• No results found

De briefwisseling hieromtrent is ter inzage bij de provinciale afdeling ANB West-Vlaanderen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De briefwisseling hieromtrent is ter inzage bij de provinciale afdeling ANB West-Vlaanderen."

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Passende beoordeling van milieueffecten bij uitvoering van alternatieve scenario’s van waterwinning op het IWVA-domein ‘Westhoek’, naar aanleiding van bezwaren door de vergunningverlenende autoriteiten op de aanvraag van een vergunning voor een waterwinning van 500.000m³/jaar.

Referentie advies van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het ANB heeft geen negatief advies of essentiële opmerkingen gegeven over de oorspronkelijke Passende Beoordeling

‘Wijziging configuratie van waterwinningsputten in het IWVA-waterwinningsgebied ‘de Westhoek’, gelegen in het Calmeynbos, grondgebied De Panne’. In deze beoordeling wordt immers gesteld dat de aangevraagde waterwinning van 500.000m³ wel significante effecten kan hebben op het SBZ-H en specifiek op de voorziene uitbreiding/instandhoudingsdoelstellingen van vochtige duinhabitats.

Wel stelt het ANB, in antwoord op de IWVA-aanvraag tot waterwinning van 500.000m³, onderwerp van het MER-ontheffingsdossier d.d. XX, dat er niet kan worden overgegaan tot goedkeuring van een dossier zolang de doelstellingen van het IHD, en dit zijn hier specifiek natte doelstellingen, niet gerealiseerd kunnen worden. Aangezien het voorstel in het ontheffingsdossier uitkomt op een verlaging van het grondwaterpeil ter hoogte van de grens met het natuurreservaat in de orde van 40 tot 50 cm, is dit niet compatibel met natte doelstellingen. Het ANB zal na kennis te hebben genomen van diverse alternatieve scenario’s beslissen welke maximale verlaging in het SBZ-H deelgebied ‘Duinen en bossen van De Panne’ eventueel zou kunnen worden toegelaten. In een schrijven d.d. 30/08/2013 heeft het ANB aan het IWVA meegedeeld dat toekomstige waterwinningen in elk geval geen negatief effect mogen hebben op het natuurlijk milieu in het natuurreservaat ‘Westhoek’.

Deze visie wordt in dit aanvullende deel van de Passende Beoordeling bijgetreden. Het NVR

‘De Duinen en Bossen van De Panne’ zijn een van de grootste en belangrijkste natuurgebieden in Vlaanderen. Daarvan is het natuurreservaat De Westhoek met 345 hectare het grootste deelgebied. Het is daarenboven het oudste natuurreservaat (sinds 1957) in Vlaanderen en bijzonder gevarieerd qua fauna en flora. Sinds de jaren zeventig, doordat de aangrenzende duinen voor grondwaterwinning werden gebruikt, droogde het gebied sterk uit en dreigden een aantal plant- en diersoorten te verdwijnen. Het beheerplan voor dit gebied is er op gericht dat vochtige terreinen en graslanden bewaard blijven en in omvang toenemen.

Meer specifiek gaat het hier over de instandhouding en verdere ontwikkeling van Natura-2000 habitat 2170 ‘Duinen met Salix arenaria’ en habitat 2190 ‘Vochtige duinvalleien’. In de recente INBO-studies worden habitat 3140 Kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Characeeënvegetatie en open oppervlaktewateren tot het habitat ‘Vochtige duinvalleien’ gerekend (Bot, 2010)

Deze auteur stelt in zijn studie over de instandhoudingsdoelstellingen van de diverse Natura- 2000 habitats en soorten dat voor wat het ganse Habitatrichtlijngebied BE2500001

‘Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin, zowel de grootste oppervlakte en de best

ontwikkelde Kruipwilgenstruwelen als de grootste oppervlakte vochtige duinvalleien zich in

het Westhoekreservaat bevinden. Als één der belangrijkste knelpunten voor beide habitats

wordt ‘ verdroging’ gemeld en wat de potenties betreft wordt voor ‘Vochtige duinvalleien’

(2)

uitdrukkelijk gesteld dat een natuurlijke waterhuishouding met hoge grondwatertafel is vereist. Uit de studie van Provoost et al. (2011) waarin hij de diverse types van vochtige duinvegetaties in het Westhoekreservaat bespreekt, blijkt dat de rijkste moerasvegetaties voorkomen in delen waar de grondwatertafel 30 onder het maaiveld ligt en waar de jaarlijkse schommelingen minder dan ca. 60cm bedragen. De conclusie in het eerste deel van de Passende beoordeling dat elke verdere waterwinning die het waterpeil in het Westhoekreservaat beïnvloed als significante negatief moet worden beschouwd in functie van de instandhoudingsdoelstellingen blijft hier dan ook gehandhaafd om bovenstaande redenen

.

De briefwisseling hieromtrent is ter inzage bij de provinciale afdeling ANB West-Vlaanderen.

Als gevolg van deze beslissing werd de oorspronkelijke Passende Beoordeling aangepast.

Uitgaande van drie alternatieve scenario’s werd een beoordeling gemaakt van een voorstel tot

geleidelijke afbouw van de waterwinning. Daarbij zou het vergund debiet met stappen van

50.000 m³/jaar teruggebracht worden van 500.000 m³/jaar, wat momenteel vergund is, tot

250.000 m³/jaar.

(3)

1. Scenario A. Verminderen van de aangevraagde 500.000m³/j tot 400.000m³/j in de batterij pompputten gesitueerd in het noordoosten van het Calmeynbos met afschaffing van de pompputten die het dichtst tegen het Vlaams natuurreservaat ‘De Westhoek’ zijn gesitueerd en oppompen van 100.000m³/j uit 3 nieuwe boorputten gesitueerd aan de zuidoostelijke rand van het Calmeynbos ter hoogte van de pompgebouwen.

Fig. 1. Verandering van de watertafel ten opzichte van het huidig vergund debiet (500.000 m³/j) wanneer 400.000 m³/j in het noordoostelijke deel van het Calmeynbos wordt gepompt en 100.000 m³/j in het zuidoostelijk deel (De Vriese, 2013).

Fig. 2. Stijging van de watertafel indien de waterwinning wordt stopgezet, i.e. de referentiesituatie (De Vriese, 2013).

1.1.Effecten op grondwaterstand bij uitvoeren van Scenario A. Uit Fig. 1 blijkt dat bij dit scenario er zich een relatieve stijging van het grondwater t.o.v. de bestaande situatie voordoet van 5 tot 10 cm ter hoogte van het noordoostelijk deel van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ en eveneens in het

(4)

zuidwestelijk deel van de Krakeelduinen. Een stijging van 10 tot 20cm doet zich voor in het noordoostelijk deel van de Krakeelduinen en in het noordoostelijk deel van het Calmeynbos.

Een verlaging van 10 tot 20 cm doet zich voor in het zuidoosten van het Calmeynbos op een zeer beperkte oppervlakte ter hoogte van de pompgebouwen t.g.v. de werking van de 3 nieuwe pompputten.

Uit Fig. 2 blijkt dat volgens de modellering, de hoogte van het grondwater, bij het uitvoeren van dit scenario, het grondwater in het noordoostelijk deel van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ en in een groot deel van de Krakeelduinen zich nog 25 tot 35 cm onder het niveau zal bevinden dat het zou bereiken indien er niet zou gepompt worden Alhoewel dit minder is dan in het oorspronkelijke voorstel moet dit o.i. toch als negatief significant worden geëvalueerd. Dichter tegen de boorputten, i.e. in het noordoostelijk deel van de Krakeelduinen en in het noordelijk deel Calmeynbos ligt het niveau 40 tot 75cm onder dit nul-alternatief en in een radius van ca. 500m rond de boorputten >75cm.

In het zuidoostelijk deel van het Calmeynbos zal tgv de werking van de drie boorputten ook daar het grondwaterniveau ca. 25 tot 50cm lager komen te liggen dan wanneer niet zou gepompt worden. De oppervlakte waar dit gebeurt is echter zeer beperkt.

1.2.Te verwachten effecten op het natuurlijk milieu. Een verdere vernatting van het noordoostelijk deel van het Natuurreservaat ‘De Westhoek’ valt zeker te verwachten. In deze zone bestaat volgens de vegetatiekaart van het VNR Duinen en Bossen van De Panne, partim ‘Westhoek’ (kaart 2.9a opgesteld door het INBO, 2010 in Van Nieuwenhuyse et al., 2012) de vegetatie voornamelijk uit duindoornstruweel en struweel/bos, maar er komen hier ook oppervlakten met kruipwilg (Natura 2000 habitat 2170 - Duinen met Salix repens ssp. argentea (Salicion arenaria), vochtige duinvalleien (Natura 2000 habitat 2190 - Vochtige duinvalleien) en oppervlaktewateren (idem) voor. Door de vernatting zouden deze biotopen zich moeten uitbreiden en zou de oppervlakte duindoornstruweel en (onbepaald) struweel/bos moeten afnemen. Gezien de zeldzaamheid van de vochtige duinbiotopen is dit voor het Westhoekreservaat (Habitatrichtlijndeelgebied BE2500001-2 Jonge duinen van de Panne) een gunstige ontwikkeling.

Ook in het grootste deel van de Krakeelduinen waar de lager gelegen voormalige dienstwegen en het lager gelegen centraal kunstmatig afgevlakte deel (nu ontbost) (zie fig. ) zich bevinden, zal de vernatting, die nu reeds aan de gang is, toenemen. Of er veranderingen zouden optreden in de vegetatie van het Calmeynbos is twijfelachtig, gezien de stand van het grondwater daar relatief gezien nog vrij laag blijft liggen.

De aanlegwerken voor de drie putten in het zuidoostelijk deel, ter hoogte van het pompgebouw, heeft o.i. geen significant effect op het natuurlijk milieu omdat dit hier reeds sterk verstoord is. Ook het effect van het pompen zelf heeft o.i. hier weinig effect omdat de waardevolle mos- en graslandvegetaties die ten zuiden van deze pompputten gelegen zijn (grenzend aan de bewoning langsheen de Duinhoekstraat), zich op het hoge deel van het sikkelduin bevinden en niet grondwatergevoelig zijn.

(5)

2. Scenario B. Halveren van grondwaterwinning, i.e. de aangevraagde hoeveelheid van de waterwinning van 500.000m³/j reduceren naar 250.000m³/j

Fig. 3. Verandering van de watertafel bij reductie van waterwinning in het noordoostelijke deel van het Calmeynbos

van

500.000m³/j naar 250.000m³/j (De Vriese, 2013).

Fig. 4. Verschil van de watertafel tussen winning van 250.000 m³/j en niet pompen (De Vriese, 2013)

2.1.Effecten op grondwaterstand bij scenario B. Bij een halvering van de winning in het noordoostelijk deel van het Calmeynbos zal in het natuurreservaat ‘De Westhoek’ het grondwaterpeil, in vergelijking tot de stand bij de oorspronkelijk aangevraagde winning van 500.000m³, met 10 tot 20cm stijgen met uitzondering van een klein deel in het uiterste oostelijk deel, waar de stijging 20 tot

(6)

30 cm zal bedragen. In het overgroot deel van de Krakeelduinen bedraagt de stijging eveneens 20 tot 30 cm. In het Calmeynbos zelf is dit 30 tot 50 cm.

Uit Fig 4. blijkt dat bij het uitvoeren van dit scenario het grondwaterniveau in het noordoostelijk deel van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ theoretisch nog ca. 10 tot 20cm lager zal liggen dan het niveau bij het uitvoeren van de referentiesituatie, i.e. geen waterwinning. In het noordoostelijk deel van de Krakeelduinen en in het meest oostelijk deel van het natuurreservaat ‘de Westhoek’ zal dit niveau dan nog 20 tot 30 cm lager liggen en in het meest noordelijk deel van de Krakeelduinen en het noordelijk deel van het Calmeynbos nog 30 tot 40 cm lager en ca. 40 tot 50cm lager in de onmiddellijke nabijheid van de pompputten.

2.2.Te verwachten effecten op het natuurlijk milieu. Ook dit scenario is ongetwijfeld gunstig tot zeer gunstig voor het behalen van de in het natuurgebied ‘De Westhoek’ voorgestelde natuurdoelstellingen Gans de laag gelegen noordoostelijk zone met de reeds hoger vermelde begroeiing zal immers uitgesproken vernatten en daardoor zouden de vochtige duinbiotopen hier dus moeten toenemen.

Wat de vernatting betreft in de lagere delen van de Krakeelduinen, in het bijzonder daar waar vroeger de dienstwegen lagen en op het kunstmatig afgevlakte centraal gedeelte, zal deze vernatting, zoals uit de hoger aangehaalde cijfers moet blijken, eveneens zeer uitgesproken zijn bij het uitvoeren van dit scenario.

Fig. 5. Noordelijk deel van Dienstweg B in de Krakeelduinen in juli 2013 met zeer uitgestrekte tijdelijke plassen die een paaiplaats vormen van Rugstreeppad en Bruine kikker (Van Damme, 2013).

(7)

Fig. 6. Noordelijk deel van Dienstweg C in juli 2013 met uitgestrekte tijdelijke plassen(oktober-augustus) en Rugstreeppad (Van Damme, 2013).

Uit de veldstudie uitgevoerd ter gelegenheid van het Natuurrapport 2013 voor het IWVA-domein

‘Westhoek‘ blijkt immers dat de waterplassen, die zich in drie noordelijke delen van de vroegere dienstwegen hebben gevormd, sinds 2010 steeds groter worden. Dit jaar werden hier veel jonge Rugstreeppadden waargenomen.(Van Damme, 2013).

Uit dit onderzoek blijkt ook dat in de lage delen van de Krakeelduinen het nutriëntengehalte in de bodem waarschijnlijk afneemt t.g.v. de begrazing en het maaien maar voor het ogenblik toch nog relatief hoog blijft (waarschijnlijk. ten gevolge van de verzuring en vermesting door de vroegere bosaanplant en waarschijnlijk ook door vermesting tgv de vroegere bodemverstoringen bij aanleg).

Het gevolg is dat in de tijdelijke plassen die hier nu gevormd worden een uitgesproken woekering van draadalgen valt waar te nemen en dat de moerasvegetatie hier zeer soortenarm is, bestaande uit Pitrus, Rietgras en Glanshaver. Kruipwilg of andere kensoorten voor vochtige duinvegetaties ontbreken momenteel en het duindoornstruweel is hier aan het afsterven, hetgeen eveneens nitrificatie veroorzaakt..

Er is dus in dit gebied reeds een duidelijk proces van vernatting aan de gang met zeer gunstige gevolgen voor de fauna (geschikte paaiplaatsen voor Rugstreeppad) maar met- althans voor het ogenblik- geen gunstige evolutie voor de duinvegetatie.

Bij het uitvoeren van een verdere vernatting, zoals in dit scenario zal gebeuren, zal ook het afgevlakte middendeel van de Krakeelduinen (Fig. 5), i.e. ongeveer 1/5de van de Krakeelduinen, waarschijnlijk seizoenaal deels of geheel onder water komen te staan.

(8)

Fig. 7. Centraal deel van de Krakeelduinen dat in het begin van de waterwinning werd afgegraven en geëgaliseerd, vervolgens beplant met populieren, enkele jaren geleden ontbost en nu wordt begraasd door schapen met als streefdoel hier een duingraslandvegetatie te ontwikkelen (Van Damme, 2013).

Of deze vernatting hier zal leiden tot de ontwikkeling van vochtige typische duinbiotopen is onzeker gezien de aanwezigheid van een ontkalkte en ge-eutrofieerde bodem met veel organisch materiaal (boomstronken). Waarschijnlijker is dat hier zich na een periode van woekering van eutrofe semi- aquatische planten, de vegetatie zich zal stabiliseren tot Rietland met wilgenopslag. Mogelijks zal dit dan verder evolueren naar moerasbos.

Gezien de ontkalking is het trouwens onwaarschijnlijk dat zich hier - zoals oorspronkelijk werd gedacht - het Natura 2000 habitat 2130* - Vastgelegde duinen met kruidvegetatie (grijze duinen) van het subtype ‘duingraslanden en mosduinen op kalkrijke bodem (jonge duinen)’ zal ontwikkelen maar eerder een vegetatie van het subtype ‘duingraslanden en mosduinen op deels ontkalkte bodem (oudere duinen)’.

Vochtige duinvegetaties (de hoger geciteerde Natura 2000 habitats 2170 en 2190) zijn geen prioritaire habitats. De twee subtypes van Natura 2000 habitat 2130* - ‘Vastgelegde duinen met kruidvegetatie (grijze duinen)’ zijn dit wel. (Bot, 2010).

Wel dient rekening gehouden te worden met het feit dat de huidige begroeiing in dit deel van de Krakeelduinen nog geruderaliseerd is, ondanks de positieve trend ten gevolge van de begrazing sinds 2010. Door de hier uitgevoerde ontbossing en begrazing zijn, zoals Bot (2010) stelt, ongetwijfeld de potenties aanwezig voor een ‘xeroserie’ vegetatieontwikkeling maar deze ontwikkeling is echter sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van diasporen. Of zich hier een spontaan een soortenrijke ‘zure duingraslandvegetatie’ zal vestigen valt dus nog af te wachten.

(9)

In conclusie kan gesteld worden dat het onmiddellijk reduceren van de waterwinning tot de helft, hoogst waarschijnlijk een gunstig effect zal hebben op de duinvegetatie van het natuurreservaat (toename van vochtige duinbiotopen) maar waarschijnlijk tegelijkertijd een negatieve invloed op de lagere delen van de Krakeelduinen en van het Calmeynbos. Wij verwijzen hier ook naar de recente studie van Huiskes et al. (2012) over herstelstrategieën in droge (verdroogde) duinbossen.

Daar bij een dergelijke ingreep (snelle, intensieve vernatting) in de Krakeelduinen de potentie van de ontwikkeling van een prioritair habitat (zuur duingrasland) dreigt te worden stopgezet en vervangen door eutroof moeras (geen Natura-2000 habitat) kan dit betekenen dat het effect als significant negatief moet worden beschouwd in de Passende Beoordeling en niet conform is met de Europese Habitatrichtlijn en de Vlaamse wetgeving.

Een uitgesproken vernatting die in de tijd gespreid wordt of pas wordt uitgevoerd nadat duidelijk wordt welke resultaten het sinds 2005 gevoerde natuurbeheer (ontbossing, maaien, begrazing) in de Krakeelduinen oplevert, dient o.i. daarom aanbeveling.

Het voorstel van het IWVA, reeds besproken met het ANB, om de afname van de waterwinning naar 250.000m³ over een periode van 10 jaar te spreiden, zal o.i. de mogelijkheid bieden om het huidige maai- en begrazingsbeleid nog jarenlang verder te zetten zodat een verdere nutriëntverarming kan gebeuren en er zich een zuur duingrasland kan ontwikkelen. In de loop van deze evolutie kan men dan telkens een evaluatie maken van de toestand en beslissen of verdere vernatting gunstige of ongunstige effecten zou veroorzaken.

In het huidige IWVA-voorstel wordt gewerkt met een jaarlijkse afname van 50.000m³/jaar tot minimaal 250.000 m³/jaar, dus :

- 2015 500.000 m³/jr - -2016 450.000 m³/jr - 2017 400.000 m³/jr - 2018 350.000 m³/jr - 2019 300.000 m³/jr - 2020 t.e.m. 2024 250.000 m³/jr

In dit voorstel wordt de mogelijkheid voorzien om de vergunning op een bepaald niveau te bestendigen indien zou blijken dat de doelstellingen zowel ter hoogte van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ (geen daling van het grondwaterpeil meer) als op het IWVA-domein ‘Westhoek’ (gunstige ontwikkeling van zure duingraslanden) blijken bereikt te zijn.

Dit lijkt ons de oplossing waarbij kan gesteld worden dat voor beide delen van het SBZ-H deelgebied

‘Duinen en bossen van de Panne’ de effecten op het natuurlijk milieu zeer gunstig zijn.

Tenslotte nog het volgende: aangezien het boren van bijkomende putten, met doel een verschuiving van de invloed in oostelijke richting te verwezenlijken, slechts een marginaal effect blijkt te hebben, en aangezien met de bestaande configuratie het gevraagd piekdebiet van 2.000 m³/d kan worden opgepompt, is het IWVA van oordeel dat er in dit scenario niet moet worden overgegaan tot het plaatsten van bijkomende putten. De vergunningsaanvraag heeft in dit geval dan ook enkel betrekking op een verlenging van de pompvergunning (exploitatie) zonder bijkomende aanlegwerken. Er zullen dus geen fysische ingrepen gebeuren zoals boren van putten of verlengen van hevelleidingen

(10)

Algemene conclusie

Als algemene conclusie kan gesteld worden dat indien hier de afweging van de effecten gebaseerd is op de veranderingen van het milieu in het ganse habitatdeelgebied

BE2500001-2

‘Jonge duinen van De Panne’ en niet enkel op het Natuurreservaat ‘Westhoek’ er twee trends tegen elkaar moeten worden afgewogen:

1. Te verwachten trend in het Westhoekreservaat t.g.v. de halvering van de waterwinning. Uit de studie blijkt dat het grondwaterniveau nog 10 tot 20 cm lager zou liggen dan dat dit het geval zou zijn bij de referentiesituatie (geen bemaling). Volgens de recenste beheerevaluatie van het VNR door Provoost et al. (2011) is de invloed van de huidige bemaling in het Westhoekreservaat beperkt tot 300m langs de oostelijke grens van het reservaat (zie citaat 1)

Citaat 1. Conclusie over hydrologie in VNR ‘Westhoekreservaat’ uit ‘Globale conclusies en aanbevelingen’ uit ‘Evaluatie van het gevoerde beheer’ (Provoost et al., 2011).

Bij dergelijke geringe verschillen tussen het te verwachten niveau en het niveau van de referentiesituatie, is o.i. eerder de amplitude van de grondwaterschommelingen belangrijk en het type van natte vegetatietype dat men wenst te bereiken . Dit hangt o.a. af van de hoeveelheden nutriënten in de bodem en het type van beheer (b.v. niets doen versus ontstruwelen en maaien). Uit de hoger aangehaalde tekst van Provoost et al. (2011) kan afgeleid worden dat bij een halvering van de waterwinning ook het oostelijk deel van het Westhoekreservaat op een significante wijze vernatten, althans de lager gelegen gedeelten (zie fig. 11).

O.i., rekening houdend met de te verwachten vernatting en met het verder zetten van het

huidige beheer (begrazing, maaien, eventueel afplaggen) zou het effect als gunstig moeten

geëvalueerd worden of als ongunstig maar niet significant, indien wordt vooropgesteld dat de

referentiesituatie (grondwaterniveau bij niet-bemaling) ook op deze wijze niet behaald wordt.

(11)

Tenslotte zou een snelle afbouw voor wat het Westhoekreservaat betreft waarschijnlijk geen significant negatief effect (vermesting, vorming van moerassige weinig gevarieerde ruigtevegetatie) veroorzaken omdat in dit gebied reeds meer dan 15 jaar een intens beheer werd uitgevoerd gericht op bodemverarming en ontstruweling.

2. Te verwachten trend in het IWVA-domein ‘Westhoek’ t.g.v. de halvering van de waterwinning.

In dit domein zal na halvering van de winning het grondwaterniveau 20 tot 40 cm lager blijven in de Krakeelduinen in verhouding tot de referentiesituatie (niet-bemalen) en >40 cm lager in het Calmeynbos. Het is evident dat een verdere verhoging van het grondwaterniveau hier ook aan te raden is, rekening houdend van de door Bot (2010) gestelde vereiste van het behalen van een ‘ natuurlijke waterhuishouding met hoge grondwatertafel’.

In theorie blijft bij een halvering in dit gebied het effect van de waterwinning dus significant negatief. Maar in de praktijk werd in de sterk verboste en verstruweelde Krakeelduinen pas 8 jaar geleden een aanvang gemaakt met een beheer van ontbossing en ontstruweling. Het gevolg is dat in tegenstelling met het Westhoekreservaat, waar het beheer reeds dubbel zo lang duurt, de bodem hier nog zeer nutriëntrijk is en ontkalkt.

Een verderzetting van het huidige beheer (onstruwelen, begrazen, maaien) met als doel soortenrijke duingrasland (al of niet vochtig) te ontwikkelen terwijl de lagere delen langzaam vernatten dient aanbeveling boven een snelle vernatting. In Provoost et al (2011) wordt gesteld dat onder een maai- en begrazingsbeheer (i.e. nutriënt-verarmend beheer) het soortenaantal op 10 jaar tijd verdubbelde in de Parnassiapanne (zie citaat 2).

Citaat 2. Conclusie over vegetatieontwikkeling in vochtige delen van het Westhoekreservaat uit

‘Evaluatie natuurdoeltypen’ in ‘Evaluatie van het gevoerde beheer’ (Provoost et al., 2011).

De potentie dat zich op de oppervlakkig ontkalkte Krakeelduinen op de vochtiger delen een

Blauwgrasland zou kunnen ontwikkelen (zoals op zeer kleine oppervlakten het geval is in het

Westhoekreservaat (Cosijns et al., 2012) is enkel haalbaar indien de nutriëntverarming wordt

verder gezet. Daarom lijkt ons een trage vernatting aangeraden om bij te sturen wanneer

wenselijk.

(12)

Te verwachten evolutie op een termijn van 10 jaar

1. Westhoekreservaat.

De in Provoost et al. (2011) geschetste veranderingen en beheer in de vernatte panne ten noorden van Tropiflora kan als voorbeeld gelden wat er in het oostelijk deel van het Westhoekreservaat zal gebeuren bij verdere vernatting.

In de eerste instantie zal hier het nitrofiel duiddoornstruweel en strooisellaag dienen verwijderd te worden en een maai- of graasbeheer worden ingesteld. Wat de hier reed aanwezige Kruipwilgvegetaties betreft mag aangenomen worden dat deze zich zullen uitbreiden.

De vegetatie die zich hier over een periode van ca. 5 - 10 jaar tijd kan ontwikkelen wordt in Cosyns et al. 2012 onder het type ‘Vegetatie van rijpe natte, kalkrijke duinvalleien’ als volgt omschreven: ‘In de niet extreem natte (en dus regelmatig ook in het vegetatieseizoen geïnundeerde) pannen ontstaat na ongeveer 5 – 10 jaar een meer vegetatie, met naast de aanwezige ‘basissoorten’ (Kruipwilg, Drienerfzegge, Zeegroene zegge en Dwergzegge) ook zeldzaamheden als Parnassia (Parnassia palustris), Teer guichelheil (Anagallis tenella), Zomerbitterling (Blackstonia perfoliata), Moeraswespenorchis (Epipactis palustris). Actueel gebeurt deze ontwikkeling enkel onder een maaibeheer of onder begrazing in combinatie met het verwijderen van Duindoorn. Kruipwilg blijft dan prominent aanwezig en in het strooisel ervan ontwikkelen zich dan vaak massavegetaties van Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia). Onder gunstige hydrologische condities en gepast natuurbeheer kan de vegetatie verder aangerijkt worden met bijzonderheden zoals Bonte paardestaart (Equisetum variegatum), Honingorchis (Herminium monorchis), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Veenvedermos (Fissidens adianthoides), Gewoon sterremos (Campylium stellatum), Gekroesde pellia (Pellia endiviaefolia), . . . Recent breidt Vierkantmos (Preissia quadrata) zich uit en ook Noordse rus (Juncus balticus) is een nieuwkomer. Vaak heeft zich ook al Paddenrus (Juncus subnodulosus) gevestigd, die de vegetatie (onder maaibeheer) mogelijk zal gaan domineren. Vooral waar deze vegretaties niet worden begraasd (of af en toe diep gemaaid) kan een dek van Puntmos (Calliergonella cuspidata) of Gewoon sikkelmos (Drepanocladus aduncus) de zeldzamere mossen en kortlevende vaatplanten verstikken.

In een nog later stadium en indien verstruweling wordt geremd of struweel afsterft kan de duinvalleivegetatie verder evolueren waarbij Paddenrus dominant kan worden en een rits nieuwe soorten zich vestigen: Waternavel (Hydrocotyle vulgaris ), Grote wederik (Lysimachia vulgaris), Addertong (Ophioglossum vulgatum) Vogelwikke (Vicia cracca), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Moeraswalstro (Galium palustre), Watermunt (Mentha aquatica), eventueel zelfs Tweerijige zegge (Carex disticha) en Echte koekoeksbloem (Lychnis flos- cuculi)’.

De te verwachten zeldzame diersoorten zijn ondermeer: Rugstreeppad, Kamsalamander, Rode baarnsteenslak en Duingraafloopkever (Provoost et al., 2011)

Tenslotte zal door verdere vernatting hoogst waarschijnlijk de grote duinplas in het Zwarte

Dal zich verder uitbreiden. Hiervan stellen Cosyns et al. (2012): ‘In het laatste decennium

heeft zich in het zgn. Zwarte Dal van het Westhoekreservaat een grote semi-natuurlijke

duinplas ontwikkeld (ontstaan door vernatting van een diep uitgestoven duinpanne na afbouw

(13)

waterwinning), die evenwel, mogelijk als gevolg van de vrij voedselrijke bodem (Middeleeuwse akkerprofielen) sterk dichtgroeit met helofyten (Riet, Grote lisdodde, Paddenrus, Ruwe bies, Drienerfzegge, …)’. Indien in de omgeving nog bijkomende poelen zouden ontstaan zal hier eveneens hoogst waarschijnlijk om dezelfde reden een Riet-ruigte ontstaan.

2. Krakeelduinen

In een eerste fase is hier ook ontstruweling, verwijderen van strooisellaag noodzakelijk en vervolgens maaien en begrazen.

Cosyns et al. (2012) waarschuwen dat bij uitblijven van beheer, vaak in combinatie met sterke grondwaterpeilschommelingen, op de vochtige, sterk humeuze bodems hoge ruigtkruiden vegetaties kunnen ontstaan met onder meer Grote wederik Grote kattenstaart (Lythrum salicaria), Leverkruid (Eupatorium cannabinum), Oeverzegge (Carex riparia) en Gele lis (Iris pseudacorus).

Indien de bodem de kans krijgt om verder uit te logen dan kunnen, volgens dezelfde auteurs, gemaaide en/of begraasde duinvalleien, die in de loop van de tijd verder oppervlakkig ontkalken en zeer weinig fosfaat in de bodem ter beschikking hebben, gekoloniseerd worden door elementen van het zogenaamde ‘blauwgrasland’: Pijpenstrootje (Molinia caerulea), Blauwe zegge (Carex panicea), Zwarte zegge (C. nigra), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Tormentil (Potentilla erecta), Veldrus (Juncus acutiflorus), … Dit vegetatietype is slechts zeer beperkt en weinig ontwikkelt aanwezig in De Westhoek, alleen zeer lokaal wisten zich één of enkele van de opgesomde soorten te vestigen.

De evolutie in de Krakeelduinen bij geleidelijke vernatting en het juiste begeleidende beheer kan dus tot zeer gunstige effecten leiden maar dit is voor het ogenblik moeilijk voorspelbaar zonder het nodige bodemonderzoek (o.a. fosfaatgehalte).

Wat de vorming van seizoenale of permanente plassen betreft zal hier waarschijnlijk dezelfde vegetatie ontstaan als in het Zwarte Dal rond permanente poelen of Zilverschoongrasland rond seizoenale poelen.

3. Scenario C. Model gebruikt in oorspronkelijke aanvraag tot ontheffing maar met aangepast debiet, namelijk met een opgepompte hoeveelheid van 350.000m³/j i.p.v. de theoretische 500.000m³/j (zoals opgegeven in het oorspronkelijk scenario)

3.1.Effecten op de grondwaterstand bij scenario C. Uit fig. 8 blijkt dat volgens een modellering met deze gegevens de huidige grondwaterstand in het noordoostelijk deel van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ in werkelijkheid 10 tot 20cm hoger staat dan werd aangenomen. Dit geldt ook voor het grootste deel van de Krakeelduinen. In het noordoostelijk deel van de Krakeelduinen en in het noordelijk deel van het Calmeynbos bedraagt dit zelfs 20 tot 30cm.

Dit betekent dat in het noordoostelijk deel van het natuurreservaat ‘De Westhoek’ het grondwaterniveau volgens deze nieuwe berekening nog ‘slechts’ 25 tot 35cm lager ligt dan het niveau bij het stopzetten van de winning. In het uiterste noordoostelijk deel van de Krakeelduinen en in het noordelijk deel van het Calmeynbos ligt dit minstens 50 cm lager (fig. 9).

(14)

3.1.Effecten op het natuurlijk milieu. De hogere grondwaterstand volgens deze modellering in combinatie met de verhoogde extreme zomerneerslag aan de Kust en uitzonderlijk natte jaren 2001 en 2002 (H:\Impact van de klimaatverandering in België climatechange_be_php.mht ) zouden kunnen verklaren waarom er een duidelijke vernatting waar te nemen valt in de Krakeelduinen.

Fig 8. Verandering van de watertafel bij reductie van waterwinning in het noordoostelijke deel van het Calmeynbos

van

500.000m³/j naar 350.000m³/j (De Vriese, 2013).

Fig. 9. Verschil van de watertafel tussen winning van 350.000 m³/j en niet pompen (De Vriese, 2013)

(15)

4. Algemene conclusie en aanbevelingen

Bij een vergelijking van bovenstaande modelleringen blijkt dat Scenario B met een reductie naar 250.000m³ het gunstigste is voor het deel van het SBZ-H dat in het deelgebied Jonge Duinen en Bossen van De Panne, partim ‘De Westhoek’ ligt. Hier zal volgens de hoogtekaart (fig. 11) en de kaart met de gemiddelde grondwaterstand (fig. 12) de delen met een grondwaterstand van < 40cm onder het maaiveld en lager gelegen dan 5m tov TAW gevoelig vernatten. De dominerende habitats namelijk duindoorstruweel en gemengd struweel/bos vervangen worden door vochtige duinhabitats.

Uit bovenstaande blijkt echter dat bij een snelle vernatting in het SBZ-H deelgebied Duinen en Bossen van De Panne, partim Krakeelduinen en Calmeynbos, negatieve effecten zouden kunnen optreden in de lagere gedeelten doordat hier de bodem ontkalkt en ge-eutrofieerd is.

Het is mogelijk dat de mogelijke huidige evolutie naar zuur duingrasland in dit gebied wordt te niet gedaan.

Daar duingrasland een prioritair habitat is en daar zure duingraslanden zeer zeldzaam zijn wordt gevraagd aan de beleidsmakers om met deze elementen rekening te houden in hun uiteindelijke beslissing. O.i. is in deze optiek een langzame afbouw aan te raden omdat dan gemakkelijker kan worden bijgestuurd.

Fig. 10. Vegetatiekaart van de Westhoek opgesteld door het INBO, 2010 (Cosyns et al., 2012)

(16)

Fig. 11. Hoogtekaart van de Westhoek in 2003 (Provoost et al., 2011)

Fig 12. Gemiddelde grondwaterstand in de Westhoek in 2006 (Provoost et al., 2011)

(17)

Referenties

Bot, J., 2010. Instandhoudingsdoelstellingen voor speciale beschermingszones, BE2500001 Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin, BE2500121 Westkust, BE2501033 Het Zwin. S-IHD- rapport 30- ontwerprapport voor WBC, ANB. 343pp.

Cosyns, E. , Provoost S. & Zwaenepoel, A. , 2012. Evaluatie van het gevoerde beheer en opmaak van een beheerplan voor het VNR De Duinen en Bossen van De Panne. Wvi & INBO i.o.v. Agentschap voor Natuur en Bos, Provinciale dienst West-Vlaanderen. 303pp + bijlagen.

Huiskes, H., Beije, H, Hommel, P., Schotsman, N., Slings, Q. & Smits, N., 2012. Herstelstrategie H2180A: Duinbossen (droog). In: Smits, N, Adams, A., Bal, D. & Beije, H. (eds). Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats. Ecologische onderbouwing van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), Deel II. Alterra Wageningen UR & Programmadirectie Natura 2000: 193-204

Provoost, S., Feys, S., Van Gompel, W. & Vercruysse, W., 2011. Evaluatie van het gevoerde beheer en opmaak van een beheerplan voor het VNR Duinen en Bossen van De Panne, Deel 1: Evaluatie van het gevoerde beheer in de deelgebieden Hotsaegerduinen en de Westhoek. INBO Rapport 2011(53).

Van Damme, D., 2013. Natuurrapport IWVA-Domein Westhoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

studie veel sterker maakt dan beide boeken van Boersma is dat de auteurs de maatschappelijke ontwikkelingen verbinden met de evolutie van de gemeentelijke financiële behoeften en

afkoeling door koude lucht door de verpakking heen te blazen, zodat elke produkteen- heid door koude lucht wordt omspoeld ( &#34;doorstroomkoeling&#34;)3. Bij het afkoelen van

dan in principe voor honderden jaren ongewijzigd, het volume wijzigt niet en de nutriënten en mineralen zitten vast en komen niet ter beschikking van de vegetatie die

Sur cette base le European Alcohol Action Plan 2000-2005, la Déclaration sur les jeunes et l’alcool et le Cadre de la politique en matière d’alcool dans la Région européenne

Kwetsbare soorten voor energie-infrastructuur in Nederland; Overzicht van effecten van hernieuwbare energie-infrastructuur en hoogspanningslijnen op de kwetsbaarste soorten

Bij de berekening van de gemiddelde leeftijd werd geen onderscheid gemaakt tussen nieuwe en tweede- hands aangekochte werktuigen.» De berekening werd echter niet uitgevoerd

Hoewel de ontwikkeling van samengestelde soortgroepen significant verschillende ontwikkelingen in dichtheid zien tussen de voor mosselzaadvisserij gesloten en open gebieden,