• No results found

Alle 63 titels van Arendsoog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Alle 63 titels van Arendsoog"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lightfeet ontvoerd!

(2)

1. Arendsoog 2. Witte Veder

3. Het raadsel van de Mosquitovallei 4. Arendsoog in de knel

5. De Bende van de Blauwe Bergen 6. Arendsoog knapt het op 7. Arendsoog en de verdwenen rivier 8. Het spookt op de spoorbaan 9. Arendsoog grijpt in 10. Pas op, Arendsoog!

11. De smokkelaars van de Rio Malo 12. De geest van de Eenzame Wolf 13. Texas-Arendsoog

14. Het testament van Tobi Thomson 15. Arendsoog in geheime dienst 16. Het veeland in gevaar!

17. Het geheim van Bad Man’s hut 18. De Gemaskerde Ruiter 19. De jacht op de grijze hengst 20. Arendsoog en de goudkoorts 21. Het geheim van de zonderling 22. De strijd om Sam Peony-bridge 23. De stad van de verdwenen cowboys 24. Een hinderlaag voor Arendsoog 25. Arendsoog en het blaffende zand 26. De spookranch

27. Tweemaal Arendsoog

28. Arendsoog en de Mississippi-Duivels 29. Good luck, Arendsoog

30. Een amulet voor Arendsoog 31. Arendsoog en de vloek van Arbaz 32. Het raadsel van de C-ranch

33. Terreur over Texas 34. Schoten om middernacht 35. Dollardans in Cannon Field 36. Geen alibi voor Arendsoog 37. Arendsoog zet een val

38. Arendsoog en de Duncan-dollars 39. ... alias Arendsoog

40. De sheriff van Wurding 41. Mexicaans avontuur 42. Arendsoog... om oog 43. Kogels als losgeld

44. Vraagtekens voor Arendsoog 45. Arendsoog in duplo 46. De wraak van Grissom 47. Een erfenis voor Arendsoog 48. Arendsoog en het geheim van het

Gouden Graf

49. Arendsoog en de ‘Avondmannen’

50. De verdwijning van Arendsoog 51. Arendsoog en de man zonder verleden 52. Arendsoog en het Murdock-mysterie 53. Op leven en... lood

54. Arendsoog... vogelvrij!

55. Arendsoog en het FRAME- komplot 56. Arendsoog en de Kansas-kidnap 57. Arizona-Arendsoog

58. Het monsterverbond 59. De schat van Medusa 60. De grote grondroof 61. Jacht op een ‘schaduw’

62. Lightfeet ontvoerd!

63. Arendsoog... premiejager?

Alle 63 titels van Arendsoog

(3)

Lightfeet ontvoerd!

P. Nowee

(4)

Oorspronkelijk uitgegeven door: Malmberg, 1992

© P. Nowee, 1992

© Illustraties: Herry Behrens

© Nederlandse uitgave: Overamstel uitgevers bv, Amsterdam 2015

© Omslagbeeld: Herry Behrens Omslagontwerp: baqup

isbn 978 90 499 1062 4 (paperback) isbn 978 90 499 1176 8 (hardback) isbn 978 90 499 1114 0 (e-book) nur 280

www.overamsteluitgevers.nl Alle rechten voorbehouden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar ge- maakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

(5)

hoofdstuk 1

De graaf van Branbury

Bob Stanhope – beter bekend onder zijn bijnaam Arendsoog – stond bij het hek dat het zeer ruime erf omgaf. Heel in de verte beten de top- pen van een niet al te hoog gebergte vreemd gevormde stukken uit de ondergaande zon. Onze vriend wist dat het nu nog slechts een kwestie van minuten was voor het inmiddels oranje-geel gekleurde hemelli- chaam volledig achter het gebergte verdwenen zou zijn. Arendsoog wist dat veel mensen wat weemoedig werden van dit moment, waarop de zon voor een nacht afscheid nam van dit deel van de aarde. Hij kon het zelf niet verklaren, maar voor hem was het telkens weer een van de mooiste ogenblikken van de dag. Was het de regelmaat die hem fascineerde? De wetenschap dat de zonsondergang enkele uren later onherroepelijk gevolgd zou worden door een triomfantelijke zonsop- gang? Was het het kleurenspel aan de hemel? Vervagend blauw, geel en oranje, af en toe een sliert grijs, dan weer de kleur van het zuiverste goud. Naar zijn gevoel was er nog nooit een schilder in geslaagd deze onwaarschijnlijke kleurenpracht op linnen vast te leggen.

‘Schitterend, hè?’

Arendsoog had de man niet horen naderen en schrok een beetje. Hij herkende de stem van zijn gastheer onmiddellijk. ‘Schitterend is nog zwak uitgedrukt... Het is... het is bijna ongelofelijk.’

De ander knikte.

‘Misschien vind je het gek, maar ik zal dit moment van de dag mis- sen als ik terug ben in de Oude Wereld, zoals men hier zegt.’

‘Ik ben er nooit geweest,’ lachte Arendsoog, ‘maar ik kan het me levendig voorstellen. Het schijnt op de Britse Eilanden dagelijks te regenen.’

‘Dat is nu weer overdreven naar de andere kant. Er valt inderdaad veel meer regen dan hier, maar ons voorjaar en onze zomer kunnen prachtige dagen en soms weken hebben.’

‘In elk geval hoeven jullie je geen zorgen te maken dat jaren van droogte het land tot een woestijn dreigen te maken, zoals hier in het

(6)

westen van Kansas... Zo heeft ieder plekje op aarde zijn voor- en zijn nadelen, veronderstel ik.’

‘Nu klink je meer als een filosoof dan als een rancher!’ lachte de an- der schaterend. En terwijl hij Arendsoog een vriendschappelijke klap op de schouder gaf, voegde hij eraan toe: ‘Maar kom aan, laten we aan tafel gaan. Ook filosofen moeten eten...!’

Arendsoog grinnikte. Hij mocht Lord Branbury wel. Hij wist dat het leven voor zijn gastheer heel wat onaangename verrassingen in petto had gehad, maar de man was er wonderbaarlijk blijmoedig on- der gebleven.

Tweeënveertig jaar geleden was Robert geboren als derde zoon van de elfde graaf van Branbury. Nauwelijks acht maanden later sloeg het noodlot voor het eerst toe. Na een korte, maar dodelijke ziekte over- leed zijn moeder in de bloei van haar leven. Robert was nog te klein om zich de volle omvang van de tragedie te realiseren. Hij kon zich later haar gezicht niet meer herinneren, hoe lang hij ook tuurde naar haar levensgrote portret dat een ereplaats in de studeerkamer van zijn vader had. Een zuster van zijn moeder had zich over de drie zonen van de graaf ontfermd en hoewel Robert haar tante noemde was hij haar in de loop der jaren meer gaan zien als zijn moeder dan de vrouw van het schilderij. De oudste broer van Robert – William – scheelde acht jaar met hem. De middelste jongen van het drietal, Henry, was maar drie jaar ouder dan de ‘Benjamin’ van het gezin.

De tweede, zware klap was gekomen toen Robert net zestien was.

Toen stierf de vrouw die hij inmiddels als zijn moeder was gaan be- schouwen. En nog geen twee jaar later sloeg het noodlot weer toe. To- taal onverwacht overleed de vader van de jongens in zijn slaap. Omdat de titel ‘Graaf van Branbury’ erfelijk was, werd William – die inmid- dels getrouwd was – als oudste zoon automatisch de twaalfde graaf.

Henry en Robert kregen ieder een jaargeld van vijfduizend pond, wat in die dagen een kolossaal bedrag was. Als de jongens gewild hadden, hadden zij de rest van hun leven kunnen luieren, maar het gezegde dat

‘ledigheid des duivels oorkussen is’ was de jongens met de paplepel ingegeven. Henry die nu de eerste in de ‘lijn der opvolging’ was ge- worden, stond zijn broer William met raad en daad bij. Roberts hart ging meer uit naar de mensen die op het grondgebied van de graaf woonden. En dat waren er nogal wat omdat er twee dorpen en twaalf boerderijen lagen. De huizen en boerderijen waren eigendom van de

(7)

graaf van Branbury en maandelijks ging een rentmeester de mensen langs om de huur en de pacht op te halen. Daar bemoeide Robert zich niet mee, maar als hij ergens een onrechtvaardigheid zag, sprong hij onmiddellijk voor de mensen in de bres. Zo kwam hij erachter dat twee pachters evenveel pacht betaalden, hoewel de één bijna twee- maal zoveel land bezat als de ander. Zoiets kaartte hij onmiddellijk bij William aan. Zijn oudste broer was – evenals zijn vader geweest was – strikt eerlijk en rechtvaardig en een misstand als door Robert gesignaleerd werd dan ook onmiddellijk rechtgezet. En niet door de pacht van de grootste boer te verhogen, maar door die van de kleinste bijna te halveren. William ging zelfs zo ver het geld dat de kleine boer in de loop der jaren eigenlijk te veel betaald had, terug te storten, er- van uitgaande dat zijn vader dit al lang gedaan zou hebben als hij op de hoogte was geweest van de misstand.

Zijn belangstelling voor mensen en dieren maakte Robert erg ge- liefd. Als de ‘Jonker’ – zoals de mensen hem noemden – op bezoek kwam, probeerde men hem zo gastvrij mogelijk te onthalen. Bij zo’n gelegenheid stond hij er echter wel op dat het ‘mooie servies’ in de kast bleef en de deur naar de ‘pronkkamer’ gesloten. Het liefst zat hij in de gezellige woonkeukens en dronk hij zijn thee uit de tinnen, al dan niet geëmailleerde mokken die de mensen dagelijks gebruikten.

Vooral op de boerderijen was hij vaak te vinden, waar zijn belang- stelling bijna altijd naar het vee uitging. Al verschillende keren had hij boeren geholpen als een van hun koeien op kalveren stond. En ’s avonds, op zijn kamer in de noordelijke vleugel van het landgoed, zat hij vaak uren te lezen in boeken die bijna altijd als onderwerp ‘koeien en stieren’ hadden.

Toen Robert net twintig was, had hij zich ontwikkeld tot een ware deskundige op het gebied van vee. Hij wist alles over rassen, kruisin- gen, melkproduktie en ga maar door. En het belangrijkste was dat die kennis niet alleen uit boeken, maar ook uit de praktijk kwam!

In datzelfde jaar kreeg William – die twaalf maanden eerder ge- trouwd was – een tweeling. Het waren twee jongens die nauwelijks tien minuten in leeftijd verschilden. En toch waren die tien minuten erg belangrijk, want de oudste van de tweeling was nu de eerste in de lijn van opvolging geworden, zijn slechts tien minuten jongere broer- tje werd tweede en hun oom Henry schoof op van de tweede naar de vierde plaats. Robert tenslotte werd vijfde in de rij.

Behalve mensen en vee had Robert echter nog een grote liefde, zoals

(8)

hij het zelf zag, de nieuwe wereld...! Elk boek dat hij te pakken kon krijgen over de States, de geschiedenis ervan, de grote trek, de bur- geroorlog en vooral... de veeteelt, verslond hij als het ware. Op zijn tweeëntwintigste verjaardag verraste hij zijn broers, zijn schoonzus en zijn neefjes met de mededeling dat hij van plan was naar de States te emigreren. En zoals we inmiddels wel weten was Robert er de man niet naar om een plan een plan te laten. Nog geen zes maanden later ging hij aan boord van een groot schip dat hem naar de andere kant van de oceaan zou brengen. Hij werd uitgeleide gedaan door zijn ge- hele familie en zelfs door een delegatie van de mensen uit de dorpen en van de boerderijen die botje bij botje gelegd hadden om de reis naar de havenstad te betalen. Het was een gebaar dat diepe indruk op Robert maakte en dat hij de rest van zijn leven niet meer zou vergeten.

Behalve wat persoonlijke bezittingen, nam Robert nog iets mee naar de States. Goed vastgesjord stonden aan dek zes stevige houten hokken, die elk onderdak boden aan een jonge stier. In een van de ruimen lag voldoende veevoer en stro opgeslagen om de hokken te verschonen.

De eerste drie jaren in de States waren niet gemakkelijk geweest. Wel- iswaar hoefde hij zich financieel geen zorgen te maken, maar er bleven voldoende andere problemen over. Maar om een lang verhaal kort te maken: na die moeilijke aanloopperiode braken gouden tijden aan.

De grote kudden in het midden en westen van het land werden vooral gehouden voor hun vlees. De meeste ranchers hadden slechts enkele koeien apart staan die moesten voorzien in de behoefte aan melk op de ranch. De waarde van de kudden van duizenden en soms tiendui- zenden stuks werd voornamelijk bepaald door de hoeveelheid vlees die de dieren vertegenwoordigden. En dáár had Robert een gat in de markt ontdekt. De stieren die hij uit Europa had meegebracht, waren beroemd om hun enorme vleesproduktie! Hij kruiste zijn stieren met koeien van verschillende rassen tot hij na een paar jaar de ‘ideale com- binatie’ gevonden had. Ranchers in de omgeving konden hun ogen niet geloven als zij hun eigen koeien vergeleken met die van Robert.

Even oude dieren waren dertig, soms veertig procent zwaarder! Robert begreep echter duvels goed dat men niet tot in het oneindige kon doorfokken. leder levend wezen draagt nu eenmaal eigenschappen van zowel de vader als de moeder. Een kalf, geboren uit een ‘huwelijk’ tus- sen een willekeurige koe en een van Roberts beroemde stieren, bezat

(9)

niet meer àlle eigenschappen van zijn vader, eenvoudigweg omdat er nu eenmaal ook ‘ruimte’ moest zijn voor een aantal eigenschappen van de moeder. Als het kalfje een koe was geworden die gekruist werd met een andere vader dan een van de zes stieren, zouden er weer een aantal eigenschappen verloren gaan. Robert onderkende dit gevaar en door een ingewikkeld en tijdrovend proces van fokken en terugfokken – zoals dat in vaktermen genoemd werd – slaagde hij erin een kleine kudde op te bouwen die nauwelijks iets van de oorspronkelijke eigen- schappen van de zes stieren verloren hadden.

In het derde jaar van zijn verblijf in de States – hij was toen vijfen- twintig – trouwde hij met de dochter van een bankier. Een jaar na hun huwelijk verwachtte zijn vrouw hun eerste baby en net in die periode kreeg Robert slecht nieuws uit zijn vaderland: zijn broer Henry was na een val van een paard zo ongelukkig terechtgekomen dat hij aan zijn verwondingen overleden was. Robert rouwde in stilte. Er was geen sprake van dat hij naar Engeland zou terugkeren, want niet alleen zou de reis weken in beslag nemen en zou hij dus veel te laat voor de begrafenis aankomen, maar bovendien kon hij juist nu zijn vrouw niet alleen laten. Drie weken later schonk zijn vrouw hem een pracht van een zoon en op haar voorstel werd hij Henry genoemd.

Er brak een periode van vijftien gelukkige jaren aan. Robert werd vader van nog een zoon en een dochter. Niets scheen een gelukkige toekomst nog in de weg te staan. En toen sloeg het noodlot voor de zoveelste keer toe...

Er kwam een brief met als afzender de familienotaris. Nog voor hij de enveloppe had opengemaakt, voelde Robert dat de brief slecht nieuws moest bevatten. Maar in de verste verte had hij niet kunnen vermoeden hoe slecht... William had zijn jongste broer willen verras- sen en had voor zichzelf, zijn vrouw, zijn twee zoons en hun echtge- notes passage geboekt op een van de modernste schepen die de oceaan overstaken. Nog geen twaalf uur na het vertrek uit een Zuidengelse havenstad kwam het schip terecht in een vliegende storm die het als een speelgoedbootje terugjoeg naar zijn vertrekplaats. Het zou die plaats echter nooit bereiken... Het schip sloeg te pletter op de rotsen en slechts twaalf opvarenden overleefden de ramp. Tot zijn spijt moest de notaris meedelen dat zich onder deze twaalf niet één van Roberts familieleden bevond.

Die dag veranderde Roberts leven totaal. Door het vreselijke ongeluk

(10)

werd hij van de ene dag op de andere van een geslaagd veefokker tot de dertiende graaf van Branbury! Na een periode van rouw, verdriet en twijfel begreep hij dat hij maar één ding kon doen. Hij moest te- rugkeren naar de ‘Oude Wereld’. Hoewel het, menselijkerwijs, voor haar betekende dat ze haar ouders nooit meer terug zou zien, stond zijn vrouw honderd procent achter hem. Voor de kinderen, van wie de oudste inmiddels bijna vijftien was, was het niet meer dan een groot en spannend avontuur.

Voor hun vertrek waren er echter nog duizend en één zaken te re- gelen. Een betrouwbare makelaar werd aangetrokken om een koper te vinden voor de ranch. De afstammelingen van zijn beroemde zes stieren wilde Robert echter zelf verkopen. Hij besloot een veiling te houden.

De kranten hadden inmiddels lucht gekregen van de tragedie en on- der de kop ‘RANCHER WORDT GRAAF’ verscheen het eerste bericht.

En kort daarna stonden de journalisten op de stoep. Robert hield he- lemaal niet van publiciteit, maar zijn vrouw overtuigde hem ervan dat hij de journalisten kon gebruiken om zijn doel te bereiken. Haar man wilde immers voorkomen dat alle stieren door één rijke rancher ge- kocht zouden worden. In de loop van twintig jaar had Robert een in- gewikkeld schema – een soort stamboom – aangelegd van alle dieren.

Een buitenstaander zou hier nooit wijs uit kunnen worden en als de dieren bij elkaar bleven was het gevaar van inteelt levensgroot aanwe- zig. Daarmee zou Roberts levenswerk vernietigd worden. En hoewel Robert dus niet van publiciteit hield, gaf hij toch toestemming tot een aantal interviews op voorwaarde dat uitdrukkelijk de datum van de veiling vermeld zou worden. En zo kwam het dat dit verhaal in tientallen kranten in de States verscheen.

En zo kwam het ook dat Arendsoog zich op deze dag op de ranch van de nieuwe graaf van Branbury bevond. De veiling was ’s mid- dags geweest en hoewel de prijzen gepeperd waren, was onze vriend erin geslaagd twee prachtige stieren te kopen. In gezelschap van zijn Indiaanse vriend Witte Veder had Arendsoog weliswaar ongeveer elf- honderd mijl moeten afleggen, maar de koop was die lange reis in alle opzichten waard geweest!

Robert – die erop stond bij zijn voornaam genoemd te worden – had onze vrienden en nog twee andere kopers die van ver gekomen waren, uitgenodigd op de ranch te logeren tot het vervoer van de door

(11)

hen gekochte dieren geregeld was. Voor dit vervoer had Robert een eenvoudige maar doeltreffende oplossing bedacht. Van twee platte wa- gens had hij de houten bovenbouw laten slopen waardoor alleen het stelsel van assen en wielen overbleef. Vervolgens had hij op elk onder- stel een grote kist laten bevestigen. Dezelfde kisten hadden vele, vele jaren geleden dienst gedaan om de stieren over de oceaan te vervoe- ren en al die tijd hadden ze opgestapeld en vergeten in een afgelegen schuur gestaan. Omdat ze tegen weer en wind beschermd waren ge- weest, verkeerden zij nog in een uitstekende staat. Het dichtstbijzijnde station lag een kleine dagreis verderop. Robert had ook persoonlijk ge- regeld dat er op het station een lege wagon klaar stond. Voor het laden van de kisten in de wagon zou nogal wat mankracht vereist zijn maar daarna zou het kinderspel zijn. De wagon zou gekoppeld worden aan de eerste de beste trein die naar Arizona ging. Arendsoog en Witte Veder zouden met hun rijdieren in dezelfde trein meereizen en op het station van Lonsdale tenslotte zou Jim – Arendsoogs voorman – met een aantal cowboys onze vrienden opwachten. Met een man of zes moest het toch mogelijk zijn de stieren van Lonsdale naar de S-ranch, Arendsoogs thuis, te drijven. Het telegram om Jim te waarschuwen was al verzonden en afgesproken was dat onze vrienden de volgende ochtend in alle vroegte met het kleine konvooi op weg zouden gaan.

Roberts vrouw, die zich plotseling ‘gravin’ mocht noemen, had heerlijk gekookt en voldaan zaten haar man en zijn gasten in de salon te genieten van een kop sterke koffie en een glas uitstekende cognac.

Alleen Arendsoog en Witte Veder hadden bedankt voor de sterke drank. Het was een tweede natuur van onze vrienden geworden om te allen tijde nuchter te zijn zodat ze hun hersens onmiddellijk aan het werk konden zetten als dat nodig mocht zijn. In het verleden was het al vele malen voorgekomen dat zij slechts fracties van een seconde de tijd hadden gehad om tot een beslissing te komen, een beslissing waarbij het vaak om leven of dood ging.

Voor de zoveelste keer legde Robert zijn gasten uit hoe zij moesten handelen om de speciale eigenschappen van de stieren en hun nako- melingen niet verloren te laten gaan. En ook voor de zoveelste keer viel het Arendsoog op hoe gedreven de man over dit onderwerp kon praten.

En toen plotseling keek Arendsoog zijn Indiaanse vriend strak aan.

Ergens op het uitgestrekte terrein van de ranch klonk het ratelend geluid van een zich verwijderend rijtuig. Robert had het ook gehoord,

(12)

maar wuifde het vraagteken dat op Arendsoogs gezicht te zien was, luchtig weg.

‘Een paar van mijn jongens zullen nog aan het werk zijn,’ veronder- stelde hij. ‘Er is zoveel te regelen, de laatste dagen...’

Zijn gastheer had ongetwijfeld gelijk, maar om de een of andere reden voelde Arendsoog zich toch niet gerust. Het was alsof een zesde zintuig hem waarschuwde voor naderend onheil.

‘Wij scheppen lucht?’ stelde Witte Veder plotseling voor. De onrust die zijn vriend uitstraalde, was hem niet ontgaan.

‘Een goed idee,’ zei Arendsoog dankbaar, terwijl hij overeind kwam.

En terwijl hij zich tot Robert wendde, vervolgde hij: ‘Je hebt er geen bezwaar tegen als we even een frisse neus halen?’

Robert lachte. ‘Dat hoef je toch niet te vragen! Ik heb gezegd dat jullie moeten doen alsof jullie thuis zijn.’

‘Tot zo dan,’ zei Arendsoog, terwijl hij even vriendelijk naar de an- dere gasten knikte. Daarna dwong hij zichzelf om rustig de kamer te verlaten.

(13)

hoofdstuk 2

Lightfeet ontvoerd!

Eenmaal buiten het indrukwekkende ranchgebouw bleven Arendsoog en Witte Veder gelijktijdig doodstil staan. De stemmen uit de woon- kamer drongen heel zachtjes naar buiten door. Onze vrienden dwon- gen ze naar de achtergrond en concentreerden zich op het geluid dat zij eerder gehoord hadden. Het klonk nu van veel verder weg. Het rijtuig of de wagen – wat het ook mocht zijn – bevond zich nu ergens ten noorden van de ranch.

Alsof zij het afgesproken hadden, begonnen Arendsoog en Witte Veder op hetzelfde moment om het hoofdgebouw heen te lopen. Ver- spreid over een uitgestrekt terrein stonden hier een groot aantal stal- len, schuren, opslagplaatsen en een ruim cowboyhuis. Daartussenin waren een paar kleine corrals gebouwd. Voor de omheiningen waren in plaats van planken zware palen gebruikt. Een smalle, eveneens uit palen bestaande gang, leidde van een corral naar een van de stallen, zo- als in een circus een stalen gang de roofdieren van hun kooien naar de arena leidt. Volwassen stieren waren weliswaar geen roofdieren, maar men kon, zeker als ze een humeurige bui hadden, maar beter rekening met ze houden!

Vlak langs de omheining van een van de corrals liepen onze vrienden in de richting van de stalhouderij, die op niet al te grote afstand schuin achter het hoofdgebouw lag. Er was geen enkele bedrijvigheid in of in de omgeving van het gebouw te horen of te zien. Arendsoog vroeg zich onmiddellijk af waar de man gebleven was, die geacht werd voor de aanwezige paarden te zorgen. Het vreemde gevoel dat hem in de woon- kamer van het ranchgebouw bekropen had, werd heviger en zonder dat hij er zich van bewust was, was hij gaan hollen. De deuren van de stal stonden wijd open en het licht van een olielamp viel naar buiten.

‘Is daar iemand...!?’ hoorde Arendsoog zichzelf roepen, terwijl hij naar de open deuren toe rende. De woorden stokten in zijn mond.

Zijn spreekwoordelijk scherpe ogen hadden een roerloze figuur ont- dekt die net buiten de lichtcirkel tegen de zijwand van de stal lag.

(14)

Gelijktijdig knielden onze vrienden bij de man neer. Arendsoog zocht naar de pols van de man, terwijl Witte Veder zijn oor nog net niet tegen de mond van de bewegingloze figuur drukte.

‘Hij nog leven!’ trok hij als eerste een conclusie.

Arendsoog knikte en kwam langzaam overeind. In gedachten be- keek hij de situatie. Het meest waarschijnlijke was, dat de man door een klap of een stomp met zijn hoofd tegen de muur geslagen was en daardoor het bewustzijn verloren had.

De door Arendsoog geschreeuwde woorden ‘Is daar iemand?’ waren ook doorgedrongen tot de woonkamer van het ranchgebouw. Robert kwam haastig overeind uit zijn stoel en terwijl hij zich gejaagd veront- schuldigde tegenover zijn anderen gasten, verliet hij snel de kamer. Op het moment dat de voordeur van het ranchgebouw achter hem dicht- viel, verscheurde een tweede kreet de stilte, een kreet zo vol wanhoop dat Robert even aan de grond genageld bleef staan.

‘Lightfeet...!!!’

Arendsoogs blik dwaalde van de bewusteloze man naar de boxen van de paarden. Opgeschrokken door de plotselinge bedrijvigheid in de stal staken verschillende dieren hun hoofd nieuwsgierig over de halve deurtjes. Witte Veders paard stond vlakbij en plotseling zag Arendsoog dat de box ernaast leeg was.

Op dat moment slaakte hij zijn wanhopige kreet: ‘Lightfeet...!!!’

Terwijl hij tussen de boxen door rende, had hij het gevoel alsof ie- mand zijn keel dichtkneep. Hij hoopte dat Lightfeet was gaan liggen, waardoor hij niet zichtbaar was vanuit de gang, maar hij wist op het- zelfde ogenblik dat dit niet het geval zou zijn. Als zijn baas in de buurt was zou Lightfeet als eerste, alert en klaar om in actie te komen, bij de deur van de box gestaan hebben.

Toen Arendsoog, fracties van seconden later, de box bereikte, sloeg zijn hart een paar maal extra over. De box was leeg... De aarde leek onder Arendsoogs voeten te bewegen. Onze vriend werd er duizelig van en slechts door de ogen te sluiten en een paar maal diep adem te halen kon hij voorkomen dat hij moest overgeven.

De deur van de box was gesloten en zelfs Lightfeet zou daar niet, zonder aanloop, overheen hebben kunnen springen.

Op dat moment stormde Robert de stal binnen. ‘Wat is er aan de hand...?’ Hij zag zijn stalknecht en knielde onmiddellijk bij hem neer.

(15)

‘Zijn niet ernstig,’ stelde Witte Veder hem gerust. ‘Mij denken hij gauw bijkomen.’

Verward keek Robert van de bewusteloze man naar Arendsoog, die als versteend tussen de boxen stond. Het leek wel of de stalknecht Witte Veders woorden gehoord had, want hij begon plotseling te kreunen en knipperde met zijn ogen.

‘Blijf rustig liggen, John,’ zei Robert zacht, terwijl hij naast zijn stal- knecht neerknielde. ‘Alles komt in orde...’

‘Wat...? Wie...?’ stamelde de stalknecht. Hij probeerde overeind te krabbelen, maar de dwingende hand van zijn baas drukte hem terug.

‘Rustig, John. Rustig!’

Arendsoog leek niets te horen en te zien van wat zich slechts enkele meters verderop afspeelde. Nog steeds had hij de macht over zijn spie- ren niet hervonden. En ook zijn hersens wilden nog niet werken. Het was net alsof er in zijn hoofd één grote chaos heerste. Hij merkte niet dat Witte Veder een hand op zijn schouder legde en zacht tegen hem begon te praten.

Arendsoog had zich in zijn avontuurlijke leven al in heel wat hache- lijke situaties bevonden, maar nog nooit hadden zijn hersens en zijn lichaam zó gereageerd.

Op het lawaai in de stal waren inmiddels een paar cowboys komen aanhollen. Robert gaf instructies om de stalknecht voorzichtig op te tillen en hem naar zijn bed te dragen. ‘Laat hem in elk geval blijven liggen,’ besloot hij. Hij veronderstelde dat de stalknecht door de klap of door de val minimaal een lichte hersenschudding had opgelopen.

De drukte en het gepraat van de mannen leken tot Arendsoog door te dringen, want er kwam enige beweging in hem. Witte Veder had zijn arm nu om hem heen geslagen en hield hem stevig vast. Plotseling begon zijn vriend hevig te trillen, alsof hij overvallen werd door een ijzige vrieskou. Zijn knieën begonnen te knikken en slechts dankzij Witte Veders ondersteuning bleef hij op de been.

Nu pas drong het tot hem door dat zijn vriend voortdurend zachtjes tegen hem praatte.

‘Lightfeet...,’ kreunde hij toen.

Witte Veder slaakte een zucht van verlichting, maar bleef zijn vriend stevig vasthouden.

Waggelend als een dronken kerel deed Arendsoog een paar klei- ne passen vooruit tot hij tegen de deur van de box leunde. ‘Light- feet...,’ mompelde hij weer.

(16)

Robert, die wist dat de stalknecht in goede handen was, voegde zich nu bij onze vrienden. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Lightfeet zijn verdwenen,’ antwoordde Witte Veder voor zijn vriend die nog nauwelijks tot spreken in staat was.

‘Verdwenen? Hij kan toch eenvoudig ergens op het erf zwerven. Ik hoef jullie niet te vertellen hoezeer paarden op hun vrijheid gesteld zijn!’

‘Hij door dichte deur lopen?’

De vraag klonk zo laconiek dat Robert even uit het veld geslagen was. Als het paard inderdaad aan het zwerven was gegaan, moest ie- mand de deur van de box geopend en weer gesloten hebben. Daar had de Indiaan gelijk in.

Arendsoog had zichzelf inmiddels zo ver hervonden dat hij weer spreken kon. Weliswaar klonk zijn stem nog wat bibberig en vlak van toon, maar hij was gelukkig de eerste schok te boven. ‘Zonder com- mando van mij of Witte Veder verlaat Lightfeet nooit een plaats waar ik hem heb achtergelaten. Alleen in uiterste nood zou hij dat doen en dan zou hij te allen tijde terugkeren naar de plaats waar hij zich oor- spronkelijk bevond.’ Het klonk een beetje alsof Arendsoog een tekst voorlas die door iemand anders was opgesteld.

‘Kan niemand hem dan meegevoerd hebben?’

‘Lightfeet nooit toelaten,’ antwoordde Witte Veder voor zijn vriend en Arendsoog voegde eraan toe: ‘Als iemand dat zou proberen, zou hij daar minstens een paar gebroken botten aan overhouden.’

‘Ik begrijp het niet...,’ mompelde Robert.

‘Je paard is weg. Het kan niet zelf de deur geopend en gesloten hebben en iemand anders kan hem evenmin meegenomen hebben...

En toch is de box leeg...’

‘Jij slaan spijker op kop!’

‘Ik heb Lightfeet jarenlang getraind,’ voegde Arendsoog er, nog steeds met monotone stem aan toe. ‘Het dier is tot ongelooflijke dingen in staat, maar zelfs hij kan niet zonder aanloop over deze hoogte springen.’

Hij legde zijn hand op de bovenkant van de deur die de box afsloot.

‘Eén meter zestig, schat ik,’ mompelde Robert.

Witte Veder knikte slechts.

Arendsoog voelde dat hij langzaam maar zeker de controle over zijn spieren terugkreeg. Hij tilde de kruk op die de deur van de box aan de buitenkant vergrendeld hield. Hij trok de deur open, die nu bijna de hele breedte van het gangpad blokkeerde.

Nog voor de deur geheel geopend was, dook Witte Veder plotseling

(17)

naar de grond. Toen hij overeind kwam, had hij een papiertje in de hand. Het had vlak achter de deur gelegen waardoor onze vrienden en Robert het niet hadden kunnen zien.

Zich eigenlijk nauwelijks realiserend wat hij deed, graaide Arendsoog het papier uit de handen van zijn Indiaanse vriend. Met trillende han- den vouwde hij het open en las:

Met een moedeloos gebaar liet Arendsoog zijn arm zakken. Hij voel- de zich volkomen machteloos. Robert trok zwijgend de brief uit zijn hand en las hem, bijna fluisterend, aan Witte Veder voor.

‘Zijn ontvoering!’ zei de Indiaan slechts.

Arendsoog knikte vaag. ‘Denk eraan dat één kogel genoeg is...’

Het zinnetje dreunde in zijn hoofd en de dreiging die er duidelijk in werd uitgesproken, joeg tranen naar zijn ogen. ‘Nee! Niet Lightfeet!’

schreeuwde zijn hart.

Witte Veder legde een hand op de schouder van zijn vriend en leid- de hem de stal uit. Ogenschijnlijk gebruikte de Indiaan geen enkele kracht, maar in werkelijkheid had hij Arendsoog in een stevige greep.

Robert volgde de twee vrienden zwijgend. Pas nu drong het tot hem door hoe de aanhef van de brief luidde. ‘Arendsoog...!’ Hij versnelde zijn pas iets tot hij naast Witte Veder liep. ‘Arendsoog... Je vriend...

Bob...’ Het was echte wartaal.

‘Bob heten Bob Stanhope. Hij krijgen bijnaam ‘Arendsoog’ van In- diaanse vrienden,’ antwoordde Witte Veder omdat Arendsoog niet tot spreken in staat leek.

‘Dus jullie zijn dé Arendsoog en Witte Veder...!?’

(18)

Witte Veder knikte. ‘Misschien zijn beter als niemand anders we- ten,’ liet hij er dan, bijna commanderend, op volgen.

Robert knikte begrijpend. ‘Eén man weet in elk geval wél wie jullie werkelijk zijn,’ zei hij dan.

‘Man die schrijven brief!’ zei Witte Veder.

‘En hij is iemand die maar nauwelijks schrijven kan. Er staan nogal wat fouten in die paar zinnen...’

Ze hadden inmiddels het ranchgebouw bereikt. Robert ging zijn gasten voor naar zijn studeerkamer. Hij ging er terecht van uit dat Arendsoog en Witte Veder op dit moment weinig voelden voor een confrontatie met de gasten in de woonkamer.

‘Kan ik iets voor jullie doen of halen?’

Arendsoog schudde zwak het hoofd. ‘Moet jij niet naar je andere gasten?’

Robert haalde de schouders op. ‘Die vermaken zich toch wel,’ ant- woordde hij. ‘Daar zorgt mijn vrouw wel voor.’ Hij zweeg even en vervolgde dan: ‘Het is voor mij een groot raadsel. Jullie zijn zeker van drie dingen. Ten eerste: Lightfeet kan de box niet zelf geopend en gesloten hebben. Ten tweede: hij kan niet over de deur gesprongen zijn. En ten slotte: als iemand anders geprobeerd zou hebben om hem weg te voeren, zou die persoon nu met een paar gebroken botten in de stal liggen... En toch is het paard verdwenen. Die dingen kloppen niet met elkaar.’

‘Mij denken curare,’ veronderstelde Witte Veder.

Arendsoog knikte. Hoewel zijn angst en twijfel over het lot van zijn paard nog niet verdwenen waren, kon hij al heel wat helderder denken dan een kwartiertje eerder.

‘Cu... wàt...?’ vroeg Robert.

‘Curare,’ legde Arendsoog uit, ‘is een gif dat Indianen in het Amazo- negebied al heel lang gebruiken als ze op jacht gaan.’ Zijn stem klonk al weer bijna normaal.

‘Als je met pijl en boog op jacht gaat, kun je een dier aanschieten en verwonden. Zo’n dier kan nog uren en soms dagen blijven vluchten en dan ben je als jager gedwongen erachteraan te blijven zitten. Lang geleden – maar hoe lang precies weet niemand – hebben de Indianen in Zuid-Amerika daar iets op gevonden: curare. Het is een extract van verschillende planten en wordt ook wel ‘pijlgif genoemd. Ze smeren er de punt van hun pijlen mee in als ze op jacht gaan. Als ze met zo’n pijl een dier raken, hoeven ze er niet meer achteraan te jagen. Het extract

(19)

heeft een spierverlammende werking en al na een paar minuten kan het dier niet meer op zijn poten staan, valt neer en ligt de buit voor het oprapen...’

‘Alles goed en wel, maar we zitten hier niet in Zuid-Amerika!’ wierp Robert tegen.

‘Inderdaad, maar je kunt het gif wel in een flesje mee hierheen ne- men,’ ontzenuwde Arendsoog Roberts bezwaar.

‘O.K.! Laten we aannemen dat jullie gelijk hebben. Lightfeet krijgt op de een of andere manier dat curare toegediend. Die spierverlam- ming treedt op en het arme dier valt neer... Hoe ontvoer je het dan...!?

Een paard is nu eenmaal geen schoothondje en je hebt minstens een takel nodig om het op te tillen.’

‘Zo ver ik weet treedt die spierverlamming niet van de ene seconde op de andere op,’ zei Arendsoog. ‘Het is een geleidelijk proces. Als je dus op het juiste moment ingrijpt, staat het dier nog op de benen, maar heeft het niet meer de kracht om van zich af te schoppen. Dat zou kunnen verklaren waarom Lightfeet zich, ogenschijnlijk zonder zich te verzetten, heeft laten meevoeren.’

‘Goed. Maar vroeg of laat – of dat nu na drie of tien minuten is – gaat het dier toch door de knieën of valt het om!’

‘Zijn rijtuig wij horen,’ antwoordde Witte Veder kort.

(20)

hoofdstuk 3

 Waar is Henry?

Robert keek Arendsoog en Witte Veder om beurten strak aan.

‘Bedoelen jullie...’

‘Het rijtuig dat we hoorden wegrijden toen we ons nog in de woon- kamer bevonden,’ hielp Arendsoog hem. ‘Je veronderstelde toen dat waarschijnlijk een paar van je mensen nog aan het werk waren, omdat er de laatste dagen zoveel te regelen is.’ Hij zweeg even, maar vervolg- de toen: ‘Hoeveel onderstellen van wagens heb je laten voorzien van kisten om de stieren per trein te vervoeren?’

‘Alleen die twee voor jullie. Mister Baldwin, die één stier gekocht heeft, moet naar het zuiden en van hier gaan geen treinen die kant op. Hij heeft twee cowboys bij zich. Die slapen in het cowboyhuis.

Het was vanmiddag te laat voor hem om nog te vertrekken. Dat is de enige reden waarom hij en zijn mannen vannacht mijn gasten zijn.

De ander, mister Cortès, blijft misschien nog een dag, maar vertrekt dan met twee van mijn mannen. Hij heeft ze een baan aangeboden en daar ben ik erg blij om, want na het vertrek van ons gezin wordt al mijn personeel werkloos. De ranch staat te koop en ik kan alleen maar hopen dat de nieuwe eigenaar het oude personeel in dienst houdt...’

Op het eerste zinnetje na scheen Arendsoog het hele verhaal niet te hebben gehoord.

‘Waar staan die twee speciale wagens?’

‘Vanmiddag stonden ze nog achter de stal.’

Arendsoog wilde opstaan, maar Witte Veder duwde hem terug in zijn stoel. ‘Mij kijken,’ zei hij kort.

Onze vriend protesteerde niet. Hoewel zijn hersens weer normaal werkten, voelden zijn armen en benen nog steeds aan alsof ze van rubber waren.

Toen de Indiaan het vertrek verlaten had, bleef het enige minuten doodstil. Plotseling verbrak Robert deze stilte. ‘Ik begrijp iets niet,’ zei hij meer in zichzelf mompelend dan tegen Arendsoog. ‘Niemand hier – ook ikzelf niet – wist wie jullie in werkelijkheid zijn. En toch was

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ze heeft overigens niet alleen aan insecten veel te bieden maar ook aan ons: haar blaadjes zijn eetbaar, bevatten veel vitamines en mineralen en geven een

‘Ten eerste zijn wij geen bedelaars,’ bootste Arendsoog hem na, ‘en ten tweede hebben wij Don Juan nog niet te spreken gevraagd. Ik wil alleen weten, of hij

Het gezin verhuist veel: 1907 Muiden waar een tweede zoon Gerrit geboren wordt, die niet tevreden is met zijn naam en zich naderhand Bob noemt; 1914 Breda waar hij instructeur is

Of minneklagt, van een jonge dochter welke van haar minnaar bevrugt was, en toen haar heeft verlaaten.1. Een

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

Ze koos zelf de gebeden en de liederen voor de eucharistie, en vond het overkoepelende thema in Johannes 15,5: „Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.” Voor zuster Petra

‘Alles was klaar: de begrafenis geregeld en de afscheidsbrieven

De Hoge Raad verduidelijkt allereerst dat een schuldeiser van een VOF jegens iedere vennoot twee samenlopende vorderingsrechten heeft: één jegens de gezamenlijke vennoten