Vraag nr. 104 van 9 juli 2002
van de heer KARIM VAN OVERMEIRE Europese ministerraad – Belgisch stemgedrag Wanneer de gemeenschappen en gewesten inzake materies die tot hun exclusieve bevoegdheid beho-ren onderling geen overeenstemming kunnen be-reiken over het stemgedrag op een Europese mi-n i s t e r r a a d , is er geemi-n Belgisch stami-ndpumi-nt emi-n moet België zich dus bij de stemming onthouden.
1. In welke dossiers gebeurde dit reeds ?
2. Werd het voorstel van een "split vote" in derge-lijke situaties verdedigd door België tijdens de top van Nice of bij een andere gelegenheid in het kader van de Europese Unie ?
Antwoord
1. De Europese praktijk maakt het moeilijk pre-cies te achterhalen in welke dossiers België zich in het verleden heeft onthouden in de Raad. I n de overgrote meerderheid van de gevallen wordt er immers niet tot eigenlijke stemming o v e r g e g a a n : doorgaans beperkt het voorzitter-schap zich ertoe vast te stellen dat een gekwali-ficeerde meerderheid voorhanden is, zodat de landen die de beslissing niet steunen, hun tegen-stem (of onthouding) niet concreet hoeven uit te brengen. Bovendien worden geen statistische gegevens bijgehouden van het stemgedrag van de lidstaten en worden slechts zelden uitdruk-kelijke stemverklaringen afgelegd.
Niettemin heeft intern-Vlaamse en intern-B e l-gische navraag uitgewezen dat België sinds de inwerkingtreding van het samenwerkingsak-koord van 1994 tussen de federale staat, de ge-meenschappen en de gewesten met betrekking tot de vertegenwoordiging van het Ko n i n k r i j k België in de Ministerraad van de Europese U n i e, slechts uiterst zelden werd genoodzaakt om zich bij de stemming in de Raad te onthou-den vanwege een gebrek aan interne overeen-stemming.
Volgens de beschikbare informatie hebben zich slechts twee gevallen voorgedaan waarin België zich genoodzaakt zag zich in de Raad te ont-houden indien het tot stemming zou komen. B e-schouwd in het licht van het aanzienlijke aantal wetgevingsbesluiten dat de Raad sinds 1994 heeft aangenomen, zijn deze twee onthoudingen
als het ware verwaarloosbaar. In beide gevallen was de onthouding overigens niet te wijten aan een meningsverschil tussen de deelstaten onder-ling.
– In 1997 waren Vlaanderen en de Franse Ge-meenschap het erover eens dat een Belgi-sche onthouding uiting kon geven aan het gevoelen dat de culturele component van de richtlijn betreffende de coördinatie van paalde wettelijke en bestuursrechtelijke be-palingen in de lidstaten inzake de uitoefe-ning van televisieomroepactiviteiten (richt-lijn 97/36/EG tot herziening van de "tv zon-der grenzen"-richtlijn 89/552/EEG) ontoe-reikend was.
– In 1998 gaf een verschil in visie tussen V l a a n-deren en de federale minister van Economie aanleiding tot onthouding jegens de richtlijn betreffende de rechtsbescherming van bio-technologische uitvindingen (richtlijn 98/44/EG).
In de praktijk van de besluitvorming zijn er ge-legenheden tot concrete afstemming tussen de deelstaten inzake Europese beleidsvoorstellen. Ambtenaren van beide deelstaten nemen deel aan ambtelijke werkgroepen en voeren daarom-trent informeel overleg. Voorafgaand aan de Raadsbijeenkomsten organiseren de deelstaten voor de beleidsdomeinen die tot hun exclusieve bevoegdheid behoren een eigen vooroverleg, gekoppeld aan politieke afstemming met de be-trokken kabinetten. Daarnaast zijn er de forme-le coördinatievergaderingen die worden georga-niseerd door de dienst Europese Integratie e n Coördinatie van het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken (de dienst "P11"). I n d i e n zulks nodig zou blijken, kan er ten slotte ook nog via de Interministeriële Commissie voor Buitenlands Beleid naar afstemming worden ge-zocht rond sectoriële dossiers.
Concreet kan men stellen dat doorgaans reeds op ambtelijk niveau of zeker op het niveau van de formele bilaterale afstemming tussen de deelstaten onderling een compromis kan wor-den bereikt waarin eenieder zich kan vinwor-den. 2. Mede vanwege de ontstentenis van een
Conform het regeerakkoord, waarin wordt vooropgesteld dat Vlaanderen ernaar streeft de deelstaten "een rechtstreekse vertegenwoordi-ging in de instellingen van de Europese Unie te geven door middel van het invoeren van het ge-deeld stemmen in de ministerraad voor exclu-sieve gemeenschaps- of gewestmateries", v e r-kondigen de minister-president van de V l a a m s e regering en ikzelf in Europese (interregionale) fora de gedeelde stelling dat in de komende IGC de lidstaten het recht moeten krijgen "om hun politiek gewicht in de besluitvorming van de ministerraden naar eigen inzicht te verde-len".