• No results found

BESLUIT Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 inhoudende de beslissing op de geschilaanvraag van Chemours Netherlands B.V.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 inhoudende de beslissing op de geschilaanvraag van Chemours Netherlands B.V."

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Openbare versie

Besluit

P

a

g

in

a

1

/1

4

M u z e n s tra a t 4 1 | 2 5 1 1 W B D e n Ha a g P o s tb u s 1 6 3 2 6 | 2 5 0 0 B H D e n Ha a g T 0 7 0 7 2 2 2 0 0 0 | F 0 7 0 7 2 2 2 3 5 5 in fo @ a c m .n l | www. a c m .n l | www. c o n s u wi jz e r.n l

Ons kenmerk: ACM/DJZ/2015/202077_OV Zaaknummer: 15.0104.12

BESLUIT

(2)

Openbare versie

Besluit

2

/1

4

1.

Verloop van de procedure

1. Op 22 januari 2015 heeft de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) een aanvraag tot

geschilbeslechting (hierna: de aanvraag) als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) ontvangen van Chemours Netherlands B.V. (hierna: Chemours). Het betreft

een geschil met netbeheerder Stedin Netbeheer B.V. (hierna: Stedin).1

2. Bij brief van 30 januari 2015 is Stedin door ACM in de gelegenheid gesteld om te reageren op

de aanvraag.2 Op 20 februari 2015 heeft ACM een reactie van Stedin ontvangen.3

3. Bij brief van 20 maart 2015 heeft ACM partijen verzocht om nadere informatie te verstrekken.4

Op het verzoek om inlichtingen heeft ACM op 2 april 2015 een reactie van Stedin ontvangen

en op 3 april 2015 van Chemours.5

4. Op 28 april 2015 heeft op het kantoor van ACM een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij

partijen hun standpunten nader hebben toegelicht. Het verslag van de hoorzitting is bij brief

van 28 mei 2015 aan partijen gestuurd.6

2.

Het geschil

5. Stedin vordert van Chemours het systeemdienstentarief over de periode 1 januari 2002 tot

1 juli 2011. Chemours stelt dat Stedin hiermee in strijd handelt met de E-wet. Uit artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet volgt volgens Chemours dat zij het systeemdienstentarief niet verschuldigd is, omdat zij geen aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder waarop tevens het verbruik van Chemours plaatsvindt. Stedin betwist deze stelling.

3.

Feiten

6. Op het bedrijfsterrein aan de Baanhoekweg 22 te Dordrecht (hierna: het bedrijfsterrein) staan

twee 50/12,5 kV-transformatoren met toebehoren (hierna: de transformatoren) opgesteld. De

1

Brief van 22 januari 2015 met kenmerk ACM: 2015/100159.

2

Brief van 30 januari 2015 met kenmerk ACM/DJZ /2015/200625.

3

Brief van 19 februari 2015 met kenmerk ACM: 2015/100575.

4

Brieven van 20 maart 2015 met kenmerk ACM/DJZ/2015/201508 en ACM/DJZ/2015/201512.

5

Brief van Stedin van 1 april 2015 met kenmerk ACM: 2015/101068 en brief van Chemours van 3 april 2015 met kenmerk ACM: 2015/101084.

6

(3)

Openbare versie

Besluit

3

/1

4

transformatoren zijn geplaatst in de periode voorafgaand aan de periode waarop het geschil ziet.

7. De transformatoren zijn aan de primaire 50 kV-zijde verbonden met het openbare 50 kV-net

van Stedin. Aan de secundaire 12,5 kV-zijde zijn de transformatoren verbonden met een op het bedrijfsterrein gelegen 12,5 kV-net van Dordrecht Energy Supply Company C.V. (hierna: Desco) dat een Power Purchase Station (hierna: het PPS) bevat. Op het PPS zijn de op het bedrijfsterrein gelegen elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours aangesloten. Tevens zijn en waren op het PPS de elektriciteitsverbruikende fabrieken van derden, waaronder Perstorp Speciality Chemicals B.V., aangesloten. Verder is op het PPS een op het bedrijfsterrein gelegen elektriciteitsproductie-installatie aangesloten.

8. Bij besluit van 12 juli 2000 is aan Dordrecht Energy Supply Company (DESCO) B.V. voor

voornoemd stelsel van verbindingen (hierna: het particuliere net) een ontheffing verleend van

de plicht tot het aanwijzen van een netbeheerder.7 Deze ontheffing is van kracht gedurende de

hele periode waarop de aanvraag ziet.

9. Op 6 september 2001 zijn Essent Energy Trading B.V. en de rechtsvoorganger van Stedin,

Eneco Netbeheer B.V., een aansluit- en transportovereenkomst aangegaan. Essent Energy Trading B.V. was gedurende de periode waar dit geschil op ziet een van de vennoten in Desco. De aansluit- en transportovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en werkt terug tot 1 januari 2000.

10. Vervolgens is de rechtsvoorganger van Chemours, Du Pont de Nemours (Nederland) B.V.

(hierna: de rechtsvoorganger van Chemours), een aansluit- en transportovereenkomst aangegaan met Stedin (hierna: de ATO). De ATO is opgesteld in 2011, maar door Chemours op 6 februari 2013 en door Stedin op 15 april 2013 ondertekend. In de ATO hebben Chemours en Stedin vastgelegd dat de ATO is aangegaan voor onbepaalde tijd en terugwerkt tot 1 januari 2000. Voorts is bepaald dat Desco de rechtsvoorganger van Chemours vertegenwoordigd.

11. Daarnaast is tussen de rechtsvoorganger van Chemours en Stedin een verhuurovereenkomst

voor de transformatoren gesloten (hierna: de Verhuurovereenkomst). De

Verhuurovereenkomst is opgesteld in 2011, maar is net als de ATO door Chemours op 6 februari 2013 en door Stedin op 15 april 2013 ondertekend. In de Verhuurovereenkomst is vastgelegd dat Stedin de transformatoren aan Chemours verhuurt. De Verhuurovereenkomst is met terugwerkende kracht aangegaan van 1 januari 2000 tot uiterlijk 1 januari 2025.

7

(4)

Openbare versie

Besluit

4

/1

4

12. Tot slot zijn Desco, de rechtsvoorganger van Chemours en Stedin een

vaststellingsovereenkomst overeengekomen, die op 6 februari 2013 door de rechtsvoorganger van Chemours, op 15 februari 2013 door Desco en op 15 april 2013 door Stedin is

ondertekend (hierna: de Vaststellingsovereenkomst). In de Vaststellingsovereenkomst is de civielrechtelijke verhouding tussen partijen geregeld. De Vaststellingsovereenkomst bepaalt onder meer dat de ATO door Desco per 1 januari 2011 met terugwerkende kracht wordt overgedragen aan de rechtsvoorganger van Chemours.

13. Over de rechtsgeldigheid van de ATO, de Verhuurovereenkomst en de

Vaststellingsovereenkomst (hierna: de Overeenkomsten) lopen tussen partijen civiele

procedures. Voorts loopt tussen partijen een aparte civiele procedure over (terug)betaling van het systeemdienstentarief. Deze procedure is aangehouden in afwachting van het onderhavige besluit.

14. De vraag die partijen in de onderhavige zaak verdeeld houdt, is of Stedin op grond van de

E-wet het systeemdienstentarief in rekening mag brengen bij Chemours. In dit verband heeft Stedin op 1 mei 2014 de rechtsvoorganger van Chemours per e-mail gesommeerd het systeemdienstentarief voor de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011 te betalen. Stedin heeft de facturen voor het systeemdienstentarief als bijlage opgenomen in deze e-mail. Deze facturen staan op naam van Desco.

15. Bij e-mail van 8 mei 2014 heeft de rechtsvoorganger van Chemours Stedin laten weten dat zij

niet aan de sommatie van Stedin zal voldoen.

4.

Juridisch Kader

16. De relevante artikelen uit de E-wet en de Tarievencode Elektriciteit (hierna: TCE) zijn

opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

5.

Standpunten van partijen

5.1 Standpunt Chemours

17. Chemours stelt zich op het standpunt dat zij op basis van de E-wet niet verplicht is om het

systeemdienstentarief aan Stedin te betalen voor de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011.

18. Daartoe voert Chemours onder verwijzing naar het besluit op bezwaar in de zaak Wärtsilä8 aan

dat Desco en niet Chemours op basis van de feitelijke netconfiguratie moet worden

8

(5)

Openbare versie

Besluit

5

/1

4

aangemerkt als afnemer die een aansluiting heeft op het openbare net van Stedin. Het net van Desco bevindt zich volgens Chemours achter deze aansluiting. Aangezien de

elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours niet zijn aangesloten op het openbare net van Stedin, maar op het particuliere net van Desco, bestaat er volgens Chemours op basis van

de CBb uitspraak in de zaak Dow/TenneT9 geen grondslag op basis waarvan Stedin bij haar

het systeemdienstentarief in rekening kan brengen.

19. Tijdens de hoorzitting heeft Chemours daar op basis van de Dobbestroom-uitspraken van het

CBb10 aan toegevoegd dat de twee 50/12,5 kV transformatoren hulpmiddelen zijn die

onderdeel uitmaken van het particuliere net van Desco. Aangezien de transformatoren via de primaire 50 kV-zijde zijn aangesloten op het openbare 50 kV-net van Stedin, meent zij dat van een aansluiting geen sprake is, omdat de netten zijn gekoppeld op hetzelfde spanningsniveau. Ook daarom is er volgens Chemours geen grondslag op basis waarvan Stedin bij haar het systeemdienstentarief in rekening kan brengen.

20. Voor zover ACM zou oordelen dat er toch een grondslag is op basis waarvan Stedin het

systeemdienstentarief in rekening kan brengen, betoogt Chemours aan de hand van de CBb

uitspraken in de zaken Elsta11 en Salinco12 dat het systeemdienstentarief alleen in rekening

mag worden gebracht over het eigen verbruik van Chemours en niet over het totale verbruik zoals dit plaatsvond achter de aansluiting op het openbare net van Stedin. Aangezien Stedin dit onderscheid (in haar facturen) niet maakt, handelt zij volgens Chemours in strijd met de E-wet.

21. Voorts stelt Chemours dat indien er voor haar al een verplichting zou bestaan tot betaling van

het systeemdienstentarief, de vordering van Stedin tot betaling van het systeemdienstentarief op grond van artikel 31, lid 10, E-wet is vervallen, omdat Stedin niet binnen twee jaar na levering van de systeemdiensten betaling daarvan heeft gevorderd. De facturen die Stedin in dit verband op 1 mei 2014 aan Chemours heeft gestuurd volstaan volgens Chemours niet, omdat deze niet op naam van Chemours maar op naam van Desco staan.

5.2 Standpunt Stedin

22. Stedin stelt zich op het standpunt dat zij gerechtigd is het systeemdienstentarief in rekening te

brengen bij Chemours.

9

CBb 23 juli 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BX4127.

10

CBb 23 januari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:14; CBb 1 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV3169 en CBb 30 december 2010, ECLI:NL:CBB:2010:BP1763.

11

CBb 25 juli 2007, ECLI:NL:CBB:2007:BB4168.

12

(6)

Openbare versie

Besluit

6

/1

4

23. Stedin verwijst daarbij naar de vonnissen van de civiele rechter van de rechtbank Rotterdam

van 10 september 2014 (hierna: de Vonnissen), waarin de rechtsgeldigheid van de Overeenkomsten centraal stond. In de Vonnissen is de door de rechtsvoorganger van Chemours gevorderde verklaring voor recht dat de Overeenkomsten in strijd zijn met de wet

afgewezen.13 Tegen de Vonnissen is door Chemours hoger beroep ingesteld.

24. Volgens Stedin zijn de Vonnissen voor ACM leidend bij beoordeling van de verhouding tussen

partijen. Nu is bepaald dat de Overeenkomsten niet in strijd met de wet en dus rechtsgeldig zijn, kan en mag ACM volgens Stedin niet ingrijpen in de civiele verhouding tussen partijen.

25. Op basis van de Vonnissen en de hiervoor aangehaalde zaak Wärtsilä, betoogt Stedin dat

Chemours een feitelijke en operationele aansluiting heeft op het openbare net van Stedin. Stedin voert aan dat de aansluiting van Chemours is gerealiseerd op de transformatoren die Chemours van Stedin huurt op basis van de Verhuurovereenkomst. De transformatoren behoren volgens Stedin tot de installatie van Chemours en zijn aangesloten op het openbare net van Stedin. Stedin en Chemours zijn voor deze aansluiting de ATO overeengekomen. Op of achter de aansluiting van Chemours vindt volgens Stedin het verbruik van Chemours plaats. De mogelijkheid dat achter deze aansluiting het particuliere net van Desco ligt, is volgens Stedin niet van belang. Stedin is daarom bevoegd het systeemdienstentarief in rekening te brengen bij Chemours.

26. Voorts betwist Stedin de stelling van Chemours dat geen sprake zou zijn van een aansluiting.

Stedin stelt dat haar openbare net en, indien daarvan al sprake is, het particuliere net van Desco zijn aangesloten op de transformatoren die Chemours van Stedin huurt. Uit de Overeenkomsten blijkt dat de aansluiting van Chemours is gerealiseerd op de primaire 50 kV-zijde van de transformatoren. Het particuliere net van Desco is aangesloten op de secundaire 12,5-kV zijde van de transformatoren. De netten zijn daarom gekoppeld op een ander spanningsniveau.

27. Stedin stelt voorts dat haar vordering tot het innen van het systeemdienstentarief niet is

vervallen. Stedin meent dat artikel 31, lid 10, E-wet toepassing mist omdat Stedin binnen de vervaltermijn facturen voor systeemdiensten aan Chemours heeft gestuurd. Verder meent Stedin dat de wettelijke norm uit artikel 31, lid 10, E-wet niet tot haar is gericht, omdat de norm eerst dient te worden uitgewerkt in de codes. Dit is tot op heden niet gebeurd. Tot slot stelt Stedin dat de norm consumentenbescherming beoogt en daarom alleen van toepassing is op kleinverbruikers en niet op grootverbruikers, zoals Chemours.

28. Stedin verzoekt ACM daarom de klacht van Chemours af te wijzen.

13

(7)

Openbare versie

Besluit

7

/1

4

6.

Beoordeling van het geschil

29. Hierna zal ACM eerst ingaan op haar bevoegdheid tot geschilbeslechting. Vervolgens gaat zij

in op de vraag bij wie het systeemdienstentarief in rekening kan worden gebracht.

6.1 Bevoegdheid ACM

30. Op grond van artikel 51, lid 1, E-wet kan een “partij die een geschil heeft met een netbeheerder

over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet” een klacht bij ACM indienen. In een

geschilbeslechtingsprocedure dient ACM derhalve een oordeel te vellen over de vraag of de netbeheerder wat betreft zijn taken, bevoegdheden en verplichtingen in overeenstemming met de E-wet handelt.

31. Het onderhavige geschil ziet op de vraag of Stedin op grond van artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in

samenhang gelezen met artikel 91 E-wet het systeemdienstentarief in rekening mag brengen bij (de rechtsvoorganger van) Chemours.

32. Het in rekening brengen van het systeemdienstentarief is op grond van artikel 30, lid 2, E-wet

(oud) in samenhang gelezen met artikel 4.5.1 TCE een wettelijke taak van Stedin. Dit heeft het

CBb bevestigd in de uitspraak in de zaak Desco/Stedin.14 ACM is daarom bevoegd om een

oordeel te vellen over de vraag hoe Stedin met deze taak omgaat.

33. Stedin voert aan dat de Vonnissen van de civiele rechter leidend zijn voor ACM bij de

beoordeling van het onderhavige geschil.

34. ACM volgt Stedin niet in haar betoog. De vraag die op grond van artikel 51 E-wet door ACM

dient te worden beantwoord, is of een netbeheerder handelt in overeenstemming met de E-wet. Deze vraag is feitelijk van aard en staat in beginsel los van de vraag wat partijen onderling en civielrechtelijk hebben afgesproken. Voorts wijst ACM erop dat zij op basis van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht de verplichting heeft om bij de voorbereiding van een besluit “de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen” te vergaren. Hierbij kan het ook gaan om feiten en belangen die onderdeel zijn of zijn geweest van een civielrechtelijk geschil.

35. In het licht van het bovenstaande is ACM van oordeel dat de Vonnissen niet leidend zijn. Bij

het beslechten van geschillen dient ACM alle omstandigheden af te wegen, ook en indien

14

(8)

Openbare versie

Besluit

8

/1

4

nodig omstandigheden die onderdeel zijn van een civielrechtelijk geschil. Een andere

benadering zorgt ervoor dat geschilbeslechting door ACM niet goed mogelijk zou zijn.15

36. Volledigheidshalve wijst ACM erop dat de vraag of Stedin het systeemdienstentarief in

rekening mag brengen bij Chemours niet aan de orde is gekomen in de Vonnissen en dat de civiele procedure over betaling van het systeemdienstentarief door Chemours is aangehouden door de civiele rechter in afwachting van het onderhavige besluit. De onderhavige

geschilprocedure doorkruist deze civiele procedures daarom niet.

6.2 Bij wie kan het systeemdienstentarief in rekening gebracht worden?

37. Artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet bepaalt bij wie het

systeemdienstentarief in rekening gebracht kan worden. Het tarief kan in rekening worden gebracht bij (i) iedere afnemer, (ii) die elektriciteit verbruikt, (iii) een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder en (iv) het elektriciteitsverbruik plaatsvindt op dezelfde aansluiting als de aansluiting op het net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Indien aan een van deze criteria niet is voldaan, bestaat er geen grondslag voor het in rekening brengen van het systeemdienstentarief.

38. Volgens Chemours bestaat er voor Stedin geen grondslag om het systeemdienstentarief bij

haar in rekening te brengen. ACM gaat hierna eerst in op de vragen of er een aansluiting is en of sprake is van een net dan wel installatie. Vervolgens gaat zij in op de vraag of het

systeemdienstentarief door Stedin in rekening kan worden gebracht bij Chemours. Aansluiting

39. Chemours heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een aansluiting, aangezien het

particuliere net van Desco via de 50 kV-zijde van de transformatoren is aangesloten op het openbare 50 kV-net van Stedin. Er zou volgens Chemours sprake zijn van een koppeling tussen twee netten op hetzelfde spanningsniveau die op basis van de Dobbestroom-uitspraken van het CBb niet wordt aangemerkt als een aansluiting in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel

b, E-wet.16 Aangezien er geen sprake zou zijn van een aansluiting is er ook geen sprake van

een afnemer, zodat er geen grondslag is voor het in rekening brengen van het systeemdienstentarief bij Chemours.

40. ACM meent dat de situatie in de Dobbestroom-uitspraken van het CBb verschilt met de

15

CBb 23 september 2005, ECLI:NL:CBB:2005:AU3611, r.o. 6.4.

16

(9)

Openbare versie

Besluit

9

/1

4

onderhavige situatie. In Dobbestroom was sprake van een directe verbinding tussen het particuliere 10 kV-net van Dobbestroom en het openbare 10 kV-net van Enexis. De netten opereerden dus op hetzelfde spanningsniveau, zodat het CBb op basis van een letterlijke uitleg van het aansluitingsbegrip tot de slotsom kwam dat de verbinding tussen deze twee

netten niet was aan te merken als een aansluiting.17

41. In het onderhavige geval is naar het oordeel van ACM geen sprake van een verbinding tussen

twee netten op hetzelfde spanningsniveau. Uit de stukken van partijen volgt dat het particuliere net van Desco een spanningsniveau van 12,5 kV heeft. Het openbare net van Stedin heeft een spanningsniveau van 50 kV. Het particuliere net van Desco en het openbare net van Stedin zijn verbonden via twee 50/12,5 kV-transformatoren.

42. Dat de verbinding tussen de twee netten is gerealiseerd op de 50 kV-zijde van deze

transformatoren is naar het oordeel van ACM niet relevant. Transformatoren dienen er naar hun aard toe om het spanningsniveau tussen twee netten of een net en een installatie om te zetten naar het gewenste spanningsniveau. Dit is niet anders voor de transformatoren die het openbare net van Stedin verbinden met het particuliere net van Desco. Zij zetten het

spanningsniveau tussen de twee netten om van 50 kV naar 12,5 kV. Er is derhalve sprake van

een verbinding tussen twee netten op een verschillend spanningsniveau,18 zodat de verbinding

tussen deze netten valt aan te merken als een aansluiting.

43. Volledigheidshalve merkt ACM op dat zelfs indien er sprake zou zijn van een verbinding tussen

twee netten op hetzelfde spanningsniveau, naar het oordeel van ACM nog steeds sprake is van een aansluiting. Het particuliere net van Desco kan volgens ACM namelijk worden aangemerkt als een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ).

44. De Wet WOZ richt zich voor de beoordeling of een zaak op grond van deze wet belastbaar is,

naar begrip van onroerende zaak zoals dit bestaat in het burgerlijk recht. Netten zijn als duurzaam met de grond verbonden werken onroerende zaken in de zin van artikel 3:3, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dat netten onroerende zaken zijn volgt ook uit de

kabelarresten van de Hoge Raad van 6 juni 2003.19 Bij de aanpassing van de

natrekkingsregeling van artikel 5:20 BW heeft de wetgever de lijn van de Hoge Raad gevolgd

en aangegeven dat de redenering eveneens van toepassing is op elektriciteitsnetten.20

Doordat netten onroerende zaken zijn, werden de netten vatbaar voor heffing van onroerende

17

CBb 30 december 2010, ECLI:NL:CBB:2010:BP1763, r.o. 5.3.

18

ACM besluit van 17 juni 2015, zaaknr. 14.0958.30, rnr. 17.

19

HR 6 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AD3578 en AD3591.

20

(10)

Openbare versie

Besluit

1

0

/1

4

zaakbelasting. Voor de heffing hiervan is voor netten echter een uitzonderingsgrond van

toepassing, de zogeheten werktuigvrijstelling.21

45. Naar het oordeel van ACM is sprake van een verbinding tussen het openbare net van Stedin

en een onroerende zaak, zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, onderdelen a tot en met e,

Wet WOZ, te weten het particuliere net van Desco. Er is daarmee sprake van een aansluiting, omdat aan het eerste deel van het aansluitingsbegrip is voldaan.

Installatie of net

46. Partijen verschillen van mening over de vraag of achter de aansluiting een installatie of een net

ligt. Stedin stelt dat de aansluiting behoort tot de installatie van Chemours. Chemours betoogt dat de aansluiting de verbinding vormt tussen het openbare net van Stedin en het particuliere net van Desco.

47. ACM is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een installatie, aangezien in de periode van het geschil behalve Chemours, ook de elektriciteitsverbruikende fabrieken van derden, waaronder Perstorp Speciality Chemicals B.V., waren aangesloten op het stelsel

van verbindingen.22 Aangezien er een derde is aangesloten op het stelsel van verbindingen is

sprake van een net.

48. ACM overweegt dat voor de afbakening van een net niet de eigendomsverhoudingen, maar de

feitelijke situatie bepalend is.23 De aansluiting verbindt het openbare net van Stedin met het

particuliere net van Desco. De transformatoren zijn daarbij een hulpmiddel van het particuliere

net van Desco en niet een zelfstandige installatie van Chemours.24 De Verhuurovereenkomst

op basis waarvan Chemours de transformatoren waarop de aansluiting is gerealiseerd van Stedin huurt, doet hier voor de afbakening van het net naar het oordeel van ACM niet aan af. Kan bij Chemours het systeemdienstentarief in rekening worden gebracht?

49. Uit het voorgaande blijkt dat het particuliere net van Desco is aangesloten op het openbare net

van Stedin. In een eerder geschil hebben Desco en Stedin op basis van grotendeels

vergelijkbare feiten gevraagd of Stedin het systeemdienstentarief in rekening mocht brengen bij Desco. Die vraag heeft het CBb ontkennend beantwoord, omdat Desco geen eigen

21

Artikel 2, lid 1, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ, ter uitvoering van artikel 18, lid 4, Wet WOZ.

22

Kamerstukken II 1997/98, 26 303, nr. 7, p. 20.

23

ACM besluit van 7 januari 2015, zaaknr. 14.0661.14, rnr. 40.

24

(11)

Openbare versie

Besluit

1

1

/1

4

elektriciteit verbruik had.25

50. De vraag die partijen in de onderhavige zaak verdeeld houdt is of Stedin op grond van de

E-wet het systeemdienstentarief in rekening mag brengen bij Chemours. Deze vraag moet naar het oordeel van ACM ontkennend worden beantwoord.

51. In de zaak Dow/TenneT heeft het CBb vastgesteld dat het systeemdienstentarief niet in

rekening kan worden gebracht indien een afnemer via een particulier net is aangesloten op

een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.26 In die gevallen is geen sprake van een

directe aansluiting op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder, hetgeen artikel 30, lid 2, E-wet vereist.

52. Aangezien de elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours zijn aangesloten op het

particuliere net van Desco en niet een op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder, kan Stedin naar het oordeel van ACM het systeemdienstentarief niet in rekening brengen bij Chemours.

53. Dit is naar het oordeel van ACM niet anders wanneer vastgesteld zou kunnen worden dat

Chemours via de transformatoren tevens een aansluiting zou hebben op het door Stedin beheerde openbare net.

54. Uit artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet volgt dat het

systeemdienstentarief uitsluitend in rekening kan worden gebracht bij een afnemer die zelf elektriciteit verbruikt en dit verbruik plaatsvindt op dezelfde aansluiting als de directe

aansluiting van die afnemer op het openbare net.27

55. In de zaak Elsta/DNWB heeft het CBb geoordeeld dat het systeemdienstentarief alleen in

rekening kan worden gebracht indien een afnemer “door eigen gebruik elektriciteit tot

ontbinding brengt”. Daarvan is geen sprake indien de afnemer “zelf geen elektriciteit verbruikt, maar deze slechts produceert dan wel doorlevert”.28

56. Zelfs indien vastgesteld zou kunnen worden dat Chemours een aansluiting heeft op het

openbare net van Stedin, dan vindt op deze aansluiting geen eigen verbruik van Chemours plaats. Chemours levert de elektriciteit door aan het particuliere net van Desco, waarop de elektriciteitsverbruikende fabrieken van Chemours zijn aangesloten. Daarmee wordt naar het

25

CBb 18 april 2014, ECLI:NL:CBB:2014:149, r.o. 4.3.

26

CBb 23 juli 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BX4127, r.o. 6.1.

27

Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 493, nr. 7, p. 5-6 en Kamerstukken II 2012/13, 33 493, nr. 23, p. 2-4.

28

(12)

Openbare versie

Besluit

1

2

/1

4

oordeel van ACM niet voldaan aan de eis dat het elektriciteitsverbruik op grond van artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang gelezen met artikel 91 E-wet moet plaatsvinden op dezelfde aansluiting als de aansluiting op het net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

57. ACM komt derhalve tot de slotsom dat Stedin in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011

niet gerechtigd is om op grond van artikel 30, lid 2, E-wet (oud) in samenhang met artikel 91 van de E-wet het systeemdienstentarief in rekening te brengen bij Chemours.

58. Nu ACM vaststelt dat er voor Stedin geen grondslag is voor het in rekening brengen van het

systeemdienstentarief bij Chemours, komt ACM niet toe aan de beoordeling of sprake is van verval van een eventuele vordering, zoals bedoeld in artikel 31, lid 10, E-wet.

7. Dictum

59. ACM verklaart de klacht van Chemours tegen Stedin gegrond.

Den Haag,

Datum: 18 juni 2015

Autoriteit Consument en Markt namens deze,

w.g.

drs. F.E. Koel

Teammanager Directie Energie

(13)

Openbare versie

Besluit

1

3

/1

4

Bijlage

Artikel 1 E-wet, zoals deze gold in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011, luidde, voor zover relevant:

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)

b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau;

c. afnemer: een ieder die beschikt over een aansluiting op een net; (…)

i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;

k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;

p. systeemdiensten: de diensten die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoert om het transport van elektriciteit over alle netten op een veilige en doelmatige wijze te waarborgen, om grootschalige onderbrekingen van het transport van elektriciteit op te lossen, en om de

energiebalans op alle netten te handhaven of te herstellen;

Artikel 30 E-wet, zoals deze gold in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2011, luidde:

1. Het tarief voor het verrichten van de systeemdiensten heeft betrekking op: a. het reservevermogen en regelvermogen,

b. de black-start-voorzieningen en c. de overige systeemdiensten.

2. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit verbruikt en een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

3. Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een bedrag per verbruikte hoeveelheid elektriciteit in kWh.

(14)

Openbare versie

Besluit

1

4

/1

4

Artikel 31, lid 10, E-wet luidt:

De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bepalen dat een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van geleverde diensten als bedoeld in artikel 27, eerste lid, wordt gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden en dat bij gebreke daarvan de vordering vervalt. De eerste volzin is niet van toepassing indien het uitblijven van

bedoelde vordering, een onjuiste vordering daaronder begrepen, het rechtstreekse gevolg is van een daartoe gerichte opzettelijke gedraging van de afnemer.

Artikel 91 E-wet luidt:

Bij de toepassing van artikel 30, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 juli 2011 geldt dat het tarief, bedoeld in artikel 30, eerste lid, uitsluitend in rekening wordt gebracht of kon worden gebracht indien op dezelfde aansluiting sprake was van verbruik van elektriciteit en een aansluiting op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder.

Artikel 4.5.1 TCE luidde gedurende de periode van het geschil:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

b) De b-grond: het GDS transporteert elektriciteit primair voor de eigenaar van dat systeem of de daarmee verwante bedrijven. Aanvrager doet, zo blijkt uit de verstrekte

b) De b-grond: het GDS transporteert elektriciteit primair voor de eigenaar van dat systeem of de daarmee verwante bedrijven. Aanvrager doet, zo blijkt uit de verstrekte

Netwerk beroept zich er daarbij, evenals in de eerste klacht, voor de periode vanaf 20 juli 2012 op dat de E-wet zoals die per 20 juli 2012 luidt, een innings- en afdrachtsplicht

spanningsvariaties die hiervan een gevolg zijn, kunnen alleen worden opgevangen door de regeltransformatoren en andere regelapparatuur die onderdeel uitmaakt van het toekomstig

b) De b-grond: het GDS transporteert elektriciteit primair voor de eigenaar van dat systeem of de daarmee verwante bedrijven. Aanvrager doet, zo blijkt uit de verstrekte

Degene aan wie een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit

getransporteerde elektriciteit af. Aanvrager heeft bovendien toegelicht dat het elektriciteitsnet oorspronkelijk voor aanvrager is aangelegd. Uit het “Ontwikkelingsplan

b) De b-grond: het GDS transporteert elektriciteit primair voor de eigenaar van dat systeem of de daarmee verwante bedrijven. Aanvrager doet, zo blijkt uit de verstrekte