19,4% 30,4% 25,7% 30,7% 12,6% 29,4% 19,4%

28,6% 37,0% 32,3% 43,0% 27,8% 29,7% 28,7% 36,8%

25,4% 20,3% 21,6% 17,0% 24,7% 25,6% 20,7%

Leeftijd 0-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar

≥65 jaar 17,6% 23,3% 15,6% 14,3% 16,8% 32,2% 17,1% 23,1%

- 39,0 - 33,0 - 48,0 - 40 ,0

- 56,0 - 50,0 - 57,0 - 56,0

Mediane leeftijd Totaal

Belgen

Vreemdelingen - 29,5 - 32,0 - 32,0 - 31,0

Geslacht

Mannen 49,3% 65,6% 48,0% 59,6% 48,5% 67,5% 48,9% 64,4%

Nationaliteit

Allochtonen 4,8% 48,0% 26,3% 76,6% 9,1% 36,3% 8,3% 52,9%

Totale

bevolking 6.016.024 567 999.899 342 3.380.498 317 10.396.421 1.226

* Nationaal Instituut van de Statistiek, cijfers van 01.01.2004

** Alg. Bev.: algemene bevolking; Patiënten: tuberculosepatiënten geregistreerd in 2004

(10)

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS LEEFTIJD

L e e f t i j d s k l a s s e e n m e d i a a n

De modale leeftijdsklasse van de tuberculosepatiënten aangegeven in 2004 was die tussen 25-44 jaar: deze groep omvatte 37% van alle patiënten.

De mediane leeftijd van tuberculosepatiënten was het laagst in het Brussels Gewest (33 jaar). In het hele land was de mediane leeftijd significant lager bij allochtone (31 jaar) dan bij autochtone (56 jaar) patiënten.

Bovendien was ook in 2004 de mediane leeftijd van patiënten in het Vlaams Gewest (39 jaar) significant lager dan in het Waals Gewest (48 jaar).

G e s t a n d a a r d i s e e r d e l e e f t i j d s s p e c i f i e k e i n c i d e n t i e p e r g e w e s t

Omwille van de grote verschillen in tuberculose-epidemiologie bij autochtone en allochtone bevolkingsgroepen in België, worden de resultaten van de analyses afzonderlijk voorgesteld voor deze subpopulaties in deze paragraaf maar ook verder in het rapport.

B i j B e l g e n

Figuur 1a toont na standaardisatie voor gewest en geslacht, een volkomen lineaire relatie (R2=0,88), tussen tuberculose-incidentie en leeftijd bij de bevolking met Belgische nationaliteit. Personen ouder dan 75 hadden 9,2 maal meer tuberculose dan kinderen van 0 tot 14 jaar, de referentiegroep.

In het Vlaams en het Waals Gewest steeg de tuberculose-incidentie met de leeftijd, maar figuur 1b illustreert hoe dat minder het geval was in het Brussels Gewest waar de incidentie bij 60-74 jarigen iets lager was dan die bij de 75-plussers. De cijfergegevens van de gestandaardiseerde leeftijdsspecifieke incidentiedensiteitsratio bij Belgen zijn bijgevoegd in bijlage 2a.

B i j n i e t - B e l g e n

In de drie gewesten had de relatie tussen leeftijd en tuberculose-incidentie bij de allochtone bevolking een parabolische vorm wanneer de vier eerste leeftijdsgroepen (tot 60 jaar) bekeken werden (R2=0.99) (figuur 2a). Allochtonen van 15-29 jaar bvb. hadden viermaal meer tuberculose (147,2/100.000) dan die van 0-14 jaar (38,4/100.000). De groep van 45-59 jaar (39,7/100.000) vertoonde een incidentie die vergelijkbaar was met de referentiegroep.

In tegenstelling tot wat beschreven werd bij de Belgen, is de relatie tussen tuberculose en leeftijd bij de niet-Belgen identiek voor de drie gewesten,. Nochtans is er een piekincidentie vanaf de leeftijd van 60 jaar in het Brussels Gewest vast te stellen (figuur 2b).

De cijfergegevens van de gestandaardiseerde leeftijdsspecifieke tuberculose-incidentie bij niet-Belgen zijn te vinden in bijlage 2b.

(11)

Figuur 1. Tuberculose-incidentiedensiteitsratio bij Belgen volgens leeftijd en gewest, 2004 (referentie: 0-14 jaar).

a. voor België, na standaardisatie voor geslacht en gewest b. voor het Brussels Gewest, na standaardisatie voor geslacht

Figuur 2. Tuberculose-incidentiedensiteitsratio’s bij niet-Belgen volgens leeftijd en gewest, 2004 a. voor België, na standaardisatie voor geslacht en gewest

b. voor het Brussels Gewest, na standaardisatie voor geslacht

België (a)

9,2

5,3

2,8 1 1,7

4,1

0 2 4 6 8 10 12 14

0-14 15-29

30-44 45-59

60-74 >=7 5 leeftijd

mIDR

Brussels Gewest (b)

1,2

3,5

1,3 1,8

1 1,3

0 1 2 3 4 5 6 7 8

0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 >=75 leeftijd

mIDR

België (a)

0 1 2 3 4 5 6

0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 >=75

leeftijd

mIDR

1,0 4,0

2,1

1,2

1,7

1,6

Brussels Gewest (b)

0 1 2 3 4 5 6 7

0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 >=75

leeftijd

mIDR

1,0 3,9

1,4

2,2 3,0

2,3

(12)

B i j k i n d e r e n t u s s e n 0 e n 4 j a a r

Tuberculose bij kinderen onder de vijf jaar is een indicator voor recente transmissie van de tuberculose- infectie in de gemeenschap omdat tuberculose bij hen altijd het gevolg is van recente infectie. De incidentie bij kinderen uit deze leeftijdsgroep is bijgevolg een belangrijke parameter om te evalueren hoe efficiënt tuberculose bestreden wordt: elke tuberculosepatiënt jonger dan vijf jaar wijst immers op een gemiste kans voor preventie.

Tabel 3 toont de tuberculose-incidentie bij kinderen van 0 tot 4 jaar per gewest. Niet-Belgische kinderen van die leeftijd (incidentie 60,1/100.000) hadden verhoudingsgewijs 17 maal meer tuberculose dan Belgische kinderen van dezelfde leeftijd (3,5/100.000) in 2004. De verhouding tussen niet-Belgen en Belgen bij de tuberculosepatiënten van deze leeftijd was het hoogst (18,6) in het Vlaams Gewest.

In 2004 was de tuberculose-incidentie bij kinderen in deze leeftijdsgroep vergelijkbaar met die van 2003.

Tabel 3. Tuberculose-incidentie bij kinderen van 0-4 jaar, per gewest 2004

Belgen Niet-Belgen

N /100.000 (95% CI) N /100.000 (95% CI) Vlaams Gewest 10 3,4 (1,6 - 6,3) 9 63,3 (29,0 - 120,1) Brussels Gewest 9 16,6 (7,6 - 31,4) 9 68,3 (31,3 - 129,7) Waals Gewest 0 0,0 3 39,7 (8,2 - 116,1)

België 19 3,5 (2,1 – 5,5) 21 60,1 (37,2 - 91,9)

Na uitsluitsel van asielzoekers in de allochtone patiëntenpopulatie, bleven de incidenties bij niet-Belgische kinderen in het Vlaams (42,2/100.000) en het Brussels (53,2/100.000) Gewest opvallend hoger dan bij Belgische kinderen. In het Waals Gewest waren echter alle niet-Belgische tuberculosepatiënten ≤4 jaar asielzoekers (0,0/100.000).

Het bestaan van een niet verwaarloosbare tuberculose-incidentie bij allochtone kinderen verantwoordt het systematisch tuberculoseonderzoek van kleine niet-Belgische kinderen die zich aanbieden op de consultaties van Kind en Gezin.

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS GESLACHT P r o p o r t i e m a n n e n / v r o u w e n

In 2004 waren 64,4% van alle tuberculosepatiënten in België mannen.

G e s l a c h t - r a t i o p e r g e w e s t B i j B e l g e n

Tabel 4 toont een groot interregionaal verschil in de relatie tussen geslacht en tuberculose-incidentie bij Belgen (p χ 2<0,001). Net als vorige jaren verschilde het Brussels Gewest in 2004 opnieuw het sterkst van de andere gewesten.

Bij Belgen is de geslachtsratio (M/V) bij 70-plussers in het Waals (mIDR: 4,7) en het Vlaams Gewest (mIDR: 4,0) het grootst. Ook de leeftijdsgroep tussen 45-69 jaar in het Waals Gewest heeft een hoge ratio.

(mIDR: 3,8). Onder de 15 jaar is deze ratio < 1, omdat bij deze groep meer vrouwen dan mannen voorkomen.

(13)

Tabel 4. Incidentiedensiteitsratio’s voor geslacht bij Belgen in 2004, gestandaardiseerd voor leeftijd en gewest

Mannen Vrouwen

N incidentie

/100.000 n incidentie

/100.000 IDR(M/V) Vlaams Gewest

0-44 jaar 53 3,2 (2,5-4,2) 44 2,8 (2,1-3,7) 1,2 (0,8-1,7) 45-69 jaar 76 8,7 (7,0-10,9) 29 3,3 (2,3-4,7) 2,7 (1,8-4,0)

>=70 jaar 68 23,0 (18,1-29,1) 25 5,7 (3,9-8,5) 4,0 (2,6-6,1) Brussels Gewest

0-44 jaar 18 8,1 (5,1-12,9) 17 7,8 (4,9-12,6) 1,0 (0,5-2,0) 45-69 jaar 13 14,5 (8,4-24,9) 8 7,9 (3,9-15,7) 1,8 (0,8-4,4)

>=70 jaar 10 27,5 (14,8-51,2) 14 20,4 (12,1-34,4) 1,4 (0,6-3,0) Waals Gewest

0-44 jaar 27 2,9 (2,0-4,3) 22 2,5 (1,6-3,7) 1,2 (0,7-2,1) 45-69 jaar 64 15,1 (11,8-19,3) 18 3,9 (2,5-6,2) 3,8 (2,4-6,2)

>=70 jaar 52 36,8 (28,0-48,3) 19 7,9 (5,0-12,4) 4,7 (2,9-7,5)

België

0-44 jaar 98 3,5 (2,9-4,3) 83 3,1 (2,5-3,8) 1,1 (0,9-1,5) 45-69 jaar 153 11,1 (9,4-13,0) 55 3,8 (2,9-5,0) 2,9 (2,2-3,9)

>=70 jaar 130 27,4 (23,1-32,6) 58 7,8 (6,0-10,0) 3,6 (2,7-4,9)

Bij niet-Belgen

In tegenstelling tot wat waargenomen werd bij Belgen was de geslachtsratio erg homogeen bij de niet- Belgische patiënten (Tabel 5). In het Waals Gewest werd het grootste aantal aan mannen genoteerd bij de niet-Belgische tuberculosepatiënten. Bij niet-Belgen onder de 15 jaar zijn er ook meer vrouwen dan mannen.

Tabel 5. Incidentiedensiteitsratio’s voor geslacht bij niet-Belgen in 2004, gestandaardiseerd voor leeftijd en gewest

Mannen Vrouwen

n incidentie

/100.000 n incidentie

/100.000 IDR(M/V) Vlaams Gewest (**) 175 116,1 (100,1-134,7) 97 70,5 (57,7-86,0) 1,7 (1,4-2,2) Brussels Gewest (**) 163 123,3 (105,8-143,8) 99 75,4 (61,9-91,8) 1,6 (1,3-2,1) Waals Gewest (**) 71 44,4 (35,2-56,1) 44 29,6 (22,0-39,8) 1,5 (1,1-2,2) België (*) 409 92,4 (83,9-101,8) 240 57,5 (50,6-65,2) 1,7 (1,4-1,9)

* gestandaardiseerd voor leeftijd en gewest ** gestandaardiseerd voor leeftijd

SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS NATIONALITEIT Verhouding Belgen/niet-Belgen

In 2004 waren meer dan de helft 52,9%, ( n=649) van de patiënten niet-Belg. Dat is vergelijkbaar met 2003, (53,9%) en 2002 (50,5%) terwijl in 1991 dat percentage nog slechts 18% bedroeg.

Tabel 6 toont de verhouding Belgen en niet-Belgen bij de tuberculosepatiënten in de drie Gewesten in 2004.2 In het Brussels Gewest waren de meerderheid van de tuberculosepatiënten allochtonen 76,6% in het Vlaams Gewest bijna de helft 48,0%. In het Waals Gewest kwam nog 63,7% van alle tuberculose voor bij Belgen.

2 Tuberculosepatiënten worden geklasseerd als Belg (autochtoon) of niet-Belg (allochtoon) op basis van de nationaliteit zoals ze geregistreerd werd in het Belgisch tuberculoseregister.

(14)

Tabel 6. Tuberculosepatiënten met Belgische en niet-Belgische nationaliteit in 2004

Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest Totaal Belgen 295 (52,0%) 80 (23,4%) 202 (63,7%) 577 (47,1%) Niet-Belgen 272 (48,0%) 262 (76,6%) 115 (36,3%) 649 (52,9%)

Totaal 567 342 317 1.226

Voorstelling van de verschillende nationaliteiten

De nationaliteiten van de allochtone tuberculosepatiënten aangegeven in 2004 zijn weergegeven in tabel 7. Dit jaar waren de meeste niet-Belgische patiënten in ons land opnieuw afkomstig uit Marokko en de Democratische Republiek Congo.

Tabel 7. Nationaliteiten van niet-Belgische tuberculosepatiënten in 2004, België

% n % n

Marokko 23,7 154 Russische Federatie 3,1 20

DR Congo 7,4 48 Pakistan 2,8 18

Turkije 4,9 32 Roemenië 2,6 17

China 4,8 31 FR Joegoslavië 2,6 17

India 4,5 29 Andere 39,3 255

Afrika zonder specificatie 4,3 28

Totaal 649

De vijf frequentst voorkomende nationaliteiten van de niet-Belgische tuberculosepatiënten verschillen tussen de gewesten (tabel 8). Niet-Belgische tuberculosepatiënten uit lage incidentielanden kwamen enkel voor in het Waals Gewest.

Tabel 8. Top 5 van de nationaliteiten van niet-Belgische tuberculosepatiënten, per gewest in 2004 Vlaams Gewest

n=272 Brussels Gewest

n=262 Waals Gewest

n=115

Marokko (22,8%) Marokko (25,2%) Marokko (22,6%)

China (8,8%) DR Congo (9,9%) DR Congo (15,7%)

Indië (8,8%) Afrika zr spec. (9,5%) Turkije (7,0%) FR Joegoslavië (4,4%) Roemenië (4,6%) Italië (5,2%)

Turkije (4,4%) Turkije (4,6%) FR Joegoslavië (4,3%)

Bruto tub erculose-incidentie bij Belgen en niet-Belgen

In 2004 was de globale tuberculose-incidentie bij Belgen 6,1/100.000 en bij niet-Belgen 75,4/100.000.

Wanneer asielzoekers met tuberculose niet bij de niet-Belgische patiënten meegerekend werden,3 bedroeg de incidentie bij niet-Belgen nog 48,7/100.000 in 2004.

Gestandaardiseerde incidentie volgens nationaliteit, regio en pe r provincie

Om de geografische spreiding van de tuberculose in België te bestuderen werd dit jaar een andere methode gebruikt dan de vorige jaren: de incidentie in de verschillende geografische entiteiten werd vergeleken met de

3 Asielzoekers zijn immers ook niet bijgerekend in de noemer van de incidentiedichtheid aangezien deze populatie nog niet begrepen kan zijn in de bevolkingscijfers van 1.1.2004.

(15)

gemiddelde nationale of gewestelijke incidentie gestratifieerd per nationaliteit. De incidentiedichtheidsratio’s zijn gestandaardiseerd voor leeftijd en geslacht volgens de methode van Miettinen (SIDR).4

Per gewe st

Tabel 9 toont hoe bij Belgen de incidentiedichtheid respectievelijk 1,79 en 1,12 maal groter was in het Brussels (p<0,001) en het Waals Gewest (p=0,0136) dan de gemiddelde incidentie bij de autochtonen in ons land. De laagste tuberculoseincidentie bij Belgen werd genoteerd in het Vlaams Gewest (5,2/100.000): ze was er 16% lager dan het nationaal gemiddelde.

Bij niet-Belgen daarentegen was de tuberculose-incidentie het laagst in het Waals Gewest, terwijl ze vergelijkbaar was in het Brussels en het Vlaams Gewest. Dat gold zowel wanneer asielzoekers wel dan niet meegerekend werden. De incidentie bij niet-Belgen in het Waals Gewest was maar half zo hoog als de gemiddelde incidentie bij allochtonen (met of zonder asielzoekers) in België. Bij de niet-Belgen waren de verschillen tussen de gewestelijke incidenties en het nationale gemiddelde (de referentiewaarde) alle statistisch significant.

Tabel 9. Gestandaardiseerde tuberculose-incidentiedichtheidsratio’s per gewest, Belgen 2004 N incid/100.000 Bruto

IDR SIDR* p-waarde

(std) Belgen (gemiddelde incidentie 6,1/100.000)

Vlaams Gewest 295 5,2 (4,6-5,8) 0,85 0,84 (0,73-0,96) 0,0136 Brussels Gewest 80 10,9 (8,7-13,5) 1,80 1,79 (1,43-2,24) 0,0000 Waals Gewest 202 6,6 (5,7-7,5) 1,09 1,12 (0,95-1,33) 0,1782 Niet- Belgen (gemiddelde incidentie 75,4/100.000)

Vlaams Gewest 272 94,3 (83,8-106,0) 1,25 1,22 (1,06-1,41) 0,0053 Brussels Gewest 262 99,4 (88,1-112,0) 1,32 1,31 (1,12-1,52) 0,0005 Waals Gewest 115 37,3 (31,1-44,8) 0,49 0,52 (0,43-0,63) 0,0000 Niet- Belgen zonder asielzoekers (gemiddelde incidentie 48,7/100.000)

Vlaams Gewest 184 63,8 (55,2-73,7) 1,31 1,29 (1,09-1,54) 0,0036 Brussels Gewest 168 63,8 (54,8-74,2) 1,31 1,31 (1,09-1,58) 0,0042 Waals Gewest 67 21,7 (17,1-27,6) 0,45 0,46 (0,36-0,59) 0,0000

*SIDR: standardised incidence density ratio

Figuur 3 geeft deze informatie grafisch weer, waarbij de verticale lijn een SIDR met waarde 1 voorstelt, i.e.

wanneer de geobserveerde incidentiedichtheid gelijk is aan de gemiddelde incidentiedichtheid in die bevolkingsgroep en de IDR dus een waarde van 1 heeft.

4 Miettinen OS. Standardisation of risk ratios. Am J Epidemiol 1972; 96(6): 338-388.

Miettinen OS. Confounding and effect modification. Am J Epidemiol 1974; 100: 350-353.

(16)

Figuur 3. De gestandaardiseerde incidentiedensiteitsratio per gewest, België 2004 (per nationaliteit vergeleken met de gemiddelde nationale incidentie) Per provi ncie

Ook tuberculose incidentiedichtheid van de verschillende provincies werden, na standaardisatie voor leeftijd en geslacht, vergeleken met een referentiewaarde. In dit geval was die referentie de gemiddelde gewestelijke incidentiedichtheid gestratifieerd per nationaliteit. De vergelijking tussen provinciale incidentie en gemiddelde gewestelijke incidentie bij Belgen wordt voorgesteld in figuur 4a, die bij niet- Belgen inclusief asielzoekers in figuur 4b en die bij niet-Belgen exclusief asielzoekers in figuur 4c.

De Belgen in de provincies Limburg (p=0,0597) en Henegouwen (p=0,0001) kennen een significant hogere tuberculose-incidentie dan het gewestelijke gemiddelde. Belgen in de provincies Luik (p=0,0309) en Waals Brabant (p=0,0433) hebben significant minder tuberculose dan het gemiddelde van de Belgen in het Waals gewest (figuur 4a).

Bij de niet-Belgen daarentegen werden enkel in de provincies Antwerpen (p=0,004) en Luik (p=0,0097) een tuberculose incidentie gevonden die significant hoger was dan het regionale gemiddelde bij allochtonen. In Vlaams-Brabant (p=0,0090), Limburg (p=0,0095) en Henegouwen (p=0,0126) was de tuberculose-incidentie bij niet-Belgen echter lager dan de gemiddelde gewestelijke incidentie (figuur 4b).

(17)

Wanneer de asielzoekers niet meegerekend werden bij de niet-Belgen, bleven de incidenties in de provincies Antwerpen (p=0,0000) en Luik (p=0,0163) significant hoger dan de referentiewaarde. In het Waals gewest was er geen enkele provincie meer waar de tuberculose-incidentie lager was dan het gewestelijke gemiddelde, terwijl in het Vlaams Gewest dit niet meer enkel het geval was voor Vlaams- Brabant (p=0,0097) en Limburg (p=0,0158), maar ook voor West-Vlaanderen (p=0,0042) (figuur 4c).

Figuur 4a. Gestandaardiseerde incidentieratios tuber- culose-incidentie per provincie bij Belgen, België 2004 (referentiewaarde gewestelijke incidentie bij autochtonen)

Figuur 4b. Gestandaardiseerde incidentieratios tuber- culose-incidentie per provincie bij niet-Belgen, België 2004 (referentiewaarde gewestelijke incidentie bij allochtonen)

(18)

Figuur 4c. gestandaardiseerde incidentiedensiteitsratios per provincie bij niet-Belgen exclusief asielzoekers, België 2004

(referentiewaarde: gewestelijke tuberculos- incidentie bij die bevolkingsgroep)

De figuren 3 en 4 illustreren hoe verschillend de provinciale spreiding van de tuberculose in België in 2004 was en hoe de geografische spreiding verschillende was bij autochtonen dan bij allochtonen. De tuberculoseincidentie bij niet-Belgen (met of zonder asielzoekers) was enkel in de provincies Antwerpen en Luik hoger dan het gemiddelde. In de provincies Vlaams-Brabant, Limburg en Henegouwen was er een incidentie die significant lager was dan het gemiddelde, maar wanneer asielzoekers niet langer bij de niet- Belgen meegerekend werden was dat enkel nog zo voor de provincies Vlaams-Brabant, Limburg en West- Vlaanderen.

GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN TUBERCULOSE

Voor de geografische vergelijkingen werd in de data-analyse van 2004 een andere methode gebruikt dan de vorige jaren. In 2002 en 2003 werden incidentiedensiteitsratio’s berekend na standaardisatie volgens Mantel (mIDR) om de heterogeneïteit van de registergegevens (verschillen tussen populatiegroepen) statistisch te kwantificeren5 en te vergelijken met de groep met de laagste incidentie. In 2004 werden de incidenties in de geografische entiteiten echter vergeleken met het nationale of gewestelijke gemiddelde. Daarmee werden dit jaar dan gestandaardiseerde ratio’s berekend.

P e r g e w e s t

De bevolking van het Brussels Gewest heeft nog steeds de hoogste tuberculose-incidentie (34,2/100.000 ).

De incidentie in het Vlaams en Waals Gewest gelijk was (9,4/100.000).

5 Mantel N., Brown C., Byar D. Tests for homogeneity of effect in an epidemiologic investigation. Am J Epidemiol 1977; 106(2):

125-129.

(19)

Opvallend is dat bijna een derde (27,9%) van alle patiënten in het Belgische tuberculoseregister van 2004 aangegeven werd in het Brussels Gewest, dat slechts een tiende van de totale bevolking van België vertegenwoordigt. Verder werden 46,2% van de patiënten geregistreerd in het Vlaams Gewest en 25,9% in het Waals Gewest (tabel 10 ).

Tabel 10. Tuberculoseaangiftes in België, 2004 2004 n

(%) Tuberculose-incidentie per 100.000 inwoners

Vlaams Gewest 567 (46,2%) 9,4

Brussels Gewest 342 (27,9%) 34,2

Waals Gewest 317 (25,9%) 9,4

België 1.226 (100,0%) 11,8/100.000

P e r p r o v i n c i e

Tabel 11 geeft een overzicht van de tuberculose-incidentie per provincie. De provincies die de hoogste incidenties kennen zijn Antwerpen en Henegouwen. Namen en Waals-Brabant zijn de provincies met de laagste tuberculose-incidentie.

Tabel 11. Tuberculose-incidentie per provincie in België, 2004

Provincie /100.000 N N

Antwerpen 13,78 230 1.668.812

Limburg 10,67 86 805.786

Oost-Vlaanderen 7,43 102 1.373.720

Vlaams-Brabant 7,56 78 1.031.904

West-Vlaanderen 6,25 71 1.135.802

Henegouwen 11,69 150 1.283.200

Luik 9,91 102 1.029.605

Luxemburg 7,08 18 254.120

Namen 5,96 27 452.856

Waals- Brabant 5,54 20 360.717

T u b e r c u l o s e i n g r o o t s t e d e n e n i n B r u s s e l e n A n t w e r p e n

In 2004 werd in de Belgische steden met meer dan 100.000 inwoners een incidentie genoteerd van 25,9/100.000 inwoners (tabel 18). In Brussel en Antwerpen was deze het hoogst (34,2 respectievelijk 31,2/100.000). De verhouding van tuberculosepatiënten met een niet-Belgische nationaliteit is hoog in deze twee steden: 71,1% in Antwerpen en 76,6% in Brussel.

Specifiek voor het Brussels Gewest werd de incidentiedichtheid per gemeente berekend in 2004 (figuur 5a).

Dat liet toe de gemeentes te identificeren met de hoogste tuberculose-incidenties. Dit jaar spande opnieuw Brussel stad de kroon met een incidentie van 57,3/100.000 inwoners: deze was zelfs statistisch significant hoger dan de gemiddelde incidentie in de 19 Brusselse gemeentes. Verder had in 2004 ook Sint-Joost-ten- Node een incidentie hoger dan 50/100.000. Figuur 5a toont hoe in 2004 alle deelgemeentes van onze hoofdstedelijke regio een bruto incidentie kenden die boven het gemiddelde van België lag, behalve Sint- Pieters-Woluwe en Watermaal-Bosvoorde.

(20)

Figuur 5a . Tuberculose-incidentiedichtheid per gemeente van het Brussels Gewest, 2004

Ook in Antwerpen is de tuberculose ongelijk verdeeld: de hoogste incidentie werd genoteerd in Antwerpen 6 (postcode 2060) (Figuur 5b).

Figuur 5b. Tuberculose-incidentiedichtheid per postcode van de stad Antwerpen, 2004

LOKALISATIE VAN DE TUBERCULOSE

Tabel 12 geeft de verschillende lokalisaties van de tuberculose weer, zoals aangegeven in het register van 2004. Er is slecht één lokalisatie gekozen per patiënt en dit volgens de richtlijnen van Euro TB. In totaal leden 74% (n=907) van de tuberculosepatiënten aan de pulmonale vorm van de ziekte, waaronder 10 patiënten met larynxtuberculose. Bij de jongste leeftijdsgroep domineerde de pulmonale vorm van tuberculose. De tweede meest voorkomende vorm specifiek voor deze leeftijdsgroep is tuberculose met intrathoracale klieren.

Bos- voorde 0,0

20,0 40,0 60,0 80,0 100,0 120,0

BLBI 95% 71,2 96,5 73,1 61,9 63,8 52,5 59,8 57,4 75,4 35,8 34,6 37,6 33,3 44,7 35,2 31,3 27,1 35,2 15,2 38,0 OLBI95 % 45,5 30,0 29,6 35,2 32,3 26,3 20,3 20,9 12,7 13,0 12,2 8,2 7,3 3,2 3,8 3,3 2,9 1,2 0,0 30,7 /100.000 57,3 56,4 47,8 47,2 46,1 37,7 36,3 35,8 34,6 22,3 21,3 19,1 16,9 15,3 13,8 12,2 10,6 9,8 0,0 34,2

Brussel stad St

Joost St Gillis

Schaar beek

Molen beek

Ander lecht

Etter

beek Vorst Koekel berg Else-

ne

Ukkel Jette St L Wol St Ag

Berch Ouder gem Evere

St P Wol

Gans

horen 19

Gem

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180

OLBI95 % 95,7 25,2 10,7 17,7 15,4 12,5 9,9 6,3 5,7 2,6 0,3 0,3 1,5 0,1 25,4

BLBI 95% 172,1 67,2 77,1 50,2 52,1 51,6 31,7 37,7 33,8 36,9 58,3 54,4 21,3 24,7 35,6

/100.000 129,8 42,5 33,0 30,9 29,8 27,2 18,6 17,3 15,5 12,6 10,5 9,8 7,3 4,4 30,2

2060 2140 2050 2018 2600 2000 2100 2660 2610 2020 2040 2030 2170 2180

14 gemeent

en 2004

(21)

Bij 7,8% van de 65-plussers ging het om een pleurale tuberculose. In 2004 werden tien patiënten met de ziekte van Pott aangegeven, 24 met miliaire tuberculose en 10 met een tuberculeuze meningitis.

Tabel 12. Orgaanlokalisatie van de tuberculose aangegeven in 2004 (één lokalisatie per patiënt)

0-14 jaar 15-44 jaar 45-64 jaar ≥65 jaar Totaal n % n % n % n % n % Pulmonale 45 64,3% 440 71,1% 204 80,3% 218 77,0% 907 74,0%

Pleurale 3 4,3% 46 7,4% 11 4,3% 22 7,8% 82 6,7%

Intrathorocale klieren 13 18,6% 8 1,3% 1 0,4% 2 0,7% 24 2,0%

Extrathoracale klieren 4 5,7% 57 9,2% 21 8,3% 19 6,7% 101 8,2%

Ziekte van Pott 0 0,0% 2 0,3% 2 0,8% 6 2,1% 10 0,8%

Osteoarticulaire 0 0,4% 8 1,3% 2 0,8% 5 1,8% 15 1,2%

TB-meningitis 1 1,4% 6 1,0% 2 0,8% 1 0,4% 10 0,8%

Andere CZS-aantasting 0 0,0% 1 0,2% 0 0,0% 0 0,0% 1 0,1%

Urogenitale 0 0,0% 9 1,5% 2 0,8% 8 2,8% 19 1,5%

Intestinale 0 0,0% 8 1,3% 3 1,2% 1 0,4% 12 1,0%

Veralgemeende 4 5,7% 18 2,9% 2 0,8% 0 0,0% 24 2,0%

Andere 0 0,0% 16 2,6% 4 1,6% 1 0,4% 21 1,7%

Totaal patiënten 70 619 254 283 1226

Een tabel met de lokalisatie van de tuberculose waarin meerdere lokalisaties per patiënt weergegeven worden, is bijgevoegd in bijlage 3.

BACTERIOLOGISCHE RESULTATEN

R e c h t s t r e e k s o n d e r z o e k e n c u l t u u r

Van de 907 patiënten met pulmonale tuberculose, waren er 433 (47,7%) sputum-positief bij direct microscopisch onderzoek en hadden er 690 (80,4%) een positieve sputumcultuur.

In totaal hadden 948 (77,3%) van de 1.226 tuberculosepatiënten een positieve cultuur.

Bijlage 5 geeft een overzicht van de beschikbare data van de patiënten met pulmonale tuberculose.

Antibiogram

Gevoeligheidstests voor de belangrijkste eerstelijnstuberculostatica isoniazide (INH) en rifampicine (RMP)) waren beschikbaar voor 868 (91,6%) van de 948 patiënten met een positieve cultuur in 2004.6 De gevoeligheid voor ethambutol (EMB) was niet gekend voor 6 gevallen van de 868 (zie ook bijlage5 ).

Resistentie in functie van antecedenten

Voor 1/5 van de geregistreerde patiënten zijn de antecedenten van tuberculose ongekend.

Tabel 13 vermeldt de resultaten van gevoeligheidstests uitgevoerd vóór of bij het begin van de behandeling, onderverdeeld in primaire resistentie (bij nieuwe patiënten) en verworven resistentie (bij eerder behandelde patiënten).7

6 De cijfergegevens over de beschikbaarheid van de bacteriologische onderzoeken (direct microscopisch onderzoek van sputum, cultuur en gevoeligheidstests) bij longtuberculosepatiënten aangegeven in 2004 zijn bijgevoegd in bijlage 5.

7 Voor de classificatie in primaire en verworven resistentie werd voortgegaan op het al dan niet vermeld zijn van « antecedenten van tuberculose ».

(22)

Op basis van deze tabel kunnen voor 2004 de volgende conclusies worden genomen:

ƒ 1,4% van de tuberculosepatiënten met beschikbare gevoeligheidstests waren multidrug-resistent (MDR) wat wil zeggen dat ze geïnfecteerd waren met bacteriën resistent tegen de twee belangrijkste eerstelijnsantibiotica. In 2002 was dit nog 2,6% en in 2003 1,1%.

ƒ De bacteriële resistentie tegen INH was 5,1% in 2004, wat lager is dan de vorige jaren (7,5% in 2003 en 7,7% in 2002).

ƒ Het niveau van resistentie tegen minstens één geneesmiddel was ook lager (5,9%) dan de vorige jaren (8,1% in 2003 en 8,0% in 2002).

ƒ Zoals verwacht, was de primaire resistentie over het algemeen lager dan dat van de verworven resistentie tegen tuberculosegeneesmiddelen.

Tabel 13: Primaire en verworven resistentie tegen tuberculosegeneesmiddelen vóór of bij het begin van de behandeling, België 2004

Primaire resistentie

N (%)

Verworven resistentie

N (%)

Antecedenten onbekend

N (%)

Totale resistentie

N (%) Monoresistentie 26 (4,1%) 2 (2,9%) 10 (5,8%) 38 (4,4%)

INH 19 (3,0%) 2 (2,9%) 10 (5,8%) 31 (3,6%)

RMP 3 (0,5%) 0 0 3 (0,3%)

EMB 4 (0,6%) 0 0 4 (0,5%)

Polyresistentie 1 (0,2%) 0 0 1 (0,1%)

INH+EMB 1 (0,2%) 1 (0,1%)

RMP+EMB 0 0

Multidrug-resistentie (MDR) 3 (0,5%) 5 (7,4%) 4 (2,3%) 12 (1,4%)

INH+RMP 1 (0,2%) 3 (4,4%) 0 4 (0,5%)

INH+RMP+EMB 2 (0,3%) 2 (2,9%) 4 (2,3%) 8 (0,9%) Totale resistentie

tegen INH 23 (3,7%) 7 (10,3%) 14 (8,2%) 44 (5,1%)

tegen RMP 6 (1,0%) 5 (7,4%) 4 (2,3%) 15 (1,7%)

tegen EMB 7 (1,1%) 2 (2,9%) 4 (2,3%) 13 (1,5%)

tegen ≥ 1 geneesmiddel 30 (4,8%) 7 (10,3%) 14 (8,2%) 51 (5,9%) Totaal aantal antibiogram 629 68 171 868

Resistentie in functie van nationaliteit

Tabel 14 toont dat resistentie tegen eerste lijnsgeneesmiddelen meer voorkwam bij niet-Belgen dan bij Belgen. Vooral MDR-tuberculose kwam vaker voor bij allochtonen (2,4%) dan bij autochtonen (0,2%).

Hetzelfde gold voor de totale resistentie tegen INH (6,8% tegenover 3,2%).

Tabel 14. Primaire en verworven resistentie tegen tuberculostatica bij Belgen en niet-Belgen, België 2004 Belgen

N (%) Allochtonen

N (%) Totale resistentie N (%) Monoresistentie 14 (3,4%) 24 (5,3%) 38 (4,4%)

INH 11 (2,7%) 20 (4,4%) 31 (3,6%)

RMP 2 (0,5%) 1 (0,2%) 3 (0,3%)

EMB 1 (0,2%) 3 (0,7%) 4 (0,5%)

Polyresistentie 1 (0,2%) 0 1 (0,1%)

INH+EMB 1 (0,2%) 1 (0,1%)

RMP+EMB 0 0

Multiresistentie 1 (0,2%) 11 (2,4%) 12 (1,4%)

INH+RMP 1 (0,2%) 3 (0,7%) 4 (0,5%)

INH+RMP+EMB 0 8 (1,8%) 8 (0,9%)

Totale resistentie

(23)

tegen INH 13 (3,2%) 31 (6,8%) 44 (5,1%)

tegen RMP 3 (0,7%) 12 (2,6%) 15 (1,7%)

tegen EMB 2 (0,5%) 11 (2,4%) 13 (1,5%)

tegen ≥ 1 geneesmiddel 16 (3,9%) 35 (7,7%) 51 (5,9%)

Totaal aantal antibiogram 411 457 868

R i s i c o f a c t o r e n vo o r r e s i s t e n t ie

Wegens de onbeschikbaarheid van de informatie over sputumcultuur en gevoeligheidstests in het tuberculoseregister, vooral voor het Vlaams Gewest, werden enkel de resistentiegegevens van het Brussels en Waals Gewest verder geanalyseerd. De data van 2004 werden gecombineerd met die van 2001, 2002 en 2003 en een multivariaat logistische regressie werd toegepast (tabel 15). Daaruit volgde dat resistentie tegen tuberculosegeneesmiddelen niet afhankelijk was van geslacht en leeftijd, maar wel van de aanwezigheid van tuberculoseantecedenten (p=0,014) en van het feit een vreemde, echter niet Noord-Afrikaanse, nationaliteit te bezitten.

Tabel 15. Risicofactoren voor resistentie tegen eerstelijnstuberculostatica in het Brussels en het Waals Gewest, 2001-2004. (n=1685)

Univariaat Multivariaat (MLR)

% p χ2 OR p Wald

Geslacht

Vrouwen 7,2% 1,00 -

Mannen 7,5% 0,897 1,11 0,620

Antecedenten

- 6,9% 0,002 1,00 -

+ 11,6% 1,93 0,014

Leeftijd (0,567)

0-14 jaar 10,3% 1,00 -

15-44 jaar 8,3% 0,70 -

45-64 jaar 7,0% 0,64 -

>=65 jaar 5,0%

0,179

0,51 - Lokalisatie

niet-pulmonaal 6,5% 1,00 -

Pulmonaal 7,6% 0,519

1,16 0,561

Nationaliteit (0,002)

West-Europa (n=838) 5,7% 1,00 -

Oost-Europa

+Centraal Azië (n=103) 15,5% 2,69 0,002

Azië+Zuid-Amerika (n=164) 9,8% 1,72 0,093

Subsaharisch Afrika (n=332) 10,2% 1,80 0,030

Noord Afrika (n=221) 3,6%

<0,001

0,60 0,209

POPULATIEGROEPEN MET HOOG RISICO VOOR TUBERCULOSE

Zoals in andere Westerse landen behoren ook in België, naast de contactpersonen van besmettelijke tuberculosepatiënten, voornamelijk migranten uit hoge prevalentielanden, gedetineerden, sociaal marginalen en druggebruikers tot de bevolkingsgroepen die een verhoogd risico voor tuberculose kennen.

Gezondheidspersoneel en andere personen werkzaam met deze risicogroepen hebben op hun beurt te maken met een verhoogd risico op tuberculose-infectie.

Tabel 16 illustreert hoe in het Belgisch tuberculoseregister van 2004, 710 maal één van deze risicogroepen voorkwam op de aangiftes. Sociaal marginalen en asielzoekers beten de spits af, gevolgd door

(24)

contactpersonen van besmettelijke tuberculosepatiënten en illegalen. In 2004 behoorden in totaal 547 (45%) van de aangegeven tuberculosepatiënten tot minstens één van deze groepen.8

Tabel 16. Tuberculosepatiënten die behoren tot een hoog-risico bevolkingsgroep, België 2004

Tabel 17 toont het aantal patiënten bij wie één of meer medische condities aangegeven werden die het relatief risico (RR) op tuberculose verhogen vergeleken met geïnfecteerde personen zonder risicofactor.9 De sterkste risicofactoren voor tuberculose zijn AIDS (RR 170) en HIV-infectie (RR 113), gevolgd door een langdurig gebruik van hooggedoseerde corticosteroïden (RR 20-74) en chronische longaandoeningen zoals bvb. silicose (RR 30). Ernstige nierinsufficiëntie verhoogt het risico op tuberculose met een factor 10 tot 25 en diabetes 2 tot 3,6 maal. Een persoon die ondervoed is (bvb. na gastro-intestinale heelkunde), heeft een RR van 2 tot 3 en iemand die rookt kent een RR van 4 voor tuberculose.

In België waren in 2004 de meest voorkomende risicofactoren bij tuberculosepatiënten alcoholisme en fibreuze letsels op de longfoto, evenals HIV-infectie, diabetes, ondervoeding en immuundepressie door behandeling (tabel 14).

Tabel 17: Patiënten met één of meer risicofactoren voor het ontwikkelen van tuberculose, België, 2004

Alcoholisme 81 (7%)

Fibreuze letsels op longfoto 73 (6%)

HIV+ 55 (4%)

Diabetes mellitus 55 (4%)

Ondervoeding 54 (4%)

Immuundepressie door behandeling 49 (4%)

Pneumoconiose (silicose) 32 (3%)

Nierinsufficiëntie 33 (3%)

IV druggebruik 15 (1%)

Hoofd- of halscarcinoma, leukemie, lymfoma 16 (1%)

IV druggebruik 7 (1%)

Aantal keer dat een risicofactor vermeld werd op de tuberculoseaangiftes 463

Totaal aantal patiënten met minstens één risicofactor 333 (27%)

8In het Vlaams Gewest ging dat om 37% van de patiënten (n=207) en in het Brussels en het Waals Gewest respectievelijk om 61%

(n=207) en 42% (n=133).

9 Health Canada. Canadian Tuberculosis Standards, 5th Edition. 2000: 49-50.

Sociaal marginalen 254 (21%)

Asielzoekers 154 (13%)

Contactpersonen van besmettelijke tuberculosepatiënten 132 (11%)

Illegalen 76 (6%)

Gezondheidswerkers 31 (3%)

Gedetineerden 29 (2%)

Daklozen 24 (2%)

Personen werkzaam met risicogroepen 10 (1%)

Aantal keer dat een risicogroep vermeld werd op de tuberculoseaangiftes 710

Totaal aantal patiënten die behoorden tot minstens één risicogroep 547 (45%)

(25)

Trends in de tuberculoseaangiftes over de laatste decennia in België

EVOLUTIE VAN DE BRUTO TUBERCULOSE-INCIDENTIEDICHTHEID IN BELGIË

Figuur 6 toont de tuberculose-incidentiedichtheid in België zoals ze geregistreerd werd sinds het begin van de jaren tachtig. De curve daalde tot in 1992. Sindsdien bleef de incidentie zowat stabiel rond de 12/100.000 persoon-jaren.

Figuur 6. Evolutie van de bruto tuberculose-incidentie in België, 1980-2004

EVOLUTIE PER GEWEST

De tuberculose incidentiedichtheid in de drie Belgische gewesten evolueerde verschillend. Figuur 7 toont hoe tuberculose in het Vlaams en het Waals gewest bleef dalen tot in het midden van de jaren negentig en sindsdien vrij stabiel bleef. In het Brussels Gewest daarentegen bleef de incidentiedichtheid ongeveer stabiel vanaf het einde van de jaren tachtig. De incidentiedichtheid van het Brussels Gewest was in 2004 opnieuw lager dan die van vorig jaar en bereikte ongeveer hetzelfde niveau als in 1986 (34,2/100.000).

28 28,8 26,9

22,2 21,8 19,8 19,2

18 16,1 16,6

15,8 14,6

13,3 14,9 15,1

13,6 13,3

12,7 11,8 12,4 12,8 12,9 12,7 10,9 11,8

0 5 10 15 20 25 30

1980 1990 2000 2010

incidentie/100 000

projectie gemeten waarden

(26)

Figuur 7. Evolutie van de tuberculose-incidentie in de drie Belgische Gewesten, 1981-2004

EVOLUTIE IN DE GROOTSTEDEN

Tabel 18 toont hoe de concentratie van tuberculose in de Belgische grootsteden evolueerde van 1996 tot nu.

Terwijl ook dit jaar de hoogste incidentie genoteerd werd in de steden Brussel en Antwerpen, vertoonde naast Namen (4,7/100.000) nu ook Brugge (6,0/100.000) een lagere incidentie dan het gemiddelde van België.

Tabel 18. Tuberculose-incidentie /100.000 in de Belgische steden met meer dan 100.000 inwoners, 1996 – 2004

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

Antwerpen* 18,6 17,2 19,1 19,2 26,4 30,1 30,1 24,1 31,2

Brugge 15,5 18,2 11,2 15,5 14,6 13,7 9,4 10,3 6,0

Brussel 37,4 36,5 32,5 32,0 38,2 36,5 42,6 36,1 34,2

Charleroi 14,1 17,6 16,2 24,8 21,9 17,0 17,9 20,0 19,9

Gent 22,1 14,2 16,5 14,3 18,3 14,7 10,2 7,5 11,8

Luik 22,0 14,8 14,8 17,1 17,2 24,9 18,4 18,4 16,2

Namen 15,2 12,4 9,5 16,2 12,3 3,8 9,5 6,6 4,7

Steden>100.000 inw. 26,5 24,7 23,1 24,1 27,1 26,1 29,5 25,3 25,9 Incidentiesaldo 9,8 9,3 8,6 8,4 8,8 9,2 8,0 6,8 7,8 België 13,3 12,7 11,8 12,4 12,8 12,9 12,7 10,9 11,8

* Postcode 2060 inbegrepen sinds 1999.

EVOLUTIE PER LEEFTIJDSGROEP

Figuur 8 toont de evolutie van de tuberculose-incidentie per leeftijdsgroep van 1995 tot nu. In 2004 nam de leeftijdsspecifieke incidentie toe bij de 65-plussers en bij de leeftijdsgroep van 15-44 jaar.

21,9 20,1

17,5 16,9

15,7 16,4 14,7

13,3 13,1 13,2

11,3 10,6 12,4 11,6 10,7 10,4 9,4 9,2 9,2 9,6 10,2 9,4

7,6 9,4 32,1 31,1

23,7

20,6 19,6 17,9

14,9 16,3 15,5 14,6

13,1 13,2 14,6

12,6 11,6 11,7

10,5 12,6

11,3 10,8 9,8 9,4 9,4 56,8

52,3

44,6 48,3

41,1

34,5 37,1 36,3 38,0

34,8 30,5

36,4 38,0

34,9 37,4 36,5

32,5 32,0

38,2 36,5 42,6

36,1 34,2

22,4

33,0

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0

81 83 85 87 89 91 93 95 97 99 01 03

incidentie/100.000

Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Gewest

(27)

4,8

3,8 3,7 4,4

3,6 4,0 4,2 4,0 3,9 3,9

12,3 12,6

11,6 11,6 11,8

13,0

15,5

13,2

14,6

14,1 14,2

11,7 12,1

13,5 13,3

10,4 9,8

25,9

24,6 25,3

20,0

22,2

21,0

18,0 18,3

13,2

15,9

14,6 12,7

10,4

0 5 10 15 20 25 30

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

incidentie/100.000 0-14

15-44 45-64 65+

Figuur 8. Evolutie van de leeftijdsdistributie van de tuberculose in België, 1995-2004

EVOLUTIE VOLGENS NATIONALITEIT

E v o l u t i e v a n d e b r u t o t u b e r c u l o s e - i n c i d e n t i e v a n 1 9 8 6 - 2 0 04

Figuur 9 toont hoe de tuberculose-incidentiedichtheid in ons land een verschillende evolutie doormaakte bij Belgen en niet-Belgen. Het is de combinatie van een dalende incidentie bij Belgen en een stijgende bij niet- Belgen die de bruto tuberculose-incidentie in ons land bepaalt.

Bij Belgen bleef de tuberculose-incidentie dalen van 16,2/100.000 in 1986 tot een record laagte van 5,5/100.00 in 2003. In 2004 was ze opnieuw 6,1/100.000. Bij niet-Belgen bleef de incidentie echter gestaag toenemen van 44,9/100.000 in 1986 tot 75,4/100.000 in 2004.

(28)

6,1 16,2

14,7 13,8 13,5 12,9

11,7

10,2 11 11,1

10 9,7 9,4

8,3 8,7 8,1

7,6 6,8 5,5 75,4

54,2 54,5

50

47,4

46,1

47,3 51,7

61,9 70,7

78,1

71,5

44,947,1

39,7

45,6 43 42,3 43,7

5 10 15 20 25

1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 -5 5 15 25 35 45 55 65 75 85

Belgen

niet-Belgen

/100.000 Belgen

/100.000 niet-B elgen

Figuur 9. Evolutie van de tuberculose-incidentie bij Belgen en niet-Belgen, 1986-200410

Wanneer in de groep van niet-Belgen de vreemdelingen komende uit landen met hoge prevalentie (HP) apart worden genomen zien we een nog duidelijker verschil. De groep van vreemdelingen komende uit landen met een lage prevalentie11 (LP) zijn aan de autochtone bevolking toegevoegd. Op deze wijze zien we een stijging van 90.3/100.000 in 1990 tot 227.7/100.00 in 2004 weergegeven in figuur 10.

9 0,3 9 1,2 9 4,2

1 19 ,6 1 19 ,2

1 10 ,3 1 13 ,9 105,3 111,1 1 35 ,1

1 62 ,2 1 90 ,2

2 34 ,4 2 16 ,3

2 27 ,7

1 3 ,3 1 2 1 0 ,4 1 1 ,1 1 1 ,2 1 0 ,2 9 ,9 9 ,6 8 ,6 8 ,7 8 ,1 7 ,5 6 ,9 5 ,6 6 ,1 0

50 100 150 200 250

1 99 0 19 91 1 99 2 19 93 1 99 4 19 95 1 99 6 19 97 19 98 199 9 20 00 2 00 1 20 02 2 00 3 20 04

/100.000

inc H P

inc LP

Figuur 10. Evolutie van de tuberculose-incidentie volgens het land van herkomst 1990-2004

10 De incidentie bij niet-Belgen dient met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden aangezien recent binnengekomen niet- Belgen (zoals asielzoekers of illegalen) niet in de bevolkingscijfers van het betrokken jaar opgenomen zijn. Dat leidt tot een onderschatting van de noemer in de berekening van deze tuberculose-incidentie.

11 Oost-Europa, USA en Canada, Australië, Nieuw-Zeeland Japan,

2004

(29)

E v o l u t i e v a n d e g e s t a n d a a r d i s e e r d e i n c i d e n t i e p e r n a t i o n a l i t e i t e n p e r g e w e s t v a n 2 0 0 1 - 2 0 0 4

De grafieken in figuur 11a en b geven de bruto-incidenties weer, evenals de incidenties gestandaardiseerd voor leeftijd en geslacht12,13 na stratificatie per nationaliteit en gewest. Enkel de gestandaardiseerde incidenties laten vergelijkingen toe in tijd en ruimte; in de grafieken worden ze voorgesteld met hun 95%

betrouwbaarheidsinterval.

In 2004 bereikte de incidentie bij Belgen in het Vlaams Gewest opnieuw het niveau van 2002 (figuur 11a).

Ook de overige incidentiefluctuaties tussen 2001 en 2004 waren niet significant.

Figuur 11a. Evolutie van de tuberculose-incidentie per gewest van 2001-2004 bij Belgen

De incidentie bij niet-Belgen in het Brussels Gewest, die in 2002 significant was toegnomen (p=0,007) maar in 2003 op een niet statistisch significante wijze terug afnam, bleef in 2004 ongeveer gelijk (figuur 11b). In het Waals gewest bleef de incidentie relatief gelijk aan dat van 2003 terwijl in het Vlaams gewest een stijging geobserveerd werd.

12 Volgens de directe methode.

13 BL: Bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval / OL: Onderste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval.

0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 12,0 14,0 16,0 18,0 20,0 /100.000

BLBI 95% 7,3 6,0 4,4 5,7 19,1 19,0 16,7 13,4 9,0 8,8 7,6 7,7

OLBI 95% 6,0 4,8 3,4 4,5 12,9 13,0 11,1 8,5 6,9 6,8 5,7 5,8

% dir. std. 6,6 5,3 3,9 5,0 15,8 15,8 13,7 10,8 7,9 7,8 6,6 6,7

% bruto 6,6 5,4 3,9 5,2 15,4 15,6 13,4 10,9 7,6 7,6 6,5 6,6

R1 2001

R1 2002

R1 2003

R1 2004

R2 2001

R2 2002

R2 2003

R2 2004

R3 2001

R3 2002

R3 2003

R3 2004 R1: Vlaams Gewest R2: Brussels Gewest R3: Waals Gewest

PDES 11/2005

BELGEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

C1 De houder van een rijbewijs C1 mag andere voertuigen dan die van de categorieën D of D1 besturen, met een MTM* van meer dan 3.500 kg en ten hoogste 7.500 kg en die zijn

In aantallen wordt het visbestand gedomineerd door blankvoorn (34,9%), brasem (23,7%) en baars (20,5%).In het kanaal zijn 19 vissoorten aangetroffen waarvan één hybride.. Het kanaal

Indien de Dienst oordeelt dat deze gebeurtenis geen gevolgen zal hebben op de naleving van de in hoofdstuk II van dit besluit bedoelde criteria of de artikelen 8 en 9, vierde lid,

NAVAP-Pensioen, Loon, Geweld en bescherming politiemensen, Aanwerving en opleiding, Financiering van de politie en behoud statutaire rechten zijn de krachtlijnen van het eisenbundel

C1 De houder van een rijbewijs C1 mag andere voertuigen dan die van de categorieën D of D1 besturen, met een MTM* van meer dan 3.500 kg en ten hoogste 7.500 kg en die zijn

Maar dan is het evengoed belangrijk om te weten dat nieuwssites die geld vragen voor hun artikels niet (of minder) aan adverteerders gebonden zijn, en dus op een andere manier

Voor hulpverleners onderscheiden we vier essentiële invalspoorten om veilige gehechtheid tussen jonge kin- deren en hun ouders te bevorderen en zo de kinderen een betere start

Na afloop van deze periode van 9 jaar kunnen de huurder en de verhuurder elk het contract beëindigen, en dit zonder motief en zonder een vergoeding te