ersch ijn t w e ke lijks m et u itzo n de ring v a n d e recespe riod e s van de T w e e de -K a m e r d e r S ta te n -G e ne ra al. U itgave van de H aya van S om e re nstich tin g; w a arin o pg e n om e n de m e de d e lin g en van het h oo fdb e stu u r van de VVD. De in ho udelijke v e ran tw oo rde lijkh eid b eru st bij de o nd e rte ke n a a rs va n de b ijdragen; de fra ctie s en het hoofdbestuur.
. i
^ i l redactie: d rs L.M .L.H .A . H erm ans, H.F. H eijm ans, F.A. W ijse nb e ek; o rg a n isa tie : J.N .J. van den B r o ^ ^
ï N H O C • ___ V abonn e m e n te n a d m in is tratie/re d a ctie a d re s : P ostbus 3 0 8 4 6 ,2 5 0 0 G V ’s-G ra ve n ha g e , tel. 070-61 41 21;
fv U o c
P O L IT lF K F abonnements9e,(i f
50-^ A R T U EN crNC
6 fe b ru a ri 1 9 87
nummer 141
D,- p er ja a r; vo rm g ev in g en druk: H ofstad D rukte ch nie k bv, Zoeterm eer.
Overleg Euthanasie
Woensdag 4 februari hebben de commissies van Justi tie en Volksgezondheid uit de Kamer mondeling overleg gevoerd met de ministers Korthals Altes en Brinkman over het kabinetsstandpunt inzake euthanasie. Dat standpunt betekent dat de regering zal pogen een wetsvoorstel te doen conform het advies van de Raad van State. Dat advies behelst dat wetswijziging ter vergroting van de rechtszekerheid nodig is. Daarvoor wordt een aantal toetspunten (zorgvuldig heidseisen) geïntroduceerd, die in de wet op de uitoefening van de geneeskunst zouden kunnen worden opgenomen. Tevens wordt in het strafrecht groter duidelijkheid verschaft over datgene wat onder euthanasie moet worden verstaan, namelijk door het bepalen wat zeker géén euthanasie is. De strafbaarheid van euthanasie zou volgens de Raad van State beter niet door middel van een bijzondere op dit delict toegespitste strafuitsluitingsgrond kunnen worden ondervan gen, maar in voorkomende gevallen door een beroep te doen op de algemene strafuitsluitingsgronden uit het Wet boek van Strafrecht, zoals overmacht cq noodtoestand.
De VVD-fractie acht het zeer goed mogelijk dat de door het kabinet nu ingeslagen weg tot goede wetgeving leidt. De uitgangspunten die de VVD daarbij hanteert zijn: - de beschermwaardigheid van het leven
- het zelfbeschikkingsrecht van het individu - gewetensvrijheid
- zorgvuldigheid in de besluitvorming
Deze uitgangspunten hebben bij de VVD gedurende ook de behandeling van het D’66 initiatief in het vorig voor jaar centraal gestaan.
Minister Korthals Altes verweerde zich tegen het ver wijt van de PvdA en D'66 dat het Kabinetsstandpunt een actie zou zijn louter op uitstel gericht. Hij zei, dat er nu wel degelijk een beslissing is genomen. Het kabinet had immers de weg die de Raad van State aangeeft, kunnen afwijzen. Het kabinet heeft een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Het oor spronkelijke standpunt luidde: geen wetgeving. De Tweede Kamer heeft dat echter afgewezen, waarna de regering de Proeve als standpunt hanteerde, waarin het criterium van de „concrete doodsverwachting" opgesloten lag. Aangezien de Raad van State dit criterium, maar ook het criterium van D’66, de „uitzichtloze noodsituatie" als verwarrend diskwalifi ceerde, heeft het kabinet gekozen voor de toepassing van de algemene strafuitsluitingsgrond, in plaats van de formule ring van een bijzondere. Op deze manier kan ook aan de wens van het CDA worden tegemoetgekomen, namelijk dat het Wetboek van Strafrecht zoveel mogelijk ongewijzigd blijft,
De minister van Justitie legde bovendien uitvoerig uit, dat het vervolgingsbeleid zowel de wet als de ontwikkeling van de rechtspraak als uitgangspunt neemt en moet nemen. Men start immers geen vervolging terwijl men weet, dat een veroordeling uiterst onwaarschijnlijk is.
Hij sprak echter tegen dat het vervolgingsbeleid te lankmoedig zou zijn. Juist in verband met euthanasie worden beslissingen niet door individuele officieren van justitie
genomen maar steeds aan de vergadering van procureurs generaal voorgelegd, zodat de grootste zorgvuldigheid gewaarborgd is. Het feit dat een aantal zaken nog is afgelo pen in ontslag van rechtsvervolging geeft, volgens de minis ter van Justitie aan, dat een aanscherping van het vervol gingsbeleid bij de huidige stand van zaken zinloos zou zijn.
De VVD-fractie toonde zich tevreden met de beant woording van de zijde van de regering. Natuurlijk behoudt de fractie zich het eindoordeel voor tot het moment, dat ook werkelijk een wetsvoorstel wordt gepresenteerd. Pas dan is het mogelijk een definitieve keuze te maken tussen de voorstellen van de regering en het initiatief wetsvoorstel. (V o orn ad ere informatie: drs. L.M.L.H.A. Hermans, tel. 070- 614911, tst. 2350.)
Meerjarenprogram m a natuur- en
landschapsbehoud
Op 2 februari jl. vond een UCV plaats over het meerja renprogramma Natuur- en Landschapsbehoud. Onze woord voerder Jan te Veldhuis bracht daarin het volgende naar voren:
De VVD-fraktie is verheugd dat de regering het eer ste M.J.P. heeft uitgebracht cfm. de ontwerp-VV/motie van oktober 1985. Het M.J.P, bevordert de duidelijkheid, zeker heid en continuïteit van beleid. Ook al behoeft het nog wel degelijk verbetering op onderdelen.
Het M.J.P. hinkt (helaas) nog vaak op twee gedachten. Enerzijds wil het activerend en anticiperend beleid vormen. Anderzijds is het afwachtend/volgend in verband met het gebrek aan financiële middelen en daardoor geen écht actieplan.
Een en ander werd geïllustreerd met het voorbeeld Grote Landschappelijke Eenheden.
De VVD-fraktie stelde daarom voor om het beleid nóg realistischer te maken; door in het volgende M.J.P. een duidelijker fasering in de realisatiemogelijkheden aan te brengen:
Een beleid voor het komende jaar, voor de komende vijfjaren en voor de lange termijn; inclusief een financiële onderbouwing voor alle drie periodes. Minister Braks deed terzake een materiële toezegging.
- De VVD-fraktie bepleit de allerhoogste bestuurlijke en financiële prioriteit voor notoire natuurgebieden. Het maatschappelijk draagvlak staat daarbij buiten kijf; mede omdat daar geen of nauwelijks vermenging met andere belangen (bijv.: landbouw) bestaat.
"natuurbe-141-2
schermingswiel" gaat uitvinden, waar andere overheden - zoals provincies en gemeenten - al resultaten hebben bereikt: hier gelden argumenten van soberheid, decen tralisatie en voorkómen van dubbel werk, De Minister reageerde positief.
Met betrekking tot de instelling van nationale parken bena drukte de W D-fraktie de noodzaak van instemming van alle betrokken overheden. Een nationaal park impliceert vele beperkende gebruiksmogelijkheden van het gebied, waarin doorgaans ook de economische, financiële en sociale bestaansbron moet worden gevonden.
Voorbeeld: het eiland Vlieland. Minster Braks ging akkoord met dit voorstel.
Het Relatienotabeleid blijft een heet en actueel hang ijzer. De Minister heeft inmiddels 100.000 ha. landbouwgrond "vrijgegeven” voor öf het aangaan van beheersovereenkom sten (t.b.v. natuur en landschap) öf het verwerven als reser- vaatsgebied.
Bij analyse van de cijfers blijkt dat in 1992(!) slechts ± 15%-20% feitelijk zal zijn ingevuld. M.a.w.: veel "papie ren" beleid. Echter: een aanwijzing tot relatienotagebied werkt in de praktijk toch al belemmerend en beperkend door in de gebruiksmogelijkheden van de betrokken grond; zónder financiële compansatie door de Rijksoverheid.
Verder is in het M.J.P. geen tot nauwelijks verband gelegd tussen het Relatienotabeleid en de landbouwover- schottenproblematiek, zoals in de Regeringsverklaring ver meld.
Daarom vroeg de VVD-fraktie om een actualisering van het Relatienotabeleid, via een notitie van de Minister. Daarin moet een duidelijk beleidskeuze worden gedaan voor öf een beperkter c.q. nuchter ambitieniveau (: aanslui ting realiseringsmogelijkheden bij de doelstellingen); öf voor een actiever/fanatieker beleid (voorbeelden: overname rela- tie-notagronden van VUT-boeren; al dan niet met uitruilmo gelijkheden via BBL; intensivering bergboerenregeling; sociostructurele maatregelen EG; extensivering grondge bruik en uitwisselbaarheid/uitruil van ”relatienota-quota" tus sen provincies. De Minister zegde de notitie toe, en deelde overigens mede dat begin van de jaren negentig, inclusief Europese gelden, voor ± 35.000 ha, zal zijn volgeboekt. De discussie is dus nog niet afgerond.
De VVD-fraktie onderschrijft op zich het wetland- beleid. Er ontbreekt echter (nog) een voldoende all-in- overzicht over de feitelijk door-, neven- en dieptewerking van aanwijzingen tot wetland naar andere beleidsvelden. En: kan een Minister - door een aanwijzing - nog wel objectief zijn/blijven als "onafhankelijk” Kroon-orgaan? Onze woord voerder beklemtoonde de nodige prudentie op dit terrein.
Tot slot deed Jan te Veldhuis aan de Minister een aantal suggesties voor flankerend beleid, dat in het M.J.P. nogal onderbelicht is:
a) de eigen verantwoordelijk aan de basis moet verder worden gestimuleerd. Bijv.: door voorlichting via onder wijs en/of instellingen als het I.V.N., al dan niet gesubsidi eerd;
b) ook kan public-private-partnership een welkom beleids instrument (gaan) vormen: het bedrijfsleven investeert m natuurbehoud, zoals in de kunst. De Minister werd uitge nodigd om het bedrijfsleven te activeren/stimuleren/inte- resseren in het per 1 juni 1987 te starten "Jaar van het Landelijk Gebied" (Raad van Europa). Vroeger voor beeld: Shell subsidueert brochures I.V.N.
c) de Minister zou een stimulerende en activerende rol kunnen en moeten vervullen voor meer vrijwillgerswerk. Alleen al in het westen van het land zijn ± 20.000 vrijwilli
gers werkzaam voor natuur- en landschapsbescherming (= ± 250 manjaar);
d) via arbeidsplaatsenplannen kunnen ook veel waardevolle resultaten worden bereikt. Gewaarschuwd werd echter tegen concurrentievervalsing ten opzichte van reguliere bedrijven c.q. verdringing van regulier werk.