Azenvraag Special Regelmatig vragen lezers naar de verschillende vormen van azenvragen met de daarbij behorende voordelen.

(1)

Bridge Training 863 31 januari 2022

1

Nr. 863 31 januari 2022 Bied- en speeltechniek voor ‘gewone’ bridgers

Ook vragen over spelregels en bestuurlijke kwesties waarvan elke

‘gewone’ bridger het antwoord zou moeten weten, behandelen we in de Bridge Training

In de periodieken Arbitrair, BestuurWijzer en NBB-

Rekenprogramma bespreken we de onderwerpen die vooral op het bord liggen van de betreffende functionarissen

Alle reeds verschenen nummers staan op: www.bridgeservice.nl Redactie: Carolien de Koomen, Margriet Jansze,

Mirjam Dierckxsens, Monica Vuister, Ron Jedema, Siger Seinen, Jan van Die, Frans Schiereck en Rob Stravers (eindredactie)

Azenvraag Special

Regelmatig vragen lezers naar de verschillende vormen van azenvragen met de daarbij behorende voordelen.

We pakken het als volgt aan:

1. Ik leg tien OW-handen voor.

Je biedt die uit met het biedsysteem dat je met je vaste partner speelt.

Het is ’t mooist als je de handen uitbiedt mét je vaste partner, waarbij jullie elkaars handen hoogstens in gedachten vasthouden, maar niet inzien. 

2. Ik presenteer een pakket azenvraag-afspraken.

Met deze afspraken ga ik de tien OW-handen te lijf. Ik ben mij ervan bewust dat we over de samenstelling van dit pakket flinke bomen kunnen opzetten, maar daar doe ik in deze Training niet aan mee .

3. Wat als je met jouw systeem één of meer eindcontracten niet bereikt?

Dan kun je overwegen een afspraak uit mijn pakket te jatten. Maar als jij en je partner meer heil zien in een andere aanpak, heb je uiteraard de vrijheid om daarvoor te kiezen.

4. De minst ervaren bridger bepaalt de ondergrens!

Kies uitsluitend voor een pakket dat voor jou én voor je partner zonder grote inspanning te behappen is. Bij verschil in voorkeur kun je een proeftijd voor beide opties afspreken. Na elk spel met azenvraag ga je achteraf na wat het resultaat was geweest met de andere optie.

(2)

2

De tien OW-handen

West is telkens openaar en NZ passen

Spel 1 Westhand Oosthand

 8 7  A H 9

 A 8 7  H 5 4

 H V B 10 8  A 7 5

 A H 7  V 8 6 4

 B 7  A H 6

 A 9 3  H 5 4

 H V 9 8 6  A 7 5

 A B 9  V 8 6 4

 H 6 4 3  V B 10 9 8 7

 A 2  H V B

 A 4 3 2  B

 A 8 7  H V 2

 H 6 4 3  V B 10 9 8 7

 A 2  H V B

 H B 3 2  10

 A 8 7  H V 2

 V 3  A H

 A B 10 9 8  H V 6 5 4

 A V 3 2  -

 8 7  H V B 10 5 4

(3)

3

 B 3 2  A H

 A 10 9 8 7  H V 6 5 4

 H 2  -

 A 8 7  H V B 10 5 4

 V 8  A H 2

 A 8 7 6 5  B 4 3 2

 5 4 3  A H V B 10

 A V 7  2

 9 8 7  A H 2

 A H V 6 5  B 4 3 2

 4 3  A H V B 10

 A 8 7  2

 A 7 6  2

 V B 10 2  A

 A 8 7 6  H V B 10 9 5 4

 A 2  H V B 3

 H V B  2

 V B 10 2  A 6

 A 8 7 6  H V B 10 9 5 4

 A 2  H V B

Heb je jouw/jullie eindcontracten genoteerd? Dan mag je naar de volgende pagina…

(4)

4

Mijn azenvraagpakket

Gerber (4)

Geen troefkleur vastgesteld, uit op SA-slem.

Bijvoorbeeld: 1SA 4 en: 1 2SA 4

Antwoorden op 4: 4: geen aas; 4: 1; 4: 2; 4SA: 3 azen.

Vraagt ‘gestroomlijnd’ heren met de volgende kleur:

2SA 4 vraagt azen 4 één aas 4 vraagt heren 5 twee heren 5SA = eindbod 1SA 4 vraagt azen 4 twee azen 4SA = eindbod

5 (volgende kleur)

had naar de heren gevraagd.

4SA Kwantitatief

Niet uit op troefcontract, uit op slem als openaar maximaal is.

Als openaar minimaal is, moet hij passen! Is openaar maximaal, dan alleen geeft hij zijn aantal azen aan (5 0; 5: 1; enz.)

Bijvoorbeeld: 1SA 4SA (geen 4-kaart / en 16-17 ptn.

5: maximaal en 2 azen (had met 15 ptn. gepast) Leuke toepassing:

Westhand 1 Westhand 2 Oosthand

 H V 5  H B 5 4  A 10 9

 V 8 7 6  H 4 3  A 10 9

 H V 4  H B 10  A 9 8 7 6

 H V 3  H B 3  A 2

Als west 1SA opent, zal oost niet echt benieuwd zijn naar het aantal azen. Hij zal vooral de totale kracht willen weten. Toegegeven, oost kan op de gebruikelijke wijze naar de azen vragen, om na het

voorspelbare ‘nul antwoord’ te informeren naar het aantal heren…

In dat geval meldt west met hand 2 één heer méér dan met

westhand 1, ondanks dat westhand 2 zwakker is dan westhand 1…

Met de kwantitatieve 4SA komt de juiste aap wél uit de mouw:

West Oost

1SA 4SA

- 5 met westhand 1: geen aas, maar wél 17 ptn. 6SA - pas met westhand 2: 15 ptn.

(5)

5

4SA RKC 14 30 Roman Key Cards Denkt aan troefslem

Bijvoorbeeld: 1 3

4SA ………… RKC zoekt naar hartenslem 1 4SA… RKC zoekt naar schoppenslem 1SA 2

2 4SA… RKC zoekt naar hartenslem

RKC verheft troefheer tot aas. Dat betekent dat met RKC het spel opeens vijf ‘azen’ telt.

Met RKC 14-30 belooft het goedkoopste antwoord (5) 1 of 4 azen en het volgende antwoord (5) 3 of 0.

5 én 5 beloven 2 (of 5) azen: 5 zónder en 5 mét troefvrouw.

5 azen zal de antwoorder zelden hebben, omdat de ‘azenvrager’ in de regel niet onbemiddeld zal zijn .

Waarom azen vragen met 4SA in plaats van met 4?

Wie deze vraag stelt, kan inderdaad zonder probleem met 4 azen vragen. Spelers die naast RKC ook ‘controlebiedingen’ en ‘splinters’

toepassen stellen die vraag niet, omdat zij met 4 heel andere boodschappen doen.

Waarom liever 14-30? Vanwege de eventuele vraag naar troefvrouw!

In plaats van 14-30 kun je ook kiezen voor 30-14, waarmee je nul (of drie) azen met 5 aangeeft. De antwoordende hand zal zelden nul azen hebben: de kans op één aas is beduidend groter. Daardoor is met 14-30 de kans het grootst op het goedkoopste 5-antwoord.

In tegenstelling tot het 5/-antwoord vertelt 5/ niets over

troefvrouw. Het voordeel van het 5-antwoord is dat je met een lager bod naar de aanstaande troefvrouw kan vragen. Dat doe je met het goedkoopste bod in een bijkleur.

Het goedkoopste antwoord daarop ontkent troefvrouw.

1 4SA

5 (1 of 4) 5 (goedkoopste bod in bijkleur, vraagt naar V) 5 = geen V

5 = wél V

1 4SA

5 (1 of 4) 5 (is de troefkleur, dus géén vraag naar V!) pas!

(6)

6

5 In kleur: Exclusion Blackwood

Denkt aan troefslem. Heeft een renonce.

Wil alleen weten of partner een aas heeft in de andere kleuren.

Vraagt met 5 in de kleur van de renonce naar het aantal azen in de andere kleuren! De antwoorden: het goedkoopste bod: 0, het volgende: 1, etc.

Voorbeeld:

Partner I Partner II

 H V B 10 4 3 2  9 7 6 5  A 7 6 5

 H V B 10 8  A 5 4  H V 8

 H 2  A V B 6  9 8 7 6

 -  3 2  A 2

1 4 4

5 5 (2 azen) 5 (1 aas)

6 met partner I 5 met partner II

Nu klinkt dit pakket misschien wel leuk en aardig,

maar… wanneer is het verantwoord om op azenjacht te gaan? Die afweging is veel lastiger dan een bepaalde vraag met afgesproken antwoorden uit je hoofd leren… Die afweging neem ik mee bij de tien spellen.

Denk overigens niet dat dit pakket compleet is. Daarvoor is onze tak van sport veel te veelzijdig. Ik koos uit de meest gangbare afspraken.

Als je het kwantitatieve 4SA-bod wel leuk vindt, maar toch liever in alle situaties met 4 azen vraagt?

Dan zou je na: 1/2SA 4

4// ??

… kunnen afspreken dat 4SA en 6SA het eindcontract is, en dat 5SA de openaar uitnodigt om met 17 punten er 6SA van te maken.

(7)

7

Mijn biedingen met mijn azenvraagpakket

 8 7  A H 9

 A 8 7  H 5 4

 H V B 10 8  A 7 5

 A H 7  V 8 6 4

1SA 4SA (kwantitatief)*

5 maximaal met twee azen 6SA pas

*Kan ook na een ontkennend antwoord op een vraag naar een hoge 4-kaart.

Met de oosthand denkt oost aan een SA-contract. En zonder bijzonder lange kleur vraagt een verantwoord 6SA-contract meestal een kapitaal van rond de 33 punten.

Met de zestien punten van oost en zijn super vlakke verdeling staat dat niet vast. Met minimale openingskracht stopt de teller op 31. Dat verheft het kwantitatieve 4SA-bod tot een uiterst nuttig instrument. Oost mag na het 5- antwoord rekenen op 17 punten zónder aas. Dat maakt 6SA te kansrijk om voor minder te gaan.

Welke uitkomst noord ook kiest: leider west telt twaalf vaste slagen (AH,

AH, AHVB10 en AHV). Met de hoop dat de klaveren niet 3-3 zitten, want dan is het feest voor de giganten die op 7SA gokten.

Tel 2 punten voor 6SA.

 B 7  A H 6

 A 9 3  H 5 4

 H V 9 8 6  A 7 5

 A B 9  V 8 6 4

1SA 4SA (Kwantitatief)

pas (minimaal)

Met dezelfde oosthand van spel 1 krijgt oost hetzelfde slemvisioen en trekt hij wederom de kwantitatieve 4SA-la open. Met de minimale 1SA-openingshand, kiest west voor een gepast zwijgen.

Best bijzonder dat slechts twee punten minder zo’n groot verschil kan maken (wel of geen slempremie). Nu telt leider west slechts tien vaste slagen: AH,

AH, 5 ruitenslagen en A).

Tel 2 punten voor 3SA en 4SA.

(8)

8

 H 6 4 3  V B 10 9 8 7

 A 2  H V B

 A 4 3 2  B

 A 8 7  H V 2

1SA 2 (Jacoby)

2 (verplicht) 4SA (RKC) 5 (1 of 4 ‘azen’) 6

Voor een troefslem is minder honneurkracht nodig dan de 33 punten voor een SA-slem met SA-verdelingen. Niet zelden is een troefslem met wat minder punten zelfs kansrijker!

Zo heb je in een schoppenslem liever géén ruitenkaart, dan de 3 punten van een secce H . Hoe grilliger de verdeling, des te minder

honneurpunten je nodig hebt.

De veertien punten van oost zitten op het randje; het is vooral de 6-kaart die de doorslag geeft. Helemaal als west daar een topkaart in meeneemt.

Met een schopje minder en een ruitje méér: V5 in plaats van 5-sec, stijgt de kracht van deze oosthand met 2 punten. In een

schoppencontract betekent die ‘waardevermeerdering’ echter een verliesslag in ruiten.

Met RKC verhef je H tot aas, en met vier azen bij west moet 6 dicht zijn.

Oók als NZ over A óf H beschikken.

Maar, kom je met de 4SA-RKC-vraag niet te hoog als west maar twee azen meldt? Dan hebben NZ drie azen en gaat 5 de boot in.

Dat gevaar kun je uitsluiten!

OW hebben samen 30 tot 32 punten. NZ dus maximaal 10. NZ kunnen maximaal twee azen hebben, dus heeft west er vier!

Tel 2 punten voor 6.

(9)

9

4 Westhand Oosthand

 H 6 4 3  V B 10 9 8 7

 A 2  H V B

 H B 3 2  10

 A 8 7  H V 2

1SA 2 (Jacoby)

2 (verplicht) 4SA (RKC) 5 (0 of 3 ‘azen’) 5

Met dezelfde oosthand als in spel 3 stelt oost dezelfde vraag. Wests antwoord van drie ‘azen’ betekent dat NZ over twee azen beschikken. Dan is 5 het veiligste contract.

Tel 2 punten voor 4 en 5.

 V 3  A H

 A B 10 9 8  H V 6 5 4

 A V 3 2  -

 8 7  H V B 10 5 4

1 5 (Exclusion, vraagt azen buiten ) 5 (1 aas) 6

West belooft met zijn 1-opening 12-19 punten. Oost weet dus dat het gezamenlijke bezit ‘slechts’ 30 punten kan zijn. Maar… met deze oosthand interesseert het oost helemaal niet of west minimaal, maximaal of ‘medium’

is.

Na wests 1-opening staat een hartencontract voor oost vast. In een

hartencontract telt oost slechts twee mogelijke verliesslagen: één in harten en één in klaveren. Zónder A én A is het maximale contract 5. Of west wel of niet A heeft, maakt geen verschil.

Als oost ‘gewoon’ azen vraagt en twee azen hoort, is 7 dicht als west A en

A meeneemt. Maar als één van die azen A is, verliezen OW een harten- of klaverslag.

Voordeel van de 5-vraag, en wests antwoord is, dat oost nu zeker weet dat hij A óf A mist. Dus kiest oost voor het aan zekerheid grenzende

waarschijnlijk dichte 6-contract.

Tel 2 punten voor 6.

(10)

10

 B 3 2  A H

 A 10 9 8 7  H V 6 5 4

 H 2  -

 A 8 7  H V B 10 5 4

1 5 (Exclusion)

5SA (2 azen) 7

Nu west tegenover dezelfde oosthand als in spel 5 twee azen belooft, zónder zijn eventuele A mee te tellen, moet 7 met twee vingers in oosts neus voor het neerleggen zijn.

Tel 2 punten voor 7 en 1 punt voor 6.

 V 8  A H 2

 A 8 7 6 5  B 4 3 2

 5 4 3  A H V B 10

 A V 7  2

1 4SA (RKC)

5 (2 azen zónder V) pas

Deze oosthand sluit een hartenslem zeker niet uit. In een hartencontract kan zeer waarschijnlijk op de onaantastbare ruitenkleur ‘vuilnis’ (mogelijke

verliezers) worden opgeruimd. Met AHVxx bij west is 6 zo goed als zeker

‘dicht’ – zelfs zonder A. Het grootste probleem kan in de troefkleur zitten.

West belooft met zijn 1-opening een 5-kaart harten, maar dat zegt niets over de honneurkracht in die kleur. Het prettige van RKC is dat de

aanwezigheid van troefheer en troefvrouw ook kan worden gemeld.

Na het 5-antwoord is 6 te riskant omdat de hartenkleur vrij mager kan zijn. Met A en H had west immers ook twee azen gemeld.

Noteer 2 punten voor 4 en 5.

(11)

11

 9 8 7  A H 2

 A H V 6 5  B 4 3 2

 4 3  A H V B 10

 A 8 7  2

1 4SA (RKC)

5 (0 of 3 azen) 5 (vraagt naar troefvrouw)

6 (V) 7SA (!)

Oost heeft dezelfde hand als in spel 7 en stelt daarom dezelfde vraag aan west.

Na het 5-antwoord (0 of 3), hoeft oost niet bang te zijn dat west geen enkele aas heeft. Zonder aas zou hij niet aan de noodzakelijke

openingskracht kunnen komen!

Na het bevestigende antwoord op de vraag naar troefvrouw weet oost dat west AHV moet hebben (zonder V had west ‘goedkoop’ 5SA geantwoord).

Oost telt dan: vijf hartenslagen, twee schoppenslagen, vijf ruitenslagen en één slag in klaveren. Dat zijn totaal dertien vaste slagen. Dan is 7SA om twee redenen het beste contract:

1. Het levert 10 punten meer op dan 7. Vooral in een parenwedstrijd (met percentage-uitslag) héél belangrijk.

2. Meer kans op dertien slagen dan 7. Zuid zal maar met ruiten uitkomen, getroefd door noord… .

Tel voor 7SA 2 punten; voor 7 1,9 (afgerond óók 2 punten ) en voor 6 1 punt.

(12)

12

 A 7 6  2

 V B 10 2  A

 A 8 7 6  H V B 10 9 5 4

 A 2  H V B 3

1SA 4 (Gerber)

4SA (3 azen) 7SA

Met zestien punten telt oost een gezamenlijk bezit van 31-33 punten. Volgens de algemene normen te weinig voor een SA-slem. Die norm gaat echter uit van een vlakke (SA)verdeling, zonder lange kleur. Voor deze oosthand gelden heel andere waarden. Niet die van een minimale of maximale westelijke

openingshand. Het enige dat voor oost van belang is: het aantal azen van west! Met één aas verlies je twee slagen, met twee azen verlies je één slag en met drie azen heb je dertien slagen voor het oprapen.

Als je 4SA speelt als ‘Kwantitatief’ is het van het grootste belang om niet 4SA te bieden (in plaats van 4)!

Op 4SA zal west immers passen met minimale kracht (15 punten).

Extra vervelend als west A mist en noord met schoppen uitkomt…

Bij deze grillige oosthand is een minimale of maximale 1SA-opening niet interessant. Alleen het aantal azen is van belang!

Met twee azen bij west zal oost voor 6 kiezen. Maar met alle azen in handen heb je net als in het vorige spel ook in een SA-contract dertien slagen voor het neerleggen. En dat bied je dan ook.

Tel voor 7SA en (ik ben mild) ook voor 7 2 punten; voor 6/6SA 1 punt.

 H V B  2

 V B 10 2  A 6

 A 8 7 6  H V B 10 9 5 4

 A 2  H V B

1SA 4 (Gerber)

4 (2 azen) 6

Met dezelfde oosthand als in spel 9 kies je na het ‘twee azen’-antwoord van west voor het ‘ijzeren’ 6-contract.

Tel 2 punten voor 6.

Deel je puntentotaal door 2. De uitkomst is je rapportcijfer voor ‘Aasmanagement’!

(13)

13

Lezers mailen

Wie van de drie: pas, doublet of 2

Zuid gever / OW kwetsbaar

Westhand West Noord Oost Zuid

 A H 6 4 pas

 10 9 4 1 pas 1 2*

 V 9 ??

 H B 10 5

Cuebid vervalt: openaar is te zwak.

2SA vervalt: belooft 18-19, na bijbod van partner. Of is dat toch niet het geval omdat je geforceerd wordt, en belooft 2SA dan 12-14: de

goedkoopste SA-herbieding?

Maar dan nog is de -stop onvoldoende...

Ik gaf als advies: Doublet, vraagt naar de overgebleven kleur, dus .

Maar ik vrees dat jij 'pas' adviseert en partner aan het woord wilt laten. Hij weet immers dat ik 12+ bezit.

Rob:

Ik zie een * bij het 2-bod. Wat was de uitleg?

2SA valt inderdaad af; dat moet ook na een tussenbod 18-19 punten beloven. En je hebt gelijk: ook met 18-19 punten valt met deze

‘ruitenopvang’ 2SA af.

Niet kwetsbaar vind ik een doublet best aantrekkelijk, vanwege de twee zwarte kwartetten. En een 2-rebod in oosts 2^e beurt vrees je ook niet echt.

Bep & Anton:

1) Als je een doublet als supportdoublet (= 3-kaart fit in harten) speelt zeggen wij doublet.

Dit doublet heeft dan niets te maken met de 4-kaart schoppen of met overwaarde. Het zegt alleen dat je een 3-kaart fit in harten hebt.

2) Als een doublet een andere betekenis heeft, zeggen wij pas.

Je hebt een minimale opening. Als partner nog wat wil, biedt hij wel een kleur of zegt hij doublet.

(14)

14

Wel of niet meteen ‘volgooien’?

West Gever / NZ kwetsbaar

Westhand West Oost Oosthand

 A H V B 2 1 4  10 7 6 4

 8 6 pas  V 10 2

 6 4 2  A B 8 3

 V 10 4  A 8

Mijn partner (oost) telt fit-punten bij, komt op 25 en biedt de manche.

We wisselden wat meningen, waarbij ik zei liever wat meer slagkracht te hebben (korte kleuren enz.) voor bijtellen en doorstomen naar 4.

De leerboeken zijn hierover niet zo duidelijk, waarschijnlijk ook omdat je per hand de verdeling en puntenconcentratie moet beoordelen. Het is niet altijd A of B.

Als je even tijd hebt (en anders ook 😄) graag je mening.

Rob:

Helemaal eens met je partner . Mooie verdeling en kracht voor een verantwoord 4-contract. Nadeel van aftasten is dat je daarmee ook de tegenpartij wijzer maakt dan nodig. En inderdaad, soms ga je down.

Bep & Anton:

Tja, het is net iets te zwak voor 4 maar eigenlijk wel erg mooi voor 3.

De twee tienen zijn soms wel wat waard.

In paren geven we misschien een limietbod - in viertallen gaan we naar de manche.