• No results found

Zacht wanneer mogelijk en hard wanneer het moet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zacht wanneer mogelijk en hard wanneer het moet"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Zacht wanneer mogelijk en hard wanneer het moet”

Onderzoek naar de keuze tussen de bestuursrechtelijke – of strafrechtelijke manier van handhaving bij uitkeringsfraude binnen de Wet Werk en Bijstand.

Eindhoven, 2 juni 2009

Juridische Hogeschool Fontys-Avans Tilburg Afstudeerscriptie

A.S.N. Kalicharan (9962891) Stagebedrijf

Gemeente Eindhoven Unit Bijzonder Onderzoek Begeleiders scriptie;

W. Struijlaart, Juridische Hogeschool H. Bloemsma, gemeente Eindhoven

(2)

2

Eindhoven, 2 juni 2009 Juridische Hogeschool Fontys-Avans Tilburg Afstudeerscriptie - A.S.N. Kalicharan (9962891)

Stagebedrijf - Gemeente Eindhoven (Unit Bijzonder Onderzoek)

Begeleiders scriptie; W. Struijlaart, Juridische Hogeschool en H. Bloemsma, gemeente Eindhoven

(3)

3 Voorwoord

Voor u ligt een scriptie welke het resultaat is van een onderzoek naar de keuze tussen bestuursrechtelijke- of strafrechtelijke handhaving bij uitkeringsfraude, in opdracht van de gemeente Eindhoven.

In de beginfase van mijn studie had ik niet verwacht dat ik zou afstuderen op het gebied van Sociale Zekerheid, meer specifiek ‘Handhaving binnen de WWB’. Mijn interesse in het onderwerp is gewekt vanaf het moment dat ik begon te werken bij de afdeling Verhaal & Incasso binnen de gemeente Eindhoven.

Dikke dossiers van langdurige strafrechtelijke onderzoeken, die soms leidde tot grove afboekingen. Hier wilde ik graag meer van weten. Waarom werd er gekozen voor bepaalde handelingen? Welke

mogelijkheden zijn er bij het constateren uitkeringsfraude? Deze vragen hebben mij gestuurd richting de unit Bijzonder Onderzoek binnen de gemeente Eindhoven.

Ik wil langs deze weg in het bijzonder bedanken Hans Bloemsma van de unit BO voor zijn hulp bij de totstandkoming van deze opdracht en het schrijven van mijn scriptie. Alsmede alle medewerkers van de unit BO die een bijdrage hebben geleverd in de informatie die ik ontvangen heb. Tevens wil ik hartelijk bedanken Wim Struijlaart van de Juridische Hogeschool. Uw tips, hulp en ervaring specifiek op het gebied van sociale zekerheid, hebben mij vaak weer op weg geholpen nadat ik door de bomen het bos niet meer zag. En tenslotte wil ik bedanken mijn partner, familie en iedereen die me door de laatste zware loodjes van het afstuderen heeft geholpen.

Ik hoop dat deze scriptie een toegevoegde waarde zal zijn voor de unit Bijzonder Onderzoek binnen de gemeente Eindhoven

Sushma Kalicharan Juni 2009

(4)

4 Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 4

Samenvatting 6

1. Inleiding

1.1 Achtergrond 7

1.2 Probleembeschrijving 9

1.3 Doelstelling 10

1.4 Centrale vraag en onderzoeksvragen 10

1.5 Methodiek 11

1.6 Leeswijzer 12

2 De gemeente Eindhoven

2.1 Inleiding 14

2.2 Unit Bijzonder Onderzoek 14

2.3 Werkzaamheden en producten van de unit Bijzonder Onderzoek 15

3. Bestuursrechtelijke handhaving in Eindhoven

3.1 Inleiding 19

3.2 Bestuursrechtelijke handhaving algemeen 19

3.3 Handhaving binnen het sociale zekerheidsrecht 21

3.3.1 Wet boeten, maatregelen en terug- invordering sociale zekerheid 21

3.3.2 Samenwerking van verschillende instanties 22

3.4 Bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden binnen de WWB 24 3.4.1 Verlagen van de bijstand o.g.v. de afstemmings-en fraudeverordening van

de gemeente Eindhoven 26

3.4.2 Gedragingen en de omvang van de verlaging o.g.v. de afstemmings- en

fraudeverordening van de gemeente Eindhoven 26

3.5 Bestuursrechtelijk proces gemeente Eindhoven 31

4. Strafrechtelijke handhaving

4.1 Inleiding 33

4.2 Strafrechtelijke handhaving algemeen 33

4.2.1 Rechtsbeginselen 34

4.3 Strafrechtelijke handhaving binnen het sociale zekerheidsrecht 35

4.4 Stand van zaken strafrechtelijke handhaving 2009 36

4.4.1 Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude 37

4.5 Strafrechtelijk proces gemeente Eindhoven 39

4.5.1 Praktijk gemeente Eindhoven 41

5. De afweging

5.1 Inleiding 42

5.2 Karakteristieken van strafrechtelijke handhaving t.o.v.

bestuursrechtelijke handhaving 42

5.3 Mogelijke sepotgronden 43

5.4 De keuze 45

(5)

5 6. Conclusies en aanbevelingen

6.1 Centrale vraag 46

6.2 Conclusies 46

6.3 Aanbevelingen 48

Bijlage

1. Schema controle en opsporing 49

2. Schema processtructuur gemeente Eindhoven 50

3. Schema bestuursrechtelijk onderzoek 51

4. Schema strafrechtelijk onderzoek 52

5. Schema strafrechtelijk onderzoek met dwangmiddelen 53

6. Casusbeschrijving 54

Literatuurlijst 55

(6)

6 Samenvatting

Reeds tientallen jaren wordt er onderzoek verricht door verschillende instanties (o.a. de Algemene

Rekenkamer, het SIOD en de VNG) naar sociaalzekerheidsfraude. De doelstelling van de instanties is vaak eenduidig; minimalisering van de economische schade die door fraude wordt veroorzaakt. Effectieve handhaving draag bij aan het versterken van het maatschappelijk draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid.1

Directe aanleiding voor dit onderzoek is de manier waarop de gemeente Eindhoven vorm geeft aan bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Op dit moment worden er weinig zaken via strafrechtelijke weg afgedaan. De gemeente Eindhoven wil met de inwerkingtreding van de aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude 2009 meer zaken via de strafrechtelijke weg afdoen. De vraag is of dit wel noodzakelijk is. Uit het onderzoek is gebleken dat er met vele aspecten rekening gehouden dient te worden bij de keus tussen bestuursrechtelijke handhaving of strafrechtelijke handhaving. Individualisering binnen de WWB is belangrijk. Vaste handvaten om een keuze te maken tussen de bestuursrechtelijke weg of de strafrechtelijke weg kan ik ook na dit onderzoek niet noemen. Wel zijn er richtlijnen gegeven die wellicht kunnen sturen in een effectieve manier van handhaving.

Gezien het lage aantal zaken dat strafrechtelijk is afgedaan in het jaar 2007 en 2008 binnen de gemeente Eindhoven, kan weinig gezegd worden over de manier van afdoening door het Openbaar Ministerie. Nu de gemeente geheel conform de aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude werkt zal het aantal processen-verbaal weer gaan toenemen. Hieruit zal vanzelf blijken hoe het OM met deze zaken om zal gaan. Aan de gemeente wordt geadviseerd duidelijke en eenduidige afspraken te maken met het OM inzake de afdoening.

Regelmatig overleg plegen met de betrokkene van het OM en de medewerkers van unit BO draagt bij aan een effectieve en efficiënte manier van handhaving.

Het uiteindelijke doel van de unit BO is het bevorderen van spontane naleving van de regels. Handhaving richt zich op het verhogen van het nalevingsniveau. Hoe eerder er wordt opgetreden, des te beter het resultaat. Indien er actief preventieve maatregelen worden genomen, dus het versterken van de ‘voorkant’

van de handhavingsketen leidt dit tot een verlaging van het aantal fraudegevallen. Men moet zich

voortdurend afvragen waarom mensen in de verleiding komen te frauderen. Uit het onderzoek is gebleken dat ‘communicatie’ een zeer belangrijk aspect is bij fraudebestrijding. Handhaving gaat over gedrag van mensen en gedrag is te beïnvloeden door middel van communicatie. Het moet tevens volstrekt helder zijn voor de cliënten wat de normen zijn en dat overtredingen niet getolereerd worden.

Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van rechtswetenschappelijk onderzoek. Er is veel

literatuuronderzoek gedaan, o.a. naar het concept Hoogwaardig Handhaven van het Ministerie van SZW, de resultaten van onderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de Afstemmings- en fraudeverordening van de gemeente Eindhoven.

1 Rapport verkenning ketensamenwerking opsporing in het domein SZW. ‘de van Galen groep” 19-06-2006

(7)

7 1. Inleiding

Dit onderzoek is geschreven in opdracht van de Unit Bijzonder Onderzoek (BO) van de gemeente Eindhoven. De unit BO is een onderdeel van de divisie “Stadspleinen”. De unit BO houdt zich bezig met het bestrijden van fraude van bijstandsuitkeringen. In het kader van het project “Hoogwaardig Handhaven”

van het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid is geconformeerd aan de uitgangspunten van de methodiek van Hoogwaardig Handhaven. Binnen de aanpak van Hoogwaardig handhaven zijn 4 elementen te onderscheiden, namelijk;

Preventieve activiteiten

- Vroegtijdig informeren van de cliënt

- Optimaliseren van de dienstverlening van de sociale diensten Repressieve activiteiten

- Controleren op maat

- Geconstateerde fraude daadwerkelijk sanctioneren.

Dit onderzoek strekt zich tot 1 van de 4 elementen van het project, namelijk het daadwerkelijk sanctioneren en daarbij specifiek de keuze tussen bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving.

In deze scriptie wordt het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijke traject naast elkaar gelegd met betrekking tot het opsporings- en vervolgingsbeleid bij fraude met uitkeringen. De vraag die centraal staat in deze scriptie is; “Hoe kan de unit BO van de gemeente Eindhoven een weloverwogen keuze maken tussen strafrechtelijke- of bestuursrechtelijke handhaving bij uitkeringsfraude?”

1.1 Algemeen ‘Handhaving binnen de WWB’

“Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege”.2 Deze bepaling vormt het sluitstuk van het stelsel van sociale zekerheid: bijstand is het laatste vangnet.

Per 1 januari 2004 is de Algemene bijstandswet (ABW) vervangen door de Wet werk en bijstand (WWB).

De volledige naam van de wet luidt: Wet van 9 oktober 2003, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten. Het motto van de WWB is: werk gaat voor inkomen. Oogmerk is om mensen op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten.

De gemeenten vervullen hierin een hoofdrol.

Wie de sociale zekerheid misbruikt legt onterechte beslag op gemeenschapsgeld. Fraude met en misbruik van uitkeringsgelden door een enkeling schaadt de integriteit van het overgrote deel van de

uitkeringsgerechtigden dat wel terecht een beroep doet op een uitkering. Gemeenten moeten zorgen dat alleen die mensen voor een bijstandsuitkering in aanmerking komen die daadwerkelijk in de bijstand thuis horen. Handhaving speelt een belangrijke rol binnen de WWB. Het heeft betrekking op de inzet van instrumenten om, zowel preventief als repressief, de naleving van bestuursrechtelijke voorschriften te bewerkstelligen.3 Het bestrijden van uitkeringsfraude vraagt dus om preventieve en repressieve

handhaving. Om dit doel te bereiken heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) samen met de stichting Stimulansz het (2e) project Hoogwaardig Handhaving 2007-2010 opgesteld. Met dit programma wordt nog in deze kabinetsperiode een nieuwe impuls gegeven aan de al in gang gezette intensiveringen, onder andere door meer dan voorheen aandacht te geven aan preventie. Tevens is het handhavingsbeleid aangepast aan de grote veranderingen die de afgelopen jaren in de wet- en regelgeving zijn opgetreden met (onder andere) de WWB.

2 Artikel 11 lid 1 WWB

3 Algemeen bestuursrecht compact, C.P.J Goorden, hoofdstuk 5 p. 111

(8)

8

De drie uitgangspunten die in 2002 zijn geformuleerd voor het handhavingsbeleid van het ministerie van SZW zijn ook in het nieuwe programma onverkort van toepassing:

• Voorkomen van overtredingen is beter dan ze te bestrijden.

• Als zich toch overtredingen voordoen, moeten zowel de signalering als het onderzoek naar de overtreding effectief zijn.

• Het overtreden van verplichtingen mag niet lonen. Na de constatering van een overtreding moet de rechtmatige situatie worden hersteld en moet de overtreder met een adequate sanctie worden geconfronteerd.4

Met de (1e) Stimuleringsregeling Hoogwaardig Handhaven 2003-2006 hebben gemeenten subsidies ontvangen om de volgende vier elementen in te kunnen zetten teneinde controle op maat uit te voeren:

1. Vroegtijdig informeren van de cliënt

In het preventieve beleid is het vroegtijdig informeren van de cliënt het eerste visie-element. Voorkomen moet worden dat fraude door onwetendheid ontstaat. Mensen kunnen door slecht geïnformeerd te zijn een verkeerd verwachtingspatroon opbouwen. Instrumenten ter voorkoming hiervan zijn; adequate voorlichting ( zowel mondeling als schriftelijk), een informatiepakket met algemene rechten en plichten en de

consequenties bij het niet naleven van de plichten en specifieke op de cliënt toegespitste verplichtingen in de beschikkingen.

2. Optimaliseren van de dienstverlening van de sociale diensten

Het tweede visie-element is het optimaliseren van het dienstverleningsniveau. Instrumenten:

dienstverleningsproces transparant en gericht op de cliënt ( het bereiken van zijn persoonlijke WWB- doelstellingen); minimaliseren van de bureaucratie ten gunste van het daadwerkelijke dienstverlening;

samenwerking met kentenpartners (zoals het UWV, de belastingdienst en de SVB) verbeteren.

3. Vroegtijdige opsporing en afhandeling

Het derde visie-element is de toepassing van het “controle op maat principe” als tegenhanger van de standaardcontrole. Controle op maat houdt in: hoe meer risico, hoe intensiever de benodigde controle.

Instrumenten: signaalgestuurde heronderzoeken, optimaliseren van de controlemogelijkheden van het inlichtingenbureau,5 maandelijks inleveren en controleren van rechtmatigheidsformulieren en het

ontwikkelen van protocollen ( hulpmiddelen) die gebruikt kunnen worden bij het vaststellen van het recht op een uitkering op grond van de WWB.

4. Daadwerkelijk sanctioneren

Het vierde visie-element is het sluitstuk in de handhaving; de daadwerkelijke sanctionering op grond van de WWB. Niet alleen het teveel ontvangen bedrag moet terugbetaald worden, een opgelegde maatregel wordt ook daadwerkelijk geëffectueerd. Instrument; afstemmingsverordening consequent toepassen om een preventief effect te bereiken.6

4 Handhavingsprogramma 2007-2010

5 <www.inlichtenbureau.nl> d.d. 17-04-2009 “Het inlichtingenbureau helpt gemeenten bij rechtmatigheidscontrole op bijstandsuitkeringen. Dit houdt in dat wordt onderzocht of iemand terecht een bijstandsuitkering ontvangt.”

6< www.deurne.nl> d.d. 17-04-2009; Verordening hoogwaardige handhaving Wet Werk en Bijstand 2004, wetstechnische informatie.

(9)

9 1.2 Probleembeschrijving

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) op 01-01-2004 hebben gemeenten een grotere beleidsvrijheid gekregen met betrekking tot bijstandsuitkeringen. Gemeenten ontvangen een vast budget van het Rijk bestaande uit een werkbudget en een inkomensbudget. Een overschot van het inkomensbudget mag vrij besteed worden. Nu de gemeente Eindhoven zelf verantwoordelijk is voor een correcte uitvoering van de WWB is het een financiële prikkel om adequater om te gaan met handhaving.

De gemeente Eindhoven ( unit BO) heeft op dit moment te weinig handvaten om een goede afweging te maken tussen het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving of strafrechtelijke handhaving. Er wordt mogelijk te weinig gebruik gemaakt van strafrechtelijke weg en/ of teveel gebruik gemaakt van de bestuursrechtelijke weg. Ondanks de afstemmings- en fraudeverordening WWB 2007 zijn er geen duidelijke richtlijnen geformuleerd hoe te handelen in bepaalde specifieke gevallen. Iedere zaak is anders en daarom biedt alleen de verordening welke de gemeente hanteert niet voldoende houvast. Er bestaat een grijs gebied indien er een keuze gemaakt dient te worden tussen de bestuursrechtelijke weg of de

strafrechtelijke weg.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de “Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude”

per 01-01-2009 het schadebedrag dat de grens vormt tussen bestuursrechtelijk en strafrechtelijke handhaving verhoogd van €6.000,- naar €10.000, - Het is een weergave van de huidige visie op de toepassing van bestuurlijke handhaving in relatie met strafrechtelijke handhaving voor specifieke situaties van sociale zekerheidsfraude. Het doel hiervan is meer bestuursrechtelijke handhaving mogelijk maken.

Wanneer kan er bijvoorbeeld afgezien worden van strafrechtelijke vervolging ondanks het feit dat er een nadeel is van meer dan €10.000,- ? Of wanneer is het effectief om juist wel strafrechtelijk ( of

bestuursrechtelijk) te vervolgen? Het gaat er immers niet alleen om, iemand te straffen omdat hij voor meer dan €10.000,- fraude heeft gepleegd. Aan een strafrechtelijke vervolging hangen meerdere aspecten.

Hierbij valt te denken aan registratie in het justitieel documentatieregister, in tegenstelling tot een

bestuurlijke sanctionering die daarin niet geregistreerd wordt. Indien een persoon een strafblad heeft wordt het bijvoorbeeld nog moeilijker voor deze persoon om een baan te vinden (ontplooiing) en kan het zijn dat hij opnieuw een aanspraak moet doen op de sociale zekerheid.

De mening van de medewerkers van de unit BO met betrekking tot het toepassen van bestuurlijke- of strafrechtelijke handhaving is verschillend en dit kan problematisch zijn voor de onderlinge sfeer en de verdeling van de werkzaamheden. Ook is een ongelijke behandeling van cliënten die in ogenschijnlijke gelijke omstandigheden verkeren in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

(Gelijkheidsbeginsel)

Het standpunt van het kabinet alsmede van de gemeente Eindhoven is dat “fraude niet mag lonen”. Het kan namelijk voorkomen dat er in bepaalde gevallen noch een bestuurlijke, noch een strafrechtelijke reactie plaatsvindt. Bijvoorbeeld bij fraude met een nadeel onder de €10.000,- van een niet-uitkeringsgerechtigde ( zie kader).In deze gevallen mag fraude niet lonen.

Mevrouw X heeft met ingang van 11-02-2008 ten onrechte bijstand ontvangen omdat er onjuiste of niet volledige informatie is verstrekt die van invloed is op de uitkering (art. 17 WWB). Het betreft informatie over de WIA-uitkering van het UWV (inkomsten uit sociale verzekeringen verzwegen). Als gevolg hiervan is er over de periode van 11 februari 2008 tot en met 30 april 2008 ten onrechte bijstandsuitkering ontvangen. Het betreft een bedrag van € 2040.95. Op grond van artikel 7 lid 2d Afstemmings- en fraudeverordening WWB-2007 zou daarom een sanctie bezien moeten worden. Aangezien de uitkering is beëindigd, wordt de sanctie nu niet uitgevoerd maar zal dit alsnog bezien worden indien mevrouw x opnieuw bijstand gaat ontvangen.

(10)

10

In bovenstaand voorbeeld biedt de WWB wel voldoende grondslag om tot terugvordering over te gaan echter kan er niet overgegaan worden tot afstemming. Daar komt bij kijken dat terugvordering vaak erg moeizaam gaat (geen inkomstenbron, geen afloscapaciteit, vertrokken onbekend waarheen enzovoort )en een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 5 jaar nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden7. Het gevaar hiervan is dat mensen niet meer gedwongen worden om na te denken over de gevolgen van hun handelen, maar dat zij hun moraal verruilen voor de rekenmachine “De calculerende burger”8.

Op dit moment doet de gemeente Eindhoven nagenoeg geen aangifte meer bij de politie om een vervolging in te stellen. Bijna alle zaken worden bestuursrechtelijk afgedaan door zowel de

fraudepreventiemedewerkers als de sociaal rechercheurs, dit terwijl laatstgenoemde in principe voor andere werkzaamheden betaald worden. Het is begrijpelijk dat er hierover onduidelijkheden ontstaan en er onvrede kan gaan heersen tussen partijen op de werkvloer van de unit BO. Samenvattend kan gesteld worden dat het niet wel overwogen toepassen van bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving problematisch is of kan zijn.

1.3 Doelstelling

Met dit onderzoek wil ik de gemeente advies en aanbevelingen geven over de meest doelmatige manier van handhaving inzake uitkeringsfraude. Wat bij het advies en de aanbevelingen een rol speelt is het effect dat de gemeente wil bereiken naar de klant toe en naar de burgers van gemeente Eindhoven. Dit onderzoek sluit aan bij een behoefte van de gemeente Eindhoven en daarom is draagvlak gecreëerd om ervoor te zorgen dat ik voldoende ondersteuning krijg van de medewerkers BO om dit onderzoek tot stand te brengen. Het is een uitdaging om dit probleem te onderzoeken met de juiste literatuur en met behulp van medewerkers van de Unit BO is het een haalbaar plan. Rekening houdend met de praktijkwerkzaamheden van de unit BO zullen er niet direct na dit onderzoek grote wijzigingen zijn in de werkwijze, maar de resultaten van dit onderzoek zullen verhelderend werken waardoor er weer scherp naar bepaalde processen gekeken zal worden.

1.4 Centrale vraagstelling

Hoe kan de unit BO van de gemeente Eindhoven een weloverwogen keuze maken tussen strafrechtelijke- of bestuursrechtelijke handhaving bij uitkeringsfraude ?

Bovenstaande vraagstelling wordt uitgewerkt in de volgende deelvragen;

1. Hoe is de unit BO ingedeeld en wat zijn de producten?

2. Wat houdt bestuursrechtelijke handhaving in?

- Algemeen

- Binnen de gemeente Eindhoven 3. Wat houdt strafrechtelijke handhaving in?

- Algemeen

- Binnen de gemeente Eindhoven

4. Welke keuze moet de gemeente Eindhoven maken?

7 Interne bron; <www.handboekwwb.nl> Afstemmings-en fraudeverordening WWB-2007 Artikel 5 lid 4.

8 <www.engelfriet.net> d.d. 12-02-2009.

(11)

11 1.5 Onderzoeksmethodiek

Er dient een vergelijking gemaakt te worden tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving. In dit onderzoek wordt beschreven hoe de gemeente Eindhoven vorm geeft aan bestuursrechtelijke handhaving en hoe aan strafrechtelijke handhaving. Er dient bezien te worden waarom er niet altijd bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving plaatsvindt. Hiervoor dient het proces van bestuursrechtelijke handhaving onderzocht te worden van A tot Z. Er moet rekening gehouden worden met de gevolgen voor de cliënt. Door middel van (dossier)onderzoek en interviews binnen de unit BO wordt geacht hieromtrent duidelijkheid te verkrijgen. Om een vergelijking te maken moet ook het strafrechtelijk proces van A tot Z onder de loep genomen worden. Met behulp van de Aanwijzing Socialezekerheidsfraude welke in werking is getreden per 01-01-2009 kan er advies gegeven worden hoe te handelen in bepaalde situaties. Tevens wordt onderzocht welke gevolgen strafrechtelijke handhaving heeft voor de klant en voor de medewerkers van de unit BO.

Deskresearch

Dit onderzoek is gestart door te beginnen met onderzoek naar het huidige handhavingsbeleid binnen de gemeente. Door verschillende cliëntendossiers te onderzoeken van de gemeente Eindhoven unit BO zal meer inzicht verkregen worden in het huidige handhavingsbeleid. Tevens zal er gebruik gemaakt worden van recente openbare onderzoeken die reeds verricht zijn door onder andere de Vereniging van

Nederlandse Gemeenten( VNG), Inspectie Werk en Inkomen ( IWI) en het Servicecentrum Handhaving, welke een onderdeel is van het Ministerie van Justitie. Deze onderzoeken zijn vaak verricht over een groot aantal gemeenten en geven een algemeen beeld van handhaving in Nederland. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van wetboeken, jurisprudentie en relevante literatuur op het gebied van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaven.

Fieldresearch

Bovengenoemde informatie zal onderbouwd worden door fieldresearch. Om inzicht te krijgen in de werkwijze van het Openbaar Ministerie is er contact gelegd met het Regionaal Coördinatiecentrum Fraudebestrijding. Zij hebben reeds onderzoek gedaan naar de strafrechtelijke handhaving en mij inzicht verschaft in de werkwijze van het OM.9 Er is tevens een interview gehouden onder de Sociaal

Rechercheurs en Administratief technisch fraudeonderzoekers. Laatstgenoemde hebben hun visie van de manier van handhaving binnen de gemeente Eindhoven duidelijk uitgelegd.

Het onderzoek is zowel beschrijvend als verklarend en bestaat uit 2 onderdelen;

Beschrijvend: het onderzoek bevat algemene beschouwing over de manier van bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving binnen het sociale zekerheidsrecht. Tevens is weergeven waar het wettelijk geregeld is. Tenslotte wordt beschreven hoe de gemeente Eindhoven bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving mogelijk maakt.

Verklarend; het onderzoek eindigt met een vergelijking tussen bestuursrechtelijke-en strafrechtelijke handhaving. Er wordt weergeven met welke aspecten rekening gehouden moet worden bij de keuze tussen beide instrumenten en wat het meest effectief is.

9 Vanaf begin april 2009 heb ik getracht een afspraak te maken met het Openbaar Ministerie voor een interview met een Officier van Justitie. Dit is helaas na verschillende malen contact opgenomen te hebben, niet gelukt.

(12)

12 1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 Opzet van het onderzoek

In dit hoofdstuk wordt beschreven waarom er een onderzoek wordt verricht naar betreffend probleem en wat het doel hiervan is. Tevens is beschreven hoe dit onderzoek zal plaatsvinden.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de organisatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gemeente Eindhoven, in het bijzonder de unit Bijzonder Onderzoek is opgedeeld. Daarnaast wordt in grote lijnen beschreven wat de werkzaamheden en producten van de unit BO zijn.

Hoofdstuk 3 Bestuursrechtelijke handhaving

Er wordt beschreven wat bestuursrechtelijke handhaving in het algemeen inhoudt en onder andere waar dit wettelijk geregeld is. Alsmede wordt ingegaan op bestuursrechtelijke handhaving binnen het sociale zekerheidsrecht en tenslotte wat bestuursrechtelijke handhaving binnen de unit BO van de gemeente Eindhoven inhoudt.

Hoofdstuk 4 Strafrechtelijke handhaving

Er wordt beschreven wat strafrechtelijke handhaving inhoudt en waar dit wettelijk geregeld is. Er wordt ingegaan op de huidige stand van zaken met betrekking tot strafrechtelijke handhaving. Daarnaast wordt het strafrechtelijke handhavingsproces ( met dwangmiddelen) van de gemeente Eindhoven nader beschrevenen. Tenslotte wordt de praktijk met betrekking tot strafrechtelijke handhaving binnen de gemeente Eindhoven beschreven.

Hoofdstuk 5 De afweging tussen strafrechtelijke handhaving en bestuursrechtelijke handhaving.

In dit hoofdstuk worden de karakteristieken van beide handhavingssystemen vergeleken. Er worden zwakke en sterke punten van beide handhavingssystemen naast elkaar gelegd. Tevens worden er mogelijke sepotgronden beschreven, welke het resultaat kunnen zijn van een strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie. Aan de hand daarvan kan wellicht in een vroegtijdig stadium besloten worden om niet te kiezen voor strafrechtelijke handhaving, maar voor bestuursrechtelijke handhaving.

Hoofdstuk 6 Conclusies en Aanbevelingen Bijlagen

Literatuurlijst

(13)

13 Fig.1 Overzicht van de structuur van het onderzoek

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Gemeente Eindhoven

Hoofdstuk 3 Bestuursrechtelijke

handhaving

Hoofdstuk 4 Strafrechtelijke

handhaving

Hoofdstuk 5 De afweging

Hoofdstuk 6 Conclusies en Aanbevelingen

(14)

14 2. De gemeente Eindhoven

2.1 Inleiding

Onder het motto “Eén organisatie” is de gemeentelijke interne structuur per 1 januari 2009 verandert. De nieuwe organisatie kent geen vakdiensten meer, maar bestaat uit 24 sectoren. De unit Bijzonder Onderzoek ( hierna: unit BO) valt onder de divisie Stadspleinen, sector Werk. De ambitie van de sector Werk is om een systeemgeoriënteerde dienst te zijn, waarin efficiënt wordt gewerkt met op maat gesneden

dienstverlening en voorzieningen. De cliënten staan centraal binnen alle uit te voeren werkzaamheden. De unit BO levert op haar vakgebieden, zijnde fraudepreventie, fraudebestrijding en uitstroom, een duidelijke rol.

Om goed inzicht te krijgen in de werkzaamheden en werkprocessen van unit BO is het van belang uiteen te zetten hoe de afdeling is opgedeeld en hoe de unit te werk gaan. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke functies er bestaan binnen de unit BO en welke werkzaamheden zij onder andere uitvoeren.

2.2 Unit Bijzonder Onderzoek

De hoofdtaak van de unit BO is als volgt omschreven: De unit BO neemt maatregelen ter voorkomen en bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de middelen van Sector Werk en levert een bijdrage aan de toeleiding tot de arbeidsmarkt, sociale activering dan wel zorg”10

De unit BO is deskundige op het gebied van fraudepreventie en fraudebestrijding bij bijstandsuitkeringen.

Bij een vermoeden van fraude wordt de unit BO ingeschakeld, hier worden allerlei vormen van fraude onderzocht, zoals onder andere inkomstenfraude, samenlevingsfraude, zwarte fraude, witte fraude en inlichtingenfraude. Bij het tegengaan van fraude wordt intern samengewerkt met andere sectoren binnen de gemeente Eindhoven, zoals Zorg & Inkomen, publiekszaken en extern met organisaties als het UWV, de politie en de belastingdienst

Er zijn binnen de unit BO verschillende functies te onderscheiden. Onderstaand schema geeft een weergave van de verschillende functies binnen de unit BO.

10 Gemeente Eindhoven, unitplan BO 2009

(15)

15

Binnen de unit BO zijn de consulenten buitendienst voornamelijk belast met fraudepreventie en controlewerkzaamheden. De sociaal rechercheurs zijn voornamelijk werkzaam op het gebied van fraudebestrijding in de vorm van controle en opsporing. De administratief technisch fraudeonderzoeker verricht vooronderzoek om de onderzoekswaardigheid te bepalen van onder andere fraudemeldingen en fraudesignalen. De administratief rekenkundig medewerker berekent de hoogte van de fraude naar aanleiding van onderzoeken van consulenten buitendienst en sociaal rechercheurs in het kader van intrekking of terugvordering van een WWB uitkering.

2.3 Werkzaamheden en producten van de unit Bijzonder Onderzoek Fig.2 : Producten van de unit Bijzonder Onderzoek

Dienstniveau Unitniveau

Uitkering levensonderhoud WWB

Preventie Gemeente Eindhoven

en Controle

Regiogemeenten

Opsporing

De werkzaamheden die de unit BO verricht zijn te onderscheiden in preventie, controle en opsporing. Deze producten worden zowel binnen de Sector Werk als aan regiogemeenten aangeboden.

Product Preventie

Onder preventie wordt verstaan alle activiteiten die worden verricht met als doel voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik van middelen van de Sector Werk.

In het Unitplan BO 2009 van de gemeente Eindhoven is beschreven welke activiteiten binnen het product Preventie verrichten worden. Te weten;

1a. Fraudealertheid

Vraagbaak- en adviesfunctie op operationeel niveau.

Fraudealertheid is een product dat zich niet richt op cliënten maar op de casemanagers.11 Het betreft een vorm van ondersteuning van medewerkers (overigens doorgaans op diens verzoek) en het geven van cursussen. Hierdoor wordt de casemanager breder uitgerust met kennis over de rechtmatigheid en doelmatigheid inzake de WWB.

b. Inzetten van risicoprofielen en themacontroles.

In het kader van Hoogwaardig Handhaven ontwikkelt en implementeert BO risicoprofielen. Deze activiteiten richten zich op het in kaart brengen van risicogroepen met een verhoogt risico op oneigenlijk gebruik en misbruik van de regelgeving dan wel fraude. Deze risicogroepen worden vervolgens nog preventiever benaderd en/of intensiever gecontroleerd. Hiertoe ontwikkelt en implementeert BO themacontroles.

Risicoprofilering gebeurt door middel van het invullen van een scorekaart op basis van de aangeleverde gegevens van een cliënt bij het UWV. De gegevens worden ingedeeld in een aantal hoofdcategorieën. Aan de hand van de categorieën wordt een score bepaald welke wel of geen aanleiding geeft tot nader

onderzoek

11Een casemanager, ook wel genoemd klantmanager of consulent, is degene die bemiddeld bij een aanvraag om uitkering op grond van de WWB.

(16)

16

Themacontroles worden gehouden door middel van verschillende projecten op te zetten. De unit BO voert regelmatig themacontroles uit. Er wordt dan bewust naar bepaalde doelgroepen en / of dossiers gekeken.

De gemeente kan bijvoorbeeld controleren of uitkeringgerechtigden auto’s op hun naam hebben staan die ze niet hebben gemeld aan de gemeente. Ook kan de gemeente aan de hand van het energieverbruik in een woning onderzoeken of een uitkeringsgerechtigde wel op zijn opgegeven adres woont. Andere voorbeelden zijn onderzoek naar; kostgangers, kamer(ver)huurders, samenwonenden en alleenstaanden. Indien blijkt dat er sprake is van fraude wordt er een administratief rechtelijk onderzoek opgestart (A.R.O.)

Bron: ‘Sprank’ het vakblad voor professionals in werk, inkomen en sociale vraagstukken. Het blad is een uitgave van Divosa.

Artikel; Voorkomen is beter, Januari 2008

c. Consulten

Vraagbaak- en adviesfunctie op cliëntniveau. Hierbij vraagt de casemanager advies in het kader van een rechtmatigheidonderzoek. Er wordt geen rapportage opgemaakt. Een zeer beperkte administratieve actie kan t.b.v. de casemanager verricht worden. Deze actie staat in relatie tot de cliënt. Het is tevens een

“werkintake” om in gezamenlijkheid met de casemanager te bezien welk onderzoek het beste is om te komen tot een juiste uitkering levensonderhoud WWB.

d. Ondersteuningen bij het “zittende bestand” op verzoek van casemanager

Het betreft kortdurende onderzoeken ter ondersteuning van de casemanager bij cliënten uit het zogenaamde zittende bestand.( zittende bestand; cliënten die reeds een uitkering ontvangen en al onder beheer van de casemanager staan) De casemanager behoudt (met uitzondering van detentieonderzoeken) de regie van het onderzoek. De activiteiten worden in nauw overleg met de casemanager verricht. Over ondernomen acties en bevindingen wordt door de unit BO gerapporteerd aan de aanvrager.

e. Ondersteuningen bij aanvraag

Kortdurende onderzoeken naar risico-indicaties in het aanvraagproces. De Consulent Buitendienst heeft hierin een adviserende rol. Indien wordt geconstateerd dat de aanvraag correct wordt ingediend, gaat het naar de casemanager ter afhandeling.

f. Administratieve ondersteuning.

Het betreft hier de administratieve ondersteuning die verricht wordt in het kader van

rechtmatigheidonderzoeken. De onderzoeker beschikt bij dit type ondersteuning over een hogere autorisatiegraad dan overige medewerkers .Te denken valt hierbij o.a. aan het zoeken in het

kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) en het opvragen van natuurlijke personen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Tevens valt hieronder: verificatie detentie en ondersteuning bij de waardebepaling van een voertuig.

Product Controle

Onder Controle wordt verstaan alle activiteiten die worden verricht met als doel het misbruik of oneigenlijk gebruik van de middelen van de Sector Werk aan te tonen. Dan wel de onduidelijkheid die gerezen is

Een interessant voorbeeld van een themacontrole was het succesvolle project in Overijssel;

“Waterproof”, waarbij aan de hand van het waterverbruik werd nagegaan of er soms sprake was van fraude. Van een alleenstaande in de bijstand die helemaal geen water gebruikt kun je vermoeden dat

die elders woont. Extreem veel waterverbruik kan duiden op het kweken van hennep.

(17)

17

omtrent het rechtmatig verstrekking van de uitkering helder te krijgen. Hiervoor dienen bijzondere activiteiten te worden verricht. Dit alles op basis van de WWB en de AWB.12

Uit het Unitplan BO 2009 blijkt dat de activiteiten die binnen het product Controle verricht worden zijn:

1a. Ondersteuningen bij het “zittende bestand”

Het betreft kortdurende controleonderzoeken bij cliënten uit het zogenaamde zittende bestand. Over de cliënt kan overleg met de casemanager worden gevoerd. De medewerker BO behoudt de regie van het onderzoek. Over de bevindingen wordt gerapporteerd en er wordt een ‘beschikking’ ten aanzien van het continueren, wijzigen of beëindigen, dan wel van het terugvorderen van uitkering opgemaakt

b. Administratiefrechtelijk onderzoek (A.R.O)

Het betreft onderzoeken naar cliënten op basis van de rechten en plichten volgens het bestuursrecht, ook wel genoemd ‘Administratief Recht’. Hieronder vallen meldingen van casemanagers en tips waarvoor bijzondere activiteiten moeten worden verricht en met een vermoedelijk fraude bedrag < € 10000,--. Bij dit type onderzoek is geen sprake van zogenaamde ‘verdachten’ en de onderzoeksbevoegdheden zijn

gebaseerd op de WWB en AWB. De controle ambtenaar treedt op in de hoedanigheid van “ambtenaar Bijzonder Onderzoek”.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

- beperkt A.R.O.: op verzoek van de aanvrager is het doel van het onderzoek de vaststelling van de 'huidige situatie". Eventueel gevolgd door een ( advies tot) aanpassing van de uitkering. Dit zijn zgn. Hit& Run- onderzoeken.

- uitgebreid A.R.O.: op verzoek van de aanvrager is het doel van het onderzoek de vaststelling van de

"huidige"situatie, maar ook het verleden waardoor eventuele terugvorderingen mogelijk worden. Dit is duidelijk arbeidsintensiever. Aan de hand van zijn of haar bevindingen kan een ‘beschikking’ ten aanzien van het continueren, wijzigen en beëindigen, dan wel het terugvorderen van de uitkering worden

opgemaakt.

Product Opsporing

Onder opsporing wordt verstaan het verrichten van een onderzoek op basis van het ‘Strafrecht’ en

‘Strafvordering’. Het zijn onderzoeken onder regie van de Officier van Justitie of de Rechter Commissaris.

Het Unitplan BO 2009 beschrijft de volgende activiteiten die binnen het product Opsporing verricht worden:

1a. Strafrechtelijk onderzoek.

Het betreft onderzoeken naar cliënten die verdacht worden van enig strafbaar feit dat gerelateerd is aan het misbruik of oneigenlijk gebruik van de middelen van de Sector Werk. Bij dit type onderzoek is sprake van zogenaamde ‘verdachten’, de onderzoeksbevoegdheden zijn gebaseerd op Strafvordering/Strafrecht en de Officier van Justitie dan wel Rechter Commissaris voert de regie.

Dit is zeer wezenlijk i.v.m. de borging van de rechten en plichten van de cliënten. De opsporende

ambtenaar treedt op in de hoedanigheid van Sociaal Rechercheur (SR). Strafrechtelijk onderzoek mocht tot 01-01-2009 in principe alleen worden ingezet bij een vermoeden van fraude > € 10.000. Vanaf 01-01-2009 werkt de unit BO geheel conform de aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude. Dit houdt in dat er vaker processen-verbaal opgemaakt zullen worden. Nader uitleg hierover wordt gegeven in hoofdstuk 4 paragraaf 4.1. Aan de hand van de SR zijn of haar bevindingen wordt een Proces Verbaal opgemaakt ter afhandeling door justitie

b. Opmaken proces-verbaal.

Het betreft hier het - conform de aanwijzing sociale zekerheidsfraude - opmaken van een proces-verbaal naar aanleiding van de bevindingen tijdens een administratief rechtelijk onderzoek dan wel ter uitvoering van het handhavingsbeleid. Dit is aan de orde indien het bewijsbaar nadeelbedrag minder is dan de

12 Zie tevens bijlage 1, schema Controle en Opsporing

(18)

18

aangiftegrens (thans € 10.000) en de gemeente de mogelijkheid niet (meer) heeft om een

bestuursrechtelijke maatregel op te leggen, bijvoorbeeld door beëindiging van de uitkering.13 Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de “Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude”

per 01-01-2009 het schadebedrag dat de grens vormt tussen bestuursrechtelijk en strafrechtelijke

handhaving verhoogd van €6.000,- naar €10.000. Het strafrechtelijk onderzoek wordt echter slechts in zeer beperkte mate opgestart. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan. Bij de aanvang van een onderzoek naar een vermoede van fraude is vaak niet duidelijk over welke periode de frauduleuze handelingen zich hebben uitgestrekt en daarmee wat ( uiteindelijk) het bewijsbaar nadeel zal zijn. Tijdens of na afronding van het onderzoek kan blijken dat het ( bewijsbaar) nadeel lager uitvalt. In dat geval blijft inzending van het proces-verbaal en (verdere) strafrechtelijke vervolging achterwege. Door middel van de producten en met bovenstaande middelen tracht de unit BO een bijdrage te leveren aan het terugdringen van het WWB bestand binnen de gemeente Eindhoven. In bijlage 2 is een overzicht van de processtructuur weergeven.

Uit onderzoek onder de geïnterviewden is gebleken dat zij de genoemde preventieve maatregelen zeer effectief vinden. “Preventieve activiteiten versterken het draagvlak bij burgers en maakt het mogelijk om repressieve activiteiten uit te voeren” aldus D.Betten, Sociaal Rechercheur gemeente Eindhoven. Andere ideeën ter voorkoming van bijstandsfraude zijn;

- Gebruik maken van andere bestandskoppelingen, zoals het Kadaster en Waterleidingbedrijven;

- Mutatiesturing; verhuisberichten via de Gemeentelijke Basis Administratie vergelijken, aanvraag (bouw) vergunningen controleren en bijvoorbeeld geboorteaangiftes controleren.

Een andere maatregel ter voorkoming van fraude is een persbericht over opgespoorde fraude, dit kan een goed signaal afgeven. Het sterkt mensen die zich netjes aan de regels houden, en het maakt kwaadwillende duidelijk dat er gecontroleerd en gerechercheerd wordt. Maar een te repressieve toon kan averechts uitpakken. Het kan mensen namelijk ook op een idee brengen.14

13Bovenstaande informatie -betreffende de verschillende producten- komt uit het Unitplan BO 2009 van de Gemeente Eindhoven.

14Sprank het vakblad voor professionals in werk, inkomen en sociale vraagstukken. Het blad is een uitgave van Divosa.

Artikel; Voorkomen is beter, Januari 2008

(19)

19 3 Bestuursrechtelijke Handhaving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2 beschreven wat bestuursrechtelijke handhaving in het algemeen inhoud. Er wordt beschreven wat het doel ervan is en waar bestuursrechtelijke handhaving wettelijk geregeld is. In paragraaf 3 wordt beschreven op welke manier verschillende instanties samenwerken op het gebied van handhaving binnen sociale zekerheidsrecht. Tevens is in deze paragraaf beschreven op welke manier het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gemeenten wil sturen in het voorkomen van bijstandsfraude en welke maatregelen hiertegen genomen worden. In de laatste paragraaf wordt het bestuursrechtelijk handhavingsproces van de gemeente Eindhoven beschreven.

3.2 Bestuursrechtelijke handhaving algemeen

Het doen naleven van bestuursrechtelijke voorschriften wordt ook wel bestuursrechtelijke handhaving genoemd en geschiedt door wettelijk bevoegde bestuursorganen15. Handhaving wordt gedefinieerd als:

“Alle activiteiten die gericht zijn op de (al dan niet spontane) naleving van de wet- en regelgeving.”16 Gebrekkige naleving kan allerlei redenen en oorzaken hebben: onwetendheid, onoplettendheid,

‘calculerend gedrag’, onwilligheid, gemakzucht, crimineel gedrag enzovoort. Er is dus alle reden om aandacht te besteden aan de zorg voor de naleving van bestuursrechtelijke verplichtingen.17

Op het gebied van handhaving wordt onderscheid gemaakt tussen de fases; toezicht, sanctie oplegging en tenuitvoerlegging. De wetgeving kent vele toezichtsbegrippen, (denk aan toezicht op bestuursorganen titel 10.2 AWB en het toezicht van de burgemeester op openbare samenkomsten en vermakelijkheden van art.174 GW) maar het toezicht van bestuurswege waar het hier om gaat, geregeld in Afdeling 5.2 AWB, moet worden onderscheiden van de opsporing. Laatstgenoemde is geregeld in het Wetboek van

Strafvordering en in de artikelen 19 e.v. van de Wet op de economische delicten die reeds ingevolge artikel 1.6 AWB buiten het bereik van de AWB valt. Afdeling 5.2 van de AWB, toezicht op de naleving, gaat over handhavingstoezicht.

Het gaat erom dat bij burgers –particulieren, bedrijven, instellingen en andere bestuurden – wordt nagegaan of zij de bestuursrechtelijke voorschriften die op hen van toepassing zijn, metterdaad naleven.

Als er een overtreding wordt geconstateerd kan dat aanleiding geven tot het opleggen van een sanctie maar, dat hoeft niet per se te gebeuren.18 Soms besluit een bestuursorgaan te ‘gedogen’. Dan wordt er bewust niet opgetreden. Omstandigheden kunnen ertoe leiden dat in individuele gevallen, na een zorgvuldige

belangenafweging, wordt gedoogd. Iets actiever wordt gedogen wanneer een derde-belanghebbende het bestuursorgaan verzoekt om bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen en dat verzoek wordt afgewezen.

15 Hoofdzaken van het bestuursrecht, F.C.M.A. Michiels hoofdstuk 7.

16 <www.nederbetuwe.nl> d.d. 16-05-2009; Beleidsplan handhaving WWB.

17 Hoofdstukken van bestuursrecht, van Wijk/ Konijnenbelt en van Male. Hoofdstuk 10, p. 425.

18 Hoofdstukken van bestuursrecht, van Wijk/ Konijnenbelt en van Male. Hoofdstuk 10, p. 460.

(20)

20

Als er een sanctie wordt opgelegd door een bestuursorgaan dan heet dit een bestuurlijke sanctie. Een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd bij beschikking.

De categorieën zijn:

• De last onder dwangsom (art.5:4 Awb)

• Bestuursdwang (art. 5:3 Awb)

• Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigende beschikking

• De administratieve of bestuurlijke boete (wordt geregeld in titel 5.4 Awb van het voorontwerp van de vierde tranche, welke waarschijnlijk in werking treedt per 01-07-2009)19

De sancties zijn te verdelen in reparatoire sancties, punitieve sancties en gemengde sancties.

• Een reparatoire sancties ook wel genoemd ‘herstelsancties’is:, “een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van een overtreding, tot het voorkomen van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding”.

( Bron:Voorontwerp vierde tranche Awb, art. 5.0.2). De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn de ( last onder) bestuursdwang en de bestuurlijke last onder dwangsom.

• Punitieve sancties zijn leedtoevoegend en vallen onder artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit artikel behelst een aantal belangrijke waarborgen, zoals het recht op een eerlijke en openbare behandeling van een zaak en afhandeling hiervan binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. De bestuurlijke boete is een punitieve sanctie en dus een “criminal charge” in de zin van artikel 6 EVRM.20

• Een gemengde sanctie heeft een reparatoir en punitief karakter. Bijvoorbeeld indien iemand op aanvraag een financieel voordeel heeft gekregen maar, – naar achteraf blijkt – meer dan waarop hij recht had en terwijl het de betrokkene te verwijten valt dat hij teveel heeft aangevraagd, moet hij vaak niet alleen het teveel ontvangene terug betalen maar nog wat meer. Soms moet zelfs alles worden terugbetaald. Hier kan gesteld worden dat de plicht tot terugbetaling van het ‘meerdere’

geen herstelkarakter heeft maar punitief van aard is.21

19 Hoofdstukken van bestuursrecht, van Wijk/ Konijnenbelt & Van Male. Hoofdstuk 10, p. 430.

20 Zie daarover C.L.G.F.H. Albers, Rechtsbescherming bij bestuurlijke boeten, diss. Maastricht, Den Haag 2002.

21 Hoofdstukken van bestuursrecht, van Wijk/ Konijnenbelt & Van Male. Hoofdstuk 10, p. 438-439.

(21)

21

3.3 Bestuursrechtelijke handhaving binnen het sociale zekerheidsrecht

De aandacht voor misbruik en fraude in de sociale zekerheid en voor de gevolgen daarvan is in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw toegenomen.22 Eén van de redenen hiervan was de economische gevolgen van de fraude en de geloofwaardigheid van de overheid. Als gevolg daarvan werd het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid aangescherpt en het bestuursrechtelijk sanctiesysteem herzien. Omdat strafrechtelijk ingrijpen vaak een te ingrijpend middel is in de vele kleinere zaken in het sociale zekerheidsrecht (met zijn grote aantalen beslissingen over uitkeringen), was er behoefte aan een minder zware sanctie, ook in het geval van strafwaardig gedrag. Ook het capaciteitstekort bij het justitieel systeem heeft ertoe geleid dat in die gevallen waarin dat mogelijk was de handhaving via het bestuursrecht te laten verlopen.23

3.3.1 Wet boeten, maatregelen en terug- invordering sociale zekerheid

Naar aanleiding van bovenstaande is in 1996 de Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid in werking getreden ( Wet BMTI). In de Memorie van toelichting van de wet BMTI sociale zekerheid wordt gesteld dat het uiteindelijke doel van het handhavingsbeleid is om misbruik te voorkomen en als het zich toch voordoet, dit niet mag lonen. Een passend sanctiebeleid moet daartoe een bijdrage leveren. Met de Wet BMTI werden enerzijds de mogelijkheden om sancties op te leggen uitgebreid en anderzijds werd de discretionaire bevoegdheid tot sanctieoplegging van de uitvoeringsorganen in veel gevallen veranderd in een verplichting daartoe.24

Met de inwerkingtreding van de WWB is het systeem van boeten en maatregelen van de Abw (de artikelen 14 tot en met 14f, nader uitgewerkt in het Maatregelenbesluit en het Boetebesluit) komen te vervallen. In plaats daarvan moeten gemeenten zelf hun sanctiebeleid vormgeven. De WWB kent slechts één soort sanctie: het verlagen van de bijstandsuitkering. Het verlagen van de uitkering omdat iemand zijn verplichtingen op grond van de WWB niet nakomt, wordt aangeduid met de term "maatregel". De Wet werk en bijstand zélf spreekt over afstemming van de uitkering. De Wet BMTI was een wijzigingswet, het bevatte wijzigingsbepalingen voor alle sociale zekerheidswetten. De wet zelf bestaat inmiddels niet meer, omdat de wijzigingsbepalingen in de diverse wetten zijn opgenomen.25

22 Handhaving in de sociale zekerheid; Prof. dr. K.P. Goudswaard en Prof. mr. G.J.J. Heerma van Voss, geraadpleegd op 16- 05-2009.

23 <www.jusititie.nl> Rapport Handhaven: Eerst kiezen, dan doen, Juridische grenzen en mogelijkheden; P.C. van Duyne en C.H.N. Kwanten, geraadpleegd op 18-05-2009.

24 Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid, 25 april 1996, stb 1996, 248.

25 Aanwijzing sociale zekerheidsfraude (2004A007) Staatscourant, 2004,170.

(22)

22 3.3.2 Samenwerking van verschillende instanties

Fraudebestrijding kent een structuur vanuit verschillende disciplines. Via een landelijk dekkend netwerk van interventieteams wordt zwart werk, illegale arbeid, sociale zekerheidsfraude en fiscale fraude aangepakt. De gemeenten, het Openbaar Ministerie (OM), de Arbeidsinspectie (AI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Belastingdienst en het UWV werken samen in deze teams.26

Bij preventief beleid gaat het om voorlichting en optimale dienstverlening. De achterliggende gedachte van dit concept is dat cliënten zich (spontaan) aan wet en regelgeving gaan houden. Alsmede dat ze goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten in de sociale zekerheid en de regels- en de controle die daaruit voortvloeien accepteren. Voorkomen is immers beter dan genezen. Dat begint bij de entree in de bijstand. In samenwerking met het UWV wordt de ‘poortwachtersfunctie’ verder versterkt. Door enerzijds nieuwe aanvragers te wijzen op beschikbare vacatures en anderzijds door verhoging van de fraude-alertheid van medewerkers. Dit door hen te trainen in het alert zijn op signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bijstand. Bij repressief beleid gaat het om het opleggen van sancties en het vergroten van de pakkans.

De samenwerkende uitvoeringsorganen onderscheiden de volgende speerpunten van het handhavingsbeleid:

• Het opstellen van risicoprofielen. Op het gebied van bijstandsfraude is het van belang dat er groepen gesignaleerd worden die een risico vormen op oneigenlijk gebruik van uitkeringen. Door groepen met een verhoogd risico intensiever te controleren, wordt een betere naleving van wet-en regelgeving beoogd.

Risicoprofilering gebeurt middels scorekaarten en themacontrole’s. Een scorekaart is een geautomatiseerde vragenlijst met als doel om een gefundeerde voorspelling te kunnen doen op regelovertreding. De kaart bestaat uit zo’n 20 variabelen met daaraan gekoppelde wegingsfactoren. De uitkomst van de scorekaart kan bestaan uit verschillende vormen van fraude. ( inkomstenfraude, vermogensfraude, woon-en

samenlevingsfraude)27

• Verbetering van de communicatie. Intensief contact met de cliënt is een voorwaarde voor het voorkomen van fraude en verhogen van naleving. Een andere voorwaarde is dat de regels helder en eenduidig zijn. De gemeente Eindhoven heeft op dit gebied een training opgezet voor medewerkers van de divisie werk &

inkomen.

• Effectieve afhandeling van fraudesignalen. Dit vereist onder meer een optimale gegevensuitwisseling en – koppeling.28

Voor het koppelen van bestanden door gemeenten ten behoeve van fraudebestrijding kan een grondslag worden gevonden in artikel 8, sub e, Wet Bescherming Persoonsgegevens: “persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt”.29

De vraag die moet worden beantwoord is wanneer gegevensverwerking ‘noodzakelijk’ is en wanneer deze

‘niet noodzakelijk’ is. De algemene wetenschap dat er fraude met uitkeringen bestaat, maakt het niet zonder

26 <www.vng.nl> Interventieteams en hoogwaardig handhaven geraadpleegd op 05-05-2009.

27 <www.vng.nl> Praktijkvoorbeelden/SZI/2005/174838 geraadpleegd op 03-04-2009.

28 Handhaving in de sociale zekerheid Prof.dr.K.P. Goudswaard / Prof. Mr. G.J.J. Heerma van Voss. p. 7.

29 Notitie Fraudebestrijding door Bestandskoppeling. College bescherming persoonsgegevens, september 2006 p.1.

(23)

23

meer noodzakelijk bestanden te koppelen waardoor de hele populatie uitkeringsontvangers op persoonsniveau wordt gecontroleerd. Voordat koppelingen kunnen plaatsvinden, dient de

verantwoordelijke, het College van Burgemeester en Wethouders (B&W), de proportionaliteits- en subsidiariteitsafwegingen te maken. Dit betekent dat de gemeenten zich dienen af te vragen of de voorgenomen bestandskoppeling in verhouding staat tot het te bereiken doel en of hetzelfde doel niet op minder ingrijpende wijze bereikt kan worden.30

Op grond van artikel 64 WWB zijn instanties verplicht gegevens te verstrekken aan het college die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Onder andere de volgende onderstaande instanties zijn verplicht hieraan mee te werken;

• College van andere gemeenten;

• Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank;

• Belastingdienst;

• College zorgverzekeringen;

• Kamers van Koophandel;

• Informatie Beheer Groep

• Water- en energiebedrijven en huiseigenaren

• Ministerie van Justitie inzake gedetineerden

• Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

• Vreemdelingendienst31

Hieronder een voorbeeld uit de jurisprudentie met betrekking tot bestandskoppeling in verhouding tot een inbreuk op de privacy. 32

30Notitie Fraudebestrijding door Bestandskoppeling. College bescherming persoonsgegevens, september 2006 p.2.

31 Artikel 64 WWB.

32 <www.vng.nl> geraadpleegd op 13-04-2009, RB Utrecht 09-06-2008 : SBR 07/1955 en SBR 07/1956.

Rechter vindt fraudebestrijding via bestandskoppeling rechtmatig

Op 9 juni 2008 heeft de Rechtbank Utrecht een uitspraak gedaan in een zaak waarin gegevens van cliënten zijn gekoppeld aan die van een waterleidingbedrijf. Cliënten hadden de rechtszaak aangespannen omdat zij meenden dat

de sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs en inbreuk op de privacy.

Bestandskoppeling

De rechtbank is van mening dat de bestandskoppeling in beginsel als een ingrijpende maatregel moet worden gezien, maar vindt het opvragen van de gebruiksgegevens niet een zodanige inbreuk op de privacy dat het gebruik van dit controlemiddel ontoelaatbaar is. Hierbij is van belang dat slechts verbruiksgegevens zijn opgevraagd van adressen

met een zeer laag waterverbruik.

Op basis van het geconstateerde waterverbruik is door de gemeente Utrecht een nader onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende uitkering. De rechter beschouwd deze manier van fraudebestrijding als rechtmatig.

(24)

24

3.4 Bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden binnen de WWB

De gemeente Eindhoven heeft het sanctiebeleid vastgelegd in de afstemmings- en fraudeverordening 2007.

De juridische grondslag hiervoor is artikel 8 lid 1 onderdeel b WWB, artikel 8a WWB en artikel 18 lid 2 WWB. Met de inwerkingtreding van de WWB is ( zoals reeds eerder vermeld) het systeem van boeten en maatregelen van de Algemene bijstandswet (de artikelen 14 tot en met 14f ABW, nader uitgewerkt in het Maatregelenbesluit en Boetebesluit) komen te vervallen. In plaats daarvan hebben gemeenten zelf hun sanctiebeleid vorm moeten geven. De WWB kent slechts één soort sanctie: het verlagen van de uitkering.

De boete als sanctie voor uitkeringsgerechtigden die hun inlichtingenplicht hebben geschonden, bestaat niet meer. Voor de oude gevallen die zich nu pas openbaren kan de boete nog wel opgelegd worden.

In het eerste lid van artikel 18 WWB wordt gesproken over het afstemmen van de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. In deze bepaling wordt benadrukt dat het vaststellen van de hoogte van de uitkering en de daaraan verbonden verplichtingen voor de uitkeringsgerechtigden maatwerk is, waarbij recht wordt gedaan aan de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van uitkeringsgerechtigden. In het tweede lid wordt een koppeling gelegd tussen de rechten en verplichtingen van uitkeringsgerechtigden: het recht op een uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk van de uitkering te worden. Dit betekent dat de vaststelling van de hoogte van de uitkering niet alleen afhangt van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de belanghebbende, maar ook van de mate waarin de opgelegde verplichtingen worden nagekomen. Wanneer het college tot het oordeel komt dat een

bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, wordt de uitkering verlaagd.

Er is dus geen sprake van een bevoegdheid, maar van een verplichting. Alleen wanneer iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, ziet het college af van een dergelijke verlaging. De WWB verbindt aan het recht op een bijstandsuitkering de volgende verplichtingen:

• Het tonen van voldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 18, lid 2 WWB).

• De plicht tot arbeidsinschakeling (artikel 9 WWB). Deze plicht bestaat uit twee soorten verplichtingen:

De plicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden; en de plicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Deze verplichtingen zijn nader uitgewerkt in specifieke verplichtingen die zijn toegesneden op de situatie en mogelijkheden van de bijstandsgerechtigde. De reïntegratieverordening, vormt de juridische basis voor opleggen van deze specifieke verplichtingen. Deze verplichtingen zullen in het besluit tot het verlenen van bijstand moeten worden neergelegd.

• De informatieplicht (artikel 17, lid 1 WWB). Op een uitkeringsgerechtigde rust de verplichting aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

• De medewerkingsplicht (artikel 17, lid 2 WWB). Dit is de plicht van uitkeringsgerechtigden om desgevraagd het college de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. De medewerkingsplicht kan uit allerlei concrete verplichtingen bestaan, zoals:

- Het toestaan van huisbezoek;

- Het meewerken aan een psychologisch onderzoek.

(25)

25

• Artikel 18 lid 2 WWB noemt een gedraging die in ieder geval een schending van de medewerkingsplicht inhoudt: ‘het zich jegens het college zeer ernstig misdragen’. 33

In art. 40 lid 3 WWB is bepaald, dat bij constatering van een afwijkend adres van de belanghebbende, anders dan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, het college de bijstand kan opschorten.

Verder is bepaald in art. 53a lid 1 WWB dat het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand, dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overlegd. Alsmede de wijze en het tijdstip waarop de

verstrekking van de gegevens plaatsvindt. In lid 2 van dat zelfde artikel is bepaald dat het college bevoegd is onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het college besluiten tot herziening van de bijstand. Uit dit artikel, met name lid 2, wordt de bevoegdheid gelezen, volgens vaste jurisprudentie (dit artikel is namelijk gelijkluidend aan het oude art. 66 lid 1 en 2 uit de Abw), om observaties ook wel in het administratieve recht ‘waarnemingen ter plaatse’ genoemd, te verrichten. Een interessante vermelding in dit kader is het feit dat er voor ‘waarnemingen ter plaatse’ geen machtiging nodig is van een Officier van Justitie of Rechter Commissaris, terwijl de opsporingsambtenaren voor wat betreft het strafprocesrecht onder het gezag van de Officier van Justitie vallen en voor observaties wel een machtiging nodig hebben. ( zie hoofdstuk 4 paragraaf 5)

Art 54 WWB stelt dat indien de belanghebbende onjuiste en/of onvoldoende medewerking verleent voor de verlening van de bijstand, het college het recht op bijstand kan opschorten voor de duur van ten hoogste 8 weken.

Art. 55 WWB stelt dat het college nadere verplichtingen aan de belanghebbende kan stellen. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer in de persoon gelegen problemen aan arbeidsinschakeling in de weg kan staan, zoals bij psychische moeilijkheden of verslavingproblemen.

Verder staat beschreven in art. 63 WWB dat (ex-)werkgevers en (ex-)opdrachtgevers tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden, de door de burgemeester en wethouders gevraagde inlichten verstrekken, dan wel uit eigen beweging aan de sociale dienst wijzigingen doorgeven als erom wordt gevraagd. De term inlichtingen is breed op te vatten: dit kan bijvoorbeeld zijn informatie over de persoon, de gezinssituatie, de woonsituatie en het inkomen. Het moet wel gaan om inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van de WWB. In art. 64 WWB is vastgesteld welke instanties verplicht zijn desgevraagd en kosteloos aan burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de uitvoering van de WWB.

Verlagen of stopzetten van de uitkering is dus de sanctie waarover de WWB beschikt als er sprake is van fraude.34

In onderstaande subparagrafen wordt weergeven welke gedragingen binnen de gemeente Eindhoven het gevolg zijn voor het verlagen van de bijstandsuitkering en wat de verlagingen inhouden.

33 Interne bron: www.handboekwwb.nl afstemmingsverordening, algemene toelichting.

34 Bachlorthesis; “Ik zal handhaven” I. Akdeniz Anr: 66.79.04

(26)

26

3.4.1. Het verlagen van de bijstand op grond van de afstemmings- en fraudeverordening van de gemeente Eindhoven

Het verlagen van de bijstand op grond van het feit dat de belanghebbende zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate is nagekomen, wordt in de terminologie van de WWB aangeduid als het afstemmen van de uitkering op de mate waarin de belanghebbende de opgelegde verplichtingen nakomt.

In artikel 4 van de Afstemmings- en fraudeverordening wordt beschreven hoe de verlaging wordt toegepast;

1. De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm of bijzondere bijstand. De verlaging bedraagt per maand nooit meer dan de van toepassing zijnde norm

2. De verlaging wordt direct uitgevoerd. Indien dit niet mogelijk is, wordt de verlaging uitgevoerd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het uitvoeren van een verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die

betreffende maand geldende bijstandsnorm

3. In afwijking van het genoemde in punt 2 kan de uitvoering van de verlaging met terugwerkende kracht worden opgelegd.

4. Een verlaging wordt over een bepaalde periode toegepast.

5. Een verlaging wordt over één maand uitgevoerd. Het college kan het noodzakelijk achten om uitvoering van de verlaging te spreiden over meerdere maanden.

6. Indien belanghebbende inmiddels geen bijstand meer ontvangt, kan een verlaging niet worden toegepast.

Indien belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand gaat ontvangen, wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een verlaging op dat moment.

3.4.2 Gedragingen en de omvang van de verlaging op grond van de afstemmings-en fraudeverordening van de gemeente Eindhoven

In artikel 7 lid 1 van de Afstemmings- en fraudeverordening worden de gedragingen en omvang van de verlaging genoemd in het kader van re-integratie:

1. Gedragingen die re-integratie belemmeren hebben een verlaging van de bijstand tot gevolg. Voor de omvang van de verlaging geldt als richtlijn35

a. 25% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een verwijtbare lichte gedraging;

b. 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een verwijtbare zware gedraging.

Verplichtingen in het kader van re-integratie zijn;

• Registratie UWV

• Gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening;

• Meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsactivering in de vorm van sociale activering dan wel arbeidsinschakeling;

• Het trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

35 In de afstemmings- en fraudeverordening worden richtlijnen aangegeven. De reden hiervan is dat in onderling overleg wordt bepaald hoeveel er daadwerkelijk wordt afgestemd. De situatie van de cliënt, de ernst van de gedraging en de omstandigheden van het geval spelen een rol hierbij.

(27)

27

• Meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

• Gedragingen die de inschakeling in arbeid bevorderen;

• Gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet;

Het niet voldoen aan bovenstaande verplichtingen heeft in meer of mindere mate directe gevolgen voor het continueren van de bijstand. Bijvoorbeeld het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV of het niet tijdig laten verlengen van de registratie kan op verschillende wijzen van invloed zijn op de situatie van belanghebbende. Indien dit direct tot gevolg heeft dat belanghebbende voor een bepaalde voorziening niet in aanmerking kan komen, is sprake van een zware gedraging. Afhankelijk van de persoonlijke situatie, de kans op re-integratie en het belemmeren van deze kans door de gedraging, zal een verlaging moeten plaatsvinden. Eerst dient de ernst van het feit beoordeeld te worden zodat duidelijk is of sprake is van een zware of lichte gedraging. Vervolgens dienen de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden beoordeeld te worden. Op deze wijze kan beoordeeld worden of het richtlijnbedrag proportioneel is dan wel bijgesteld dient te worden.

In artikel 7 lid 2 van de Afstemmings- en fraudeverordening worden gedragingen en de omvang van de verlaging genoemd in het kader van het rechtmatig verstrekken van de bijstand;

2. Gedragingen die het rechtmatig verstrekken van de bijstand belemmeren dan wel tegenwerken, hebben een verlaging van de bijstand tot gevolg. Voor de omvang van de verlaging geldt als richtlijn

a. 5% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een verwijtbare lichte gedraging in het kader van de inlichtingenplicht.

b. 25% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij een verwijtbare zware gedraging in het kader van de inlichtingenplicht;

c. 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand in geval van oneigenlijk gebruik;

Oneigenlijk gebruik kan als volgt gedefinieerd worden; “Het volgens de regels van de wet maar in strijd met de bedoelingen van de wettelijk bepalingen geheel of ten dele ontgaan van een verplichte bijdrage aan de overheid en verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering.” 36

d. 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand in geval van misbruik;

Misbruik kan als volgt gedefinieerd worden; “Het bewerkstelligen van geen of te geringe betaling van verplichte bijdragen aan de overheid en van het verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering door bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen.”37

36 Nota misbruik en oneigenlijk gebruik d.d. 09-11-2005 gemeente Drenthe

37 : Nota misbruik en oneigenlijk gebruik d.d. 09-11-2005 gemeente Drenthe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zou u meer of minder contact willen hebben met de tandarts gedurende de behandeling, zodat deze richting kan geven aan de behandeling. In welke

Nieuw is onder meer dat de stem van de verdachte in de rechtszaal in beginsel ook zonder zijn toe- stemming door journalisten mag worden opgenomen.. In verschillende media heeft

studie was de eerste studie zover bekend die respondenten tegelijk (simultaan) twee taken liet uitvoeren, (a,.. onbewust) controleren van de blaas, en (b, bewust) het kiezen van

In de figuur zie je de groei van het aantal DNA-persoonsprofielen in de DNA-databank in de periode 2001 tot 2007.. De figuur staat ook vergroot op

videoconferentie wordt gebruikt in de wederzijdse rechtshulp er in de praktijk weliswaar in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van videoconferentie, maar dat dit ten aanzien van

Hoewel de rechter niet zonder meer een publieke taak kan worden toegedicht, kunnen voor de invulling van zijn taak aanknopingspun- ten worden gevonden in de hierboven reeds

Online undercoverbevoegdheden bieden een meerwaarde voor de opsporing, omdat zij naast de fysieke undercoveroperaties de moge- lijkheid bieden ook in een online context onder

Over de rol van de huisarts bij de controle en follow-up van patiënten die voor een melanoom, plaveiselcelcarcinoom of hoogrisico basaalcelcarcinoom behandeld zijn in de tweede