• No results found

Clustervorming in de Eemsdelta

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Clustervorming in de Eemsdelta "

Copied!
102
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

de rol van Groningen Seaports

in opdracht van:

(2)

- 2 - Douwe Woldring

Clustervorming in de Eemsdelta

de rol van Groningen Seaports

Douwe Woldring

Studentnummer 1425560 Groningen, 24 mei 2006 Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship Interne begeleiders:

Dhr. E. Mulder en Mevr. M. Zwerver Afstudeerbegeleiders:

1

e

begeleider: dr. C.H.M. Lutz 2

e

begeleider: dr. Th.J.B.M. Postma

‘De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het

auteursrecht van het afstudeerverslag ligt bij de auteur’

(3)

- 3 -

Douwe Woldring

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie “Clustervorming in de Eemsdelta”. Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van de studie Master of Science in Business Administration met afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship. Ik heb deze studie gevolgd aan de faculteiten Bedrijfskunde en Economie van de Rijksuniversiteit in Groningen.

Groningen Seaports bood mij de unieke kans om een onderzoek uit te voeren naar de regio waar mijn wortels liggen en waar ik persoonlijk in economisch opzicht veel van verwacht.

Deze scriptie is gebaseerd op het onderzoek dat ik van 1 december 2005 tot 1 juni 2006 heb uitgevoerd bij de havenautoriteit in Delfzijl. Het doel van dit onderzoek is om de clustervorming in de havenregio van de Eemsdelta in kaart te brengen.

Op deze plek zou ik graag een aantal mensen bedanken die het mede mogelijk hebben gemaakt om dit onderzoek tot een positief einde te brengen. Om het advies uit te kunnen brengen heb ik vanuit Groningen Seaports alle medewerking gekregen. Ik wil dan ook iedereen bij Groningen Seaports bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen. In het bijzonder wil ik mijn bedrijfsbegeleider, Eduard Mulder, bedanken voor een creatieve, frisse en open kijk op de theorie omtrent clustervorming. Mijn tweede begeleider bij Groningen Seaports, Marjolein Zwerver, heeft ervoor gezocht dat de spreekwoordelijke puntjes op de i kwamen. Ook alle bedrijven die hun medewerking gaven middels een interview zou ik langs deze weg willen bedanken

Mijn dank gaat tevens uit naar mijn afstudeerbegeleiders van de universiteit. Naast alle nuttige adviezen die ik heb gekregen van dhr. Lutz tijdens het afstudeertraject wil ik hem ook bedanken voor de samenwerking die plezierig verlopen is. Vooral het meedenken bij de planning van de laatste loodjes heb ik als zeer prettig ervaren. Ook dhr. Postma wil ik bedanken voor zijn inhoudelijke bijdrage en het beoordelen van dit rapport.

Tot slot wil ik mijn ouders, familie en vriendin bedanken voor hun steun tijdens de laatste fase van mijn studie. Zij hebben het meest intensief met mij meegeleefd en altijd vertrouwen in mij gehad.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van deze scriptie!

Douwe Woldring

Delfzijl, mei 2006

(4)

- 4 - Douwe Woldring

Management samenvatting

Aanleiding

Het doel van Groningen Seaports is om op verantwoorde en duurzame wijze de economische activiteiten, en dus de werkgelegenheid, in de direct onder haar beheer dan wel regie vallende havens, bedrijventerreinen en andere logistieke knooppunten te stimuleren.

Groningen Seaports gebruikt twee hoofddoelstellingen om het gevoerde beleid in de havenregio te toetsen:

→ het jaarlijks uitgeven van twaalf hectare bouwgrond;

→ een gemiddelde jaarlijkse volumestijging in tonnage van drie procent.

Een ander belangrijk doel van Groningen Seaports is het samenbrengen van gelijksoortige bedrijfsactiviteiten in de havenregio van de Eemsdelta om zodoende samenwerking en synergie-effecten te realiseren. Het goed functioneren van de havenregio is voor Groningen Seaports heel belangrijk. Groningen Seaports gaat er vanuit dat hierdoor huidige beeldbepalende bedrijven behouden blijven en nieuwe bedrijven eerder geneigd zijn zich in de havenregio te vestigen.

De overheid kan beleid formuleren ter stimulering van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven in een bepaalde regio. Groningen Seaports is de aangewezen organisatie om het clusterbeleid voor de Eemsdelta te regisseren. Groningen Seaports kan voor de havenregio in de Eemsdelta als clustermanager optreden. Groningen Seaports kan in deze hoedanigheid activiteiten ontplooien om bedrijven en (kennis-) instellingen bij elkaar te brengen met als doel de samenwerking in de havenregio te stimuleren.

Doel/ Centrale vraag

Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de clusteractiviteiten in de havenregio van de Eemsdelta met als doel input te verkrijgen voor het beleid van Groningen Seaports. Het onderzoek moet voor Groningen Seaports aanbevelingen opleveren waardoor de organisatie gerichter het samenwerkingsbeleid vorm kan geven. Uiteindelijk kan dit beleid zorgen voor een versterking van de havenregio in de Eemsdelta. Op basis van de doelstelling is een centrale vraagstelling geformuleerd:

Hoe werken bedrijven in de havenregio van de Eemsdelta samen en wat is de rol van

Groningen Seaports in de stimulering van clusteractiviteiten binnen de havenregio?

(5)

- 5 -

Douwe Woldring Onderzoeksmethodiek

De theoretische invalshoek is gebaseerd op de clustertheorie van Michael Porter omtrent de invloed van clustervorming op bedrijfsprestaties, regionale economische ontwikkeling en de concurrentiekracht van landen in het geheel. Door het exploratieve karakter van het onderzoek is gekozen om de vraagstelling via een kwalitatieve methode te beantwoorden. Na de bepaling van de populatie van bedrijven in de havenregio is een selectie gemaakt van acht bedrijven. Deze zijn benaderd voor diepte interviews waarvan case beschrijvingen zijn gemaakt. De resultaten uit de case beschrijvingen zijn samengevat en er is geprobeerd om een patroon te ontdekken. Tevens zijn de resultaten vergeleken met beschikbare landelijke cijfers.

Uitkomsten

De antwoorden op de vier deelvragen zijn tevens de uitkomsten van het onderzoek en zullen hier besproken worden.

1. Hoe wordt in het kader van het onderzoek een cluster gedefinieerd?

In hoofdstuk drie is uitgebreid de theorie betreffende clustervorming behandeld. Er is gekozen om de clustertheorie van Porter als hoofdlijn in het onderzoek te gebruiken. In combinatie met andere auteurs is tot de volgende definitie van een cluster gekomen:

A population of geographically concentrated and mutually related business units, associations and public(-private) organizations centered around a distinctive economic specialization.

De definitie valt uiteen in een viertal verschillende onderdelen.

populatie van bedrijven, instituties en kennisinstellingen;

geografisch geconcentreerd;

geconcentreerd rond een economische specialisatie, technologie of gemeenschappelijke input;

mutually related/ interconnected.

2. Kan de havenregio in de Eemsdelta gekenmerkt worden als een cluster?

Uit de theorie gecombineerd met het desk research blijkt dat de havenregio in de Eemsdelta op de eerste drie van de vier punten uit de clusterdefinitie gezien kan worden als een cluster.

Het vierde punt is onderwerp van het field research in hoofdstuk vijf waar een negental case

beschrijvingen leidt tot een overzicht van de samenwerkingsactiviteiten in de havenregio. De

(6)

- 6 -

Douwe Woldring conclusie uit hoofdstuk vijf is nodig om een antwoord te kunnen geven op deelvraag drie. De conclusie uit dit hoofdstuk luidt als volgt: Er zijn op grond van de mate van samenwerking sterke aanwijzingen gevonden om de havenregio in de Eemsdelta aan te kunnen merken als een regionaal cluster.

3. Hoe wordt er door de bedrijven in de havenregio samengewerkt?

In hoofdstuk vijf is door middel van negen case beschrijvingen geprobeerd een beeld te krijgen van de samenwerkingsactiviteiten van de bedrijven in de havenregio. Door middel van de ingewonnen informatie zijn een aantal uitspraken gedaan over de mate van samenwerking in de havenregio. In vergelijking met cijfers van het EIM wordt door de bedrijven uit de onderzoeksgroep meer en intensiever met elkaar samengewerkt dan het landelijke gemiddelde. Dit geldt nagenoeg voor alle samenwerkingsdimensies.

Zes van de acht ondervraagden werkt binnen de havenregio samen met leveranciers. Vijf van de acht ondervraagden werkt binnen de havenregio samen met klanten. Landelijk werkt 34 % van de ondernemingen samen met klanten terwijl 24 % samenwerkt met leveranciers. Als de landelijke cijfers vergeleken worden met de resultaten uit de havenregio dan blijkt dat er in de havenregio beduidend meer verticaal samen wordt gewerkt.

Het in de horizontale dimensie samenwerken met andere bedrijven bleek niet veel te gebeuren. Het Havenbedrijf Delfzijl, opgericht door drie concurrenten, is het enige duidelijke voorbeeld van samenwerking tussen concurrenten. Landelijk wordt er meer samengewerkt met concurrenten. Aangetekend moet worden dat dit hoofdzakelijk indirecte concurrenten zijn die buiten de eigen regio een vestiging hebben.

De helft van de ondervraagden werkt met kennisinstellingen samen. In vergelijking met landelijke cijfers (10 %) mag gesteld worden dat er in de havenregio relatief veel op het institutionele vlak wordt samengewerkt.

Alle bedrijven maken gebruik van samenwerkingsverbanden in de diagonale dimensie. In vergelijking met landelijke cijfers (29 %) mag gesteld worden dat er in de havenregio relatief veel op het diagonale vlak wordt samengewerkt.

Bij de gehanteerde samenwerkingsverbanden blijft de onderneming hoofdzakelijk autonoom

functioneren. Drie bedrijven werken samen waarbij de bedrijfsactiviteiten volledig of deels

worden geïntegreerd. De meeste samenwerkingsverbanden hebben operationele doelen. De

helft van de ondervraagden werkt ook strategisch samen. Door het ontbreken van landelijke

cijfers valt weinig concreets te zeggen over de bovenstaande feiten.

(7)

- 7 -

Douwe Woldring Alle geïnterviewde bedrijven werken met meer dan twee partijen samen. Vijf bedrijven werken zelfs samen met meer dan vijf partijen. In vergelijking met landelijke cijfers (17%) mag gesteld worden dat er in de havenregio met relatief veel partners wordt samengewerkt Bij de stellingen over de havenregio is duidelijk naar voren gekomen wat de ondervraagden over het algemeen van de havenregio vinden en hoe er wordt samengewerkt. De uitkomsten van de stellingen bevestigen het beeld wat in de case beschrijving naar voren kwam.

4. Hoe kunnen clusteractiviteiten in de Eemsdelta gestimuleerd worden en wat is de rol van Groningen Seaports hierin?

In hoofdstuk zes is ten eerste bepaald dat de overheid onder bepaalde voorwaarden vrij is om in te grijpen in de economische omgeving. De geïnterviewden zijn ook gevraagd naar hun mening over het formuleren van clusterbeleid door Groningen Seaports. Vanuit de praktijk werd hier positief op gereageerd mits de overheid maar niet op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Binnen de grenzen van de speelruimte van Groningen Seaports zijn een aantal clusterbeleidsopties geformuleerd. Groningen Seaports heeft de mogelijkheden om beleid omtrent samenwerking te ontwikkelen en uit te voeren. De meest concrete en haalbare beleidsopties zullen hier worden gepresenteerd. Deze voorstellen worden door de ondernemers in de praktijk gedragen.

Thema-avonden

Een makkelijke en laagdrempelige manier om partijen en personen in de havenregio samen te brengen is het organiseren van bijeenkomsten. De onderwerpen die ter sprake komen dienen zowel prikkelend als nuttig zijn voor de deelnemers. De frequentie van de bijeenkomsten kan gesteld worden op één keer per kwartaal. De organisatie van de bijeenkomsten moet gecoördineerd worden door Groningen Seaports in samenspraak met de bedrijfsbelangen organisaties SBE en BBE.

Kennismakingsbijeenkomst

Een kennismakingsbijeenkomst bij de vestiging van een nieuw bedrijf is een goede mogelijkheid om de bedrijven zakelijk en persoonlijk met elkaar te laten kennismaken. Door de snelle kennismaking met het nieuwe bedrijf zal de samenwerking tussen partijen bespoedigd worden. De organisatie van de bijeenkomsten moet gecoördineerd worden door de clustermanager.

Smoelenboek

In een (online) smoelenboek kan van alle bedrijven in de regio een korte beschrijving worden

gegeven van de activiteiten die zij ontplooien. Daarnaast kunnen dan foto’s van de

contactpersonen/ management getoond worden waarbij tevens de contactgegevens vermeld

(8)

- 8 -

Douwe Woldring worden. De marketingafdeling van Groningen Seaports kan de ontwikkeling van een dergelijk smoelenboek coördineren.

Samengaan van SBE en BBE

Een grote vooruitgang voor de clustervorming in de havenregio is het samengaan van de bedrijfsbelangen organisaties SBE en BBE. De SBE en de BBE streven grotendeels dezelfde doelen na en de regio’s waar ze zich voor inzetten overlappen elkaar. Het traject tot samenwerking of samengaan zal begeleidt moeten worden door Groningen Seaports in de rol als clustermanager.

Clusterprijs

Jaarlijks kan de aandacht gevestigd worden op het clusterbeleid van Groningen Seaports door een clusterprijs uit te reiken aan de organisatie(s) die veel betekend heeft voor de clustervorming in de havenregio. De coördinatie van het beoordelingstraject kan door Groningen Seaports uitgevoerd worden.

Clustervoorlichting

De voordelen van samenwerking en clustervorming moeten onder de aandacht worden gebracht van de ondernemers. De voorlichting richting de ondernemers kan op tal van manieren plaatsvinden. De voorlichting kan gecoördineerd worden door de marketingafdeling van Groningen Seaports.

Kennispool

De kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven kan verder verbeterd worden. Er kan een aanspreekpunt of werkgroep worden ingesteld die door de bedrijven in de havenregio ingeschakeld kan worden als er bepaalde vraagstukken opgelost moeten worden.

Groningen Seaports kan als clustermanager de contacten tussen de kennisinstellingen en het bedrijfsleven stroomlijnen en intensiveren. De kennispool kan door middel van gelden uit het Eemsdelta platform gefinancierd worden. Daarnaast zal per stage/ onderzoek ook een vergoeding van het opdrachtgevende bedrijf gevraagd moeten worden.

Havencongres

Het organiseren van een havencongres kan ervoor zorgen dat bepaalde partijen bij elkaar

worden gebracht en dat zodoende de kennis en bedrijvigheid in de havenregio op een hoger

platform worden gebracht. De organisatie van een congres kan gecoördineerd worden door

Groningen Seaports in combinatie met de Rijksuniversiteit in Groningen.

(9)

- 9 -

Douwe Woldring

Inhoudsopgave

INLEIDING ...11

HOOFDSTUK 1 GRONINGEN SEAPORTS EN DE HAVENREGIO ...12

HOOFDSTUK 2 ONDERZOEKSOPZET ...18

2.1 A

ANLEIDING ONDERZOEK

... 18

2.2 P

ROBLEEMSTELLING

... 19

2.2.1 Doelstelling ... 19

2.2.2 Vraagstelling ... 19

2.2.3 Deelvragen ... 19

2.2.4 Randvoorwaarden ... 20

2.2.5 Begripsdefiniëring ... 21

HOOFDSTUK 3 CLUSTERING: DE THEORIE ...23

3.1 A

LGEMEEN

... 23

3.2 C

LUSTERS

... 24

3.3 C

LUSTERTHEORIE VAN

P

ORTER

... 26

3.3.1 Kritiek op Porter ... 26

3.3.2 Diamant van Porter ... 28

3.3.3 Definitie ... 30

3.3.4 Cluster paradox ... 32

3.4 S

AMENWERKING

... 32

3.5 S

YNERGIE

... 36

3.6 C

ONCEPTUEEL MODEL

... 37

3.7 O

NDERZOEKSMETHODIEK

... 44

HOOFDSTUK 4 EEMSDELTA DIAMANT ...47

4.1 P

RODUCTIEFACTOREN

... 47

4.2 M

ARKTSTRUCTUUR

... 50

4.3 V

RAAGFACTOREN

... 51

4.4 O

VERHEID

... 52

4.5 T

OEVAL

... 54

HOOFDSTUK 5 CASE BESCHRIJVINGEN EN ANALYSE ...56

5.1 S

ELECTIE EN OPBOUW

... 56

5.1.1 Selectie ... 56

5.1.2 Opbouw ... 59

5.2 C

ASE BESCHRIJVINGEN

... 59

Case 1 AG Ems ... 59

Case 2 Havenbedrijf Delfzijl ... 61

Case 3 Hekkema Industrial Services ... 63

Case 4 Merema ... 65

Case 5 Reisiger ... 67

Case 6 Sealane ... 68

Case 7 Theo Pouw ... 70

Case 8 Water & Soil ... 72

Case 9 Chemie Park Delfzijl ... 74

(10)

- 10 -

Douwe Woldring

5.3 A

NALYSE

... 77

5.3.1 Bedrijf ... 77

5.3.2 Havenregio ... 83

C

ONCLUSIE

... 85

HOOFDSTUK 6 CLUSTERBELEID ...86

6.1 O

VERHEIDSINGRIJPEN

... 86

6.1.1 Wenselijkheid ... 87

6.1.2 Marktfalen ... 87

6.1.3 Overheidsfalen ... 88

6.2 C

LUSTERBELEID

... 89

6.2.1 Theorie ... 89

6.2.2 Praktijk ... 90

6.3 C

LUSTERBELEIDSOPTIES

... 91

HOOFDSTUK 7 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ...96

7.1 U

ITKOMSTEN

... 96

7.2 A

ANBEVELINGEN

... 97

7.3 T

OEKOMSTIG ONDERZOEK

... 99

LITERATUUROPGAVE ...100

BIJLAGEN

(11)

- 11 -

Douwe Woldring

Inleiding

Dit onderzoek gaat in op de clustervorming in de havenregio van de Eemsdelta. Het onderzoek heeft een verkennend en kwalitatief karakter. Het combineert hiervoor de resultaten van een literatuurverkenning met een negental casestudies. Groningen Seaports is de opdrachtgevende organisatie waar aanbevelingen voor worden gedaan. Hieronder zal de inhoud en de leesvolgorde van het verslag toegelicht worden

Leeswijzer

Hoofdstuk één staat in het teken van een algemene beschrijving van de taken en

werkzaamheden van Groningen Seaports. Door dit hoofdstuk krijgt de lezer een duidelijk

beeld van de opdrachtgevende organisatie. In hoofdstuk twee wordt de probleemstelling van

het onderzoek uitgebreid behandeld. De doelstelling, vraagstelling, deelvragen en de

randvoorwaarden krijgen hier ruim aandacht. Door dit hoofdstuk wordt het onderzoek

duidelijk afgebakend. Er is voor gekozen om het conceptueel model pas te presenteren in

hoofdstuk drie nadat de theorie rondom clustering is behandeld. Het conceptueel model is

gebaseerd op de "Diamant" van Michael Porter (1990) over de veronderstelde (positieve)

invloed van clustervorming op bedrijfsprestaties. In het vervolg van het verslag zal het model

aangeduid worden met de Diamant van Porter. Het deelonderwerp clustering staat centraal in

het onderzoek en wordt via de theorie over samenwerking tussen bedrijven

geoperationaliseerd. Alvorens aandacht te geven aan clustering en samenwerking worden de

overige factoren uit de Diamant van Porter in hoofdstuk vier besproken. De bespreking

gebeurt door middel van de door desk research ingewonnen informatie. In hoofdstuk vijf is er

volop aandacht voor clustering. Aan de hand van een negental cases wordt de mate van

samenwerking van de bedrijven uit de havenregio besproken. In hoofdstuk zes volgt, na een

korte behandeling van het onderwerp overheidsingrijpen, de aanbevelingen voor het

clusterbeleid van Groningen Seaports. Tenslotte worden in hoofdstuk zeven de belangrijkste

conclusies en aanbevelingen van het onderzoek gepresenteerd. Het overzicht van de

geïnterviewden, de vragenlijst en de scoringstabel krijgen in de bijlagen een plek.

(12)

- 12 -

Douwe Woldring

Hoofdstuk 1 Groningen Seaports en de havenregio

Groningen Seaports is de beheerder van de havens van Delfzijl/ Eemshaven en de aangrenzende industrieterreinen. Groningen Seaports voorziet in een complete havendienstverlening, van logistieke diensten tot het beschikbaar stellen van terreinen in beide havengebieden. Tevens omvat Groningen Seaports twee binnenhavens, de Farmsumerhaven en de Oosterhornhaven.

Groningen Seaports is een gemeenschappelijke organisatie. Dit houdt in dat Groningen Seaports een overheidsinstelling is, waarbij de provincie Groningen (60%), de gemeente Delfzijl (20%) en de gemeente Eemsmond (20%) de aandeelhouders zijn. Het bedrijf heeft de ruimte om een zelfstandig en commercieel beleid te voeren, maar zoals wel vaker gebruikelijk is bij een overheidsinstelling opereert Groningen Seaports onder een Dagelijks Bestuur (DB) en een Algemeen Bestuur (AB). Het Dagelijks en Algemeen Bestuur worden gevormd door vertegenwoordigers van de drie aandeelhouders. De besturen bestaan respectievelijk uit twaalf en drie afgevaardigden. De vertegenwoordigers van beide besturen hebben de taak het management team te controleren. Het Algemeen Bestuur komt vier keer per jaar bijeen voor een vergadering. Buiten deze bijeenkomsten worden belangrijke en omvangrijke projecten geaccordeerd door het Dagelijks Bestuur. Het Management Team en het personeel regelen de dagelijkse gang van zaken binnen het bedrijf.

Figuur 1.1 Organogram Groningen Seaports

Noot: De organisatie van Groningen Seaports is gecentraliseerd rondom de drie Business Units: Sales & Shipping, Port

Technology en Business Operations. De drie managers van de Business Units vormen samen met de Directeur Harm

Post het Management Team van Groningen Seaports.

(13)

- 13 - Douwe Woldring

Uit het tweejaarlijks terugkerend tevredenheidsonderzoek dat Groningen Seaports houdt onder zijn klanten blijkt het volgende: Groningen Seaports onderscheidt zich van andere havens door:

een snelle dienstverlening;

voldoende beschikbare grond rechtstreeks aan het water;

veel ruimte voor ontwikkeling;

uitstekende havenfaciliteiten;

hoog gekwalificeerd personeel;

prima bereikbaarheid en goede en snelle verbindingen over het spoor, de weg en de binnenwateren;

beide havens zijn uitgerust voor de op- en overslag van een breed scala aan goederen.

Het onderzoek is door Groningen Seaports zelf opgesteld en uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek kunnen hierdoor een subjectief karakter krijgen. De resultaten beïnvloeden dit onderzoek niet waardoor hier verder geen aandacht aan gegeven is.

Cijfers

Op dit moment wordt er via de havens van Groningen Seaports jaarlijks 7 miljoen ton aan goederen overgeslagen. Het totale gebied waar Groningen Seaports verantwoordelijk voor is behelst 2.546 hectare waarvan nog circa 800 hectare vrij is voor uitgifte. Op de industrieterreinen van Groningen Seaports zijn 140 bedrijven gehuisvest en deze bieden aan 5.800 mensen werk. De indirecte werkgelegenheid bedraagt 11.000 arbeidsplaatsen

2

.

De resultaatontwikkeling van Groningen Seaports geeft een wisselend beeld. In de tabellen op de volgende bladzijde worden de winst- en omzetontwikkeling van de afgelopen jaren weergegeven.

1 Klanttevredenheidsonderzoek 2004 Groningen Seaports

2 Jaarverslagen Groningen Seaports 1998-2005

(14)

- 14 -

Douwe Woldring

1.411

1.887

1.465

1.938

3.930

2.778

1.042

608 0

500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000

2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998

Noot:

In de jaren 2000 en 2001 is de winst door een eenmalig grootschalige grondverkoop niet in lijn met andere jaren. Cijfers zijn afkomstig uit de jaarverslagen van Groningen Seaports.

Figuur 1.3 Omzetontwikkeling 1998-2005

11.432 11.127

10.631 9.951 10.521 9.929

8.152 8.195

0 2000 4000 6000 8000 10000 12000

2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998

Noot: In de jaren 2000 en 2001 is de omzet door een eenmalig grootschalige grondverkoop niet in lijn met andere jaren. Cijfers zijn afkomstig uit de jaarverslagen van Groningen Seaports.

Beleid

Groningen Seaports heeft uit oogpunt van synergie en optimale samenwerking de industriële

k ernactiviteiten geconcentreerd in een zestal clusters. Deze clusters worden vooral marketingtechnisch gebruikt in de promotionele activiteiten van Groningen Seaports. Het zijn niet per definitie ook clusters zoals vanuit dit onderzoek naar clustervorming gekeken wordt.

Daarom zal in het vervolg van het onderzoek deze clusterbenamingen niet gehanteerd worden mits daar voldoende aanwijzingen voor zijn. De thematische benaming van de industriegebieden zoals Groningen Seaports deze in de promotie gebruikt zijn de volgende:

Chemie: chemische activiteiten, hoofdzakelijk geconcentreerd op het Chemie Park;

Metaal: metaaltechnische activiteiten hoofdzakelijk geconcentreerd op het Metal Park;

MERA: activiteiten gerelateerd aan Milieu, Energie, Recycling en Afval;

Agrologistiek: op- en overslagactiviteiten van agrarische producten;

Industrieel MKB: toeleverende MKB-bedrijven voor de industriële bedrijven;

Energie: opwekken en transporteren van energie.

(15)

- 15 -

Douwe Woldring De missie van Groningen Seaports luidt als volgt:

Groningen Seaports bestaat om op verantwoorde en duurzame wijze de economische activiteiten - en dus de werkgelegenheid - in de direct onder haar beheer dan wel regie vallende havens, bedrijventerreinen en andere logistieke knooppunten te stimuleren.

De missie kan als volgt uit gesplitst en verduidelijkt worden.

Op verantwoorde wijze:

Hier wordt mee aangegeven dat het uitvoeren van de opdracht niet ten koste van alles kan plaatsvinden. De ligging nabij de Waddenzee is een goed voorbeeld van een factor waar Groningen Seaports rekening mee moet houden bij de formulering en uitvoer van beleid.

Economische activiteiten:

Groningen Seaports richt zich binnen de havenregio voornamelijk op de volgende economische activiteiten:

Meer ladingsstromen; (3 % jaarlijkse volumegroei) Meer vestigingen. (12 hectare per jaar)

Groningen Seaports realiseert dit door o.a. de concurrentiekracht van haar klanten te verbeteren. Er is een duidelijke wisselwerking tussen de twee hoofddoelstellingen waar Groningen Seaports het succes van de economische activiteiten aan afmeet.

In de direct onder haar beheer dan wel regie vallende havens, bedrijventerreinen en andere logistieke knooppunten:

Dit is het beheersgebied van Groningen Seaports. De missie heeft geen begrenzing ten

aanzien van de regio waarin Groningen Seaports actief kan zijn, zolang het maar met havens,

bedrijventerreinen en logistieke knooppunten te maken heeft. Uit de formulering van de

missie blijkt, dat Groningen Seaports naast een economische ook een maatschappelijke

opdracht heeft. In termen van rendement dient Groningen Seaports afgerekend te worden op

maatschappelijk rendement, uit te drukken in regionale groei van de economische activiteiten

in de regio. Economische activiteit is meetbaar in werkgelegenheid, hoeveelheid

goederenstromen, verkoop of pacht van industrieterreinen. Groningen Seaports heeft ervoor

gekozen om de regionale groei meetbaar te maken door de twee hoofddoelstellingen

(ladingstromen en vestiging) als variabelen te gebruiken.

(16)

- 16 -

Douwe Woldring Naast de missie streeft Groningen Seaports een aantal doelstellingen na. Deze staan vermeld in het businessplan 2006-2010. De belangrijkste ambities worden hieronder vermeld:

Wij willen de goedkoopste haven van Nederland blijven. Daarom handhaven wij ons tonnentarief en laten alleen geringe prijsstijgingen toe.

Tot 2010 realiseren wij een gemiddelde volumestijging in de zeevaart van 2% per jaar en in de binnenvaart van 4% per jaar.

In de jaren 2006 tot 2010 verwachten wij jaarlijks 12 hectare grond uit te geven.

De prijzen per vierkante meter zijn zowel bij verkoop als pacht marktconform vergeleken met andere zeehavens en worden daarom niet verhoogd.

Wij zetten de thematische ontwikkeling van onze industrie- en bedrijvenparken voort.

De laatstgenoemde ambitie van Groningen Seaports heeft veel raakvlakken met de aanleiding van dit onderzoek. De aanleiding van het onderzoek wordt in het volgende hoofdstuk bij de behandeling van het onderzoeksontwerp uitgebreid besproken.

Havenregio en belangenorganisaties

In de havenregio zijn twee bedrijfsbelangenorganisaties actief. De Vereniging Samenwerkende Bedrijven Eemsmond (SBE) is actief in het gehele Eemsmondgebied en de Stichting Bedrijfsbelangen Eemshaven richt zich volledig op de Eemshaven.

Er is met mw. Kemkers (algemeen secretaris) gesproken over de taken en doelen van de SBE. De SBE is in de jaren zeventig opgericht en telt op dit moment 60 aangesloten bedrijven. De SBE is een professionele organisatie en heeft drie betaalde krachten in dienst zodat tal van activiteiten georganiseerd kunnen worden.

De missie van de SBE is het bijdragen aan de versterking van de economische en maatschappelijke ontwikkeling van de Eemsmondregio, teneinde het ondernemen in de regio positief te beïnvloeden. De gemeenschappelijke belangen van de leden worden in de ruimste zin van het woord behartigd, zonder dat hierbij enig afbreuk wordt gedaan aan het concurrerende vermogen. De SBE heeft zich een viertallen doelen gesteld:

1. De SBE houdt zicht bezig met de actieve lobby bij politiek en bestuur op alle niveaus, ten behoeve van een optimaal bedrijfsklimaat in de Eemsmondregio.

2. Het behalen van schaalvoordelen door middel van het bundelen van krachten hoort ook tot de taken van de SBE.

3. Het ontwikkelen van gemeenschappelijk beleid ter stimulering van een voor het bedrijfsleven adequaat voorzieningenniveau.

4. Het bevorderen van een positief imago van de Eemsmondregio ten aanzien van

wonen, werken, leven en ondernemen.

(17)

- 17 -

Douwe Woldring Over de samenwerking tussen de bedrijven in de havenregio zegt mw. Kemkers het volgende:

"Er zijn tal van gezamenlijke initiatieven in de havenregio zoals port security, afvalinzameling en de inkoop van energie". Uit de geluiden die zij opvangt uit het circuit krijgt zij het gevoel dat er veel wordt samengewerkt tussen de bedrijven in de havenregio. Mw. Kemkers noemt het Chemie en Metal Park als beste voorbeelden van clustervorming. Daarnaast wil zij geen concrete voorbeelden noemen omdat de SBE een neutrale functie moet bekleden ten aanzien van de leden. In hoeverre de SBE een rol speelt in de samenwerking tussen de bedrijven zegt mw. Kemkers: "Deels worden de genoemde samenwerkingsinitiatieven geïnitieerd door de SBE of komen door middel van de opgedane contacten tijdens SBE bijeenkomsten tot stand".

De SBE bestaat uit diverse werkgroepen die op kwartaalbasis bij elkaar komen. Deze werkgroepen zijn georganiseerd rondom een aantal economische vraagstukken zoals logistiek, arbeidsmarkt en milieu. De werkgroepen worden bestuurd door managers uit bedrijven die kennis hebben van deze onderwerpen. Tijdens deze bijeenkomsten worden tal van onderwerpen besproken. De contributie van de SBE is gebaseerd op diverse factoren. De bijdrage als lid van de SBE is ten opzichte van andere bedrijfsbelangen behartigers stevig te noemen. Mw. Kemkers erkent dit ook, "Onze contributie is stevig te noemen, maar wij doen dit bewust. Wij richten ons op een bepaalde doelgroep". Ook voor de informatieve netwerkbijeenkomsten geldt dat deze niet algemeen toegankelijk zijn. Hierdoor ontstaat een gesloten circuit wat volgens mw. Kemkers voordelen oplevert voor de leden van de SBE. "De deelnemers aan de bijeenkomsten hebben gezamenlijke doelstellingen en je sluit intermediairs en andere acquirerende partijen uit"

Over de samenwerking met de andere bedrijfsbelangen organisatie in de regio (BBE) zegt mw. Kemkers het volgende: "Er zijn al tal van toenaderingen geweest maar dit heeft nog niet uitgemond in een samenwerking". Ze geeft toe dat er veel overeenkomsten zijn tussen beide organisaties en dat er voor beide partijen voordeel te halen is. Om een compleet beeld te schetsen zal nu de Stichting Bedrijfsbelangen Eemshaven (BBE) uitgelicht worden.

De BBE is in 1983 opgericht en telt op dit moment 37 aangesloten organisaties. De BBE stelt zich tot doel om de ontwikkeling van het Eemshavengebied te bevorderen en om de belangen te behartigen van de aldaar werkzame ondernemingen en andere organisaties.

De BBE organiseert vier tot zes keer per jaar een vergadering ten behoeve van haar leden.

Daarnaast houdt de BBE jaarlijks voor haar leden en relaties de traditionele haringparty welke altijd wordt gehouden op de dag dat het eerste vaatje wordt geveild. Daarnaast wordt ook jaarlijks een oudejaars- of nieuwjaarsreceptie gehouden.

Groningen Seaports werkt met de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Eemsmond, de NOM,

SBE, BBE en de provincie Groningen samen in het Eemsdelta platform. Het gaat hierbij om de

industrie- en bedrijventerreinen in de drie gemeenten, waaronder de Eemshaven, de

industrie- en havencomplexen te Delfzijl en bedrijvenpark Fivelpoort.

(18)

- 18 -

Douwe Woldring

Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk zullen de probleemanalyse en de opzet van het onderzoek uiteen worden gezet. Ten eerste zal de aanleiding tot het onderzoek worden gegeven. Op basis daarvan wordt de probleemstelling van het onderzoek gedefinieerd. Aan de hand van de doelstelling worden de vraagstelling en de deelvragen gegeven. De randvoorwaarden geven de beperkingen aan waaraan onderzoeksresultaten en methoden onderhevig zijn. Hoofdstuk drie bevat een overzicht van de gebruikte theorie.

2.1 Aanleiding onderzoek

Groningen Seaports heeft als algemeen doel om op verantwoorde en duurzame wijze de economische activiteiten, en dus de werkgelegenheid, in de direct onder haar beheer dan wel regie vallende havens, bedrijventerreinen en andere logistieke knooppunten te stimuleren.

De twee hoofddoelstellingen die hieruit voortvloeien zijn ten eerste het uitgeven van twaalf hectare bouwgrond en ten tweede een gemiddelde volumestijging in tonnage van drie procent op jaarbasis. Om deze doelstelling te verwezenlijken is naast de uitbreiding van de activiteiten van huidige bedrijven ook acquisitie nodig van nieuwe bedrijven richting het Eemsdelta gebied. Bedrijven die plannen hebben voor uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten maken vaak een afweging tussen verschillende vestigingsplaatsen. Deze afweging wordt op tal van factoren genomen. Groningen Seaports is zich hier terdege van bewust en wil graag weten wat de positie is ten opzichte van concurrerende vestigingsplaatsen op grond van deze verschillende factoren.

Een bedrijf kijkt in het afwegingsproces niet alleen naar financiële factoren maar ook naar de

"zachte" elementen die aanwezig kunnen zijn in de regio waar de haven zich bevindt. Een haven is niet een op zich zelfstaand industrieterrein. Er zijn veel contacten tussen bedrijven in de havenregio maar ook tussen bedrijven en overheidsinstanties. De intensiteit en diversiteit van deze relaties karakteriseert een haven. Door de hoge intensiteit van de relaties en samenwerkingsverbanden kan een havenregio vaak ook worden getypeerd als een cluster.

Deze term verwoordt ook beter wat de functie van een haven voor de omliggende regio betekent.

Het bovenstaande heeft raakvlakken met een ander belangrijk doel van Groningen Seaports.

Namelijk het samenbrengen van gelijksoortige bedrijfsactiviteiten in de havenregio van de

Eemsdelta om zodoende samenwerking en synergie-effecten te realiseren. Om een goede

werking van een cluster te garanderen is een juiste verhouding van bedrijfstype,

bedrijfsgrootte en samenwerking nodig. Het goed functioneren van een cluster is voor

Groningen Seaports heel belangrijk. Enerzijds wordt hierdoor bewerkstelligd dat huidige

(19)

- 19 - Douwe Woldring

beeldbepalende bedrijven behouden worden en anderzijds nieuwe bedrijven aangetrokken worden.

De overheid kan beleid formuleren ter stimulering van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven in een bepaalde regio. Groningen Seaports is de aangewezen organisatie om dit voor de Eemsdelta te regisseren. Groningen Seaports kan voor de havenregio in de Eemsdelta als clustermanager optreden. Groningen Seaports kan in deze hoedanigheid activiteiten ontplooien om bedrijven en (kennis) instellingen bij elkaar te brengen met als doel de samenwerking in de havenregio te stimuleren.

Het aanvullen en versterken van de havenregio zal een positieve werking hebben op de concurrentiekracht van Groningen Seaports. Het onderzoek moet aanbevelingen opleveren waardoor Groningen Seaports gerichter het samenwerkingsbeleid vorm kan geven wat uiteindelijk kan zorgen voor een versterking van de havenregio in de Eemsdelta.

2.2 Probleemstelling

De uitkomsten van het onderzoek zullen moeten dienen als ondersteunende beleidsinformatie voor het management van Groningen Seaports. De probleemstelling valt uiteen in de doelstelling, vraagstelling en de deelvragen. Ook de randvoorwaarden en de begripsdefiniëring krijgen hier een plaats.

2.2.1 Doelstelling

De doelstelling van het onderzoek is:

Het verkrijgen van inzicht in de clusteractiviteiten in de havenregio van de Eemsdelta met als doel input te verkrijgen voor het beleid van Groningen Seaports.

2.2.2 Vraagstelling

De op de doelstelling gebaseerde vraagstelling is:

Hoe werken bedrijven in de havenregio van de Eemsdelta samen en wat is de rol van Groningen Seaports in de stimulering van clusteractiviteiten binnen de havenregio?

2.2.3 Deelvragen

De vraagstelling valt uiteen in een aantal deelvragen die in het onderzoek beantwoord zullen

worden. De deelvragen krijgen op de volgende bladzijde een korte toelichting.

(20)

- 20 -

Douwe Woldring

1. Hoe wordt in het kader van het onderzoek een cluster gedefinieerd?

Er is al veel geschreven over clusters en de voor- en nadelen die hieruit voortvloeien. Vanuit de literatuur zullen verschillende inzichten worden verworven. Door het combineren van de verschillende opvattingen vormt zich de definitie van een cluster. Deze definitie zal gedurende het onderzoek gebruikt worden. Tevens zal een model ontwikkeld worden die gebruikt kan worden voor het beschrijven van een cluster. Hierdoor zal het onderzoek een duidelijke theoretische afbakening krijgen.

2. Kan de havenregio in de Eemsdelta gekenmerkt worden als een cluster?

De clustertheorie is in de vorige deelvraag uitgebreid behandeld. Uit het literatuuronderzoek naar clustervorming is een definitie gedistilleerd met een daarop gebaseerd clustermodel. Een vraag die hieruit voortvloeit, is of men op basis hiervan de havenregio in de Eemsdelta kan zien als een havencluster. Voldoet de havenregio, aan de criteria gehanteerd voor een havencluster? Naast de theoretische afbakening zal de havenregio ook economisch en geografisch afgebakend moeten worden.

3. Hoe wordt er door de bedrijven in de havenregio samengewerkt?

De belangrijkste factor in de Diamant van Porter heeft te maken met de clusteractiviteiten tussen bedrijven in een land of regio. Clusteractiviteiten hebben op hun beurt weer alles te maken met samenwerkingsverbanden. Bij het beoordelen van een cluster is de mate van samenwerking een belangrijk gegeven. Daarbij moet men kijken naar bijvoorbeeld de vorm en intensiteit van samenwerking.

4. Hoe kunnen clusteractiviteiten in de Eemsdelta gestimuleerd worden en wat is de rol van Groningen Seaports hierin?

De theoretische inzichten over het inzetten van overheidsinstrumenten in het economische verkeer lopen uiteen. Vanuit de theorie (marktfalen) en de praktijk (mening geïnterviewde ondernemingen) zullen binnen de mogelijkheden van Groningen Seaports als clustermanager aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot de clusteractiviteiten.

2.2.4 Randvoorwaarden

De randvoorwaarden zijn volgens De Leeuw (2001) van tweeërlei aard

3

. Randvoorwaarden met betrekking tot het resultaat en randvoorwaarden met betrekking tot het onderzoeksproces.

3

Leeuw, A.C.J. de (2001) Bedrijfskundige methodologie: Management van onderzoek, Van Gorcum Assen, pag. 213

(21)

- 21 -

Douwe Woldring R1) Binnen het tijdbestek dat voor een afstudeeropdracht (20 EC, veertien weken) moet het onderzoek afgerond zijn. Rekening houdende met de startdatum van het onderzoek zal het eindrapport voor 1 juni 2006 gereed moeten zijn. (procesvoorwaarde)

R2) Het onderzoek is erop gericht om het accountmanagement van Groningen Seaports van informatie te voorzien op basis waarvan zij gerichter clusterbeleid kan voeren.

(resultaatvoorwaarde)

R3) Het onderzoek voldoet aan de eisen zoals die door de faculteit Bedrijfskunde van Rijksuniversiteit Groningen aan het afstudeeronderzoek gesteld zijn. (resultaatvoorwaarde) R4) De resultaten van het onderzoek bevatten bedrijfsgevoelige informatie van diverse ondernemingen en zullen daardoor deels alleen voor Groningen Seaports beschikbaar zijn.

(resultaatvoorwaarde)

2.2.5 Begripsdefiniëring

Havenregio: Als in het onderzoek wordt gesproken over “de havenregio” dan wordt hier geografisch het volgende mee bedoeld: alle havengerelateerde en aangrenzende industrieterreinen in Delfzijl en de Eemshaven.

Figuur 2.1 Overzicht industrieterreinen Eemshaven

Noot: Groningen Seaports heeft de industrieterreinen een economische bestemming meegegeven. Dit heeft te maken met

het beleid om de industrieterreinen thematisch te ontwikkelen.

(22)

- 22 - Douwe Woldring Noot:

Groningen Seaports heeft de industrieterreinen een economische bestemming meegegeven. Dit heeft te maken met het beleid om de industrieterreinen thematisch te ontwikkelen.

Havencluster: Een havencluster omvat alle bedrijven die zich bezighouden met havengerelateerde activiteiten in een bepaalde havenregio die gekenmerkt kan worden als een cluster.

Eemsdelta: Groningen Seaports werkt met de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Eemsmond,

de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij, Samenwerkende Bedrijven Eemsmond,

Bedrijfsbelangen Eemshaven en de provincie Groningen samen in het Eemsdelta Platform. In

dit forum werken de partijen nauw samen bij de ontwikkeling van industrie- en

bedrijventerreinen en andere economische activiteiten in het Eemsdelta gebied. Het gebied

omvat de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Eemsmond. In het vervolg van het onderzoek

kan met de term Eemsdelta zowel gedoeld worden op het gebied als op het platform. Uit de

context is duidelijk af te leiden welke betekenis van de Eemsdelta bedoeld wordt.

(23)

- 23 -

Douwe Woldring

Hoofdstuk 3 Clustering: de Theorie

In dit hoofdstuk zal de theorie rondom het vraagstuk clustering verder worden uitgediept. Na een algemene inleiding zal via de clustermethodiek van Michael Porter de nadruk komen te liggen op samenwerking. Op basis van de behandelde literatuur zal het onderzoeksontwerp worden weergegeven in een conceptueel model. Tenslotte zal de onderzoeksmethodologie uiteengezet worden.

3.1 Algemeen

Al ver voor de industriële revolutie was er sprake van clustervorming in bepaalde delen van de wereld. Een goed voorbeeld hiervan zijn de handelsdiensten in de Hanzesteden

4

. In de veertiende eeuw groeide het uit tot een machtig economisch verbond tussen steden in Duitsland en Nederland. Het afgelopen decennium is er door economen, sociologen en beleidsmakers een toegenomen interesse waargenomen in de studie naar clustervorming tussen bedrijven. Meningen over de definitie en werking van clusters lopen ver uiteen. Het heeft een groot scala aan boeken, publicaties en artikelen opgeleverd die allen op hun eigen manier een blik werpen op de materie van het clusteren van bedrijven. Marshall (1920) schreef in 1890 al dat regionale specialisatie leidt tot een aantal voordelen. De benadering van Marshall richt zich vooral op schaalvoordelen en lagere kosten. Marshall gaat er daarnaast vanuit dat bedrijfsclusters zich automatisch vormen rondom een vraag. Door de vooruitgang in de technologie en investeringen in de infrastructuur werd dit minder belangrijk en werd het ontstaan van clusters op andere gronden gebaseerd.

Het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) spreekt ook van een toenemende aandacht voor clustering tussen bedrijven. Volgens de studie van het EIM

5

is deze toenemende aandacht voor clustervorming in gang gezet door een vijftal ontwikkelingen:

Globalisatie

Technologische ontwikkeling Veranderende marktvraag PLC and “Time to Market” korter

Specialisatie en focus op core competenties.

4

De Hanze, opkomst, bloei en ondergang van een handelsverbond, P. Dollinger, Utrecht/Antwerpen, 1967

5

Muizer, A.P. (1998)

Industry clusters and SMEs

, Zoetermeer: EIM.

(24)

- 24 -

Douwe Woldring Volgens Muizer (2000) kunnen een aantal voordelen toegeschreven worden aan clustervorming tussen bedrijven. De volgende motieven gebruiken bedrijven om deel te nemen in een cluster:

Scale en scope-effects Risicospreiding

Knowledge spillovers Hoge mate van:

human asset

transactiesnelheid

onzekerheid rond transacties

 Kennisuitwisseling

 External economies of scale

 Relevantie voor innovatie en technologie

3.2 Clusters

Clusters zijn al vanuit tal van verschillende perspectieven onderzocht. Volgens De Langen (2004) kunnen vier hoofdcategorieën onderscheiden worden

 De Diamond School

 New Economic Geography

 Industrial District School

 Population Ecology Diamond School

De belangrijkste reden voor de groeiende interesse in clustering is de publicatie van Michael Porter

6

(1990) over de veronderstelde (positieve) invloed van clustervorming op bedrijfsprestaties, regionale economische ontwikkeling en de concurrentiekracht van landen in het geheel. De Diamant van Porter voor het concurrentievoordeel van “Nations” biedt een theorie die kan helpen om de concurrentiepositie van een land in de mondiale concurrentie te begrijpen. Het model kan ook, zoals in dit onderzoek, gebruikt worden voor belangrijke geografische gebieden. Porter onderscheidt in zijn model een viertal belangrijke onderling verbonden factoren die uiteindelijk resulteren in het concurrentie voordeel van een land als geheel. Naast de aanwezigheid van zogenaamde toevalskenmerken kunnen deze factoren op een pro-actieve manier worden beïnvloed door de overheid. Later in dit hoofdstuk zal de clustertheorie van Porter verder worden uitgediept.

6 Porter, M. (1990),

The competitive advantage of Nations, London: Macmillan

(25)

- 25 -

Douwe Woldring New Economic Geography

De onvolledige mededinging en de schaalvoordelen zijn erg belangrijk in Krugman (1999) zijn werk. Zonder schaaleffecten wordt de geografie minder belangrijk want dan is bijvoorbeeld ook de clustering moeilijk te verklaren. Het loont voor bedrijven om zich te clusteren, vanwege de spill-overs die er dan zijn. Ze kunnen dan namelijk gebruik maken van elkaars arbeid maar ook de toeleveranciers bevinden zich dicht bij elkaar. Dit is een agglomeratiekracht. Behalve deze onderscheidt Krugman ook nog een tegenkracht namelijk de spreidingskrachten die veroorzaakt worden door de transportkosten. Waar de clustering optreedt, berust deze volgens Krugman op volstrekt toeval. Voor veel moderne industriële goederen geldt dat ze in feite overal gefabriceerd kunnen worden, maar toch vindt er clustering plaats. Hier komen de onvolledige mededinging en schaaleffecten om de hoek kijken. De toestand van de spanning tussen de beide genoemde krachten is afhankelijk van de economische omstandigheden. Immers in een economisch zwak land zullen bedrijven zich niet vestigen. De essentie van zijn theorie komt er op neer dat Krugman de spanning beschrijft tussen enerzijds de agglomeratiekrachten en anderzijds de spreidingskrachten. De theoretisch speerpunten van Krugman zijn samengevat: toeval, schaaleffecten en transportkosten. Deze aspecten zullen in het onderzoek worden meegenomen en onderzocht.

Industrial District School

De Industrial District School is als eerste beschreven door Bagnasco (1977). Dit Italiaans artikel gaat in op de innovatieve capaciteiten van MKB bedrijven die zich in dezelfde industrie en regio bevinden. Een industrieel district wordt doorgaans gedefinieerd als een geografisch gelokaliseerd productiesysteem. In dit productiesysteem is het werk sterk lokaal verdeeld tussen kleine bedrijven die gespecialiseerd zijn in verschillende stappen in het productie- en distributieproces van een bedrijfstak, een hoofdtaak of een aantal activiteiten. Er zijn een veelvoud aan relaties tussen de bedrijven en tussen bedrijven en de lokale gemeenschap.

Deze relaties bestaan zowel in de markt als buiten de thuismarkt. Deze diverse relaties zijn allen gebaseerd op vertrouwen en afhankelijkheid. De bedrijven in een industrieel district combineren concurrentie met samenwerking en informele met formele institutionele relaties.

Het succes van een industrieel district hangt sterk af van de historische en sociaal- economische factoren in de regio waar een Industrial District zich bevindt

7

. Deze school is om twee redenen belangrijk voor dit onderzoek. Enerzijds laat het de belangrijke rol van het MKB zien en ten tweede wordt er nadruk gelegd op de (in)formele relaties tussen bedrijven en de gemeenschap.

Population Ecology

De studie naar Populatie Ecologie houdt zich niet bezig met clusters maar steeds meer auteurs (Staber,1998: Belussi en Gottardi, 2000) bekijken clusters als populaties. Clusters

7

Moulaert F., J.C. Delvainquière (1994) Regional and Sub-Regional Development in Europe: the Role of Socio-Cultural

Trajectories, in: L. Bekemans; Culture: Building stone for Europe 2002. Brussels, European University Press.

(26)

- 26 -

Douwe Woldring zijn in deze visie populaties met een diversiteit aan bedrijven. Clusters bestaan niet alleen uit bedrijven van dezelfde industrie maar ook uit bedrijven van complementaire bedrijfstakken.

Bedrijven in een cluster zijn dus verschillend van aard en zullen dus ook anders reageren op externe ontwikkelingen. Daarentegen zullen succesvolle bedrijven in de populatie een positief effect hebben op de complementaire industrieën. De theorie rondom Populatie Ecologie kan niet volledig gebruikt worden om clusters te beschrijven, maar sommige basisconcepten van het “populatie denken” kunnen wel degelijk gebruikt worden. Het belangrijkste basisconcept is de aandacht voor de ontwikkeling van populaties door de tijd. De overige behandelde scholen zijn vooral statisch van aard. Populatie Ecologie echter is dynamisch en geeft aan dat een populatie van bedrijven verandert in de loop van de tijd door fusies, overnames, faillissementen en starters. De Populatie Ecologie geeft relevante inzichten over factoren die de ontwikkeling van populaties beïnvloeden.

3.3 Clustertheorie van Porter

Na de uiteenzetting van de verschillende stromingen in het clusterdenken zal in het vervolg van dit onderzoek Porter zijn Diamanttheorie als uitgangspunt worden genomen. Vooral de praktische werking en de heldere structuur van het clustermodel zijn belangrijke punten die in het voordeel van Porter spreken. Dit blijkt ook uit de veelvoud van publicaties waar de Diamant van Porter in gebruikt wordt. De Diamant van Porter wordt vaak gebruikt in beleidskringen

8

en heeft in de praktijk al menig keer zijn nut bewezen. Alvorens de Diamant verder zal worden geslepen en gepolijst, worden de kritieken rondom deze theorie opgesomd en van commentaar voorzien.

3.3.1 Kritiek op Porter

Naast de vele loftrompetten voor de theorie is er ook de nodige kritiek geuit op de Diamant van Porter. Deze kritiek kwam vanuit de hoek van bijvoorbeeld Krugman (1995) die de theoretische onderbouwing zwak vindt. Ook stelt hij dat de relaties tussen de variabelen onduidelijk zijn. Krugman hecht bij het ontstaan van clustervorming veel waarde aan de factor toeval. Tenslotte vindt Krugman dat de casestudies te eenzijdig gericht zijn op ontwikkelde economieën. Dit bezwaar heeft in dit onderzoek minder belang omdat het wordt uitgevoerd in een ontwikkeld gebied. Naast deze kritiek hebben beide auteurs meer overeenkomsten dan verschillen wat betreft de theorie rond clustervorming.

Op het conceptueel niveau worden de precisie, de consistentie en de sterk voorspellende mogelijkheden door Grant (1991) en Beije & Nuys (1995) nogal eens betwist. De critica stellen dat de diamant niet optimaal ingezet kan worden voor kleine open economieën zoals

8

Instanties zoals de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid en het Ministerie van Landbouw, Natuur en

Voedselkwaliteit gebruiken Porter’s Diamond veelvuldig. Minister Wijers van Economische Zaken (1994-1998) heeft het

instrument veelvuldig toegepast in zijn concurrentietoetsen van Nederland. Ook het World Economic Forum gebruikt in

het jaarlijks terugkerend rapport“The Global Competivenesst” de theorie van Porter.

(27)

- 27 -

Douwe Woldring Canada, Finland, Nieuw Zeeland en Ierland (zie voor landenstudies: Rugman en D'Cruz, 1993;

Bellak en Weiss, 1993; O'Donnellan, 1994; O'Donnell, 1997). Meer specifiek zegt men hierover dat de binnenlandse vraagcondities meestal niet een belangrijk element zijn voor een competitief voordeel voor industrieën in een kleine open economie. Daarnaast zal de rivaliteit tussen binnenlandse bedrijven in een kleine open economie geen significante invloed hebben op het competitief voordeel voor deze industrieën in de wereldmarkt. Omdat de bedrijven in de havenregio internationaal georiënteerd zijn is de lokale vraag van ondergeschikt belang.

De grote bedrijven in de havenregio moeten met hun producten internationaal concurreren op de wereldmarkten waardoor ook de kritiek rondom het competitieve voordeel in minder mate opgaat voor dit onderzoek.

De aanhangers van de Populatie Ecologie verwijten de Diamant van Porter statisch te zijn. De Populatie Ecologie geeft aan dat een populatie van bedrijven verandert in de loop van de tijd door fusies, overnames, faillissementen en starters. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de clustervorming in de havenregio van de Eemsdelta. Daarom is een statisch model genoeg om een beeld te krijgen van de huidige samenwerking. Het is wel aan te raden om mogelijke toekomstige onderzoeken naar de clustervorming een dynamisch element te geven.

Om de kritiek op Porter in een ander daglicht te stellen kan ter illustratie het onderstaande statement van Downes

9

in zijn publicatie over de theorieën van Porter gelezen worden:

In a lecture that the author attended, the tutor presented his very personal judgment of Porters models:“Porters Diamond model is simple. It is nothing but microeconomics. This man had locked himself in a library for a few years, had analyzed some companies and than he managed to summarize nearly the whole science of microeconomics in one single simple model. That is the reason why all other economists hate him: they are envious because they did not see something so obvious themselves”… this might be another explanation why there is so much critique of Porter.

9 Downes, L. Beyond Porter, Context Magazine.

(28)

- 28 -

Douwe Woldring 3.3.2 Diamant van Porter

In de vorige paragraaf is de onderbouwing gegeven voor het gebruik van de clustertheorie van Porter. Bij de bespreking van de verschillende modellen en de onderbouwing van de keuze voor Porter is een summiere beschrijving gegeven van zijn clustermodel. In deze paragraaf zal het model uitgebreid besproken worden. In Porter zijn theorie over concurrentiekracht van landen bezit elk land een Diamant.

Figuur 3.1 Diamant van Porter

Uit het diamantschema blijkt dat Porter de concurrentiekracht meet aan een viertal factoren die samen het concurrentieprofiel van een land of regio bepalen.

1. Productiefactoren;

2. Vraagfactoren;

3. Bedrijfsstrategie en marktstructuur; ondernemerscultuur;

4. Aanwezigheid van een netwerk van basisindustrieën of ondersteunende sectoren.

Daarnaast zijn er twee variabelen te onderscheiden: toevalsfactoren en de overheid. Toeval speelt een rol in onverwachte factoren in de concurrentiepositie, terwijl de overheid invloed kan uitoefenen op de vier factoren van de Diamant van Porter.

Onder elke factor worden vele elementen onderscheiden. Deze worden in de bespreking van het conceptueel model kort behandeld. Maar in de context van het onderzoek is vooral de clustering van belang.

Marktstructuur

Toeval

Productiefactoren Vraagfactoren

Clustering

Overheid

(29)

- 29 -

Douwe Woldring

metalen, materialen

ondersteunende functie

kantoor energie telecom defensie diversen

voeding/

dranken

eindverbruik

huis/ huis-

houden ont- spanning gezond- heid textiel personeels zaken computer,

half- geleiders metalen,

materialen bosbouw aardolie/ chemie

stroomopwaartse sectoren

in elk cluster:

eindproducten machines hulpstoffen diensten

Volgens Porter kan er concurrentievoordeel worden behaald als gevolg van de aanwezigheid van uitgebreide netwerken van sectoren, waar aan elkaar verwante en elkaar ondersteunende bedrijfstakken elkaar vinden.

De Diamant van Porter kan op verschillende schaalniveaus worden toegepast. Niet alleen op nationale schaal, maar ook op regionaal niveau. Een (haven) regio zoals in de Eemsdelta kan dan worden gezien als een “flexibele productie regio” bestaande uit MKB en grote ondernemingen. Dergelijke regio’s vormen een belangrijke nieuwe pijler voor economische ontwikkeling, zo stelt Glas (1996).

In andere publicaties van Porter (1998) gaat hij uit van de positieve effecten van sterke concentraties van onderling samenwerkende bedrijven en kennisinstellingen. Deze samenwerkingsverbanden worden door Porter clusters genoemd.

In de literatuur wordt gesteld dat samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennisorganisaties erg belangrijk zijn als het gaat om innovatie en het behalen van comparatieve voordelen. Clustering heeft enerzijds positieve effecten voor de bedrijven die daarin participeren, anderzijds wordt uitgegaan van een positief effect voor de regio’s waarin de samenwerkingsverbanden gevormd worden. Het ontwikkelen en benutten van kennis staan aan de basis van nieuwe producten, diensten en producten die uiteindelijk de motor vormen voor regionaal economische groei. Zodoende is het voor regionale overheden, zoals Groningen Seaports, van groot belang om deze relaties tussen bedrijven te stimuleren.

Porter onderscheidt een drietal groepen clusters die in een land of regio aanwezig kunnen

zijn:

Figuur 3.2 De zestien clusters van Porter

Stroomopwaartse sectoren Ondersteunende functies Eindverbruik

Dit drietal wordt nog weer onderverdeeld waardoor uiteindelijk een zestiental mogelijke clusters ontstaan.

Binnen deze clusters worden

weer vier verschillende niveaus

onderscheiden: eindproducten,

machines, hulpstoffen en

diensten.

(30)

- 30 - Douwe Woldring

In de literatuur worden de termen cluster, netwerk en value-chain nogal door elkaar heen gehaald. De Langen (2003) maakt in zijn artikel een duidelijk onderscheid tussen deze verschillende concepten.

Figuur 3.3 Netwerk, Value-chain en Cluster

Netwerk Value-chain Cluster

Verbanden Horizontaal, verticaal Verticaal Horizontaal, verticaal, lateraal

Bindende factor Kennis, markt,

product Product Nabijheid, aard van

product en productie, kennis

Samenstelling Actief door bedrijf

gekozen Bepaald door

productie Bepaald door locatie en onderlinge leveringen

Een regionaal cluster, zoals het Eemsdelta platform, is een samenwerkingsverband met als strategisch doel het behouden of vergroten van het concurrentievermogen van de afzonderlijke deelnemers. Hoewel de belangrijkste voorwaarde van het cluster moet zijn dat het een geografische dimensie heeft, kunnen er volgens Kerste (2001) nog vier dimensies onderscheiden worden.

Horizontale dimensie: Aanverwante bedrijven met dezelfde soort activiteiten uit doorgaans dezelfde branche of sector.

Verticale dimensie: Complementaire bedrijven die in verschillende fasen van de waardeketen van een bepaald product of een bepaalde dienst actief zijn.

Institutionele dimensie: Het samenwerken van bedrijven met kennis- en overheidsinstellingen om zodoende de kennis en slagvaardigheid van het cluster te verbeteren.

Diagonale dimensie: Bedrijven uit verwante sectoren waarmee bepaalde vaardigheden gedeeld worden en die kunnen leiden tot scopevoordelen. Bij clusters met een diagonale dimensie is in het algemeen sprake van branchedoorsnijdende samenwerking. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om belangenbehartiging en gezamenlijke energie inkoop.

3.3.3 Definitie

Voor een duidelijke afbakening van het onderzoek is het belangrijk welke definitie er in dit

rapport wordt gehanteerd voor het clusterbegrip. Er bestaan talloze definities voor het

concept clustervorming. Omdat in dit onderzoek gekozen is voor de clustertheorie van Porter

zal eerst gekeken worden naar zijn ideeën.

(31)

- 31 - Douwe Woldring

Porter (1998) definieert in "Clusters and the new economics of competitions" clusters als volgt:

Clusters are geographic concentrations of interconnected companies and institutions in a particular field.

Porter geeft in hetzelfde artikel een uitgebreide toelichting op de bovenstaande definitie.

Clusters encompass an array of linked industries and other entities important to competition. They include, for example, suppliers of specialized inputs such as components, machinery, and services, and providers of specialized infrastructure.

Clusters also often extend downstream to channels and customers and laterally to manufacturers of complementary products and to companies in industries related by skills, technologies or common inputs. Finally, many clusters include governmental and other institutions - such as universities, standardssetting agencies, think tanks, vocational training providers, and trade associations - that provide specialized training, education, information, research, and technical support.

Porter is niet de enige auteur die zich over het clusterdefinitie vraagstuk heeft gebogen, Markusen (1996) vat het bovenstaande verhaal van Porter samen in een allesomvattende definitie over clusters. De definitie van Markusen luidt als volgt:

A population of geographically concentrated and mutually related business units, associations and public(-private) organizations centered around a distinctive economic specialization.

De beide bovenstaande definities van Porter en Markussen vallen uiteen in een viertal verschillende onderdelen.

populatie van bedrijven, instituties en kennisinstellingen;

geografisch geconcentreerd;

geconcentreerd rond een economische specialisatie, technologie of gemeenschappelijke input;

mutually related/ interconnected.

Uitgaande van de bovenstaande onderdelen kan de havenregio van de Eemsdelta op de eerste drie punten duidelijk gekenmerkt worden als een cluster. Of de havenregio van de Eemsdelta ook voldoet aan het laatste kenmerk van een cluster is onderdeel van onderzoek.

Het laatste kenmerk van de definitie staat centraal in de volgende paragraaf bij de

behandeling van de theorie omtrent het samenwerken tussen bedrijven.

(32)

- 32 -

Douwe Woldring

Concurrentie Samenwerking

3.3.4 Cluster paradox

In veel studies komt de paradox van clustering naar voren. Dit is de ogenschijnlijke tegenstelling tussen enerzijds de toenemende en verharde concurrentie tussen bedrijven en anderzijds de groeiende en tegelijkertijd intensivering van de samenwerking tussen bedrijven.

Brandenburger en Nalebuff (1996) vatten deze ogenschijnlijke tegenstelling samen in een nieuwe term: “co-opetition” De term is een samentrekking van de Engelse woorden cooperation en competition en geeft het samenspel weer tussen deze twee krachten. Het concept van co-opetition geeft de positionering van de onderneming weer in een 'value-net' van relevante spelers als klanten, leveranciers en concurrenten. Deze factoren zijn afgeleid van het vijfkrachten model van Porter. Vervolgens gaat het erom hoe de relaties in dat netwerk worden beïnvloed. Het spel met relevante spelers is complex door de grote mate van onderlinge verwevenheid. In dit spel liggen zowel onvermoede kansen als onverwachte gevaren.

Audretsch en Thurik (1997) zien ook een positieve werking tussen deze twee krachten. Een van de veertien trade-offs die in hun artikel genoemd worden is dat in de entrepreneurial economy samenwerking en concurrentie complementair zijn. Daarentegen zijn ze in de managed economy juist substituten.

Bij de bespreking van de theorie rond clustervorming is het woord samenwerking al menig keer gebruikt. Daardoor zal er nu een paragraaf gewijd worden aan de samenwerking van bedrijven.

3.4 Samenwerking

Als de theoretici spreken over het fenomeen clustervorming wordt het werkwoord samenwerken ook vaak gebruikt. Porter geeft in zijn publicaties duidelijk aan dat hij clusteren ziet als het aangaan van samenwerkingsverbanden in een bepaald gebied rondom een economische activiteit. Het is voor de voortgang van het onderzoek van belang om de theorie betreffende samenwerking te behandelen.

Samenwerken wordt voor veel organisaties een steeds belangrijker onderdeel van de

bedrijfsvoering. Samenwerken in het bedrijfsleven wordt door Risseeuw en Thurik in het

Handboek Ondernemers en Adviseurs (2003) gezien als één van de zes trends. Uit diverse

publicaties blijkt dat de samenwerking tussen bedrijven het afgelopen decennia is

toegenomen. Dit geldt zowel voor grote als voor kleine bedrijven. Ook de samenwerking

tussen bedrijven en (kennis) instellingen heeft een vlucht genomen. Niet alleen de mate van

(33)

- 33 - Douwe Woldring

samenwerking neemt toe. Juist de verscheidenheid en intensiteit van de samenwerkingsvormen nemen toe. Uit alles blijkt dat samenwerking in het bedrijfsleven hoog op de agenda staat.

Zoals in de voorgaande paragraaf al naar voren kwam ziet Porter clusteren als sterke concentraties van onderling samenhangende bedrijven en (kennis) instellingen die samenwerkingsverbanden met elkaar aangaan. Door andere auteurs wordt terminologie gebruikt zoals: mutually related

10

, linked/ associated/ interconnected

11

. Vanuit dit perspectief kan clusteren gezien worden als het samenwerken van bedrijven en instellingen in een regio rondom een bepaalde activiteit. Er kan dus gesteld worden dat clusteren overeen komt met samenwerken. Er kan voor het vervolg van het onderzoek dus het volgende gesteld worden:

Het bovenstaande geeft aan dat het belangrijk is om de theorie rondom het begrip samenwerken uit te diepen. Naast de betekenis en de verschillende vormen van samenwerking zal er ook veel aandacht besteed worden aan de achterliggende redenen en de behaalde resultaten van samenwerkingsverbanden.

Definitie

Samenwerken is een algemeen bekend begrip dat door de Van Dale omschreven wordt als:

“gemeenschappelijk aan eenzelfde taak of probleem werken”. Als samenwerken wordt gezien als een economisch, bedrijfskundig en clusterconcept moet deze definitie lichtelijk aangepast worden.

“Het door bedrijven en instellingen gemeenschappelijk aan eenzelfde taak of probleem werken.”

Doel

De beslissing om te gaan samenwerken met andere ondernemingen is voor de meeste ondernemers een hele stap. Het betekent immers dat de ondernemer een gedeelte van zijn zelfstandigheid moet opgeven, en dat terwijl het “eigen baas zijn” voor veel ondernemers juist een belangrijk motief is om een eigen onderneming te starten. Bedrijven hebben

10

Langen, P.W. de (2004) The performance of seaport clusters; a framework to analyze cluster performance and an application to the seaport clusters of Durban, Rotterdam and the Lower Mississippi. Erasmus Universiteit Rotterdam, blz. 10

11

Porter, M. E. (1998) Clusters and the new economics of competition. In: Harvard Business Review, Nov/Dec 1998, Boston

Clusteren = Samenwerken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

eens / oneens / geen mening (3) Samenwerking in de havenregio wordt voldoende gestimuleerd door de overheid. eens / oneens / geen mening (4) Er wordt in de havenregio

Op welke wijze kunnen de kennis en vaardigheden van de werknemers van Groningen Seaports het beste worden afgestemd op de doelen van deze

13.3 Het hoofdbestuur is verplicht tot bijeenroeping van de algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken, indien daartoe een schriftelijk verzoek wordt

Het geeft ons daarnaast de kans om elkaar beter te leren kennen en we zullen u bijpraten over de stand van zaken van de huidige onderzoeken en activiteiten. Wij nodigen u uit voor

Indien ten gevolge van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, aanwezig zijn of onderhouden van leidingen, kabels e.d., werken of eigendommen van Zeeland Seaports worden beschadigd,

Indien ten gevolge van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, aanwezig zijn of onderhouden van leidingen, kabels e.d., werken of eigendommen van Zeeland Seaports worden beschadigd,

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

In de clustering zou een nieuw samenwerkingsverband kunnen ontstaan tussen Groningen Zuid en Haren, waarbij de bibliotheek Haren een belangrijke, eigenstandige positie houdt