• No results found

Het strenge Hof · Caribisch Juristenblad · Open Access Advocate

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het strenge Hof · Caribisch Juristenblad · Open Access Advocate"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ACTUALITEIT

Het strenge Hof

Mr. Mirto F. Murray*

Bij de invoering van het nieuwe Wetboek van Bur- gerlijke Rechtsvordering (Rv) in 2005 is aan het voordien bestaande artikel 270 een nieuw vijfde lid toegevoegd. Bedoeld artikellid bepaalt dat, indien binnen de voor indiening van de memorie van grie- ven gestelde termijn geen vooruitbetaling plaats- vindt van het door de griffier getaxeerde bedrag aan kosten en vast recht, het hoger beroep vervalt en de aantekening in het algemeen register van de verkla- ring waarbij hoger beroep is ingesteld wordt door- gehaald. Blijkens de memorie van toelichting op bedoeld artikellid was de praktijk gegroeid dat de kosten niet betaald werden bij indiening van de akte van appèl, zoals het toenmalige derde lid van artikel 270 Rv voorschreef, maar bij de indiening van de memorie van grieven.1

Bedoeld artikellid, dat zijn evenknie in het oude recht ontbeerde, kende sedert de invoering daarvan slechts een sluimerend bestaan en een strikte toe- passing van de vervallenverklaring van het hoger beroep bleef consequent uit indien op de dienstbrief van de griffier van het Hof om alsnog de griffierech- ten te voldoen positief werd gereageerd.

Bij schrijven van 8 juli 2009 gericht aan de advoca- tuur, heeft het, toen nog Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba geheten, Hof een

* Mr. Mirto F. Murray is advocaat/vennoot bij SMS Attorneys at Law en lid van de redactie van het Cari- bisch Juristenblad.

1 Memorie van toelichting Landsverordening, hou- dende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, p. 18. Zie voorts:

G.C.C. Lewin, Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (diss. Curaçao), serie Burgerlijk Procesrecht & Prak- tijk, nr. VII, Deventer: Kluwer 2009, p. 67.

strakker beleid aangekondigd ter zake de toepassing van het vijfde lid van artikel 270 Rv. Het strakkere beleid zag toe op civiele zaken waarin ná 1 augustus 2009 hoger beroep werd ingesteld. Het voormelde schrijven ging vergezeld van een ‘werkinstructie’

gericht aan de griffies van de Gerechten in Eerste Aanleg.

Het Hof heeft woord gehouden. In de procedure lei- dende tot de uitspraak van 10 augustus 2010 (LJN BP1152) wordt korte metten gemaakt met een hoger beroep waarbij de griffierechten twintig dagen te laat waren betaald en verstaat het Hof dat het hoger beroep is vervallen. Enige genade werd toebedeeld aan de hoger beroep instellende partij in de uit- spraak van het Hof van 5 november 2010 (LJN BO5007) nu weliswaar het vast recht niet betaald was, maar het hoger beroep werd ingesteld vóór 1 augustus 2009. De appellante werd in de gelegen- heid gesteld om uiterlijk 30 november 2010 het vast recht te voldoen.

Die gelegenheid werd niet geboden in de Arubaanse uitspraak van het Hof van 29 januari 2010 (LJN BP1151) waarin het hoger beroep werd ingesteld ver vóór 1 augustus 2009, te weten op 22 mei 2006. De omstandigheden van het geval waren echter dat bij brief van 10 juni 2009 de griffier van het Hof griffie- recht had nagevorderd onder het stellen van een (daarna ook nog eens verlengde) termijn. Toen ver- volgens alsnog betaling per uiterlijk 1 januari 2010 uitbleef, verklaarde het Hof, onder expliciete verwij- zing naar het vijfde lid van artikel 270 Rv, doch zon- der verwijzing naar het schriftelijk aangekondigde strenge beleid, te verstaan dat het hoger beroep is vervallen. Opmerkelijk is dat in beide gevallen waarin het Hof het hoger beroep vervallen ver- klaarde dat bij vonnis geschiedde, terwijl de memo-

Caribisch Juristenblad 2011 (1) 1 39

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(2)

Mr. Mirto F. Murray

rie van toelichting letterlijk stelt dat indien ‘geen betaling plaats[vindt], het beroep vervalt en wordt geen vonnis in hoger beroep gewezen’. De suggestie lijkt daarmee gewekt dat het vervallen verklaren van het hoger beroep geen voor beroep in cassatie vat- bare einduitspraak (vonnis) oplevert, maar dat er slechts sprake is van een administratieve (rol)beslis- sing van het Hof. Ik meen echter dat die suggestie onjuist is doch dat het laatste woord hierover nog niet is gezegd.

In de eveneens Arubaanse zaak leidende tot zijn uit- spraak van 14 december 2010 (LJN BP1173) oordeelt het, inmiddels tot Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba vernoemd, Hof, onder verwij- zing naar zijn voormeld schrijven, dat een over- schrijding van twaalf dagen onvermijdelijk leidt tot vervallenverklaring van het hoger beroep. Dit kan, aldus nog steeds het Hof, anders zijn indien de gemachtigde van de appellante een rekening-cou- rant bij het Hof heeft.

Sinds jaar en dag houden (veelal de grotere) advoca- tenkantoren een rekening-courant aan bij het Hof (lees ook: het Gerecht in Eerste Aanleg) waarin beta- ling van griffierechten gedebiteerd worden en perio- dieke (bij)stortingen gecrediteerd. In een dergelijk geval is het aan de griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg om te zorgen voor feitelijke betaling van de griffierechten. Het Hof stond in de voormelde Aru- baanse zaak de appellant (let wel: niet de gemach- tigde, die immers formeel geen partij is in de proce- dure) toe om zich uit te laten in hoeverre diens gemachtigde een dergelijke rekening-courantver- houding met het Hof had en wat daarvan de conse- quenties zouden moeten zijn. Niettegenstaande het feit dat de hiervoor aangeduide werkinstructie ervan uitgaat dat ‘het getaxeerde bedrag altijd tijdig door betaling uit voorschot kan worden voldaan’ indien

‘de advocaat van appellant een rekening-courant met voldoende saldo heeft’, kan betoogd worden dat het karakter van een rekening-courant er nou juist in bestaat dat die op enig moment niet-positief (dus negatief of rood) staat en dat ook in dat geval de rekening-courant door het Hof gedebiteerd dient te

worden met de verschuldigde griffierechten. Het Hof lijkt zulks, gezien de geboden mogelijkheid aan de appellant om zich uit te laten in hoeverre diens gemachtigde een rekening-courantverhouding met het Hof had en dus niet in hoeverre die rekening- courant, voor zover die bestaat, ook positief stond, eveneens als uitgangspunt te nemen.2 Het laatste woord in deze procedure is echter nog niet gezegd.

Minder streng was het Hof in de (vooralsnog) niet- gepubliceerde uitspraak van 8 februari 2011 (AR 81/09-H-174.10) waarin de appellante, na het tijdig indienen van een memorie van grieven, zes dagen te laat het griffierecht betaalde en het Hof – hoor en wederhoor in acht nemend – alvorens daar nader over te beslissen partijen in de gelegenheid stelde zich uit te laten over de vraag in hoeverre de beta- ling te laat was en als consequentie daarvan het hoger beroep als vervallen moet worden beschouwd en de grieven aldus geen beoordeling hoeven. In de werkinstructie wordt bepaald dat ‘[d]e betaling steeds binnen zeven dagen na taxatie tijdig [kan]worden voldaan’. In hoeverre de gelegenheid voor partijen om zich nader uit te laten ingegeven is door het voormelde, laat zich lastig voorspellen.

Ook in deze procedure is het laatste woord nog niet gezegd.

Tot slot zij nog opgemerkt dat blijkens het schrijven van het Hof het vorenstaande aangaande de betaling van griffierechten evenzeer geldt ten aanzien van beroepschriften in procedures eindigend in een beschikking.

Zolang de vaste lijn ter zake uitzonderingen op en afwijking van de strenge bepaling van het vijfde lid van artikel 270 Rv nog niet helder is, doen appellan- ten er goed aan telkens voorafgaand aan of gelijktij- dig met het indienen van de memorie van grieven of het beroepschrift onverkort de griffierechten te vol- doen.

2 Vgl. GHvJNAA 8 juni 2004 (Pengel/ATC), TAR-Justicia (2007) 4. p. 252-253, waarin het Hof, anticiperend op het destijds ontwerpartikel 270 lid 5 Rv, ogen- schijnlijk het enkele bestaan van een rekening-cou- rantverhouding voldoende acht.

40 Caribisch Juristenblad 2011 (1) 1

Dit artikel uit Caribisch Juristenblad is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doordat veel counterfeitgoederen op Curaçao, Aruba en Sint Maarten verkocht worden, zullen de consumenten, die tot de clientèle van de merkhouders behoren, in deze regio niet

• Tenzij in de trustakte anders is bepaald of zulks naar verkeersopvattingen niet van de trustee kan worden gevergd, dan wel naar het toepasselijke recht onmogelijk of verbo- den

Kortlo- pende contracten kunnen slechts worden aange- gaan indien deze: (1) noodzakelijk zijn om te voor- zien in een behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten, welke behoefte slechts

Dit betoog faalt echter: de hier bedoelde omstandigheden brengen niet mee dat een mogelijk daaruit voortvloeiende waarde van het aandeel van de man in de maatschap – voor zover

Aldus stond de ogen- schijnlijke innerlijke tegenstrijdigheid, te weten de constatering dat er niet tijdig betaald was (monde- linge uitspraak van 5 april 2011) en vervolgens dat er

Aangezien nergens in de Landsverordening Trust met zoveel woorden staat bepaald dat het trustvermogen bij het instellen van de trust onder algemene titel overgaat op de trustee,

Juist de afwezigheid van cijfermatige onderbouwing van de door de indieners gestelde noodzaak tot het invoeren van de regeling maakt het onmogelijk om na te gaan in hoeverre voor

Voor zover die keuze niet bewust zou zijn geweest en voor tijdig ook zou kunnen worden gelezen ‘vóór de verkoop’ zoals artikel 457 Rv bepaalt, geldt dat cumulatief beslag ook dan