• No results found

Nummer 1603/23 Betreft zaak: 1603/ Coperatie Cehave

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nummer 1603/23 Betreft zaak: 1603/ Coperatie Cehave"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer 1603/23

Betreft zaak: 1603/ Coperatie Cehave - Coperatie Landbouwbelang

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

I. MELDING

1. Op 27 oktober 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat Coperatie Cehave en Coperatie Landbouwbelang voornemens zijn te fuseren, in de zin van artikel 27, onder a, van de Mededingingswet. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 211 van 2 november 1999. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen. Daarop zijn mondeling reacties ontvangen. Deze zienswijzen worden, voorzover er overwegingen aan zijn ontleend die dragend zijn voor dit besluit, in het navolgende nader uiteengezet.

II. PARTIJEN

2. Coperatie Cehave U.A. (hierna: Cehave) en Coperatie Landbouwbelang U.A. (hierna: Landbouwbelang) zijn beide coperaties naar Nederlands recht. 3. Zowel Cehave als Landbouwbelang zijn actief op het gebied van de productie van diervoeders, de handel in zaaizaden, meststoffen en

gewasbeschermingsmiddelen alsmede in de handel in kapitaalgoederen ten behoeve van de land- en tuinbouw (vooral landbouwwerktuigen). Voorts oefenen zij detailhandelsactiviteiten uit.

IV. DE GEMELDE OPERATIE

4. De gemelde operatie betreft, blijkens de door partijen verstrekte intentieverklaring van 11 juni 1999, een juridische fusie tussen Cehave en Landbouwbelang.

V. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

(2)

coperatie Cehave Landbouwbelang U.A. (hierna: Cehave Landbouwbelang). 6. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Cehave en Landbouwbelang.

7. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

VI. BEOORDELING A. Relevante markten Relevante productmarkten a. productie van mengvoeder

8. Partijen onderscheiden als belangrijkste benvloede productmarkt de markt voor de productie van diervoeders voor varkens, pluimvee en rundvee

gezamenlijk. Uit nadere informatie van partijen blijkt dat het voor producenten van diervoeder niet makkelijk is om over te stappen van de productie van het ene type diervoeder op het andere. Zij wijzen er op dat mengvoeder voor varkens en runderen meer bewerkingen ondergaat, met name persen en koelen, dan mengvoeder voor pluimvee, waarvoor voor de productie van

eerstgenoemde voedertypen aanvullende investeringen nodig zijn. Ook hebben zij er op gewezen dat, gezien de recente eis dat voer voor herkauwers vrij moet zijn van diermeel, in toenemende mate fabrieken worden ingericht voor de productie van n voedertype.

9. Allereerst moet worden vastgesteld dat mengvoer voor respectievelijk varkens, pluimvee en rundvee elk een specifiek gebruik kennen zodat vraagsubstitutie niet aan de orde is. Voorts blijkt uit het voorgaande dat, gezien de productievoorwaarden voor de onderscheiden mengvoeders, ook substitutie aan de aanbodzijde een afnemende betekenis heeft. Het lijkt dan ook niet aannemelijk dat er n gezamenlijke markt voor deze diervoeders bestaat. Eerder moet worden uitgegaan van afzonderlijke markten voor mengvoeders voor pluimvee, varkens en rundvee.

b. overige activiteiten

10. Voorts onderscheiden partijen vijf markten voor bijproducten die eveneens door de concentratie benvloed zouden worden. Deze markten zijn:

b. de handel in zaaizaden c. de handel in meststoffen

d. de handel in gewasbeschermingsmiddelen

e. de handel in kapitaalgoederen ten behoeve van de land- en tuinbouw f. detailhandelsactiviteiten op het gebied van tuin, dier en hobby. 11. Ten aanzien van de handel in zaaizaden, meststoffen en

(3)

assortiment, aan de eindafnemers worden aangeboden. Dit zou kunnen betekenen dat de relevante productmarkt de levering van zaaizaden,

meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen aan eindgebruikers omvat. Voor de beoordeling van de gevolgen van de concentratie is het echter niet

noodzakelijk een beslissing te nemen over de vraag of de handel in genoemde producten afzonderlijke markten zijn dan wel tot n en dezelfde productmarkt behoren.

12. Ten aanzien van de handel in kapitaalgoederen ten behoeve van de land- en tuinbouw wordt opgemerkt dat deze activiteiten van partijen van zeer geringe betekenis zijn, en het uitgesloten kan worden geacht dat ten aanzien hiervan als gevolg van onderhavige concentratie een economische

machtspositie zou kunnen ontstaan. Ditzelfde geldt voor de

detailhandelsactiviteiten op het gebied van tuin, dier en hobby. Op deze activiteiten zal in het navolgende dan ook niet verder worden ingegaan. Relevante geografische markten

a. productie van mengvoeder

13. Partijen zijn van mening dat de markt voor de productie van diervoeders voornamelijk een nationale markt is met regionale kenmerken. Uit de afzetcijfers van partijen blijkt dat zij meer dan 75% van hun afzet regionaal afzetten. Zij hebben naar voren gebracht dat mengvoer over een afstand van maximaal ongeveer 100 kilometer rendabel kan worden afgezet. Uit navraag bij andere partijen blijkt eveneens dat de transportkosten een belangrijke kostenfactor zijn bij transport over langere afstanden.

14. Voorts moet er aan worden herinnerd dat ook in eerdere besluiten[1] naar voren is gebracht dat transportkosten een zwaarwegende factor zijn bij het bepalen van de relevante geografische markt van diervoeders, maar dat de afstand waarover een rendabele afzet mogelijk is, ruimer is en maximaal tussen de 200 en 500 kilometer bedraagt. In deze besluiten is geconcludeerd dat deze markt ten minste Nederland omvat. Bij deze conclusie kan voor onderhavig besluit worden aangesloten. Partijen zijn met name actief in de zuidelijke provincies. Uit afzetgegevens per provincie blijkt dat de zuidelijke provincies en Gelderland en Overijssel de belangrijkste afzetgebieden voor mengvoeder zijn. Dit, gevoegd bij het gegeven dat mengvoeder over een afstand van ten minste 100 kilometer rendabel kan worden afgezet, rechtvaardigt de conclusie dat deze markt een nationale dimensie heeft. b. handel in zaaizaden, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen 15. Partijen hebben verklaard dat de maximale afstand waarop aflevering op economisch rendabele wijze kan plaatsvinden 45 50 kilometer is. Voor het zelf afhalen door de boer gaan partijen ervan uit dat de markt lokaal is. Zij zijn van oordeel dat een distributiepunt in dat geval maximaal ongeveer 15

(4)

B. Gevolgen van de concentratie a. productie van mengvoeder

16. De afzet van mengvoeder in Nederland bedroeg in 1997 ongeveer 15 miljoen ton[2]. De afzet van Cehave bedroeg 1,5 miljoen ton en van

Landbouwbelang 0,6 miljoen ton. Partijen namen in dat jaar dus gezamenlijk ongeveer 14% van de totale afzet van mengvoeder in Nederland voor hun rekening. Belangrijke andere aanbieders zijn onder andere Hendrix UTD, Brokking-De Heus Koudijs[3].

17. De marktposities van partijen op het niveau van diervoeders voor pluimvee, varkens en rundvee afzonderlijk waren in 1998 als volgt. Ten aanzien van voeder voor pluimvee hadden partijen gezamenlijk een aandeel van 5,9% van het totale aanbod in Nederland, voor varkensvoeder was dat 17,8% en voor rundveevoeder 12,2%.

18. Deze aandelen rechtvaardigen de conclusie dat er ten aanzien van de productie van diervoeders geen reden is om aan te nemen dat als gevolg van onderhavige concentratie een machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die ten gevolge heeft dat een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd.

b. handel in zaaizaden, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen

19. Voor de beoordeling van de gevolgen van de concentratie op deze markt is het van belang dat Cehave actief is in Noord-Brabant en Zeeland terwijl Landbouwbelang actief is in Limburg. Gezien hetgeen hiervoor ten aanzien van de geografische dimensie van de markt is opgemerkt, overlappen de activiteiten van partijen elkaar in geografisch opzicht slechts ten dele. Voorts is er in geografisch opzicht overlap met gebieden waar partijen niet of nauwelijks actief zijn, namelijk (delen van) de provincies Zuid-Holland en Gelderland. Het is in het kader van onderhavige analyse niet mogelijk de aanbodverhoudingen per deelgebied nauwkeurig te analyseren. Wanneer echter zou worden aangenomen dat de provincies waarin partijen hoofdzakelijk actief zijn (Zeeland, Noord-Brabant en Limburg) een

afzonderlijke markt zouden vormen, dan zou op die markt voor partijen na de concentratie de volgende positie ontstaan: voor zaaimas en graszaad zouden partijen respectievelijk 44% en 43% van het aanbod in deze provincies voor hun rekening nemen, terwijl voor zaaizaad en pootgoed,

gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen een gezamenlijke positie van ongeveer 35% van het totale aanbod in dit gebied zou resulteren. Voorts blijkt dat er in de genoemde provincies voor elk van de genoemde

productcategorien voldoende concurrenten van substantile grootte actief zijn. Ten slotte mag worden aangenomen dat ook van de kant van aanbieders die met name actief zijn in aangrenzende provincies een wezenlijke

concurrentiedruk uitgaat. Een en ander leidt tot de conclusie dat er ook ten aanzien van deze activiteiten van partijen geen reden is om aan te nemen dat als gevolg van de voorgenomen concentratie een machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die ten gevolge heeft dat een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd.

(5)

20. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

21. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de

Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

Datum: 20 december 1999

w.g. A.W. Kist

Directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

---[1] Zaaknr. 766/Nutreco UT-Delfia, besluit van 19 juni 1998, en zaaknr. 785/Brokking De Heus Koudijs-Wouda, besluit van 19 juni 1998. [2] Mengvoederenqute 1997, Productschap Diervoeder, juli 1998. [3] Zie de in voetnoot 1 genoemde besluiten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En daarin ligt de grond voor gezegden als deze: "Leggende zich zelven weg tot enen schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven

Dit register heeft betrekking op stukken uit de

Dit hield aansluitend in dat de verordeningen, voor zover deze waren gewijzigd vanwege de huishoudinkomenstoets, per 1 januari 2013 gewijzigd konden worden.. 2 Dit heeft tot

Nu zal moeten blijken of deze partij, die een verzamelpunt is geworden ook voor goedwillende landgenoten, welke hun onbehagen omtrent de ontwikkeling der dingen in ons land of

Gelet op het voorgaande is er geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de onderhavige concentratie een machtspositie kan ontstaan of worden versterkt op het gebied van

- gedurende een periode van twee jaar na de datum van totstandbrenging van de concentratie (voor eigen rekening of samen met of namens een ander) met de activiteiten van

Het college is bij de beoordeling van het onderhavige tariefvoorstel nagegaan of de voorwaarden voor andere SPMs, die SMS berichten via het terminating model of via het

(hierna: KPN) het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) goedkeuring gevraagd voor een tariefvoorstel (2003-U-00221-RvB) inzake