• No results found

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Rotselaar - Broekstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische prospectie met ingreep in de bodem Rotselaar - Broekstraat"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A

RCHEOLOGISCHE PROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM

R

OTSELAAR

B

ROEKSTRAAT

J.

C

LAESEN

,

&

A.

D

EVROE JUNI

2014

ARCHEBO-RAPPORT 2014/03

(2)

C

OLOFON

Opgraving Prospectie

Vergunningsnummer: 2014/180

Datum aanvraag: 10 april 2014

Naam aanvrager: Jan Claesen

Naam site: Rotselaar, Broekstraat

Project

Archeologische prospectie met ingreep in de bodem – Rotselaar, Broekstraat

Opdrachtgever CANVAS nv Culostraat 44 3360 Bierbeek Opdrachtnemer ARCHEBO bvba +32 (0)499/24.65.89 Merelnest 5 info@archebo.be B-3470 Kortenaken, België BE 0834.280.172 Projectuitvoering

Jan Claesen, ARCHEBO bvba Annika Devroe, ARCHEBO bvba

ARCHEBO-rapport 2014/03 ISSN 2034-5615

© 2014 ARCHEBO bvba

ARCHEBO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt worden in enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie of enige andere wijze, zonder voorafgaandelijke toestemming van de opdrachtgever.

(3)

Inhoud

ADMINISTRATIEVE FICHE ... i

1. INLEIDING ... 1

2. PROJECTBESCHRIJVING ... 1

3. SITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED ... 2

4. BODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE ... 2

5. GEPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ... 4

6. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ... 5

7. METHODE ... 6

8. RESULTATEN PROEFSLEUVEN ... 7

8.1. ARCHEOLOGISCHE NIVEAUS ... 7

8.2. ARCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN ... 7

8.3. ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN ... 9

9. EVALUATIE, WAARDERING EN AANBEVELINGEN ... 9

9.1. Evaluatie en beantwoording onderzoeksvragen ... 9

9.2. Waardering ... 10

9.3. Aanbevelingen ... 11

10. BIBLIOGRAFIE ... 11

(4)

A

DMINISTRATIEVE FICHE

Opdrachtgever CANVAS nv

Uitvoerder ARCHEBO bvba

Vergunninghouder Jan Claesen

Bewaarplaats archief WinAr

Bewaarplaats vondsten WinAr

Vergunningsnummer 2014/180

Projectcode ROBR

Vindplaatsnaam Rotselaar, Broekstraat

Locatie Provincie Vlaams-Brabant

Gemeente Rotselaar Deelgemeente Rotselaar Plaats Broekstraat Lambertcoördinaten A x 173594 Y 183475 B x 173686 Y 183519 C x 173559 Y 183538 D x 173627 Y 183587

Kadaster (CadGIS 2014) Afd.1, sec. B percelen : 469A, 477A, 477B, 480 en 483B (partim).

A

B C

(5)

Kaart onderzoeksgebied (AGIV)

Begin- en einddatum terreinwerk 13/06/2014 Grootte projectgebied 10059,43 m² Grootte onderzochte oppervlakte 870,49 m²

(6)

1. I

NLEIDING

Binnen de stedenbouwkundige vergunning voor een verkaveling werd een archeologische prospectie met ingreep in de bodem opgelegd door het Agentschap Onroerend Erfgoed aan de bouwheer. De opdracht werd door de bouwheer, CANVAS nv, toegekend aan ARCHEBO bvba op 27 maart 2014. De prospectievergunning werd afgeleverd op 25 april 2014.

Dit document vormt het eindrapport van deze opdracht.

2. P

ROJECTBESCHRIJVING

Doel van het onderzoek is een archeologische evaluatie van het onderzoeksgebied. Hierbij moeten volgende vragen beantwoord worden:

- Zijn er sporen aanwezig?

- Is er een verstoring aanwezig en zo ja, hoe groot is deze?

- Wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische vondst- cultuurlaag en sporenniveaus?

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

- Wat is de dichtheid en verspreiding van de aangetroffen sporen? - Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren en wat is een mogelijke interpretatie?

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes? - Wat is de geschatte omvang van de site?

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek? - Wat is de landschappelijke context en de fysieke kwaliteit van de nederzetting?

- Kan er een uitspraak gedaan worden over de vorming en datering van het plaggendek? Is er sprake van een stratigrafie in het plaggendek? En zo ja, kunnen de stratigrafisch onderscheiden entiteiten worden gedateerd?

- Evalueer de gebruikte onderzoeksmethode in functie van natuurlijke bodemopbouw en site-opbouw en tafonomie

- In welke mate stemmen de bekomen resultaten overeen met de in dit document beschreven verwachten?

De opgeleverde eindproducten omvatten (in overeenstemming met de BVS):

 Het eindrapport

 Het werkputinplantingsplan

 Sporenplannen

 Het onderzoeksarchief, met onder meer:

 Inventarislijsten vondsten, sporenbeschrijving, plannen/tekeningen, foto’s  Dagboek

 Rapport

 Foto’s, plannen/tekeningen, profieltekeningen en beschrijvingen  Vondsten

(7)

3. S

ITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED

Het onderzoeksgebied is gesitueerd ten noorden van het centrum van Rotselaar, in het gehucht Hellicht. Ten noorden en ten zuiden van het onderzoeksgebied lopen respectievelijk de Broekstraat en de Hellichtstraat. Op enkele honderden meters van het gebied – in het noordwesten – vloeit de Demer in de Dijle. Kadastraal valt het gebied onder afdeling 1, sectie B, percelen : 469A, 477A, 477B, 180 en 483B (partim).

Figuur 1 : Kleurenortho met aanduiding van het onderzoeksgebied (bron :AGIV)

Het onderzoeksgebied bevindt zich tussen 12,16 en 11,34 m TAW.

4. B

ODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE

Op de bodemkaart valt Sbm af te lezen.

Droog lemig zand met dikke antropogene humus A-horizont.

(8)

Tijdens de aanleg van de proefsleuven kon de bodemkundige situatie van nabij bekeken worden. Bij de aanleg van de eerste profielput in werkput 1 werd inderdaad de sequentie Sbm aangetroffen.

Figuur 3 : Zicht op het noordprofiel in werkput 1 (ARCHEBO bvba 2014)

Onder een A-horizont van 60cm dikte werd een podzol aangetroffen. De A horizont kan opgedeeld worden in 2 delen. Een eerste A1 horizont bestaat uit bruin zand en is zeer homogeen. Er kunnen geen lagen in herkend worden, wat een typische plaggenbodem meestal wel heeft. Dit bruin zand lijkt eenmalig opgevoerd. Onder dit bruin pakket zit nog een oude A2 horizont die bestaat uit zwart, humusrijk zand. Vervolgens is een E horizont herkenbaar van een podzol die nog tot 15cm dik is. Deze E horizont is dus sterk afgetopt. Vervolgens werd op 80cm diepte de B horizont aangetroffen. Vervolgens wordt de C-horizont aangetroffen op 90cm diepte met groen zand.

Dit profiel werd slechts over een zeer klein deel van het terrein aangetroffen. In werkput 1 komt dit profiel slechts over een 10m voor en enkel op de plaats waar een depressie was. Verderop in de sleuf kan een sterke verhoging worden vastgesteld.

(9)

Deze verhoging zet zich doorheen heel het onderzoeksgebied door met uitzondering in werkput 3 waar ook een kleine (verstoorde) depressie werd aangetroffen. Deze verhoging is vrijwel zeker een oude zandrug met een oost–west oriëntering. Doordat de textuur in heel het onderzoeksgebied lemig zand is, moet er initieel overal een sterk ontwikkelde podzolbodem aanwezig zijn geweest. Huidig kan men echter alleen AC profielen herkennen met een dikte van 30cm A-horizont. Voorzichtig kan men hier dan ook besluiten dat er minimaal 60cm van het oorspronkelijk oppervlak verloren is. Dit is uiteraard zeer nefast voor de oudste sporen.

Om een verklaring te geven moet er rekening worden gehouden met verschillende factoren. Ten eerste werd voor de bodemkaart het gebied gekarteerd als Sbm bodem. Dit is verkeerd gekarteerd ofwel is de dikke antropogene A horizont verdwenen na de bodemkartering. Buurtbewoners herinneren zich wel een ‘vlakking’ van het terrein, maar zeker niet met 60cm ingreep. De bodem zou gedurende jaren gebruikt zijn voor aspergebedden, wat op arme grond werd aangelegd. Na het opgeven van deze bedden zou er steeds veel brem op de braakliggende stukken aanwezig zijn. Dit laat vermoeden dat de arme grond, dus het C-materiaal, van rond 1950 reeds hier aanwezig is. Mogelijk werd het gebied ca. 1956 dus onvoldoende in detail gekarteerd (waarschijnlijk enkel een boring of raai op de westkant van het terrein in de podzol gezet). Bij de kartering werd om de 75m een boring gezet, zodoende het gele zand van de C-horizont op 30cm diepte snel zou worden opgemerkt. Bijkomend dient wel gesteld worden dat het aantreffen van 2 ‘oude’ sporen in werkput 2 kan wijzen op het feit dat het weinig waarschijnlijk is dat hier zich een plaggenbodem bevond ten tijde van de kartering.

Een andere verklaring kan zijn dat net dit gebied gedurende honderden jaren werd afgeplagd. In de onmiddellijke omgeving zijn quasi alle bodemprofielontwikkelingen met m gekarteerd zodoende de plaggen naar deze gebieden mogelijk werden getransporteerd. Om uitspraken te doen zou de bodemkartering in dit gebied best herbekeken worden. Men dient na te gaan of er wel degelijk dikke antropogene bodems aanwezig zijn.

Voorstel tot nieuwe kartering : Sbp : droog lemig zand zonder profielontwikkeling.

5. G

EPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

CANVAS nv zal op het terrein een verkavelingsproject met infrastructuur realiseren.

(10)

6. A

RCHEOLOGISCHE VERWACHTING

In de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) bevinden zich drie vondstlocaties in de buurt. Ten noorden (vondstlocatie 150382) gaat het om een mechanische prospectie uit 2009 en de opgraving uit 2010 van Winterdijk (sleuf 7 en 9). Hierbij werden losse vondsten uit het paleolithicum aangetroffen, een waterkuil uit de late IJzertijd, bewoningssporen en een afvalpakket uit de midden IJzertijd, enkele kuilen uit de vroege IJzertijd en kuilen en gebouwplattegronden uit de volle middeleeuwen. Ten zuiden hiervan werd nog een sleuf gegraven (sleuf 8, vondstlocatie 150384). In deze sleuf werden enkele niet nader te dateren perceleringsgreppels en kuilen aangetroffen, evenals gebouwplattegronden uit de laat-Romeinse periode. Tot slot werden tijdens een prospectie in 1986 door Boschmans (vondstlocatie 968) 8 “urnen” op ongeveer 1m diepte aangetroffen. Hij voerde een 50-tal boringen uit waarbij hij 2 kleine scherfjes, houtskool en been heeft teruggevonden.

Figuur 6 Kaart van de CAI met aanduiding van het projectgebied en nabijgelegen vondstlocaties. (CAI)

Op de Ferrariskaart (Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik) uit 1777 wordt het kavel als een perceel akkerland weergegeven. In de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich enkele hoeves alsook drie vijvers.

(11)

Figuur 7 : Detail van de Ferrariskaart met lokalisatie van het plangebied in rood. (Bron: Koninklijke Bibliotheek van België).

Figuur 8 : Detail van de Ferrariskaart met lokalisatie van het plangebied in rood. (Bron: Koninklijke Bibliotheek van België).

7. M

ETHODE

De proefsleuven werden volgens de methode van parallelle dubbele sleuven aangelegd. Hierbij werd rekening gehouden met de toekomstige locatie van de verschillende woonblokken waardoor sommige sleuven niet parallel werden aangelegd of iets dichter of verder uit elkaar lagen. Deze afwijking van de bijzondere voorwaarden gebeurde in samenspraak met het Agentschap Onroerend Erfgoed. De afgraving gebeurde door een kraan op rupsbanden van 21 ton met tandeloze graafbak van 2m breed. In totaal werden vijf proefsleuven aangelegd met telkens een profielput aan de kop. Door de aanwezigheid van een deels bewaarde podzol werd een eerste kijkvenster aangelegd in werkput 1 waarbij de E en B horizont met de schop geschaafd werden ter controle van eventueel aanwezig steentijdmateriaal. Voor de waardering van het vlak werd in werkput 2, nabij twee sporen een tweede kijkvenster aangelegd.

(12)

onderzoeksgebied 10059,43 m² onderzoekbaar gebied 7623,02 m² werkput 1 245,57 m² werkput 2 213,37 m² werkput 3 40,89 m² werkput 4 103,95 m² werkput 5 236,68 m²

totaal aangelegde werkputten 840,46 m² kijkvensters, dwarssleuven

werkput 1 9,54 m²

werkput 2 20,49 m²

totaal aangelegde kijkvensters 30,03 m²

TOTAAL aangelegd 870,49 m²

TOTAAL aangelegd % 11,4 %

oppervlakte

Figuur 9 : Tabel met aangelegde werkputten en hun oppervlaktes (ARCHEBO bvba 2014).

Na het aanleggen van de proefsleuven werden deze gecontroleerd met een metaaldetector. De storthopen werden eveneens met een metaaldetector gescreend.

8. R

ESULTATEN PROEFSLEUVEN

8.1.

A

RCHEOLOGISCHE NIVEAUS

Er werd 1 archeologisch niveau aangetroffen op 11,50m TAW. Op het terrein is nog deels een podzol bewaard. Deze bevond zich wellicht over het gehele terrein. Aangezien deze over het grootste deel geheel verdwenen is, werd ook het archeologisch niveau sterk verstoord.

8.2.

A

RCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN

Er werden 5 sporen aangetroffen. In werkput 2 werden twee sporen aangetroffen , waarvan 1 zeer duidelijk en een tweede minder duidelijk waarneembaar. Spoor 2 is rond van vorm en heeft een donkergrijsbruine vulling. De diameter bedraagt 40cm en is 10cm in de diepte bewaard. Vermoedelijk gaat het om een paalkuil. Door de afwezigheid van vondsten kan het spoor niet met zekerheid gedateerd worden, maar de sterke vervaging laat metaaltijd vermoeden. Spoor 1 nabij spoor 2 is slechts nog een vlek, die in de diepte niet bewaard is. Door de sterke gelijkenis qua kleur met spoor 2 kan dit spoor wellicht ook geïnterpreteerd worden als nog net de onderkant van een paalkuil. Ter controle werd een kijkvenster aangelegd. Hierbij werden geen sporen aangetroffen.

(13)

Figuur 10 : Links zicht op de coupe op spoor 2 in werkput 2, rechts zicht op de coupe op spoor 1 in werkput 2 (ARCHEBO bvba 2014)

Verder werden er enkel in werkput 5 nog sporen aangetroffen. Spoor 1 is rond van vorm, vertoont een vlekkerige patroon en heeft een diameter van 1.30m. Omdat het hier vermoedelijk om een waterput gaat werd een boring gezet. Hierbij bleek het wel degelijk om een waterput te gaan. De waterput is nog 1.20m in de diepte bewaard. Deze waterput is aangelegd in een depressie. Bij het boren werd vanaf 1m diepte de permanente watertafel aangetroffen. De locatie keuze van deze waterput is dan ook zeer logisch. Doordat er geen vondsten werden aangetroffen is de waterput moeilijk dateerbaar, maar de vulling is sterk vlekkerig en vertoont quasi geen sporen van opvulling met podzolrestanten. Dit laat vermoeden dat de waterput pas is opgevuld als er al geen podzol meer aanwezig was op het terrein. Indien de waterput snel buiten gebruik is geraakt en vervolgens is opgevuld, kunnen we stellen dat deze ruwweg uit de nieuwe tijd of nieuwste tijd moet dateren. Bijkomend is op de Ferrariskaart reeds sprake van een gebouw in deze omgeving. Mogelijk diende de waterput bij deze structuur.

diepte 1 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130

Figuur 11 : Zicht op de waterput, spoor 1, in werkput 5 en rechts een visualisatie van de boring in cm (ARCHEBO bvba 2014)

Verder werden in sleuf 5 nog 2 sporen aangetroffen. Het gaat om 2 greppels met uitwaaiering. De eerste greppel is 80cm breed de andere 40cm. De greppels lopen parallel en hebben een zelfde opvulling met homogeen bruingrijs zand. Ook hier zijn deze bij gebrek aan vondsten moeilijk

(14)

dateerbaar, maar de kleur, scherpe aflijning en weinig vervaging laat vermoeden dat deze sporen vrij recent zijn.

Figuur 12 : Zicht op sporen 2 en 3 in werkput 5 (ARCHEBO bvba 2014)

8.3.

A

RCHEOLOGISCHE VONDSTEN

Bij de aanleg van werkput 1 werden 2 scherven handgevormd aardewerk aangetroffen. De scherven zaten in een bioturbatiegang en zijn dus afkomstig uit een bouwvoor. Het gaat om één wandscherf en één randfragment. De randscherf is te fragmentarisch om een profiel van de pot te kunnen schetsen. De scherven hebben een zeer fijne magering van fijne zandkorrels. De scherven dateren uit de metaaltijd.

9. E

VALUATIE

,

WAARDERING EN AANBEVELINGEN

9.1.

E

VALUATIE EN BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN - Zijn er sporen aanwezig?

o Er werden 5 sporen aangetroffen.

- Is er een verstoring aanwezig en zo ja, hoe groot is deze?

o Vermoedelijk is overal een podzol aanwezig geweest. Deze is over het grootste gedeelte volledig weggegraven. Dit weggraven kan door vlakking van het terrein gebeurt zijn, door afplagging of een combinatie van beide.

- Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen? o De sporen zijn alle antropogeen.

- Wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische vondst- cultuurlaag en sporenniveaus?

o Het archeologisch leesbare niveau bevond zich gemiddeld op 11,50m TAW. Stratigrafisch gezien bevind dit niveau zich diep onder de vroeger aanwezige podzolbodem en bevind zich dus in de zandige C-horizont.

- Wat is de dichtheid en verspreiding van de aangetroffen sporen?

o De sporen hebben een zeer lage dichtheid, maar zijn geconcentreerd in 2 delen. De oudste sporen, vermoedelijk uit de metaaltijd, bevinden zich in het zuidoosten van het onderzoeksgebied en dus op het hoogst gelegen deel. De recentere sporen, uit

(15)

de nieuwe-nieuwste tijd bevinden zich in het noordwesten en dus naar de depressie toe.

- Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

o De oudste sporen zijn matig tot slecht bewaard. Deze zijn reeds sterk vervaagd en dateren mogelijk uit de metaaltijd. De recente sporen zijn zeer goed bewaard. De sporen zijn nog scherp afgetekend en kennen een homogene vulling. Hierdoor zijn deze sporen te dateren vanaf de nieuwe tijd.

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren en wat is een mogelijke interpretatie?

o Mogelijk hebben de oudste sporen deel uitgemaakt van een structuur. Één structuur kan duidelijk herkend worden als waterput.

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

o De oudste sporen behoren mogelijk tot de metaaltijden, de recentere sporen zijn wellicht uit de nieuwste tijd.

- Wat is de geschatte omvang van de site? o Er kon geen site worden aangetoond.

- Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij een eventueel vervolgonderzoek? o nvt

- Wat is de landschappelijke context en de fysieke kwaliteit van de vindplaats?

o Het gebied ligt op een zandrug dewelke vermoedelijk doorheen de tijd een zeer grote vlakking heeft ondergaan waardoor de oudere sporen quasi volledig werden vernietigd.

- Kan er een uitspraak gedaan worden over de vorming en datering van het plaggendek? Is er sprake van een stratigrafie in het plaggendek? En zo ja, kunnen de stratigrafisch onderscheiden entiteiten worden gedateerd?

o Slechts in een kleine hoek kon een plaggendek worden herkend. De opbouw is zeer homogeen zodoende geen stratigrafie kon worden herkend. De afwezigheid van de typische beddenbouw is opmerkelijk.

- Evalueer de gebruikte onderzoeksmethode in functie van natuurlijke bodemopbouw en site-opbouw en tafonomie.

o De aanleg van profielputten was cruciaal om de bodemopbouw te begrijpen. Deze bleken ook cruciaal voor het begrijpen van de topografische situatie vroeger en nu. - In welke mate stemmen de bekomen resultaten overeen met de in dit document beschreven

verwachtingen?

o De resultaten staan in schril contrast met de verwachtingen. Doordat er geen dikke antropogene humus A horizont meer aanwezig was konden de verwachtingen hiervan ook niet ingelost worden. Deze verwachtingen waren er vooral gezien de nabijheid site Winterdijk in combinatie met gekende urne vondsten in combinatie met zg. plaggenbodem. Waarom deze dikke antropogene horizont niet meer aanwezig is is onduidelijk, maar vermoedelijk is de bodemkartering hier fout geweest.

9.2.

W

AARDERING

Op het terrein werden slechts enkele sporen aangetroffen. 2 sporen in het zuidoostelijk gedeelte kunnen wijzen op een aanwezigheid uit de metaaltijd, maar zijn te fragmentarisch om een goed archeologisch beeld te verkrijgen.

Andere sporen in het noordwestelijk gedeelte zijn vermoedelijk uit de nieuwe-nieuwste tijd. De sporen zijn goed bewaard en archeologisch matig interessant. Mogelijk kunnen ze gekoppeld worden aan de bewoning reeds aangeduid op de kaart van Ferraris.

(16)

Doordat er kon worden vastgesteld dat minimaal 60cm van het oorspronkelijk oppervlak verdwenen is, dit in combinatie met een afwezigheid van een dikke antropogene horizont, maakt dat het archeologisch record zeer sterk verstoord is zeker qua oudste sporen.

9.3.

A

ANBEVELINGEN

Op het terrein werden slechts matig interessante sporen aangetroffen. Het terrein heeft een dergelijk grote verstoringsimpact gekend zodoende de interessante archeologische sporen quasi volledig verdwenen zijn. Er dient hier dan ook geen vervolgonderzoek op gelegd te worden. Ons advies luidt dat het terrein best vrijgegeven kan worden.

10. B

IBLIOGRAFIE

AGIV (Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen) (2011), http://www.agiv.be/gis/. CAI (Centrale Archeologische Inventaris) (2011), http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/.

Koninklijke Bibliotheek van België (2010), Ferrariskaart,

http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html.

11. B

IJLAGEN

- Fotolijst - Sporenlijst - Plannenlijst

(17)

Fotonummer Werkput Overzichtsfoto Spoor Profiel Coupe Datum 1 2 1 13/06/2014 2 2 1 13/06/2014 3 2 2 13/06/2014 4 2 2 13/06/2014 5 2 KV1 13/06/2014 6 2 x 13/06/2014 7 2 west 13/06/2014 8 3 noord 13/06/2014 9 1 noord 13/06/2014 10 1 x 13/06/2014 11 1 x 13/06/2014 12 4 x 13/06/2014 13 3 x 13/06/2014 14 5 west 13/06/2014 15 5 x 13/06/2014 16 5 1 13/06/2014 17 5 2 en 3 13/06/2014 18 5 x 13/06/2014 19 2 2 x 13/06/2014 20 2 1 x 13/06/2014 21 1 KV2 13/06/2014

FOTOLIJST

Spoornummer Werkput Vlak Vorm Kleur Structuur Interpretatie Datering hoofdkleur bijkleur

1 2 1 rond grijs bruin heterogeen paalkuil metaaltijd- volle middeleeuwen 2 2 1 rond grijs bruin heterogeen paalkuil metaaltijd - volle middeleeuwen

1 5 1 rond zwart bruin heterogeen waterput nieuwe-nieuwste tijd 2 5 1 lineair bruin homogeen greppel nieuwe-nieuwste tijd 3 5 1 lineair bruin homogeen greppel nieuwe-nieuwste tijd

SPORENLIJST

P

LANNENLIJST

Plan 1 Werkputinplanting bestaande toestand Plan 2 Allesporenplan

(18)

Broekstraat 465E 476X 470N 477B 484C 469A 480 470R 476W 482C 477A

WP1

WP2

WP3

WP4

WP5

Opdrachtgever

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

Juni 2014

PLAN 1

Legende

ARCHEOLOGISCHE

PROSPECTIE MET

INGREEP IN DE BODEM

ROTSELAAR

-BROEKSTRAAT

Opdrachtgever

Canvas nv

Culostraat 44

3360 Bierbeek

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

WERKPUTINPLANTING

BESTAANDE TOESTAND

Legende

onderzoeksgebied werkputten werkputnummer WP1 0m 10m

(19)

11.38 11.37 11.37 11.37 11.38 11.49 11.57 11.56 11.58 11.63 11.64 11.69 11.59 11.50 11.45 11.60 11.68 11.65 11.69 11.60 11.59 11.56 11.53 11.44 11.39 11.34 10.60 10.60 10.93 11.07 11.12 11.18 11.17 11.08 11.13 11.12 11.65 11.57 11.52 11.58 11.63 11.76 11.89 11.86 11.85 11.20 11.21 11.24 11.20 11.20 11.12 11.52 11.52 11.49 11.49 11.51 11.46 11.53 9.96 10.66 10.72 10.78 10.93 leiding 11.42 11.31 11.25 11.23 11.26 11.16 11.19 11.00 10.62 10.55 10.51 10.48 11.44 11.43 11.47 11.50 11.50 11.57 11.61 11.62 11.78 11.83 11.77 11.81 11.89 11.96 11.98 12.06 12.11 11.98 11.99 11.91 11.10 11.15 11.20 11.24 11.23 11.27 11.38 11.47 11.53 11.54 11.61 11.62 11.61 12.09 12.12 12.16 12.12 11.99 12.00 11.92 11.91 11.90 11.70 11.72 11.68 WP2 WP5 S1 S2 S1 S2 S3 S4 3.92 44.21 3.42 5.74 3.60 4.55 3.88 54.98 Totale Oppervlakte Werkputten.: 4.05 25.98 3.72 26.15 3.96 57.49 2.93 3.16 7.05 60.75 57.49 4.05 57.20 4.30 16.23 3.70 3.78 2.08 11.86 2.05 WP1 WP4 WP3 24 bebost gedeelte Broekstraat 465E 476X 470N 477B 484C 469A 480 470R 476W 482C 477A

Opdrachtgever

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

Juni 2014

PLAN 2

Legende

ARCHEOLOGISCHE

PROSPECTIE MET

INGREEP IN DE BODEM

ROTSELAAR

-BROEKSTRAAT

Opdrachtgever

Canvas nv

Culostraat 44

3360 Bierbeek

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

ALLESPOREN

Legende

onderzoeksgebied 0m 10m werkputnummer WP1 hoogte TAW 8.25 spoor spoornummer S1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de nieuwe sensoren en satellietbeelden zou het mogelijk moeten zijn om ziekten en plagen vroegtijdig in het gewas op te sporen (detectie van besmettingshaarden) en

Daarnaast is de mechanische eenheid van belang, bijvoorbeeld bij het machinaal planten; - De hoeveelheid wit is bij gebruik van een plug meestal minder als bij een losse plant; -

Iets minder effectief, maar makkelijker, is een jute zak waar slakken zich onder kunnen verschuilen.. • Als (op basis van signalering) problemen met slakken zijn te verwachten, dan

Uit leliewortels met symptomen van het onbekende wortelrot zijn schimmels en bacteriën gevonden waarvan uit eerder onderzoek is gebleken dat ze niet in staat waren om in

De Kenniskring Weidevogels van het Ministerie van LNV, ingesteld in 2006, houdt zich bezig met de vraag welke kennis over weidevogels nodig is om te komen tot een

figuur 12: Totale kostprijs van een enkel geproduceerde pootvis van 5 gram (beneden) of 40g (boven) uitgezet tegen het uurloon voor de arbeid... De elektriciteitskosten kunnen

Mensen die via de media aan informatie komen zijn minder goed op de hoogte van de melkveehouderij en hebben een negatiever beeld dan mensen die hun kennis van de melkveehouderij uit

Onderzochte toedieningsvormen zijn poederformuleringen en vloeibare formuleringen van de totale bacteriekweek, van de door de bacterie geproduceerde groeiregulatoren en van de