• No results found

BOSBEHEERVISIE AMSTERDAMSE WATERLEIDINGDUINEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BOSBEHEERVISIE AMSTERDAMSE WATERLEIDINGDUINEN"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BOSBEHEERVISIE

AMSTERDAMSE WATERLEIDINGDUINEN

2016 - 2027

(2)

Opdrachtgever: Stichting Waternet

Titel: Bosbeheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen Status: Definitief (vastgesteld 2 maart 2017)

Datum concept:

Datum eindversie

December 2015 Maart 2017

Auteur(s): Ir. W. (Wouter) Delforterie

Foto’s: n.v.t.

Kaartmateriaal: Copyright ©, Dienst voor het kadaster en openbare registers, Apeldoorn Projectnummer: 15.30.10911

© Coöperatie Bosgroep Midden Nederland u.a., Oktober 2015 Postbus 8135

6710 AC EDE t (0318) 67 26 26 f (0318) 67 26 27 www.bosgroepen.nl

(3)

BOSBEHEERVISIE

AMSTERDAMSE WATERLEIDINGDUINEN

2016 - 2027

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting 7

1 Inleiding 9

1.1 Kader 1.2 Proces 1.3 Leeswijzer

2 Beleid 11

2.1 Natura 2000

2.2 Faunabeheerplan damherten Noord- en Zuid-Holland (2016-2020) 2.3 Archeologie, cultuurhistorie en aardkundige waarden

2.4 Beheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen 2011 – 2022

2.5 Vegetatiebeheerplan Amsterdamse Waterleidingduinen 2011 – 2016 2.6 Overige plannen Waternet

2.7 Recreatieve infrastructuur en boomveiligheid

3 Visie en beheerdoelen 15

3.1 Bosvisie Amsterdamse Waterleidingduinen 3.2 Natuur & biodiversiteit

3.3 Duurzaam bosbeheer & houtoogst 3.4 Recreatie & cultuurhistorie

4 Terreinbeschrijving 19

4.1 Boslandschap in de AWD 4.2 Bodem en groeiplaats 4.3 Hydrologie

4.4 Damherten

5 Inventarisatie 22

5.1 Boomsoortensamenstelling 5.2 Struiklaag en bosverjonging 5.3 Bostypen

5.4 Cultuurhistorie

6 Huidig functioneren en beheerspeerpunten 38

6.1 Natuur & Biodiversiteit

6.2 Duurzaam bosbeheer & houtoogst 6.3 Recreatie & cultuurhistorie

6.4 Beheerspeerpunten

7 Beheerrichtlijnen 42

7.1 Bleswerkzaamheden en dunning 7.2 Bosverjonging

7.3 Monitoring boomveiligheid 7.4 Beheerplanning

(6)

Literatuur 51

Bijlagen 53

Bijlage 1 Kaart 1 - Ligging in de streek Bijlage 2 Kaart 2 - Bostypen

Bijlage 3 Kaart 3 – Werkblokkenkaart

(7)

Samenvatting

De Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) zijn eigendom van de gemeente Amsterdam en worden beheerd door Waternet. De AWD is als onderdeel van het gebied Kennemerland- Zuid aangewezen als Natura 2000 gebied. Het duingebied ligt tussen Zandvoort en Noordwijk en heeft een oppervlakte van 3.400 hectare. Circa 700 ha hiervan bestaat uit bos. Deze bossen bieden ruimte aan verschillende dier- en plantensoorten, worden jaarlijks bezocht door honderdduizenden recreanten en bij het beheer van de bossen komt hout beschikbaar dat zoveel mogelijk lokaal wordt toegepast. Om deze verschillende functies op goede wijze op elkaar af te stemmen is voorliggend beheerplan geschreven.

De Zomereik en Oostenrijkse den zijn de meest voorkomende boomsoorten in de duinen.

De Abeel en Gewone esdoorn werden voorheen aangeplant. Samen met Berk en Ratelpopulier zijn zij echter veelal spontaan gekiemd in de bossen en komen overwegend voor in lage bedekkingen, maar lokaal kunnen zij de bosstructuur behoorlijk domineren.

In de AWD komt een grote populatie damherten voor die een flinke invloed heeft op de bedekking en samenstelling van de struiklaag. De struiklaag is beperkt ontwikkeld en bestaat vooral uit Meidoorn, verjonging van Gewone esdoorn en Duindoorn.

Om tot een bosbeheer te komen waar zowel de maatschappelijke, ecologische als economische aspecten van het beheer van de bossen in de AWD wordt bediend is de volgende visie opgesteld:

“De bossen van de Amsterdamse Waterleidingduinen worden beheerd gericht op behoud en versterking van aanwezige natuurwaarden en biodiversiteit. De doelstellingen vanuit Natura2000 zijn hierbij leidend, maar er is ook aandacht voor overige specifieke waarden van de bossen. Hout dat vrijkomt bij het bosbeheer, wordt zoveel mogelijk in eigen beheer verwerkt. Waternet heeft de ambitie om in de eigen houtbehoefte te voorzien bij het beheer van de brongebieden. Daarom is bij het beheer van de bossen is ook aandacht voor het verhogen van de houtkwaliteit en het behouden van voldoende staande houtvoorraad. De bossen van de AWD zijn opengesteld voor extensieve recreatievormen. Er wordt gestuurd op aantrekkelijk bos waar veilig gerecreëerd kan worden. Bijzondere cultuurhistorische elementen in de AWD worden beschermd.”

De belangrijkste knelpunten om tot realisatie van de beheerdoelen te komen zijn:

· De hoge graasdruk door damherten belemmert bosverjonging en een goede ontwikkelde kruid en struiklaag waardoor duurzame instandhouding van de duinbossen in het gedrang komt en daardoor is het niet mogelijk om op duurzame wijze hout te produceren.

· De houtkwaliteit van de bomen is veelal beperkt en de bijgroei van de eikenbossen ligt laag.

Langs wegen en paden kunnen gevaarlijke situaties ontstaan door valgevaarlijke bomen en bomen met veel dood hout.

Om tot realisatie van de beheerdoelstellingen te komen zijn de volgende beheerspeerpunten geformuleerd:

§ Overal waar gedund wordt worden toekomstbomen aangewezen. Toekomstbomen zijn bomen die in de toekomst moeten blijven staan omdat ze veel natuurwaarde hebben, potentieel een kwaliteitsstam kunnen opleveren, bijdragen aan de menging van de

(8)

opstand, het bosbeeld verfraaien of ecologische kwaliteiten hebben waardoor ervoor wordt gekozen dat ze nooit geoogst zullen worden (habitatbomen).

§ In het eikenbos van de binnenduinrand wordt het aandeel van boomsoorten met een positief effect op de strooiselvertering verhoogd om de ontwikkeling van een rijkere ondergroei te stimuleren en effecten van doorgaande uitspoeling van kalk in de bodem te temperen.

§ Jaarlijks wordt gemiddeld 1à 2% van het bosareaal in verjonging gebracht. Hierbij worden maatregelen getroffen om vraat te voorkomen en vestiging van de gewenste soorten te realiseren.

§ Randen langs wegen en paden worden structureel visueel gecontroleerd op gevaarlijke situaties door dood hout of niet vitale bomen. Drukbezochte locaties bij de ingangen en langs vaste wandelroutes worden jaarlijks gecontroleerd.

Om de uitvoering van bosbeheerwerkzaamheden systematisch op te pakken zijn de bossen in de AWD opgedeeld in zes, min of meer even grote, werkblokken. Deze werkblokken worden opgenomen in cyclisch bosbeheer. Dat houdt in dat met regelmaat wordt gedund in de bossen om de gewenste boomsoorten en individuele bomen de ruimte te geven, verjongingsingrepen worden uitgevoerd, de natuurwaardes worden vergroot, maatregelen worden uitgevoerd gericht op verzorging van de verjonging en het terrein wordt geïnspecteerd ten aanzien van boomveiligheid.

(9)

1 Inleiding

De Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) zijn eigendom van de gemeente Amsterdam en worden beheerd door Waternet. Het duingebied ligt tussen Zandvoort en Noordwijk en heeft een oppervlakte van 3.400 hectare. Circa 700 ha hiervan bestaat uit bos. Deze bossen trekken, als onderdeel van het duinlandschap van de AWD, jaarlijks duizenden bezoekers uit de directe omgeving en uit andere delen van het land. Ook vinden veel verschillende dier- en plantensoorten hun geschikte leefomgeving in de terreinen, ligt er een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen in de bosgebieden en wordt in de bossen op duurzame wijze hout geproduceerd waarmee Waternet voor de AWD zoveel mogelijk in zijn eigen houtbehoefte wil voorzien. Om deze verschillende functies op goede wijze op elkaar af te stemmen binnen het bosareaal is het voorliggende plan geschreven. Het geeft op hoofdlijnen weer hoe het bosbeheer gaat worden ingevuld. Details worden in werkplannen uitgewerkt.

1.1 Kader

De bosbeheervisie van de AWD gaat over alle bossen binnen de AWD. Het is een uitwerking van de beheervisie AWD 2011-2022 en het vegetatiebeheerplan 2011-2016 specifiek voor de bosterreinen.

1.2 Proces

Deze beheervisie is opgesteld door Bosgroep Midden Nederland. Voor de totstandkoming van de visie is intensief overleg geweest met de beheerorganisatie van Waternet. Hiertoe is onder andere een visiebijeenkomst gehouden waar de verschillende functies van de

Bosvisie

(10)

bosterreinen van de AWD zijn besproken en waar concrete beheerdoelstellingen aan deze functies zijn gekoppeld. Tenslotte is een beheerdag georganiseerd waar medewerkers van Waternet met de Bosgroep het terrein in zijn geweest waar de concrete uitwerking van de beheermaatregelen in het terrein is besproken.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante beleid voor de bossen beschreven. De visie en beheerdoelstellingen voor de bossen zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat een globale beschrijving van de bossen in de AWD. In hoofdstuk 5 zijn de resultaten van de bosinventarisatie gepresenteerd. Op basis van de bosinventarisatie en de beheerdoelstellingen zijn in hoofdstuk 6 knelpunten en kwaliteiten van de bossen in de AWD geïdentificeerd. Om tot realisatie van de beheerdoelstellingen te komen zijn in hoofdstuk 7 de beheerrichtlijnen uitgewerkt.

(11)

2 Beleid

2.1 Natura 2000

De AWD zijn als onderdeel van het Kennemerland-Zuid aangewezen als Natura 2000 gebied. Het grootste deel van bossen in de AWD zijn toegewezen aan het habitattype

‘Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied’ (H2180 Duinbossen).

In de AWD is in totaal 571 ha aangewezen als Duinbos [1]. Dit aantal ligt lager dan de totale hoeveelheid bos in de AWD doordat bossen die niet onder de definitie van Duinbos te scharen zijn als ‘Geen habitattype’ (H0000) zijn aangemerkt. Dit zijn hoofdzakelijk naaldbossen met Zwarte den. Binnen het habitattype Duinbos worden de subtypen H2180A Duinbossen (droog), H2180B Duinbossen (vochtig) en H2180C Duinbossen (binnenduinrand) onderscheiden. De doelstelling voor de boshabitattypen is behoud van oppervlakte en kwaliteit. De belangrijkste knelpunten voor het realiseren van deze doelstelling is:

§ Langdurig hakhoutbeheer en oogst van strooisel in het verleden heeft in veel eikenbossen in de binnenduinen bijgedragen aan sterke verzuring en verarming van de bodem, waardoor veel eikenbossen een matige vitaliteit hebben [2].

§ Stikstofdepositie door o.a. landbouw draagt momenteel langs de binnenduinrand bij aan versnelde bodemontkalking en daarmee verzuring en verruiging van de kruidlaag van de bossen [3].

§ Het achterwege blijven van bosbeheer heeft geleid tot sterke uitbreiding van Amerikaanse vogelkers en Gewone esdoorn in bossen van de binnenduinen. Daardoor zijn niet alleen inheemse boom- en struiksoorten in de verdrukking gekomen [1, 3], maar ook kritische soorten in de ondergroei [4].

§ De hoge graasdruk van de damherten belemmert verjonging van het bos en kieming van struiksoorten en kruidsoorten waardoor de bossen weinig structuur hebben en op termijn het oppervlakte bos onder druk komt te staan [3, 5].

De toewijzing van habitattypen is gebaseerd op de huidige plantengemeenschap [6]. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de uitheemse naaldbossen niet geclassificeerd zijn binnen Natura2000. Op basis van de abiotische omstandigheden en de ligging binnen het duinlandschap liggen deze bossen veelal op groeiplaatsen van Duin-Eikenbos

(binnenduinen) of op groeiplaatsen waar zich zonder menselijk handelen geen bos zou ontwikkelen (m.n. middenduin). In potentie zouden ze derhalve om te vormen zijn tot bossen met het habitattype Duinbossen droog (H2180A) of tot een open habitattype zoals Grijze duinen of Duindoornstruweel. Daarnaast zijn verschillende bossen in de

binnenduinrand, op basis van de huidige vegetatie, geclassificeerd als Duinbossen droog (H2180A). Op basis van hun landschappelijke ligging hebben deze bossen echter wel de potentie om zich te ontwikkelen tot H2180C Duinbossen (binnenduinrand).

2.2 Faunabeheerplan damherten Noord- en Zuid-Holland (2016-2020)

Het faunabeheerplan damherten in het Noord- en Zuid-Hollandse duingebied dient als onderbouwing voor het beheer van de damherten in de duinen van Zuid- en Noord-Holland gelegen tussen IJmuiden en Den Haag [7].

Dit faunabeheerplan bevat een pakket maatregelen dat tot doel heeft bij te dragen aan verbetering of behoud van de gewenste biodiversiteit in het gebied, en aan een goede

(12)

balans tussen de belangen en behoeften van de in het wild levende dieren aan de ene kant en de belangen van mens en maatschappij aan de andere kant. Hiervoor is het nodig de populatie in de AWD terug te brengen tot een niveau van ca. 800 dieren.

Vastgesteld is dat onder de huidige graasdruk van damherten, de kwaliteit van de habitats zwaar onder druk staat [3, 5, 8]. In het kader van het faunabeheerplan is daarom door de betrokken FBE’s van Noord en Zuid Holland namens de beheerders een ontheffing aangevraagd in het kader van de flora- en faunawet om te komen tot actief beheer van de damhertenpopulatie om natuurwaarden in de AWD en omliggende duingebieden beter te kunnen beschermen. De inmiddels verkregen ontheffing is tijdens het schrijven van dit document nog onderwerp van juridische procedures.

2.3 Archeologie, cultuurhistorie en aardkundige waarden

Het beleid ten aanzien van archeologie, cultuurhistorie en aardkundige waarden is in verschillende beleidsstukken bij beide provincies ondergebracht zoals in de provinciale structuurvisie en de leidraad cultuurhistorie en landschap. Het beleid is in te zien via de Informatiekaart landschap en cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland en de Archeologische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland. Implementatie en handhaving van dit beleid gaat via het gemeentelijk bestemmingsplan.

Vanuit de provincie Noord-Holland is de AWD aangewezen als aardkundig monument. Het complex van strandwallen en strandvlakten, recente paraboolduinen en gedeeltelijk verwaaide kamduinreeksen, een hoge binnenduinrand én de nog aanwezige primaire duinvorming is bijzonder en heeft grote educatieve en wetenschappelijke waarde. Vanuit deze aanwijzing dient het oorspronkelijke reliëf zo veel mogelijk behouden te blijven.

Vergraven, egalisatie en ontgronden is daarom verboden. Daarnaast zijn diverse (recreatieve) ingrepen en andere ruimtelijke activiteiten niet toegestaan. Beheermaatregelen ten behoeve van dynamisch duinbeheer, dynamisch zeereepbeheer en natuurontwikkeling moeten wel mogelijk blijven. Op de kaart van de provincie Noord-Holland worden geen verwachtingswaarden t.a.v. archeologie genoemd binnen de begrenzing van AWD.

2.4 Beheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen 2011 – 2022

In de beheervisie Amsterdamse waterleidingduinen 2011-2022 is door de gemeente Amsterdam vastgelegd wat tot 2022 de uitgangspunten zijn voor het beleid en beheer van de AWD. De concrete invulling van de beheervisie wordt vormgegeven door Waternet. In de AWD wordt op duurzame wijze drinkwater gewonnen, waarbij het gebied in stand gehouden wordt als waardevol natuurterrein en als veelzijdig uitloopgebied voor de omliggende stedelijke omgeving [9].

Om de verschillende functies van de AWD samen te laten gaan is in de beheervisie een globale zonering van de duinen vastgesteld. In deze zonering is de zeereep en het buiten- en middenduin aangewezen als gebied voor uitgestrekte dynamische natuur met extensieve recreatie. De binnenduinen en binnenduinrand, waar tevens het grootse deel van de bossen is gesitueerd, heeft een hoger voorzieningenniveau. Bezoekers van de AWD komen hier het duingebied binnen en worden bediend met een uitgebreid netwerk van wandelpaden en gemarkeerde routes. Vanuit bezoekerscentrum de Oranjekom vinden excursies plaats en zijn GPS routes beschikbaar.

Om de omgeving zoveel mogelijk te betrekken bij het beheer van de AWD worden verschillende werkzaamheden uitgevoerd met behulp van vrijwilligers. Dit leidt niet alleen

(13)

tot hoogwaardige natuur in de AWD, maar komt tevens de betrokkenheid van omwonenden met het duingebied ten goede.

2.5 Vegetatiebeheerplan Amsterdamse Waterleidingduinen 2011 – 2016

Het vegetatiebeheerplan Amsterdamse waterleidingduinen geeft concrete invulling aan de ambities van Waternet ten aanzien van natuur en biodiversiteit [9]. De doelstellingen vanuit Natura2000 zijn hierbij leidend.

Om tot realisatie van de doelstellingen vanuit het vegetatiebeheerplan te komen wordt onderscheid gemaakt tussen regulier beheer en herstel beheer. Het regulier beheer is vastgelegd in het Begrazingsbeheerplan 2014-2016 [10], het Maaiplan 2011-2013 en voorliggend bosbeheerplan. Het herstelbeheer is vormgegeven in het Prunusbeheerplan 2011-2013 [11], Beheerplan invasieve exoten 2014-2016 [12].

2.6 Overige plannen Waternet

Hieronder worden kort de verschillende interne plannen ten aanzien van de AWD beschreven. Hierbij is steeds bijzondere aandacht voor de onderdelen die consequenties hebben voor het bosbeheer.

Naast de uitvoering van onderstaande plannen wordt er in 2016 ook gestart met de

uitvoering van PAS maatregelen (programma aanpak stikstof). Dit programma loopt tot en met 2021. Daar waar raakvlakken zijn tussen de uitvoering van PAS maatregelen en

beheermaatregelen binnen het bosbeheer zal er gekozen worden voor een integrale aanpak.

Recreatievisie AWD

De AWD dient voor verschillende doelgroepen een aantrekkelijk gebied te zijn. Basis voor het recreatiebeleid van Waternet is dat er met name vlakbij de ingang veel voorzieningen zijn zoals gemarkeerde wandelroutes, een mindervaliden pad, banken en afvalbakken en een bezoekerscentrum. In deze gebiedsdelen wordt het gros van de recreanten bediend die even vlot een ommetje willen maken of bijvoorbeeld komen om te joggen. Verder van de ingangen af is het voorzieningenniveau lager om ook rustzoekers te bedienen. Het bos van de AWD is hoofdzakelijk gesitueerd in de gebiedsdelen rondom de ingangen.

Begrazingsbeheerplan 2014-2016

Het inzetten van grazers als runderen en schapen heeft als doel het tegengaan van vergrassing en verruiging van de open natuurtypen. Tevens worden de grazers ingezet als middel bij nabehandeling na bestrijding van Amerikaanse vogelkers [10]. In de AWD zijn 11 permanente begrazingseenheden aangewezen met een totaaloppervlak van 1.100 ha. Het aantal grazers wat wordt ingezet is gekoppeld aan de Damhertenstand. Met name de begrazingsgebieden Eiland van Rolvers, Palmveld-Vellen, Hoekgatterduin en Paardenkerkhof bestaan voor een deel uit bos.

Invasieve flora 2014-2016

De belangrijkste invasieve soort in de bosgebieden van de AWD is de Amerikaanse vogelkers. Amerikaanse vogelkers in het bos fungeert als zaadbron voor vestiging van de soort in het open duin. Hoge bezettingen van Amerikaanse vogelkers zorgen voor het dichtgroeien van het open duin. Door verdamping zorgen hoge bezettingen tevens tot

(14)

verdroging. De Amerikaanse vogelkers wordt bestreden door middel van zagen en rooien van de struiken. Nabehandeling vindt handmatig plaats met inzet van vrijwilligers en door nabegrazing en het klepelen van terreindelen. Sinds 2015 zijn alle Amerikaanse vogelkers haarden in de AWD verwijderd. (Na)beheer op individuele bomen en zaalingen blijft van toepassing.

2.7 Recreatieve infrastructuur en boomveiligheid

De AWD is een druk bezocht gebied. Met name aan de oostzijde, in de buurt van de ingangen ligt een dicht netwerk van recreatieve routes. Bovendien mogen recreanten bijna overal van de paden af. De grootste recreatiedruk ligt rondom de ingangen van de AWD [13] waar tevens het grootste deel van het bos is gelegen. Tenslotte worden vrijwilligers actief uitgenodigd door Waternet om te werken in de AWD, onder andere in de bossen.

Het openstellen van bosterreinen brengt echter ook risico’s met zich mee. Boseigenaren hebben een verantwoordelijkheid (meestal aangeduid als 'zorgplicht') om schade aan derden te voorkomen. Wanneer er onverhoopt toch schade is bij recreanten door vallend dood hout moet de boseigenaar kunnen aantonen dat hij zorgvuldig is omgegaan met de risico’s verbonden aan openstelling. De eigenaar dient zijn bomen regelmatig te controleren op uitwendig zichtbare gebreken en ze te onderhouden indien nodig. In deze controle moet een systeem zitten: een helder plan van aanpak en een schriftelijke vastlegging van de resultaten zijn als bewijslast bij een eventuele aansprakelijkheid onontbeerlijk.

(15)

3 Visie en beheerdoelen

Om tot een beheer van de bossen van de Amsterdamse Waterleidingduinen te komen waarbij recht wordt gedaan aan de verschillende doelstellingen vanuit Waternet is een algemene bosvisie opgesteld. Vanuit deze visie zijn doelstelling geformuleerd aangaande de thema´s ´Recreatie & Maatschappelijk draagvlak’, Natuur & Biodiversiteit’ en

‘Houtproductie & Duurzaam terreinbeheer’ (Figuur 1). In hoofdstuk 6 worden deze doelen vertaald naar beheerspeerpunten. De technische uitvoering van deze beheerspeerpunten is verder toegelicht in hoofdstuk 7.

3.1 Bosvisie Amsterdamse Waterleidingduinen

De bos- en natuurvisie omvat zowel maatschappelijke, ecologische als economische aspecten van het beheer en inrichting van de bos- en natuurterreinen en landschapselementen. Kernachtig kan de visie als volgt worden geformuleerd:

“De bossen van de Amsterdamse Waterleidingduinen worden beheerd gericht op behoud en versterking van aanwezige natuurwaarden en biodiversiteit. De doelstellingen vanuit Natura2000 zijn hierbij leidend, maar er is ook aandacht voor overige specifieke waarden van de bossen. Hout dat vrijkomt bij het bosbeheer, wordt zoveel mogelijk in eigen beheer verwerkt. Waternet heeft de ambitie om in de eigen houtbehoefte te voorzien bij het beheer van de brongebieden. Daarom is bij het beheer van de bossen is ook aandacht voor het verhogen van de houtkwaliteit en het behouden van voldoende staande houtvoorraad. De bossen van de AWD zijn opengesteld voor extensieve recreatievormen. Er wordt gestuurd op aantrekkelijk bos waar veilig gerecreëerd kan worden. Bijzondere cultuurhistorische elementen in de AWD worden beschermd.”

Figuur 1 - Opbouw van bosvisie naar beheermaatregelen

(16)

3.2 Natuur & biodiversiteit

De belangrijkste functie van de bossen van de Amsterdamse Waterleidingduinen is bescherming en behoud van natuur en biodiversiteit. De bossen bestaan uit robuuste kernen met gemengde loofopstanden en dichte naaldhoutopstanden en kleinschalige open bosjes in het open duin. Verschillende dier- en plantensoorten vinden hun plek binnen deze bostypen. Waternet spant zich in de bossen in voor geschikte leefgebieden voor levensvatbare populaties van echte bossoorten zoals bijvoorbeeld Wespendief, Rode eekhoorn, Houtsnip, Gekraagde Roodstaart, Grote en Kleine Bonte Specht, Nauwe korfslak, Keizermantel, Eikenpage en Boommarter. Wanneer op termijn de graasdruk van de Damherten afneemt krijgen ook typische bosplanten de kans. De nadruk in het bosbeheer ligt op het verbeteren van het leefgebied in plaats van soortspecifieke maatregelen te nemen zodat meerdere soorten kunnen profiteren van de maatregelen.

Tabel 1 - Beheerdoelen natuur & biodiversiteit

I De huidige gemengdheid van de bossen dient minimaal in stand gehouden te worden en waar mogelijk verhoogd. Loofboomsoorten dienen overal in meer of mindere mate aanwezig te zijn in de menging.

II Ook op de lange termijn dient een aantal robuuste kernen met opgaand naaldhout gehandhaafd te worden voor instandhouding van specifieke natuurwaarden in deze bossen.

III In de dynamische struweelbossen in het open duin en loofbossen in het middenduin wordt geen tot nauwelijks bosbeheer gevoerd. De natuurlijke dynamiek in deze bossen is hier de belangrijkste natuurwaarde, actief bosbeheer zal deze enkel verstoren.

IV Het huidig areaal naaldbos mag niet verder toenemen. In het middenduin is naaldbos ongewenst vanwege de verdrogende en verzurende werking op de duinbodem [14].

V Per hectare staan gemiddeld 5 bomen of groepen bomen die worden aangewezen als habitatboom. Deze bomen worden nooit verwijderd en worden vrijgesteld bij dunning zodat deze kunnen uitgroeien tot veteranenbomen om uiteindelijk af te sterven op stam.

VI In de binnenduinen en binnenduinrand is een zone ingesteld waar de Gewone esdoorn wordt gewaardeerd vanwege de goede strooiselkwaliteit [14] (kalkhoudend) en de potenties voor de productie van kwaliteitshout. Buiten deze zone is de esdoorn ongewenst omdat deze uitzaait naar het open duin.

VII Op bodems waar doorgaande uitspoeling van kalk en verzuring plaats vindt is speciale aandacht voor het verhogen van het aandeel boomsoorten met een positief effect op de strooisellaag. Waar dit gunstige effecten kan hebben wordt kleinschalig bosplantsoen aangeplant.

VIII Per hectare is gemiddeld 5 m³ dood hout aanwezig verdeeld over een evenwichtige samenstelling van verteringsstadia, verschijningsvorm (liggend of staand) en boomsoorten voor een optimale duurzame instandhouding van populaties van soorten gebonden aan de aanwezigheid van dood hout [15].

IX Wanneer bosplantsoen wordt aangeplant wordt gebruik gemaakt van autochtone soorten van inheemse herkomst, die van nature voorkomen in duinbossen.

Uitzondering hierop vormt de Iep en Gewone es omdat autochtoon materiaal vaak te

(17)

gevoelig is voor respectievelijk iepziekte en essentaksterfte.

3.3 Duurzaam bosbeheer & houtoogst

Bij het beheer van bos komt hout vrij. Hout is een hernieuwbare grondstof en kan, mits verantwoord uitgevoerd, duurzaam geproduceerd worden. Dit houdt in dat jaarlijks niet meer hout wordt geoogst dan dat er bijgroeit, de ecosysteem- en bodemproductiviteit niet wordt aangetast, de houtoogst niet ten koste gaat van biodiversiteit en recreatief medegebruik en de uitvoering van werkzaamheden veilig en met gekwalificeerd personeel wordt uitgevoerd. Waternet wil het vrijkomende hout bij het bosbeheer zoveel mogelijk zelf gebruiken voor bijvoorbeeld banken, routepalen en hekwerken. Bij het bosbeheer zal altijd een deel van het hout achterblijven in het gebied om het aandeel dood hout te verhogen, of omdat het gebied te kwetsbaar is voor de afvoer van hout. Dit kan door bomen te laten liggen, deze te ringen of bomen om te trekken.

I De houtoogst mag de jaarlijkse gemiddelde bijgroei niet overschrijden (Ca. 4,8 m³/ha/jr.). Met uitzondering van gebieden die permanent worden omgevormd naar open natuurtypen.

II De houtoogst mag niet ten koste gaan van aanwezige waarden op het gebied van natuur en biodiversiteit. Hiertoe wordt onder andere gewerkt met de gedragscode bosbeheer [16].

III Per hectare staan gemiddeld 30 bomen met een goede stamkwaliteit (rechte, takvrije stam zonder stambeschadiging) die worden aangewezen als toekomstboom.

Deze bomen worden vrijgesteld bij dunning zodat deze zo snel mogelijk een dikke stam krijgen en geoogst kunnen worden.

IV Toekomstbomen worden geoogst wanneer het aantal toepassingen of de kwaliteit daarvan waarvoor de stam te gebruiken is niet meer toeneemt met een verdere toename van de stamdiameter.

V Er is jaarlijks aandacht voor het verjongen van delen van het bos om te zorgen dat de oogst van kwalitatief goed hout ook op de lange termijn mogelijk is. Bij het zoeken van locaties voor het verjongen van bos wordt gezocht naar delen van het bos die in het kader van natuurwaarde, slecht functioneren.

VI Op de verjongingsplekken dient voldoende verjonging op te komen om in de toekomst voldoende selectiemogelijkheden te hebben. Wanneer te weinig verjonging kiemt wordt oppervlakkige bodembewerking toegepast. Wanneer specifiek verjongd wordt gericht op het verjongen van natuurlijk Duinbos dan wordt bodembewerking achterwege gelaten. Maatregelen dienen getroffen te worden om de verjonging te beschermen tegen wildvraat.

VII Top- en takhout vrijkomend bij houtoogst wordt achtergelaten in het bos om overmatige afvoer van nutriënten te voorkomen.

VIII Om overmatige insporing en bodemschade te beperken wordt zoveel mogelijk gewerkt met vaste werkpaden in de bossen.

(18)

3.4 Recreatie & cultuurhistorie

De bossen van de AWD zijn niet alleen belangrijk voor verschillende dier- en plantensoorten, ze hebben ook een belangrijke belevingswaarde voor bezoekers van de AWD. Behalve natuurwaarden zijn er ook veel cultuurhistorische waarden aanwezig. Sporen van oud gebruik zijn nog altijd zichtbaar zoals voormalige akkertjes, hakhoutsingels en–

opstanden, resten van oude boerderijen en bunkers. Waternet biedt bezoekers graag verschillende manieren om van het duin te kunnen genieten. Ze kunnen kiezen uit een breed aanbod van excursies over natuur of cultuurhistorie, gebruik maken van (gemarkeerde) wandelroutes, of zelf actief betrokken zijn bij de uitvoer van het beheer.

De bossen van de AWD zijn grotendeels ook buiten wegen- en paden opengesteld.

Rondom de ingangen en langs de gemarkeerde wandelroutes wordt het bosbeheer dusdanig uitgevoerd dat er veilig gerecreëerd kan worden.

Er is bij de planning van werkzaamheden in de bossen aandacht voor het verhogen van de belevingswaarde van de bossen en het sturen op fraaie bosbeelden.

Fraai gevormde, karakteristieke bomen langs wegen en paden worden bij dunningen vrijgezet zodat deze zich kunnen ontwikkelen tot veteranenbomen. Dit kan

gecombineerd worden met het aanwijzen van habitatbomen (Zie doelen t.a.v. natuur

& biodiversiteit)

Waar mogelijk worden kleinschalige bosbeheermaatregelen uitgevoerd met vrijwilligers.

Het beheer van de cultuurhistorische elementen is gericht op instandhouding ervan.

De keuze tussen welke elementen wel en niet behouden moeten blijven wordt nog gemaakt. Wanneer te behouden lanen en/of singels aftakelen, wordt door

veiligheidssnoei het element zolang mogelijk behouden. Er kan worden besloten vanwege de ecologische kwaliteiten van het aftakelingsproces wegen en paden langs het element tijdelijk om te leggen om risico's met vallend hout te beperken.

Wanneer een element bijna volledig is afgetakeld wordt het vervangen.

(19)

4 Terreinbeschrijving

De Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) zijn eigendom van de gemeente Amsterdam.

Het duingebied heeft een oppervlakte van 3.400 hectare en wordt beheerd door stichting Waternet. De bossen in de AWD hebben een totaaloppervlakte van ca. 690 ha (Kaart 1).

4.1 Boslandschap in de AWD

Door de grote variatie in het duinlandschap is er een grote verscheidenheid in bostypen terug te vinden in de AWD. Het landschap is vanaf de zee tot landinwaarts grofweg op te delen in de zeereep, de jonge buiten-, midden- en binnenduinen en de binnenduinrand. In het oosten en zuidoosten van de AWD dagzomen Oude duinen en strandwallen [1]. De bossen van de AWD zijn hoofdzakelijk gesitueerd in de binnenduinen en binnenduinrand in het oosten én op de oude duinen en strandwallen in het zuidoosten van het terrein. Ook in het middenduin staat verspreid bos. Dichtbij zee is de invloed van wind en zout te groot voor de (spontane) ontwikkeling van bos [17].

De belangrijkste sturende landschappelijke factoren in de bossamenstelling en ontwikkeling van de bossen in het duinlandschap zijn: de afstand tot zee, de grondwaterinvloed, (historische) invloed van de mens en het kalkgehalte van de bodem [18]. Ook de grote aantallen damherten in de AWD heeft een groot effect op de bosontwikkeling. Meer richting zee waar veel invloed is van de zoute zeewind en de jonge bodems nog relatief kalkrijk zijn komen spontaan gevestigde bossen voor met berk en ratelpopulier. Op de lager gelegen delen in natte duinvalleien hebben deze bossen een vochtig karakter.

Naar de binnenduinrand toe neemt de invloed van de zoute zeewind en het kalkgehalte van de bodem af en neemt de (historische) invloed van de mens toe. In het verleden is hier Zomereik aangeplant en langdurig beheerd als hakhout. Later zijn ook productie- en recreatiebossen met Oostenrijkse den en Grove den aangeplant en zijn verschillende populierensoorten en Gewone esdoorn ingebracht. In de binnenduinrand en op de Oude duinen en strandwallen in het oostelijke deel van de AWD is een langere geschiedenis van opgaand bos en heeft dit meer een landgoedkarakter met eik en beuk. Op de meer vochtige plekken komt tevens (doorgeschoten) essenhakhout voor. Rondom voormalige boerderijen en langs oude wegen komen plaatselijk singels en lanen voor.

4.2 Bodem en groeiplaats

De AWD bestaan hoofdzakelijk uit leemarme, fijnzandige Duin- en Vlakvaaggronden (Kaart 2). Het moedermateriaal van de bodem is van oorsprong kalkrijk. Van zeereep naar binnenduinrand neemt het kalkgehalte van de bodem echter af doordat in de oudere delen van het duin al langer uitspoeling van kalk plaatsvindt. Ontkalking verloopt in het duinmilieu van nature snel doordat vrijwel alle kalk aanwezig is in de vorm van vrije kalk.

Zodra deze volledig is uitgespoeld is zal de pH van de bodem snel dalen door de beperkte buffercapaciteit van de leem- en humusarme zandgronden [17, 18]. Verdroging door grondwateronttrekking, maar ook de kieming of aanplant van boomsoorten met verzurend strooisel zoals Zomereik, Beuk en Oostenrijkse den versterken dit proces.

Door de matige vochtvoorziening, gebrek aan organische stof in de bodem en de zoute zeewind zal de productiviteit dicht bij de zee laag zijn. Verder van de kustlijn af zal de productiviteit toenemen door het afnemende effect van de zeewind. Het afnemende kalkgehalte naar de binnenduinrand toe heeft echter een negatief effect op de

(20)

productiviteit van de bossen [17]. Wanneer de pH te veel zakt zal niet alleen de productiviteit van het bos teruglopen, maar kunnen tevens vitaliteitsproblemen optreden in het bomenbestand [19].

Op de Oude duinen en strandwallen aan de oost- en noordoostzijde van de AWD komen Beekeerdgronden met zwak lemig fijn zand voor. Doordat deze bodems plaatselijk onder invloed van het grondwater staan kunnen hier kalkrijke situaties voorkomen. Door het hogere leemgehalte van deze bodems en de betere vochtvoorziening zal de productiviteit van bos op deze locaties hoger liggen dan in de bossen in de jonge duinen.

4.3 Hydrologie

Door de hoge ligging van de AWD ten opzichte van de achterliggende polders ontstaat er onder het duinmassief een opbollende zoetwaterbel. De druk van het opbollende zoete water drukt het zoute grondwater naar beneden tot op een evenwichtsniveau. In de Amsterdamse duinen heeft het grensvlak tussen zoet en zout grondwater een diepte van maximaal 120 m [1]. In een natuurlijke situatie komt het grondwater periodiek zo hoog dat in duinvalleien en duinvlakten het grondwater gedurende lange periodes in de winter en in het voorjaar tot boven het maaiveld komt. Deze vochtige habitats zijn van belang voor de bijzondere vegetaties van de kalkrijke duinvalleien, maar ook voor het voorkomen van de grondwaterafhankelijke bosgemeenschappen. Door de regelmatige aanvoer van kalkhoudend grondwater wordt ontkalking tegengegaan en verruiging van de vegetatie en successie naar drogere bostypen als het Duin-Eikenbos geremd [20]. In de binnenduinrand kan lokaal kalkhoudende kwel zorgen voor meer kalkrijke situaties. Op deze plekken wordt het Abelen-Iepenbos aangetroffen [21].

Door ontwatering van natte duinvalleien, de aanleg van de Haarlemmermeerpolder, afzanding van de binnenduinen, grootschalige aanleg van (naald)bos en grondwaterwinning ten behoeve van drinkwaterproductie is de afgelopen 150 jaar echter veel veranderend in de hydrologie van de AWD. Hierdoor is de grondwaterstand in de AWD lager dan deze zou zijn in een natuurlijke situatie. Vanaf 1995 zijn verschillende vernattingsmaatregelen getroffen om de verdrogingseffecten te reduceren [1]. De daling van de grondwaterspiegel in de AWD en de daarmee gepaarde ontkalking van het duin heeft waarschijnlijk een uitbreiding van het Duin-Eikenbos tot gevolg gehad ten koste van de meer vochtige bosgemeenschappen.

4.4 Damherten

Sinds de jaren ’70 komen er in de AWD damherten voor. Vanaf de jaren 1990 tot op heden is er sprake van een groeiende van de populatie. In het voorjaar van 2016 werden bijna 4000 damherten geteld binnen de begrenzing van de AWD [5]. Damherten zijn

‘intermediate feeders’ wat betekent dat zowel knoppen van houtige gewassen alsmede kruiden en grassen worden gegeten. Het graasgedrag van de vele damherten in de AWD zorgt voor een open bosstructuur waar weinig bomen en struiken kunnen kiemen en de kruidlaag intensief wordt begraasd [22]. Het effect van de damherten is het grootste in de bossen in de binnenduinrand waar niet alleen opkomende verjonging en typische oud- bossoorten (vogelmelk, wilde hyacint en bostulp) worden begraasd, maar ook bomen worden geschild. In de vochtige bossen is het effect van de damherten nog relatief beperkt [5].

(21)

De damhertenpopulatie in de AWD worden vanaf 2016 actief beheerd. Dat wil zeggen dat dieren worden geschoten met als doelstelling een vooraf bepaalde voorjaarsstand te realiseren. Al enkele jaren wordt ter bestrijding van ondraaglijk lijden, reactief beheer toegepast waarbij zieke en verzwakte dieren uit hun leiden worden verlost door middel van afschot [23]. Inmiddels is vastgesteld dat de hoge populatie damherten niet enkel leidt tot een toename van het aantal verkeersongevallen met damherten en meldingen van landbouwschade rondom de AWD [23], maar dat tevens de instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura2000 in het gedrang komen [3, 5].

(22)

5 Inventarisatie

In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de inventarisatie van de bossen beschreven. De gebieden zijn geïnventariseerd om de huidige situatie vast te leggen en knelpunten en kwaliteiten in de terreinen te onderscheiden. De resultaten van de inventarisatie zijn daarnaast bruikbaar om de potenties van de gebieden te kunnen schetsen zodat realistische, haalbare korte termijn doelstellingen kunnen worden geformuleerd. De belangrijkste conclusies voortkomend uit de inventarisatieresultaten zijn steeds omkaderd.

Tijdens de bosinventarisatie is per opstand gekeken naar de soortensamenstelling van de boom- en struiklaag. Opstanden zijn geïdentificeerd op basis van de vegetatiekaart van de AWD [6] en kan worden omschreven als een afzonderlijk deel van het bos met een min of meer homogene bosstructuur, soortensamenstelling en leeftijdsverdeling. In de opstanden is de bedekking per soort opgenomen aan de hand van een vereenvoudigde schaal van Braun-Blanquet (0-5%, 5-25%, 25-50%, 50-75% en 75-100%). Per boomsoort is tevens de houtkwaliteit beoordeeld. Tenslotte is per opstand gekeken naar de hoeveelheid dood hout.

Op basis van deze inventarisatie én de vegetatiekaart van de AWD [6] zijn 5 bostypen onderscheiden. In 4 van deze bostypen zijn voorbeeldopstanden geselecteerd waarin meer kwantitatieve metingen zijn verricht om uitspreken te kunnen doen over de bijgroei, houtoogstpotentie en ontwikkeling van de bosstructuur.

5.1 Boomsoortensamenstelling

Per opstand is de hoofdboomsoort geïdentificeerd. Dit is de boomsoort die binnen deze opstand aspectbepalend is binnen de boomlaag en de hoogste abundantie heeft. Wanneer twee boomsoorten dezelfde abundantie hebben worden deze beiden als hoofdboomsoort aangemerkt. In de bossen van de AWD is de Zomereik (36%; 246 ha) de meest voorkomende hoofdboomsoort, gevolgd door de Oostenrijkse den (16%; 110 ha), Abeel (13%; 87 ha) en Berk (10%; 69 ha). Een overzicht van de oppervlakteverdeling per hoofdboomsoort is opgenomen in figuur 2.

Figuur 2 - Oppervlakteverdeling per hoofdboomsoort

(23)

Op het grootste deel van het bosoppervlak bestaat de boomlaag uit meer soorten dan enkel de hoofdboomsoort. Figuur 3 toont voor de meest voorkomende boomsoorten in de bossen van de AWD het oppervlakte aandeel per abundantieklasse. De Zomereik komt binnen de bossen op ruim 65% van het oppervlakte voor en is daarmee de meest voorkomende boomsoort in de bossen. De boomsoort komt zowel in hoge bedekkingen voor bijvoorbeeld in percelen met oude eikenhakhoutstobben, maar komt ook in lage bedekkingen voor waarbij de soort waarschijnlijk spontaan gekiemd is in een opstand met grotendeels andere soorten.

De Oostenrijkse den is hoofdzakelijk vlaktegewijs in monoculturen aangeplant waardoor deze soort relatief vaak in hoge bedekkingen voorkomt. De Gewone esdoorn daarentegen is hoofdzakelijk spontaan gekiemd op veel plekken en komt derhalve vooral in de lagere abundantieklassen voor.

De belangrijkste conclusies ten aanzien van de boomsoortensamenstelling zijn:

§ De Zomereik is de meest voorkomende boomsoort in de AWD.

§ De opstanden van Zomereik en de Oostenrijkse den zijn overwegend vlaktegewijs aangeplant in het verleden. Op de helft van het bosoppervlak is dan ook één van deze twee boomsoorten de hoofdboomsoorten.

§ De Abeel, Berk, Ratelpopulier en de Gewone esdoorn zijn veelal spontaan gekiemd in de bossen en komen overwegend voor in lage bedekkingen, maar kunnen lokaal de bosstructuur behoorlijk domineren.

5.2 Struiklaag en bosverjonging

De struiklaag van het bos is gedefinieerd als de houtige beplanting lager dan 3 m en bestaat uit struiken en verjonging van bomen. Een ontwikkelde gevarieerde struiklaag biedt

Figuur 3 - Oppervlakte aandeel per boomsoort per abundantieklasse

(24)

schuilplaatsen en voedsel voor verschillende insecten, vogels en kleine zoogdieren. Tevens zorgt een gevarieerde struiklaag voor een meer divers bosbeeld aantrekkelijker voor recreanten. Tenslotte moeten de jonge bomen in de struiklaag in de toekomst de nieuwe generatie bos worden. Voor de houtproductiefunctie dient voldoende bosverjonging van de gewenste soorten en kwaliteit aanwezig te zijn om op duurzame wijze invulling te kunnen geven aan de productiedoelstelling.

De hoge graasdruk van de damherten heeft een sterk effect op de bedekking en samenstelling van de struiklaag. Hoewel op 85% van het bosoppervlak in de AWD in meer of mindere mate een struiklaag voorkomt, komt op slechts 30% van het oppervlakte een struiklaag waarin twee of meer soorten aanwezig zijn. Figuur 4 laat de belangrijkste soorten in de struiklaag zien. Geen enkele soort komt substantieel voor in bedekkingen hoger dan 50%.

De Meidoorn en Duindoorn hebben relatief weinig last van de graasdruk door hun stekels.

De Gewone esdoorn komt ook veel voor. Waarschijnlijk kan deze soort zich in deze mate handhaven doordat de soort in zeer hoge dichtheden kiemt en door de snelle jeugdgroei snel boven de vraatlijn uitkomt. De Amerikaanse vogelkers is door de verschillende bestrijdingsprojecten inmiddels behoorlijk teruggebracht, maar is nog wel aanwezig.

Verjonging van boomsoorten is, met uitzondering van zaailingen van Gewone esdoorn nagenoeg afwezig. Overigens is dit niet enkel toe te schrijven op de damherten. Ook een dichte mat van Duinriet, Zandzegge, Adelaarsvaren en/of ruw strooisel kan kieming van verjonging beperken.

Figuur 4 - Oppervlakte aandeel per boom- en struiksoort per abundantieklasse in de struiklaag

(25)

De belangrijkste conclusies ten aanzien van de struiklaag en bosverjonging zijn:

§ De Damherten hebben een grote invloed op de bedekking en samenstelling van de struiklaag. De struiklaag is beperkt ontwikkeld en met name Meidoorn, Gewone esdoorn en Duindoorn kunnen zich ontwikkelen.

§ Met uitzondering van Gewone esdoorn komt nauwelijks verjonging van boomsoorten voor.

§ Hoewel Amerikaanse vogelkers enorm is teruggebracht door beheerinspanningen in het recente verleden is de soort in lage aantallen aanwezig en blijft nabeheer noodzakelijk.

5.3 Bostypen

Op basis van de vegetatiekaart [6] van de AWD en de opstandsgewijze inventarisatie zijn bostypen onderscheiden. Met deze typering worden delen van het bos gebundeld tot bostypen op basis van de boomsoortensamenstelling en locatie in de AWD. Omdat het bos in de AWD zo divers is, zijn uitspraken over het gehele bosoppervlak erg algemeen en zeggen weinig over meer specifieke locaties. De vijf bostypen die zijn onderscheiden zijn:

· het dynamisch struweelbos (140 ha; 21%),

· Eikenbos van de binnenduinrand (102 ha; 15%),

· Eikenbos van het middenduin (99 ha; 15%),

· Gemengde loofbossen van het middenduin (224 ha; 33%) en

· naaldbossen (117 ha; 17%).

De bostypen zijn op kaart weergegeven in bijlage 2. Per bostype, met uitzondering van het dynamisch struweelbos, zijn in vier representatieve opstanden meer specifieke metingen uitgevoerd. In elk van deze opstanden zijn vijf cirkelvormige plots gelegd waarbij van de twintig dichtstbijzijnde bomen ten opzichte van het centrum van het plot de diameter op borsthoogte (DBH) is gemeten. Om de plotgrootte te bepalen is de afstand van het centrum van het plot tot aan de buitenste boom opgemeten. Per bostype zijn de volgende zaken bekeken:

Boomsoortensamenstelling

Per bostype is, vergelijkbaar met § 2.1 Boomsoortensamenstelling, de abundantie van elke boomsoort binnen het bostype weergegeven. Dit is beoordeeld aan de hand van de opstandsgewijze inventarisatie.

Dood hout

In de opstandsgewijze inventarisatie is in elke opstand de hoeveelheid dood hout geschat (m³/ha). Tevens is bekeken of er stammen aanwezig waren met een DBH dikker dan 10 cm én of deze stammen staand of liggend aanwezig waren. Voor een optimale biodiversiteit is het van belang zowel staand als liggend dood hout te hebben. Dikker dood hout is ook van grotere waarde omdat het langer duurt voordat het verteert en meer soorten er hun soort specifieke niche in kunnen vinden [24].

Houtkwaliteit

(26)

Per opstand is gekeken of in de opstanden stammen aanwezig zijn met houtkwaliteit.

Aanwezigheid van houtkwaliteit is gedefinieerd als minimaal 30 bomen per hectare waarbij de onderste vier meter van de stam potentieel (dus bij velling) zaaghout op kan leveren.

Dat wil dus niet zeggen dat in opstanden waar houtkwaliteit aanwezig is deze nu ook te oogsten is. In veel gevallen zijn de stammen nog te dun. Wanneer deze bij opeenvolgende dunningen de ruimte worden gegeven kan in de toekomst in deze opstanden hout geoogst worden. 30 bomen per hectare is relatief laag. Afhankelijk van de boomsoort kunnen tussen de 60 en 100 toekomstbomen voor houtoogst per hectare worden gekozen. Deze aantallen worden in de bossen van de AWD echter zelden gehaald.

Bosstructuur en diameterspreiding

Aan de hand van de meer specifieke metingen in de voorbeeldopstanden is de diameterspreiding en de bosstructuur van de bostypes in beeld gebracht. In natuurlijke bossen komen veel dunne stammen en minder dikke stammen voor. In monoculturen is veelal één diameterklasse oververtegenwoordigd doordat alle bomen gelijktijdig zijn aangeplant. De bosopstanden in de AWD zijn overwegend aangelegd en in het verleden is regelmatig ingegrepen door mensen. Door naar de diameterspreiding van een opstand te kijken is te zien in welke mate de opstand zich aan het ontwikkelen is in de richting van een meer natuurlijke bosstructuur.

Grondvlak en dunningsnoodzaak

Aan de hand van de diameter op borsthoogte (DBH) en het plotoppervlakte is per voorbeeldopstand het grondvlak bepaald. Het grondvlak van een boom is het denkbeeldig zaagoppervlak, dat ontstaat bij het doorzagen van een boom op borsthoogte. Het grondvlak van een opstand wordt uitgedrukt in het gezamenlijke grondvlak van de bomen per hectare. Het grondvlak van een opstand is een maat voor de dichtheid van het bos.

Door ook naar het grondvlak per boomsoort te kijken kan daarnaast een beeld worden gevormd van de mengingsgraad in de opstand.

Het grondvlak wordt gebruikt om de dunningsnoodzaak van een opstand te beoordelen. Dit is een vrij traditionele benadering die voortkomt vanuit de houtproductiefunctie. Wanneer het grondvlak erg hoog is betekent dit dat er veel bomen staan die elkaar onderling beconcurreren. Met een dunning worden bomen vervolgens selectief verwijderd waardoor het grondvlak wordt teruggebracht. De achterblijvende bomen kunnen hierdoor harder groeien. Wanneer het grondvlak laag is, betekent dit in feite dat er weinig bomen in de opstand staan en dat er hierdoor weinig onderlinge concurrentie is. Een dunning zal er derhalve niet toe leiden dat de achterblijvende bomen harder gaan groeien en heeft vanuit het perspectief van houtoogst dus geen zin. In de grafieken met het grondvlak in de voorbeeldopstanden zijn rode stippellijnen weergegeven. Wanneer het grondvlak tussen deze twee lijnen in ligt is het huidig grondvlak vanuit het oogpunt van houtproductie normaal. Wanneer het grondvlak boven de bovenste lijn ligt is er sprake van een dunningsachterstand. Wanneer het grondvlak onder de onderste lijn ligt is het bos erg open en vanuit het perspectief van houtoogst weinig productief.

Het grondvlak zegt uiteraard niets over de houtkwaliteit. Daarnaast is vanuit het oogpunt van biodiversiteit, maar ook vanuit belevingswaarde van het bos, variatie in de dichtheid van het bos juist gewenst.

(27)

Autonome ontwikkeling

De autonome ontwikkeling van het bos is de ontwikkeling die plaats zou vinden wanneer er onder de huidige omstandigheden geen beheeringrepen zouden plaatsvinden in het bos.

5.3.1 Dynamisch struweelbos

De dynamische struweelbossen komen hoofdzakelijk voor in het midden- en buitenduin.

Het zijn open, dynamische en vaak vochtig tot natte bossen. De bomen blijven laag en worden niet dik. Door het dynamische milieu storten de bosjes op jonge leeftijd in.

Hierdoor komt relatief veel dood hout voor, maar weinig echt herkenbare dikkere dode stammen. Door de dynamische groeiplaatsfactoren zijn de potenties op het gebied van houtproductie nagenoeg afwezig.

De prominente rol van de Berk in deze bossen onderscheidt dit bostype van de andere bossen in de AWD. De berk is een echte pionierssoort die beter bestand is tegen de dynamische groeiomstandigheden in het buiten- en middenduin dan de andere boomsoorten. Andere soorten zullen zich pas kunnen

vestigen na de kieming van de berk. Door de vestiging van de berk wordt de zeewind licht gedempt waardoor de groeiplaats geschikter wordt voor andere soorten.

De bossen vallen zowel onder het habitattype H2180B Duinbossen (vochtig) en lokaal onder H2180A Duinbossen (droog). Door de hoge graasdruk van de Damherten, maar wellicht ook konijnen komt op veel locaties waar het bos is ingestort weinig tot geen verjonging op. Op verschillende locaties, waar gedurende de inventarisatie ten behoeve van de vegetatiekaart in 2007 nog bos stond [6], is het bos nu volledig gedegradeerd. Ook is zichtbaar dat in de soortensamenstelling van de bossen de Meidoorn een steeds prominentere plek krijgt doordat deze veel ouder kan worden dan Berk en weinig last heeft van de hoge graasdruk.

Ondanks dat de bosjes op sommige plaatsen verdwijnen, zullen zich elders nieuwe bosjes ontwikkelen indien de graasdruk van damherten wordt verlaagd waardoor dit bostype wel in stand blijft. Dit ‘wandelende’ karakter van dit bostype hoort

bij de ecologie van bos op deze groeiplaatsen. Het aandeel van dit bostype zal echter wel omlaag gaan wanneer bosontwikkeling verder overal word tegengegaan ten behoeve van het behoud van open duin.

(28)

5.3.2 Eikenbos van het middenduin

Het eikenbos van het middenduin valt volledig onder het habitattype H2180A Duinbossen (droog). Zomereik is de belangrijkste boomsoort in dit bostype. Er is bijna altijd bijmenging van andere soorten zoals Esdoorn, Berk, Abeel of Ratelpopulier, maar vrijwel altijd enkel in lage bedekkingen. In veel gevallen heeft de Zomereiken een hakhoutverleden en is deze op enig moment ‘op eenen gezet’. Dit houdt in dat alle staken van het hakhout zijn afgezet met uitzondering van één, welke is doorgegroeid tot de huidige boom. Doordat de opstanden veelal in één keer op eenen zijn gezet is weinig diameterspreiding te vinden in de voorbeeldopstanden.

Zoals het grondvlak in de voorbeeldopstanden al aantoont is het bos erg open. Aan de lage kronen van de bomen is te zien dat deze bossen al lang erg open staan. Door de hoge graasdruk kiemen in de open ruimtes weinig bomen en met name Meidoorn kan daardoor de overhand nemen. Dit beperkt de huidige houtoogstmogelijkheden behoorlijk, dunnen zal vaak niet leiden tot een verhoogde bijgroei van de achterblijvende opstand. Hierbij komt dat de bijgroei van de Zomereik sowieso erg laag zal liggen doordat deze veelal een hakhoutverleden heeft. Ook hebben de doorgeschoten eiken hierdoor vaak scheuren die voor een matige houtkwaliteit zorgen.

De open bosstructuur is wel positief voor de natuurwaarde van deze bossen. Op de kleinschalige open plekken in deze bossen ontstaan wind luwe, relatief warme plekken waar bijvoorbeeld vlinders of de zandhagedis van kan profiteren. Door de gradiënten in vocht- en kalkgehalte in de bodem zou op deze locaties ook een diverse vegetatie kunnen ontwikkelen. Dit gaat echter niet samen met de huidige graasdruk. Tenslotte is er een redelijke hoeveelheid dood hout te vinden in de opstanden, zowel staand als liggend.

Op iets minder dan een kwart van het oppervlakte van het eikenbos van het middenduin komen voldoende bomen voor met houtkwaliteit. Dit is voornamelijk Zomereik, maar in een enkel geval is ook een Abeel met een rechte takvrije stam terug te vinden. Doordat de bossen lang erg open hebben gestaan hebben veel bomen tot laag op hun stam levende takken. Deze stammen zullen na verzagen losse noesten opleveren waardoor de houtkwaliteit van deze stammen als matig wordt beoordeeld. Ook de lokaal hoge

Figuur 5 - Dynamisch struweelbos

4a.

(29)

bedekking van Meidoorn zorgt ervoor dat soms weinig goede toekomstbomen voor houtoogst te vinden zijn.

Zonder beheer zal het huidige beeld van deze bossen waarschijnlijk nog lang in stand gehouden worden. Zomereik is een boomsoort die hoge leeftijden kan bereiken. Doordat de bossen erg open staan vindt weinig onderlinge concurrentie plaats. Wanneer er gaten vallen in de bossen doordat bomen afsterven zal hier, onder de huidige graasdruk, voornamelijk Meidoorn en lokaal Esdoorn en Amerikaanse vogelkers opkomen. Wanneer de graasdruk afneemt zullen Berk en Abeel waarschijnlijk een veel grotere rol in de verjonging gaan spelen. Ook zal er vaker Zomereik kiemen, hoewel deze ook in een natuurlijke situatie nooit in grote getallen opkomt.

(30)

Figuur 6 - Eikenbos van het middenduin

(31)

5.3.3 Eikenbos van de binnenduinrand

Het eikenbos van de binnenduinrand valt grotendeels onder het habitattype H2180A Duinbossen (droog). Op de locaties waar Gewone es de hoofdboomsoort is vallen de bossen onder het habitattype H2180C Duinbossen (binnenduinrand). Zomereik is de belangrijkste boomsoort in dit bostype. Er is veel minder bijmenging van andere soorten dan in het eikenbos van het middenduin. Wanneer wel mengboomsoorten aanwezig zijn is dit veel vaker Gewone esdoorn. Lokaal speelt ook de Beuk een grotere rol, zowel in het kronendak als in de verjonging. Net als in het eikenbos van het middenduin hebben de Zomereiken een hakhoutverleden en zijn deze op enig moment ‘op eenen gezet’. Daarnaast komen in deze bossen verschillende cultuurhistorische elementen voor zoals beukenlanen, singels van Winterlinde en breed uitgegroeide (voormalige) solitaire bomen die wijzen op oude kavelgrenzen.

De groeiplaats van de eikenbossen van de binnenduinrand is duidelijk beter dan die van de andere bostypen. Er zit meer leem in de bodem en nog niet alle kalk is uitgespoeld. Dit vertaald zich in een beduidend hogere eindhoogte van de bomen en een hogere bijgroei.

De oude eikenstoven zullen ook hier echter de bijgroei drukken.

Aan de diameterspreiding in de voorbeeldopstanden is te zien dat deze locaties al langer bebost zijn. Er komen veel dikkere bomen voor en met name in de opstand met veel beuk is de trend naar een natuurlijke diameterspreiding duidelijk zichtbaar (veel dunne bomen, een aantal dikke bomen). Deze gelaagdheid zorgt ook voor een hoog grondvlak. Grote delen van het eikenbos van de binnenduinrand hebben een dunningsachterstand.

In potentie hebben deze bossen een hoge natuurwaarde. Door de groeiplaats kunnen bijzondere oud-bosplanten voorkomen. Daarnaast komen veel dikke, zware bomen voor die een habitat vormen voor spechten, vleermuizen en bijvoorbeeld boommarters. Ook komt erg veel dood hout voor. De hoge graasdruk belemmert echter de ontwikkeling van de vegetatie [3]. Ook zijn de bossen erg dicht waardoor het relatief donker is in de ondergroei. Zomereik levert daarnaast vrij zuur strooisel waardoor de vegetatie niet optimaal kan profiteren van de gunstige groeiplaatsomstandigheden [14]. Tenslotte zijn de bossen vaak over grotere oppervlaktes vrij eenvormig waardoor weinig gradiënten in licht- en microklimaat te vinden zijn [4].

Op iets minder dan de helft van het oppervlakte eikenbos van de binnenduinrand zijn voldoende bomen met houtkwaliteit terug te vinden. In lijn met de boomsoortensamenstelling van het bostype is dit vooral Zomereik.

Zonder beheer zullen deze bossen zich geleidelijk verder ontwikkelen naar meer natuurlijke bossen. Dit is nu al zichtbaar in de diameterspreiding in de voorbeeldopstanden. Door het hoge grondvlak vindt zelfdunning plaats waardoor kleine gaten zullen ontstaan in het kronendak. Door de kleinschalige, donkere bosstructuur zullen hier voornamelijk Beuk en Gewone esdoorn kiemen. Boomsoorten zoals Zomereik, Berk en Abeel zullen mettertijd verdwijnen omdat het bos te donker wordt. Om weer gradiënten in licht en microklimaat te creëren en verjonging van lichtboomsoorten te stimuleren is in dit bostype ook beheer nodig.

(32)

Figuur 7 - Eikenbos van de binnenduinrand

(33)

5.3.4 Gemengde loofbossen van het middenduin

De gemengde loofbossen van het middenduin zijn over het algemeen behoorlijk gemengd.

Ze staan veelal op groeiplaatsen die net iets armer en/of droger zijn dan waar de eikenbossen van het middenduin staan, bijvoorbeeld op droge koppen van de duinen. Ook een deel van de aangeplante bossen langs de kanalen vallen binnen dit type. Het oorspronkelijke aandeel van Zomereik in deze bossen ligt lager dan in de eikenbossen van het middenduin. In een aantal gevallen zullen de bossen spontaan gekiemd zijn waardoor het aandeel van Abeel, Ratelpopulier, maar ook Esdoorn vrij hoog ligt. Ook valt een deel van de langs de kanalen voor stabilisatie en landschappelijke inpassing aangeplante bossen binnen dit type. De bossen vallen hoofdzakelijk onder het habitattype H2180A Duinbossen (droog), maar op enkele locaties ook onder het habitattype H2180B Duinbossen (vochtig).

De diameterspreiding in de voorbeeldopstanden toont, meer dan in de eikenbossen van het middenduin, een ontwikkeling richting een meer natuurlijke bosstructuur (veel dunne bomen, een aantal dikke bomen). De boomsoorten Abeel, Ratelpopulier en Berk worden op deze meer dynamische groeiplaats niet oud. Hierdoor vinden generatiewisselingen relatief snel plaats ten opzichte van bossen met een hoog aandeel Zomereik. Hierdoor gaat de ontwikkeling naar een meer natuurlijke bosstructuur ook sneller.

Net als in de andere bostypen is wel duidelijk te zien in het veld dat de verjonging op meer open plekken in het bos achterblijft door de hoge graasdruk. Hierdoor zullen plekken waar gaten vallen in het bos langzaam of niet dichtgroeien met verjonging. Sowieso zal de dichtheid van de verjonging laag liggen.

De natuurwaarden van dit bostype zijn vergelijkbaar met die van het eikenbos van het middenduin. Met name open plekken in het bos leveren kansen op voor warmteminnende soorten. Het hoge aandeel van abeel en ratelpopulier is daarnaast van groot belang voor het voorkomen van de Nauwe korfslak (Habitatsoort in het Natura2000 gebied Kennermerland Zuid). Onder en nabij eiken en naaldbomen komt de Nauwe korfslak weinig voor. Instandhouding van dit bostype, met daarin een hoog aandeel Abeel en Ratelpopulier is daarom gewenst [25]. Tenslotte is er een redelijke hoeveelheid dood hout te vinden in de opstanden, zowel staand als liggend.

Op iets minder dan de helft van het oppervlakte van het gemengde loofbos van het middenduin komen voldoende bomen voor met een goede houtkwaliteit. In lijn met de boomsoortensamenstelling zijn deze stammen terug te vinden in verschillende boomsoorten. Met name de Ratelpopulier heeft op veel locaties een goede stamkwaliteit.

Het grondvlak van de gemengde loofbossen verschilt erg per locatie. Veelal staan de bossen erg open waardoor er weinig mogelijkheden voor dunning zijn. Echter in één van de voorbeeldopstanden is juist een erg hoog grondvlak teruggevonden waar sprake is van een dunningsachterstand.

Zonder beheer zullen de gemengde loofbossen van het middenduin waarschijnlijk steeds opener worden. Doordat veel boomsoorten binnen het bostype niet oud worden zullen op veel locaties gaten vallen in het bos. Onder de huidige graasdruk zullen deze gaten beperkt dichtgroeien. Met name de Esdoorn, maar wellicht ook Amerikaanse vogelkers zullen

(34)

profiteren van deze open bosstructuur. De Zomereik zal waarschijnlijk uit het bosbeeld verdwijnen omdat zaailingen van deze soort het meeste last hebben van de graasdruk.

Figuur 8 Gemengde loofbossen van het middenduin

(35)

5.3.5 Naaldbossen

De naaldbossen in de AWD zijn in het verleden aangeplant om verstuiving van de duinen tegen te gaan, om zandstorten vast te leggen, en om in de toekomst hout te kunnen oogsten. De bossen vallen niet onder het habitattype H2180 Duinbossen omdat ze, door hun eenvormige soortensamenstelling van niet inheemse boomsoorten, niet binnen één van de habitattypen te classificeren zijn. De naaldbosopstanden bestaan uit monoculturen van hoofdzakelijk Oostenrijkse den. Op een enkele locatie wordt ook Grove den, Corsicaanse den of Zeeden aangetroffen. De houtkwaliteit van deze naaldboomsoorten is over het algemeen echter veel minder dan bij de Oostenrijkse den. Waarschijnlijk komt dit vooral doordat de Oostenrijkse den beter bestand is tegen de zeewind.

De diameterspreiding van de naaldbosopstanden toont het eenvormige karakter van de bossen. Op veel locaties ontstaat echter een tweede boomlaag van Gewone esdoorn onder het huidige kronendak van Oostenrijkse den. Lokaal komt ook een enkele Zomereik of Abeel voor in de tweede boomlaag. Oostenrijkse den verjongt zelf nauwelijks.

Waarschijnlijk heeft de boomsoort grootschaligere open plekken nodig om te verjongen.

Dennenzaad kiemt daarnaast moeilijk in een dichte strooiselmat. Tenslotte is van zowel Oostenrijkse als Corsicaanse den bekend dat ze vaak lastig verjongen.

Hoewel de naaldbossen niet zijn geclassificeerd als habitatttype en de opstanden hoofdzakelijk bestaan uit een uitheemse boomsoort hebben de bossen wel hun eigen specifieke natuurwaarde. Roofvogels zoals Sperwer, Buizerd en Boomvalk hebben vaak een voorkeur voor naaldbomen en vogels zoals Vuurgoudhaan zijn zelfs specifiek gebonden aan deze bossen. De zure strooisellaag van de naaldbossen biedt daarnaast een habitat aan verschillende mieren en schimmels.

Veel recreanten zullen tevens de naaldbossen waarderen als welkome afwisseling op het open duin en de ’s winters kale andere duinbossen. Daarmee dragen de naaldbossen bij aan de variatie van de AWD op landschapsschaal.

Op ruim 60% van het oppervlakte van de naaldbossen komen stammen voor met een goede houtkwaliteit. Door de dichte stand hebben de naaldbomen vaak tot relatief grote hoogte een takvrije stam waardoor een vrij groot deel van de boom bruikbaar is voor meer duurzame toepassingen. Doordat er de laatste jaren niet is gedund in deze bossen is er een hoog grondvlak in de voorbeeldopstanden te vinden. Door het hoge aandeel bomen met stamkwaliteit én het hoge grondvlak zullen deze bossen op korte termijn de belangrijkste leverancier van hout zijn . Een aandachtspunt is echter dat een groot deel van de bomen al een vrij hoge diameterklasse heeft bereikt (DBH > 40 cm). Dit maakt de stammen lastiger om te verwerken. De zeer dikke bomen zouden mogelijk beter kunnen worden geringd om meer staand dood hout te creëren dan te worden geoogst.

Zonder beheer zal het huidige beeld nog lang in stand worden gehouden. Door de hoge schaduwdruk, dikke strooisellaag en de graasdruk zal weinig verjonging plaatsvinden onder de huidige generatie bomen. Met name Esdoorn en Amerikaanse vogelkers zullen zich wel kunnen vestigen onder het scherm van Oostenrijkse den. Op enig moment zullen de Oostenrijkse dennen hun fysiologische einde bereiken waarna er een massale

(36)

verjongingsgolf zal plaatsvinden. Deze kan zich ontwikkelen naar een gemengde loofopstand.

Figuur 9 Naaldbossen

(37)

5.4 Cultuurhistorie

Op verschillende locatie in de AWD liggen lanen, voormalige erfbeplanting, oude walstructuren, hakhoutrestanten en solitaire bomen die het historisch gebruik van het gebied zichtbaar maken. Grote delen van de eikenbossen in de AWD zijn in het verleden als hakhout beheerd. Daarnaast zijn, met name in de omgeving Panneland, nog oude akkercomplexen en laanstructuren terug te vinden. De elementen die binnen het bosbeheer specifiek worden beschermd zullen worden in de komende maanden aangegeven in een apart document.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de eenentwintigste eeuw komen conflicten zoals in de elfde eeuw tussen de paus en de regeringen van westerse landen niet meer voor.. 2p 10 † Leg

Het heeft gevolgen voor heel Ewijk: Waar je straks ook rijdt, fietst of loopt in Ewijk, altijd steken deze windmolens boven alles uit?. Alle mensen die advies moeten geven of

tative XMM Cluster Structure Survey REXCESS, GALEX etc.), will form a complete view of the different phases (hot and cold gas and young stars) and how they interact in the processes

STEP DRAWDOWN TEST DATA PLOT.. = Drawdown

For Origen, the Apostle Paul (and the Bible) offered a vision of what life should be, not merely in abstract terms, but in practical insights, which would offer

To be in control, the following six categories that relate to the core category were identified: professional identity, environ- ment built with nurses in mind, sound management,

zoetwatervoorraad voor de omliggende regio’s (Friesland, Groningen, Drenthe (deel), Overijssel (deel), Gelderland (deel), Utrecht (deel), Flevoland en Noord-Holland.. Oplossing

Studies that met all of the following criteria were included in the review: (a) study designs: longitudinal or cross-sectional studies (excluding letters, editorials,