Het visbestand in de grensoverschrijdende beken van het Maasbekken.
J. Beyens, G. Van Thuyne, P. Viaene en C. Belpaire
Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Duboislaan 14, 1560 Hoeilaart-Groenendaal
Inleiding
De hierna besproken waterlopen situeren zich allen in Belgisch-Limburg en behoren tot het bekken van de Maas. Het
beteft
hier de waterlopen gelegen in het noorden en oosten van Belgisch-Limburg.Sinds
enkelejaren wordt
wij
intensief onderzoekverricht naar de
visbestandenin
zowat
alle waterlopen van het Vlaamse Gewest ert zo ook naar de visbestanden in de zijbeken van de Maas.Deze
onderzoeken gebetuenin
nauwe samenwerkingmet
de
Provinciale Visserijcommissie van Limburg, met de af(teling Bos en Groen van Aminal en met het lnstinrut voor Bosbouw en Wildbeheer. Dergelijke initiatieven laten toe het huidig visbcstand te actualiseren, veranderingen en evoluties vast te stellen,en indien nodig
initiatievenen
maatregelente
nementsr
verbeteringof
herstelvan
het visbestand.Indeling
Slechts enkele Vlaamse zijbeken van de Mars monden uit op de rechteroever van de Maas, nl. deze van de Voersteek : de Benvijn, de Voer met als zijbeken de Veurs en de Noorbeek, err de Gulp.
De belangrijkse zijbeken van de Maas,
op
Vlaams grondgebied, en gelegen op de linkeroever,zíjn
achtereenvolgens de Jeker (met monding
in
Maastricht), de Ziepbeelq de Kikb€elq de Kogbeelq deBosbeek en de Abeek. Te Dilsen
zijn
nog twee oude |vteasarulgn aanwezig, welke sporadisch nog met de Maas inveóinding
stqan, nl. de Oude Maas te Stokkem en de Oude Mars, met de Vrieselbeek, te Dilsen.Andere waterlopen zijn nog de Witbeek (geen gegevens), de Itterbeek en de lossing. De in noordelijke richting stromelde beken zijn de Warmbeek en de Dommel.
Op de volgende kaart worden de waterlopen gesitueerd. De nummering verwijst naar de nummering van de waterlopen in de tekst.
De Voerense waterlopen
Deze
bekenworden
gekenmerkÍdoor een groot verval,
eer
hoge
stroomsnelheiden
kalk-
en zuurstofrijk water. Deze waterlopen kunnen best beschouwd worden als heuvellandbeken.Waterlopen
met
deze kenmerkenzjn
zeld.oarnin
Vlaanderenen
worden gekenmerktdoor
eeu bijzonderevis-
en invertebratenfauna. De beken staan onder invloed van verschillende antropogene invloeden die hun weerslag hebben op het bekensysteem en de daarmee verbonden biota.Door de verschillende visclubs, o.a. in de Voerstreek, wordt regelmatig vis uitgezet
n
deze beken, endit omwille
vande
intensiteit van het hengelen.Terwijl
wo€gerook
regenboogforel werd uitgczetwordt
momenteel nog uitsluitend beekforcl uitgezet.De
aangetroffen populatiesvan forel
worden evenwel enkel nog kunstrnatig in stand gehouden.De Voer
(l)
Door Ercken et al. (1994) wordcn volgende vissoorten in het Voerbekken aangetroffen : zie tabel
l.
Tabel
I
:visbestand Voerbekken (1994)
4
3
2
Beken
van het
Voerbekken behorentot
de voor
Vlaanderen zs,ldzame forclzone.Hierbij
komenrcldzane vissooÍen voor,
zdals rivierdonderpad(zie tabel
l).
Enkel
driedoornige stekelbÍuus en rivierdonderpad kunnenzich hier van
nature handhaven, mogelijksook
riviergrondel, maar deze vissoort kan evenzo aÍkomstigzijn
door het gebruik als aasvisje. De elritspopulatie waarvan sprake isbij
Bruylants et al. (1989), werdin
1994 niet meer waargenomen.De Berwijn (2)
De Berwijn stroomt slechts over een lengte van ongeveer 4,5 km over Vlaamse bodem om
drn in
de Maas uit te monden.In
1994 werd een visstandonderzoek uitgevoerd op twee plaatsen op de Berwijn,nl.
ter hoogÍe van de monding ente
Moelingen aan de stuw.In
totaal werden op beide plaatsen samen 16 verschillende vissoorten aangetroffen (zie tabel 2). De belangrijkste vissoorteq qua aantallen warenbij
de monding blankvoom, riviergrondel, bcrmpjeen
kopvoorn.Aan de stuw
te
Moelingen warendit
bermpje, riviergrondel,paling,
gestippeldealver en
kopvoom.Belangrijk
is
ook het
voorkomenvan
een belangrijke populatie van serpeling en van barbeel, terwijl elrits op beide plaasen wordt a"ngetroffen.Vooral aan de monding veÍtegenwoordigt de populatie kopvoom een belangrijk anndeel in de biomass4
terwijl
dez.ar grote aqntallen kleine blankvoorn duiden op een belangrijke recnrtering.Beide plaasen zijn niet ver van de Maas verwijderd. De aangetroffen vissoorten, evenals de vaststelling van verschilleude jaarklassen en recrutering duiden op het belang van de
Berwijn voor
deMras
en omgekeerd. Voorwaardeis
evenwel dat het water van een voldoende goedekwaliteit is
en er geen migratiebelemmeringen aanwezigzijn.
De interactie tussen de Berwijn en de Maas komt duidelijk totuiting
in
de
voorkomende vissoorten- Soortenals
barbeel, kopvoorrq serpelingen
sneep ziju kenmerkend voor een biotoop als de Grensmaas en worden hier ook aangetroffen. Het belang van een goede uiunonding van de zijbeek met de Grensmaas wordt hier duidelijk onderlijnd.Opmerkelijk
is
het voorkomen van een eqntal anderevoor Vla""deren
zs,ldzame vissoortenin
de Berwijn, zoalselris
en gestippelde alver.AIs niet-inheemse vissooíen dienen regenboogforel en bronforcl te worden vermeld. Ook de meeste beekforelleq welke hier aangetroffen worden, zijn waarschijnlijk alkomstig van visuieettingen-Opwaarts wordt ook wel eens alver aangenoffen. De stuweo blijken hiervoor echter een groot obstakel
te zijn.
Stroomopwaaísin
ha
Waalse landsgedeelte wordtook
nog rivierdonderpadin
de Benvijn n"ngetroffeqtenvijl
wo€gerook
bee§rik
enrivierprik
werd aangetroffen. Sporadisch werden ook vlagzalmen en zeeforcllen gemeld @hilippart en VrankerL 1983).De Gulp (3)
De Gulp is
een zijbeek vande
Geul, waarvanhet
gedeeltein
de
Voerstreekals
middenloop kan geklasseerd worden en het gedeelte op Waals grondgebied als de bovenloop.Omwille
van verrmiling wordta.',
de
Waalse Gewestgrens praktisch geenvis
aangetoffen.Bij
de bemonseringin
'94
werd
slechts éénenkel
bermpje opgemerfir.Te
Teuvenen
meerraar
de Nederlandse grenstoe,
zijn
vooral
bermpjeen
dricdoomige stekelbaarsde
meest voorkomende vissoorten (zie tabel 3). Het voorkomen van beekforel en zclfs van zeeforel te Teuvenwijst
op het belang vandit
beekje. De hoge densiteit te Teuvenis
vooral tewijten
aan het hoge gewicht van dc gevangen forellen.Ondanks het gunstige biotoop (geschikte stroomsnelheid en de aanwezigheid van een grintbodem) voor de rivierdonderpad, een begreleidende soort van beekforel, ontbreekt deze in het Vlaams gedeelte van de
Tabel
3
:visbestand
Gulp
(1994)
Knelpunten i.v.m. het visbestand in Voerense waterlopen.
-wateroverlast
bij
hevige regenval,i.c.
het optreden van piekdebieten, met weinig mogetijkheid tot schuilenvoor
vissen.De
sterke stromingen brengenook
afspoelingvan
gronden
afzettingen van sediment in beek teweeg, waarbij de grindbedden kunnen verdwijnen.-migratieknelpunten
waardoor afzonderlijke
vispopulaties onGtaancn
vissen
hun
natuurlijke paaiplaatsen niet meer kunnen bereiken.-de
woegere herbepotingenmet regenhgforcllen welke als
voedselconcurrent optreedtvoor
de beekforcl.-noodzaak tot bescherming en herstel van de natuurlijke paaiplaatsen voor de beekforellen
-veóetering van de waterkwaliteit van de waterlopen : kwaliteitsnormen dienen strenger te
zijn;
beterzou
Àjn
dat alle
waterlope'nvan de
Voerskeek noÍrnen zoudenkrijgen als water
geschikt voor zalmachtigen,terwijl
de huidige nonn voor de Berwijn en de Voer viswater voor karperachtigen is, terwijl de andere waterlopen enkel aan de basiskwaliteitsnonnen dienen te voldoen.-opvang en sanering van huishoudelijke afralwaters in de
Voerstreck--voor de Gulp is er de vervuiling aftomstig van het Waalse Gewest, waardoor ook de grindbedden met een sliblaag
bcdeh
wordenen de
paaiplaatsenen habitas voor
een aantal specífieke vissoorten verdwenen zijn.De Jeker (4)
De
Jeker,welke
haar oorspÍong heeftin
het
Waals Gewest,is
gekenmerkt door een zeer slechte kwaliteitin
haar bovenloop. Vanaf Tongeren, w:urvan de afralwaters gezuiverd wordeg treedt er een gedeeltelijk herstel op. Tijdens de recente electrische afuissing door het Instituutvoor
Bosbouw en Wildbeheer in het voorjaar van 1996 werden slechs weinig vissen en vissoorten aangetroffen.Ter hoogte van Kanne werden geen vissen opgemerkt. Opwaarts het Albertkanaal te Kanne werd ter hoogle van
de stuw
riviergrondel, blankvoora paling maar vooral veel driedoornige stekelbaarzen gevangen. Naast#n
brasem ené{n
kolblei werden tevens nog een exemplaar van een winde en ecn goudwinde gevangen.Te
Sluizenkwam enkel
driedoomige stekelbaarsvoor,
terwijl
afwa"rrts Tongeren riviergrondel opgemerkt werd. Te Tongererq ean de Motrnolen, werd riviergrondel, driedoomige stekclbaÍus, mÍuu ook paling en snoek gevangen.Opwaarts Tongeren, te Koninksem, kwam bermpje, driedoomige en tiendoornige stekelbaars voor. Naar de gewcstgrens mct Wallonië toe, te
[:uw,
werdcn gcen visscn mccr aangehoffen.In
de
Oudc Jeker werden nÀitst bermpjeen
driedoornige stekclbaarsook
enkele variëteiten van goudvissen opgemerkt.De zijbeken van dc Jckcr, nI. de Beek, de Ezclsbeek en de Zouw
zijn
voor vislcven totaal ongcschikt bevondcn. Oorzaak hicrvan is de zware vervuiling van dczr bcckjcs.Plaats
breedte
biomassa
kelha
vlssoort
aantal per
Tijdens een gedeeltelijke droogleggng van de Jeker
te
Tongeren, aan de Motmolen, werdenin
het najaar '95 volgende vissoorten aangetroffen (zie tabel 4):Tabel4
:Jeker: Motmolen
(1995).
vissoort
zeeforel
snoek
goudkarper
barbeel
riviergrondel
rietvoorn
baarspaling
dried. stekelbaars:
aantsl
exemplaren
I
7 1 2l0
30
2 2>
100Ondanks de slechte kwaliteit, door vooral huishoudelijke en industriële verrnriling, en ondanks talrijke migratiebelemmeringen gebeurt ook hier eeu uitwisseling tussen de Maas en de Jeker. Er worden nog steeds vissen opgemerkt welke vanuit de Maas migreren naar bovenstroomse gedeelten van de Jeker.
Blijkbaar
zijn er
toch
vissen (zeeforel, barbeel
en
paling)
welke
er
in
slagen
belangrijke migratieknelpunten te overwinnen. Te Tongeren, aan de Motmolen, worden deze vissen echter gestopt in hun migratie.In vroegere jaren (Marquet, 1966) moet de Jeker echter heel wat meer vissoorten bevat hebben- Onder andere
bokp.,h
serpeling clrits, gestippelde alver en rivierdonderpad kwamen toenin
tamelijk grote aantallen voor. Toen werd ook vastgesteld dat verschillende vissoorteo vanuit de Maas naar de Jeker migreerden en omgekeerd. Datdit
ook nu nog,zij
hetin
bepcrkte mate, gebeurtwijst
op het grote belang van de Jekerin
het Maasbekken. Een sterke verbetering van de waterkwaliteitis
echter een cruciale vereiste voor een wezenlijk herstel van de visstand. Bijkomend dieut ook gekeken naar het opheffen van de aanwezige migratieknelpunten.Zijbeken oost-Limburg
Een aantal zijbeken
in
het oosten van Limburg werden door Viaene(1990
tussen november 1995 en februari I 996 uitgebreid onderzocht. Het gaat hier om de Asbeek (5), de Ziepbeek (6), de Kikbeek (7), de Kogbeek (8), de Tanderbr,ek (9) en een plaats op de Bosbeek (10).Volgende conclusies komen uit dit onderzoek naar voor :
De Kogbeek en de Kikbeek kunnen als dood viswater bestempeld wonden. In de Kikbeek werd enkel nabij de oorsprong één rietvoorn
aangetroffeo-In de Asbeek-Molenbeek komt nog beekprik voor.
Ook
in
de bovenloop van de Ziepbeek wordt nog beekprik aangetroffen- Vooral ter hoogle van de camping Zonnevijvers komen grote aantallen "exoten"voor
zoals zonnebaars, bruine Amerikaarse dwergmeewalen
Amerikaansehondwis.
Nabij
de
monding,wordt
eenkleine
populatie jonge kopvoorns aangetroffen. De minderc waterkwaliteit en de gebetonneende bodem verhinderen hier een uitbreiding van het visbestatrd. Een verbctering van de mondi.g van de Ziepbenk kan het belang vaqdit
beekje in het ganse systeem van paai- en opgrociplaats voor typische rheofiele vissoorten nog verhogen. Het plaatsen van terugslagkleppen, vlakbij de monding hypothekeert dit visbestand.
In
de Znderbeek,
samenmet
het zijbeekje
de
t osbeek,wordt het
hoogst a.rntal vissoorten aangetroffen Als paai- en opgroeiplaats voor vooral serpeling en kopvoorn is de Zanderbcek van groot belang. Ook sneep migreert naar de 7^"derbenk toe. Bermpjeis
zeer algemeenin
de Zanderbeek. Daamaast wordt ook bittervoornin
de Znderbeek aangetroffen. Een terugslagklep, ter hoogte van de wintcrdijk, verhindert een goede migratie.de
Bosbeek gelegenforelvijvers,
werdendoor
Bruylantset al.
(1989)
in
woegere ondenoeken waargenomen. Sporadische vervuiling van de Bosbeeh de verstuwing door tal van watennolens zonder vispassage en de gebetonneerde en snelshomende uirnonding van de Bosbeek in de Maas zijn oorzaak van een fragmentair visbestand. Een reële uitwisseling en migratie van en naar de Maas wordt door de kunsmatige monding en een (regelmntige) vervuiling ter hoogte van Maaseik-Aldeneik veóinderd. Als karakteristieke vis van de Grensmaas werd door Viaene slechts I juveniele kopvoorn in de benedenloop van de Bosbeek qangetroffen. Toch dient deze beek vermeld te worden voor het hoge potentieel dat zij te bieden heeft voor het instandhouden van deze typische rivierfauna van de Maas.Tabel5
:visbestanden beken
oost-Limburg
(1995)
Vissoort
Bee§rik
Blankvoorn
Rietvoorn
Kopvoom
Serpeling
SneepZeelt
Vede
Karper
Giebel
Brasem
Kolblei
Bittervoorn
Alver
Riviergrondel
Bermpje
Driedoornige
stekelbaars
Tiendoomige
stekelbaars
Zonnebaars
Baars
Paling
Bruine
Am.
dwergmeerval
Amerikaanse
hondsvis
Snoek
Asbeek
x
x
Ziepbeek
Kikbeek
Kogbeek
Zanderbeek
Bosbeek
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
I
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Oude Maas te Stokkem
(l
l)
en Oude Ma"s (Vrieselbeek) (12) te DilsenBeide plassen zijn oude Measarmen welke nog sporadisch met de Maas in verbinding staan. Onderzoek naar de visbestanden dateren van '91-'93.
Het voorkomen van sneep, als typischc
vis
voor de Grensmaas, kan wijzen op het belang voor een herstel van de verbinding van de Grensmaas met de Oude Maas (Vrietselbeek). Het momenteel plaatsen van terugslagkleppen aan de uitmonding van dc zijbeken dient zodanig te gebeuren dat cnkelbij
zeer hoge waterstanddeze kleppen de waterloop afsluiten.Tabel6
:visbestanden Oude Maasarmen (1991-1992).
VissooÉ
Beekprik
Blankvoorn
Rietvoorn
Karper
Giebel
Zeelt
Brasem
Kolblei
SneepRiviergrondel
Bittervoorn
Vetje
Paling
Baars
PosSnoek
Kleine modderkruiper
Oude Maas
(Stokkem)
x
(=aanwezig)
Oude Maas
@ilsen)
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
De Abeek (13)De 38
lan
langeAb€ek
ontspringtte
Meeuwerqen mondt
in
de
Maasuit
te
Ophoven. Haarstroomverloop beschrijft ongeveer een halve cirkel ;
zij
stroomt eerst in noondelijke richting, waarnazij
afbuigt en een oostelijke stroomrichting aanneemt. De Abeek kent noggote
gdeelten welke eenwij
natuurlijk stroomverloop hebbeo,
terwijl
de vervtriling er eveneens nog bcperkt is. Gevolg hiervan isdat
in
de Ab€ek
nogzrcÍ
waardevolle visgemeenschappen worden aangetroffen.Het
behoud en eventueelde
verbeteringvan het
huidige visbestandwordt
evenwel gehypothekeerddoor de
nog aanwezigc lozingen(o.a
in de bovenloop), door de compaíimentering als gevolg van de aanwezigheid van molenstuwen zonder vispassage en door de gebrekkige structuur van de beekbij
de uitmondingin
dg ldaaq. De gegeveas van de visbestanden datereuvan'92
@eVocht,
1992),van'94
(Gilson e.a-,199 4 a) en van' 95 (IBW-forcllenonderzoek).
Belangrijk is dat
in
de Abeek nog aanzienlijke beekprikpopulaties voorkomen, endit
niet enkelin
de kleinere bovenloop, maarook
iu
dc
middenloopwaar de beek
reeds3
à
4 m
brcedis.
Ook (afgescheiden) populaties van serpeling komen nog in de Abeek voor.In
tabel7 wordt
weergegeven waar de verschillende vissoortenin
de Abeek enin
enkele van haar zijbeken worden aangetroffen.Bruylants e.a. (1989) sprcken ook over het voorkomen van alver
in
de Abeek. Deze vissoort werd echterbij
latere onderzoeken niet meer aangetroffen. Poll (1956) spreekt eveneens over het voorkomen van barbeel in de Abeek. Ook deze vissoort wordt hier echter niet meer aangetroffen.Tabel 7
:voorkomen van vissoorten
in
de
Abeek(1992,1994
en 1995)
vissoort
Beekprik
Blankvoorn
Rietvoom
Serpeling
Zeelt
Karper
Giebel
Brasem
Riviergrondel
Vetje
Paling
Baars
Snoek
Amerikaanse hondsvis
Driedoornige stekelbaars
Tiendoornige stekelbaars
Regenboogforel
Beekforel
Bermpje
Bruine
Am.
dwergmeerval
Zonnebaars
plaats van
waarneming
Meeuwen,
Ellikom,
Reppel, Bree,
Urlobroek,
Bullenbeek
zeer algemeen
zeer algemeen
Bree,
Bocholt
Ellikom,
Reppel,
Kinrooi
Meeuwen,
Ellikom,
Bree,
Urlobroek
Meeuwen,
Ellikom,
Reppel, Bree,
Urlobroek
Ellikom,
Reppel,
Bocholt,
Kinrooi
zeer algemeen
Meeuwen,
Ellikom
Meeuwen,
Ellikom,
Reppel, Bree,
Urlobroek,
Meeuwen,
Ellikom,
Reppel, Bree,
Bocholt, Urlobroek
Urlobroek
zeer algemeen
zeer algemeen
zeer algemeen
Reppel, Bree
Ellikom
zeer algemeen,
ook Gielisbeelq Bullenbeek, Hommelbeek
Ellikom,
Reppel, Bree
zeer algemeen
De Inerbeek (14)
De Itterbeek ontspringt te
Gruitode
en stroomt noordoostwaarst richting Nederland. De belangrijkste zijbeek is de'J/ijshagerbeekOnderzoek na.rr het visbestand van ltterbeek en Wijshagerbeek gebeurde
in
het voorjaar van '96 door het Instiruut voor Bosbouw en Wildbeheer@W)
in samenwerking met de afdeling Bos en Groen van Aminal.Waardevolle visbestanden worden
in
de
Itterbcek aangetroffen.Te
Bree,komt
op
verschillende plaatsco, zowel op- als afiraarts de Zuid-Willemsvaart nog beekprikvoor.
De meest voorkomende vissoortenzijn
drie en tiendoomige stekelbaars, riviergrondel, bermpje en blankvoom. Op nagenoeg alle bemon-*eringsplaatsen wonden deze vissoorteD, soms in tamelijk grote aantallen, aangetroffen.Als
exoten komen Amerikaanse hondsvis, zonnebaars en giebel voor. Andere vissoorten welke nog aangetroffen worden zijn baars, karper, paling, rietvoom en blei.In de
Wijshagerbeek komendrie- en
tiendoornige stekelbaars,blankvoorq
Amerikaanse hondsvis, zonnebaars en riviergrondel voor.De Lossing (15)
Deze
beek stroomt
in
de
oude bedding
van
de
woegere Abeek, richting
Nederland. Het visstandonderzrek werd door het IBW in het voorjaar van 1996 uitgcvoerd.Aan de grens met Nederland komen enkel nog riviergrondel
en
blankvoornvoor.
Stroomopwaarts wordt de visfauna toch wat gedifferentieender. Andere frequent voorkomendesooíen zijn
bermpje, drie- en tiendoornige stekelbaars, zeelt, paling en de exoten:
bruine Amerikaanse dwergmeerval en Amerikaarse hondsvis. Naast deze soorten komen ook nog alver, snoek, baars, rietvoom en zonnebaars voor.Tlpische vissoorteg kenmerkend voor de Grcnsmaas werden niet aangetoffen.
Noord-Limburg De Warmbeek (16)
De Warmbeek ontstaat te Peer en
stoomt
noordwaarts richting Nederland om te Achel de Belgisch-Nederlandse grens te overschrijdeu.Onderzoeken naar de visbestanden gebeurden
in
1993 (Glson et al., 1994b) enin
1995(B\\0.
In
de
bovenloop
te
Peer
bepalen
enkel
drie
en
tiendoomige
stekelbaaÍsde
visfauna. Waterveronteinigng en periodieke droogteperiodenzijn
hier oorzaakvan
Stroomafrvaarts wordt de visfauna meer gevarieerder. De densiteiten nemen toe, vooral in de niet-genormaliseerde delen van de waterloop.De
meest voorkomende vissoortenzijn
hier
zondertwijfel
driedoornige stekelbaars, bermpje, riviergrondel, blankvoorn en paling.Uit
de
onderzoekenvan
Bruylants e.a(1989) werd
in
de
Warmbeekook
alver
en
serpeling aangetroffen. Deze vissen werdenin
de latere visbestandsopname echter niet weergevonden. Volgens Poll (1956) kwam in de Warmbeek zelfs barbeel voor.In
tabel8
wordeD. enkele plaatsenmet
mekaar vergeleken inzake voorkomenvan
vissoorten- De gebrui}:te gegevens zijn afl<omstig van Gilson et al. (199ab) en van onderzoeken door het IBW.Tabel 8
:voorkomen van vissoorten in de Warmbeek (1993-1995).
Peer
Sint-Huibrechts-Lille
Hamont-Achel
driedoornige stekelbaars
tiendoornige stekelbaars
Amerikaanse hondsvis
baarsbermpje
blankvoorn
paling
riviergrondel
riefvoorn
brasem
kolblei
winde
zeelt
bittervoorn
karper
vetje
beekforel
De Dommel(17)De Dommel heeft haar oorsproog te Peer en stroomt via Overpelt en Neerpelt naar Nederland to€. Grote gedeelten van de waterloop
zijn
rechtgetokken, stuwen werden geplaatst om de te snelle stroming af te rernmen.In
1985 werd het visbestand van de Dommel onderzocht door Bruylants et al. (1989).In
1990 gebeurde er onderzoek door De Vocht.In
1995 werd visstandsonderzoek gedaan door hetIBW
met betekking tot de efficiëntie van het uitzetten van forclbroed in de Dommel. De resultaten van dit laatste onderzoekflBW)
worden in tabel 9 weergegeven.Tabel g
:voorkomen
van vissoorten in de
Dommel
(1995).
vissoorten
blankvoom
rietvoorn
karper
giebel
winde (goudwinde)
zeelt
riviergrondel
vetje
brasem
baars
pos
driedoornige
stekelbaars
tiendoornige stekelbaars
zonnebaars
bermpje
paling
beekforel
snoek
Amerikaanse hondsvis
bru
ine Amerikaanse dwergtneerval
abundantie
zeer algemeen
zeer algemeen
algemeen
zeer algemeen
algemeen
zeldzaan
zeer algemeen
zeldzaam
aarwezig
aarweÀg
zeldzaart
zeer algemeen
zeer algemeen
zeer algemeen
algemeen
algemeen
aanweÀg-zeldzaam
zeldt^am
algemeen
aarwezig
Bij
onderzoekingenin
1985 door Bruylants etal.
(1989) was er nog sprake van het voorkomen van beekprik in deDommel
evenalsin
eeu zijbeek nl. de Holvense beeL Laterc onderzoeken konden het voorkomen vandyzr primitieve
vissoortniet
meer aantonen-Dc Vocht
(1990) vermeldtook
het voorkomen van kleine modderkruipcr.Daezeldzame vissoort wendin
1995 niet waargenomen. De aangetroffen winde, meestal goudwinde, is waarschijnlijk allemaal aÍkourstig van kweekvijvers in verbinding met de Dommel.Zijn
duidelijke aanwezigheidwijí
echter op het geschikte biotoop voor deze vissoort.Migratie, en de
daarmee gekoppelde onbercikbaarheidvan
geschi-kte paaiplaasen,wordt
vooral belemmerd door de vele stuwenop
dewaterloop.De
waterkwaliteit daarentegenblijkt
sinds 1995 ernstig te zijn veóeterd, r,raardoor deze bclemmering opgeheven wordt. Nietteminblijft
de verstuwing en ook de uniformiteit van hetbee§roÍiel
eenprobleem-Samenvaning
In de zijbeken van de Maas, gelegen op Vlaams grondgebied, treedt nog een grote verscheidenheid aan vispopulaties op. Zrldzame soorten komen nog
íeeds in
het bekken voor. Toch blijken de populatiesdikwijls
erg geïsoleerd voor te komen. Waterverontreinigrng isdikwijls
de belangrijkste oorzaak van het voorkomen van een rudimentair visbestandin
een beek.Bij
een kwditeitsverbetering verhindercn verstuwingenen
rechtnekkingen een mogelijkehentel van het
visbestand,sooíen
zijn
hierdoor ger'soleerd geraakt en uiteindelijk gedoemd tot verdwijnen. Voor sommige waterlopen wordt het belang van een goede verbinding met de Maas duideldk aangetoond,mwel
naar paai- als opgroeiplaats voorhet jonge broed toe. Tevens kunnen
zij
een uitweg of schuilplaas zijn bij optreden van een calamiteitof
Literatuur
Bruylants, 8., A. Vandelannoote en R.F. Verheyen 1989.
De Vissen van onze Vlaamse beken en rivieren. Hun ecologie, verspreiding en bescherrning. Uitgave WEL v.z.w. 272blz.
De Charleroy, D. en C. Belpaire 1993.
Visbestandopname en natuuÍechnische voorstellen voor de Oude Maas te Stokkem @ilsen)
IBW
19blz..
De Vocht,
A.
1990.Herinnoductie van salrnoniden door ecologisch beekherstel. LUC 99 blz..
De Vocht,
A.1992.
VisbestanÀoprurme op de Aabeek (Limburg).
LUC
17 blz..Ercken, D., D. De Charleroy en C. Belpaire 1994.
Biotoopontwikkeling en visstandbeheer in het Voerbekken. IBW 30 blz.
Gilson, P., D. De Charleroy, J. Beyens en C. Belpaire 1994a.
Visbestandsopname en natuuíechnische voorstellen voor de Abeek (Limburg). IBW 34 blz..
Gilsoru P., D. De Charleroy, J. Beyens en C. Belpaire 1994b.
Visbestandsopn2me en natutrrtechnische voorstellen voor de Warmbeek. IBW 24 blz..
Marquet P.
L.
1966De Jeker blz.220-229. De
lrvende
Natuur 69 (1966)Philippar! J. C. en
M.
Vranken 1983.Atlas
des poissonsde
Wallonie. Distribution,
écologie, ét-hologie, pëche, conservation- Cahiers d'éthologie appliquée 3.Poll,
M.
1956.Poissons, in De Atlas van België.
Stouten,
M.1992.
Voorstel planmatig visstandbeheer Oude Maas te Dilsen. Vlaamse Gemeenschap, WateÍs en Bossen 8 blz..
Viaeue, P. 1996.
Visserijbiologische evaluatie van enkele zijbcken van de Grensmrrs. K.U. Leuven, eindverhandeling.
Vlaamse Milieumaatschappij I 996.
Waterkwaliteit I 995. Jaarverslag meetnet oppervlaktewater
Vriese,