• No results found

BIJDRAGE TOT pE KENNIS , ( VAN HET SOBOJO '

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BIJDRAGE TOT pE KENNIS , ( VAN HET SOBOJO ' "

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BIJDRAGE TOT pE KENNIS , ( VAN HET SOBOJO '

t

(EILAND TALlABO, SOELA-GROEP)

DOOR

J.

FO~TGENS

. '

UITGEGEVEN DOOR HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NED.-INDIË

/

's-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF J921

-'

\

(2)

/

.

\

v

\

(3)

BIJDRAGE' TOT DE KENNIS VAN HET 50BOJO

(EILAND TALlABO,

SOELA~GROEP)

DOOR

J. FORTGENS

- - - -~--- -

UITGEGEVEN DOOR HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TAAL-. LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NED.-INDIË

's-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF 1921

(4)
(5)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO,

(EILAND TALIABO. SOELA~GROEP)

DOOR

J.

FORTGENS.

(GRAMMA TIC ALE SCHETS, VOLKSVERHALEN EN DAAROP CORRESPONDEERENDE WOORDENLIJST.)

Gedurende de maand April van dit jaar 1 bereisde ik het eiland Taliabo in verband met de vraag der bevolking om onderwijs. Den tijd die mij na verrichten zendingsarbeid over- bleef, besteedde ik aan het verzamelen van taalkundige gegevens van het S 0 b 0 jo en Ka d a i. De oogst, welke aldus verzameld werd, kon uit den aard der zaak niet groot zijn en niet anders dan het karakter dragen van een oppervlakkig onderzoek, om welke reden dit opstel hierbij aangeboden wordt onder zekere reserve. Een deel van de verzamelde gegevens werd neergelegd in het reisverslag, dat verschenen is in de «Mededeelingen va.n het N. Z. G.», Dl. 59 (L915), bI. 142-179 en 223-261, als houdende verband met de in genoemd verslag behandelde stof.

Ten aanzien van de op Taliaho gesproken dialekten, wordt in genoemd verslag het volgende opgemerkt: « Wat de taalkwestie betreft, onder deze schaarsche bevolking van Taliaho bestaan - volgens informatiën - nog verscheidene dialekten, waarvan het Sobojo, Kadai en Mangee wel de voornaamste zijn. Voorts moeten er nog andere tongvallen bestaan, welke men benoemt als volgt: Be h a (gesproken door de bewoners van Pomaoe); Ta I 0 (door die van Talo); No en!? a (door die van Langkoeba) ; Samada, Singa en mBono (aan de noordkust). Men zegt, dat het Singa het meest aan het Mangee meest aan het Kadai verwant is.» en het mBono het

.

I 1914; in April 1915 werd dit opstel, dat grootendeels in manuscript gereed was, gedurende !jcn tweede reis herzien en aangevuld.

(6)

-~-~~~~~~~~~---~~---

2 BIJDl{AGE TOT DE 'KENNIS VAN HET SOBOJO.

KLANKSTELSEL.

Het Sobojo is een halfvocalische taal. De eenige mij bekende consonantische eindsluiters zijn de n en de n g; de k wordt alleen als eindsluiter gehoord, als het volgend woord met een vocaal of h begint, in alle andere gevallen is zij geworden tot' (hamzah); hetzelfde is 't geval met de t

(v~orgesteld

door C).

Het Kadai heeft zelfs deze eindsluiters niet meer en kan '1 dus als een zuiver vocalische taal aangemerkt worden.

VOORBEELDEN:

foeloein, lichaamshaar, veer; talain, been, bot; ngain, eten; angln, stroom; palamaoen, avondster; nahoeng, hoog, lang; poe n g, slaan; p e hen g, trap, ladder;. 0 eng a n g, kat; ha na' , klimmen; Ol e se' , koken; sa ne " vragen; 0 es 0 e' , baden; hamaic ademen; loekoeic, slapen; toeoiC, zitten, verblijven, woneh; fokoic , schuld.

KLINKERS.

a, e, i, 0, oe.

De uitspraak der a, e en 0 verschilt in open en gesloten lettergrepen, terwijl de waarde daarvan bepaald wordt door den klemtoon. De Sobojo spreken de woorden zeer vlug uit, 1 zood at het dikwijls na herhaald onderzoek pas duidelijk wordt of een a dan wel een e, wordt uitgesproken in de lettergreep, die den klemtoon krijgt. Zoo heeft de lijst (pl.min. 500 woorden) van den heer

J.

W. van Nouhuys (zie de <Bare'e-sprekende Toradja's van M. Celebes> door dr. N. Adriani en dr. Alb. C. Kruyt,. blz. 289) verscheidene woorden met een p~pH, in welke de è niet anders is'dan'de onvolkomen a (ä). B.v.: bègasa, rood, lees: bagasa; bèred'e, zwart, -lees: barede; tèkiloe, speeksel. lees: takiloe; k~n~nooe, weten, lees: kananooe.

In ,M n g e e (volkstam Mangee) is zelfs de ~ niet meer gehoord en tot een onuitspreekbare combinatie m n g geworden, terwijl men zeer duidelijk Man ge e (Sobojo-uitspraak: Man g een g) zegt. Aangezien de accentueering dezer woorden valt op de voorlaatste lettergreep. is het bij een aanvankelijk onderzoek niet te constateeren, dat de p~pèt in het Sobojo niet voorkomt.

Een bewijs voor de afwezighei,d daarvan is zeker wel, dat de

1 Voorbeeld van afkortingen, tengevolge van vluguitgesproken zinnen atebengsa! = ati ebeng sial geef een aasje!

(7)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 3 Maleisch-sprekende Sobojo de Maleische voorv'oegsels b'~ r en t ~ r uitspreken als b a en t a. Van kl': pad a zou men maken k è pad a of kap a d a enz.

VOORBEELDEN:

a open: baja, spreken; hali, met, en; laoe, gaan, loopen;

k a I ab eba n g, kapel, vlinder; a I a, halen, nemen; I a h i , hardloopen; nam a, vader.

a. gesloten: mat a toe 0 e, mensch; ta na sa', leeftocht, vivres;

bakatanga, midden, middelste; bapeng, berg; sa- n is a', kam.

e open: men e, man; p ede, zelf, alleen; te a n g, bamboesoort ; kern 0 , gijlieden; ka del e, scheiden, achterlaten; fe i , maken, werken; bar ede, zwart.

e gesloten: te te,' bovenwaarts; tofeke, Alocasia macrorrhiza L;

p eta', grond, aarde; ta net e, spruit.

o open: toloin, slikken; takoIo, rug, achter; popoic , bloed;

wajo, water, rivier; tomooe, overgrootouders; howo, twee.

o gesloten: popa, wang; foti, kuit (van het been); roto, nauw;

notoein, aanzeggen; komboko, gevlochten doos; tofo, benedenwaarts.

De uitspraak in i en 0 e is in open en gesloten lettergrepen vrijwel gelijk.

HALFKLINKERS.

De j wordt gehoord met een kort aangehouden i-voorslag als

aa~vangsklinker. Spreek~ men het woord jat 0 e, verstrooien, uit, dan hoort men i - jat 0 e. In het midden van een woord klinkt zij als de nederlandsche. Evenzoo heeft de aanvangs· ween korten 0 e-voorslag en klinkt als de engelsche w. In het midden klinkt zij als de nederlandsche.

VOORBEELDEN:

jon g koe, schudden; ja wo, ver; no joe in, gal; 0 e j a in, regen; bojang, spelen; kajaka, medicijn; mbajai, krijgs- dansen; foja, krokodil; mohoejoe, aardbeving; ajong, houts- kool; kojong, sterk, krachtig; haja, groot; jahoei·n, pluche, jeukerige oppervlakte van bamboe; wal 0 e, acht; wor i, links;

wanain, rechts; waha, veel; bawang, mangga; takalawaic,

spin; saw e ko, reiger.

(8)

--- ---

4 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SORO]O.

MEDEKLINKERS.

Velaren.

De k komt aan het begin en in het midden der woorden voor en na het einde alleen dan, wanneer het daaropvolgend woord begint met een vocaal of de consonant h.

VOORBEELDEN:

kanangi, lichaam; kariboeic, lippen; toeka, buik; oeki, vrouwelijk schaamdeel; kak a, --;;-udere broer; sa nek a koe, vraag mij (sane'); takinok oenaic, M. agas, rengit; (ta- k i n 0 ') ,h a nak het e, klimmen boven, (h a na'); toe mp a k ha na', kikvorsch klimt, (t 0 e m pa').

Geprenasaleerde k.

oen gk 0 e, groote fontanel; n gk an i, wond; pa n gka~,

pendopo; man g kadeIe, scheiden; hongko, drinknap; neng' kong, groente; ngkojong, sterk.

Voorts worden alle aanvangs-k's in den genitief geprenasaleerd:

ngkangoeba (kangoeba, prop); ngkaka (kaka, oudere broer); n g k i in g (k i in g, andere kant, overzijde);

n g koe I i (k 0 e I i, huid schors);

De g komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

daging, beest; gasing, zout; geheko, bedriegen; begoo, aldus; a go, opdragen; gege, oksel; taga I i go e, nagel.

, Geprenasaleerde g:

tanggaoein, sagoworm, engerling; baroenggoe. donder- gerommel ; n g g a I 0 eng, .Iood ; dj a n g go, baard; n g g a wan i, walvisch; en de adjectieven: n g g a i n ,scherp; n g gom 0 i n

koud van voedsel. _. --

In den genitief worden de aanvangs-g's geprenasaleerd:

n g g e g e (g e ge, oksel); n g go erna (g 0 erna, scheede) ; n g g 0 e I a (g 0 e I a, suiker, stroop); n g gin a n g (g i na n g, tuin);

Nasaal n g komt aan het begin, in het midden en aan het einde der woorden voor:

soeng, mond; bagang, kies; ngaa~, naam; pangado- s 0 in; beurtzang; kan g a~, voedsel; I e I i n g, weg.

De h komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

(9)

RIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 5 howo, twee; hoeI oe, tien; waha, veel; lehaic, huis;

hoe k 0; morgen; f 0 hoe, nieuw; na hoe n g, hoog, lang; b e- h a n g, grens tusschen akkers; f 0 e ho, ster.

Labialen.

De p komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

pop 0 n g, rek; pop a, wang; pi ra', goud j map a, maan;

kat a p e, wan; kap a i c, aansteken; ba p e, zetten; cl 0 dop 0 in, droomen.

Geprenasaleerde p:

s a 10 e m p a i c, springen; bak e mp a n g, met wonden zijn;

toempa', kikvorsch; tampa', omkeeren, omleggen; baka- ri m pi, ovaal; po m pa, rijstblok;

Verder de woorden, die in den genitief staan:

m par a ban g (p a r a ban g, dij); m p a I a 0 ei C (p a I a 0 e i c,

naald» mp a 11 i (p a ni, vleugel); mp 0 0 e (p 0 0

e ,

beetje). -

De f komt veelvuldig voor, zoowel aan het begin als in het midden:

tak a f 0 e h i, adamsappel; f 0 g 0 i c, voorhoofd; f 0 f a i 11, ope- ning, mond van voorwerpen; fi a' , pisang; fa ha, arm; f 0011 g, schouderblad; fi n e, vrouw, vrouwelijk; fot 0, zuster van den broer; go f 0 h i, glimlachen; ,fi kin g, denken; fi s 0 e in, zweer;

taf a i I a, tabakkerfmesje van bamboe; k o. e fan g, houtkrul ; tafoeraic , blazen (van katten); boelefaloe, houtduif; fako, sprinkhaan; f 0 ja, krokodil; f 0 e d a, foeja, geklopte boomschors;

fat a n g, halm; f 0 e I 0 eng, onkruid; tof ek e, Alocasia mac- rorrhiza L.; foei, waterbamboe; foeho, ster; lifoe, land- waarts; falitoeha. metgezel; fokoic, geldschuld; dafaic,

ook; fake, slaan met een eind rotan;doe(oe, recht; fohoe, nieuw; kabafoefoe, wit; fei. mak~n; fidoe', snuiten; fooe, ruiken, kussen; f 0 ek a i c, openen; kof 0 i c, binden; ba f 0 eng, breken; hof 0, beneden; na f 0 e, vallen; fok 0 e, scheren;

ti fa, pissen, enz.

Alleen wordt de aanvangs-f in den genitief geprenasaleerd:

mfoeloein (foeloein, lichaamshaar); mfoto (foto, zuster);

mfoeain (f-;;-eain, vrucht); mfalahoin (falahoin, vloer);

m fo e h1 (fo eh i ,t epel); m fai n (fai n ,~est); - Voorts de adjectieven en verbale adjectieven:

mfoetong, verzadigd; mfahaic, zwaar; enz.

,

(10)

6 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

De b komt aan het begin en in het midden der woorden voor: b i a, goed; bas 0 e, groote draagkorf; ba pen g. berg; bos e, pagaaien; heb a (l eba en de b a) op den schouder dragen;

habai, slang; haboe, ligrnatje; tobo),_dolk; kabang, schild.

Geprenasaleerde b:

mbo a, varken; kom bok 0, doos; 0 e mba, kind dragen op den rug; kalambi, baat je; mbajai, krijgsdansen; lambo- no e, landschildpad; mam b 0, rijp;

Voorts de adjectieven en verbale adjectieven:

mba r a ie, bitter; mba 10 e h a in, hongerig; mba I a n go e , dronken; mbo lom 0) week, zacht;

In den gènitief:

mb e I eng (b e I eng, oog); mbo e h i (b 0 e h i, achterste);

mbo eb 0 eng (b 0 eb 0 eng, nok van het dak).

De m komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

m i\ ma, vader; nam a, idem; men e:, man, mannelijk; h a- m a ie, ademen; b a I a moa. gapen; r·a m e, leven maken ; mat e , sterven; moe koe, aal; ma sa', verkoopen.

De w komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

wa jo, water; wa ha, veel; ja wo, ver; wal i, zwagerin;

howo, twee; waloe, acht; wana-etain, wolken; takala- wa ie, spin; wo he, wind.

Dentalen.

De t komt aan het begin en in het midden der woorden voo)' en wordt gevormd met de punt der tong tegen den on- derkant der bovenvoortanden : tol 0 e, drie; toe ë n g, en (in telwoorden); takii, schuin; batoto, gevecht; peta', grond, aarde; tan e te, spruit; ma ta to eoe, mensch.

Een overblijfsel van de t als eindsluiter vindt men in sommige woorden, waarvan de laatste vocaal een i is (zie ook bij n). De t als eindsluiter wordt evenwel niet meer als zoodanig volkomen gehoord, zooals b.v. in Maleische woorden. We hebben hier met eindlettergrepen te doen, die eindigen in een klank, over- eenkomende met een zich nog even vormende t, waarbij de punt der tong even zichtbaar wordt aan den onderrand der bovenvo.ortanden. In verbinding met andere woorden, die met een vocaal aanvangen, wordt deze aanvangs-t-klank duidelijk .

(11)

I3lJDAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 7 gehoord. b.v. in: akoe toeoit odi soesa: ik zit neer met een bezwaard hart. Waar ze evenwel aanvangen met een con- sonant, wordt deze klank niet meer vernomen. Daar het schrijven van dezen klank in Sobojo-woorden aanleiding zou kunnen geven tot verkeerde uitspraak, geven wij dezen klank weer met het teeken '.

VOORBEELDEN:

karaiboeiC, lip; fogoiC, voorhoofd; ipoeic, jongste kind; poloic, bloed; loekoeic, liggen; takajoiC, ontstellen; kala- boek~eic, hut; kapafC, aansteken; namaic, adem; taka- lawaic, ~pin; seheiC,(in: tofoe sehe~)~ donkere suiker- rietsoort.

Geprenasaleerde t:

sin toe, gordel van europ. fabrikaat; man tam 0 e a in, vroed- vrouw; man t a I i n go ei n, vergeten; won ti, slinger;-pen te, bobento, frambosia. --

Voorts in den genitief:

ntoeka (toeka, buik); ntalain (talain, been, bot); nta- kino' (takino', muskiet); ntoema (toerna, luis) ntado (tado, kaap).

De d komt aan het begin en in het midden der woorden voor: doelo', bijna; daang, niet zijn; dele, laataf; dina, dag, zon; m a d a - ma d a, wakker zij n; f 0 e d a, geklopte boomschors;

pi di, droog.

Geprenasaleerde d:

pan d a w i i, Abrus precatorius. L.; kam i n de, muis; n d 0-

loe, steen; ndihain, doerian; pondai, pandanussoort; tan- daho, regenboog; dendang, boete; panda', dwerg; ndio, stem;

Voorts in den genitief:

ndoin (doin, blad), ndamain (damain, tong); ndehaic,

(dehai", plaats, plek). - - -

Nasaal n.

Deze komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

non g, zes; no 0 , van (voorzetsel); toe n 0 e, verbranden·

,

nak i, hagedis; no eo, kokospalm; no esa, eiland.

(12)

8 - ... _._BlJDRAGE TOT DE KEl'1N.lS YAN HET SOBOJO.

In a n gin, stroom; p a I a m a 0 en, avondster; cl e cl a 0 en, blad om voedsel op te leggen, treedt de n als eindsluiter op.

Vervolgens komt deze nasaal voor bij woorden, die met een vocaal of met een h aanvangen en door het. voorafgaande woord in den genitief komen: .

na na' (a na', kind); no e I i ' (0 e I i ' , jongere broer of zuster);

nina (ina, moeder); neloeiC (eloeiC, pinang); nobi (obi, harsfakkel); nobong (hobo-;;-g), wand; namaiC (ham aiC ),

adem; non g k 0 (h 0 n g k 0), klapperdop. - In deze laatste gevallen zal de n staan voor n h.

Wat bij de t als eindsluiter gezegd is, is ook van toepassing op de n als eindsluiter. Ook deze wordt bijna niet als zoodanig gehoord, alleen in verbinding met andere woorden, die met een vocaal aanvangen, komt de n als sluiter jui?t sterk te voorschijn en wo!dt dan zeer duidelijk uitgesproken. Hoort men voor het eerst de woorden talain, damain, nosoin; fisoein, enz.

uitspreken, dan hoort men de laatste in bijn-;- niet, hetis alsof men dit als een aanhangsel van het woord beschouwt, inslikt en zegt: tala, dama, noso, fisoe, enz., welke laatste uit- s'praak dan ook die der Kadai is. Het is om deze reden, dat we dezen uitgang der woorden zullen onderstreepen aldus in.

VOORBEELDEN:

tol 0 in, slikken; t a I i a in, zich herinneren; n g a a in, naam;

ha n g 0 ei n, wakkerworden ; hoe k a in, piek; d a fan g 0 in, zee; not 0 e in; aanzeggen; k a I i p a i n ~ duizendpoot. -

P a I a t a I en.

De uitspraak van de tj in het S. komt eenigszins overeen met de Engelsch ch in "change" en "chance", hoewel zij meer de sj dan de tsj nabijkomt. Wij schrijven haar daarom ~. Ook de tj uit de aan het Maleisch ontleende woorden hebben dezen

~·klank.

VOORBEELDEN:

]anoqoein, hoek; ~alana (M. tjelana) broek; ~it1ang.

k i i n g, hoofddoek, (~i n a n g, sarong, (wrsch. uit M. tj i n a) kiing, stuk); ~oeka, arensap (wrsch. uit M. tjoeka, -azijn);

ri~a, spaansche peper, M.M. rit ja; ~aa, wat, ietsj -?erioe',

(13)

RIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 9 slurpen; de~e, heet, pedis; ba~ara, spreken; be~aa, hoe- danig; p i ~ i, uitpersen; ~ a r a i c, blazen (om levenskracht te versterken ).

Geprenasaleerde !?:

n !? 0 a, wederhelft; man!? a I i k a i, zitten met de been en krui- selings; I a I a n ~ e, gordijn; bon!?i, aardnoot jes (verb. boontje).

Van de dj bestaan slechts enkele voorbeelden, waarvan de meeste ontleend zijn:

pakadjanga, zolder; djoebi, boog; d'janggo, baard;

djanela, venster; djedjaroe (T. djodjaroe) maagd; djara (Jav. djaran) paard.

In de volgende woorden is j gelijkwaardig met Mal. dj.

oeja~, regen, M:·oedjan;jawo,ver,M:djaoeh;jong- koe, wippen, schudden, M: djongkat.

Van de geprenasaleerde dj vond ik alleen mendjangain, hert (uit het Mal.) en voorts de bovengenoemde woordeni n den genitief.

Van de nj slechts: njaiC, krekel en het uit het M. overge- nomen n ja wa, ziel, goedegeest.

Liquidae.

De I komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

lale, vlieg; hila, hoeveel; dali, treffen; walong, zoeken;

balaloea, ruimte; boling, ander; kol0. tante; oeli', jongere broer of zuster; s 0 e 1 e, kruin (van het hoofd).

De r komt aan het begin en in het midden der "worden voor:

wor i, links; bar ede, zwart; rot 0, nauw; kar 0 e a', soort duif; tafoeraic, blazen van katten; pakarai, haai; kairoeic,

rijstlepel (van klapperdop); ram e, leven maken jO ra rap a, knal van den donder.

Ham za h(').

Zooals reeds bij de k is opgemerkt, komt de k als eindsluiter alleen voor, als het daaropvolgend woord met een h of een vocaal begint. In alle andere gevallen sluiten de woorden met een '.

ba ba', haarnet van den aren palm ; no 0 e', dalen; ha na' , klimmen; nito', kort; sia', binnenkomen; ila', loeren; fi- doe', snuiten; !?erioe', slurpen.

(14)

10 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOooJO.

Na het suffix nok a (imperfectum) en bij alle andere woorden, die met een n beginnen, wisselt de sluitende hamzah af met de nasaal ng:

hajo', ruiken; hajongnoka, roken; kisi', knijpen; ki- s in g nok a, knepen; sap i', zich verbergen; sap i n g nok a, verborgen; sa ne " verzoeken; sa ne n g nok a, verzochten; m i- n a " olie; m in a n g no e 0, klapperolie; f i a " pisang; f i a n g nt a net e, pisangspruit ; enz.

Si b i I a nt s.

De s klinkt vooral vóór 0 e anders dan de Maleisehe. De . punt der tong ligt tegen den onderrand der boventanden. Men zou in dit geval geneigd zijn ~ te schrijven; s 0 eng, mond;

oe s 0 e', baden, enz. klinken als ~ 0 eng, 0 e ~ 0 e '.

De s komt aan het begin en in het midden der woorden voor:

se s ó n g, zweet; aso e, hond; sen gei, lachen; sa n e ' , ver- zoeken; s i a, een; sos 0 I 0 ei c, ring.

Als eindsluiter vond ik de- s in jofos, uit: uejain jofos, zware regen.

Geprenasaleerde s.

n s a in, prijs, waarde; I i a ins 0 e ka, wil, begeerte; n s e in g, vriend, makker; en verder de woorden,' die met s aanvangen en in den genitief staan.

KLEMTOON.

Op enkele uitzonderingen na, hebben alle woorden den klem- toon op de voorlaatste lettergreep, hetzij dit een stamwoord of een afgeleid woord is. Voorvoegsels veranderen den klemtoon niet, alleen bij het achtervoegsel no ka (imperf) krijgt dit den klemtoon.

VOORBEELDEN.

matatóeoe·, menseh; belelîain, aangezicht; sosóloeic,

ring; pop 0 r á a, latten spel ; n g k î i n g, helft, a~dere kant;

fódoein, huidhaar; takólo, rug; tagalîgoe, nagel; hása, slijpen; pangahása, slijpsteen; mése', koken; kamése', doen koken; mangkamése', gaankoken; déle, laataf; ka- d é Ie, achterlaten;, Ol a n g k adé 1 e, scheiden.

Met suffix:

tóeoic, zitten; toeoinóka, zat; hána', klimmen; hanang- nóka, klom; káin, eten; kainóka, at.

(15)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS YAN HET ·SOBOJO. 11

In het Sobojo komen een aantal woorden voor, die uit het Ternataanscll zijn overgenomen. Als men bedenkt, 'dat de be- woners der Soela-eilanden in vroeger jaren heerendiensten op Ternate verrichtten, behoeft dit geen nadere verklaring. Sommige woorden zijn z66 ingeburgerd, dat zij Of gelijkwaardig staan naast de Sobojo-woorden, die hetzelfde uitdrukken Of deze geheel verdrongen hebben. Voor benamingen van voorwerpen of han- delingen, die oorspronkelijk bij de Sobojo niet bekend waren, geldt deze opmerking natuurlijk niet, aangezien voor deze uit- heemsche uitdrukkingen geen synoniemen in het S. konden bestaan.

Enkele Tern. woorden zijn via het Moluksch MaJ., het MaJ. of het lavo in het S. gekomen.

VOORBEELDEN:

m a har a , haten; a r a b a boe, eensnarige viool; sar a g i , gong; lefo, schrijven; dego-dego (van tego, zitten) zit-, slaapbank; safo, kom, kopje; baroe.a, kist; sananga, braden, (T. sinanga); kon ga, kaf; goeie-goeie, pap; gasing, zout, (T. gasi); djara, paard; mia, aap; fi.n1, zaad; bira, rijst; kat e la, maïs; ta 0 e ge e, oorknop; wak 0, touwdraaien;

kokoja, pandanussoort; sangkari, pompelmoes; rato, storm;

hari, netknoopen; tino, weven; dodokoe, brug (van tokoe, overheenloopen), salaka, zilver; soa, geslacht; (T. dorp);

kalano, vorst, (T. kolano); kipoe, smid; taboein, schieten, (T. taboe); segaro, opdragen, (T. sigaro, overleggen); fan- goe, betalen; tiadi, ruilen; tapoe, anker; lolewo, 'anker- plaats; toefoe, loskoopen; tore, droog (van visch); besengi, lui, (T. boesengi); poha, instaat zijn, kunnen; togoe, ein- digen; ha s i -h a si, voor den gek houden, CT. liegen); lol i , rondom; I a we, garen; dj 0 0 e, heer; pas a, .reeds, al, voorbij;

pip i, geld; sak i, lekker (in den zin van prettig); ma dot 0,

leeren; dopoto, leering; ifa, plank (alleen van een prauw);

sar a, overzetten, oversteken; s 0 e poe, naar buitengaan j b 0 -

dit 0; ongeluk, ongeval; hoi, losmaken; d a hak e, probeeren te doen, kangela, moeite, zorg.

VOORNAAMWOORDEN.

Persoonlijke voornaamwoorden zijn:

1 e ps. enk. a koe, verkort a, ik.

te ps. mv. incJ. kit 0, wij. le ps. mv. excJ. kam i, wij.

(16)

12 BIJDRAGE TOT DE KENNIS YAN HET SOBOJO.

2e ps. enk. k 0 0 e, jij.

2e ps. enk. kee, gij, u.

2e ps. mv. kemo, gij-, u lieden.

3e ps. enk. i 0, (mannel. en vrl.) hij, zij.

3e ps. mv. sio, zij (lieden).

In de spreektaal word tak 0 e wel tot a verkort: a koe I a 0 e- of a I a 0 e, ik loop.

2e ps. enk. k 00 e gebruikt men tot zijnsgelijken en jongeren van jaren; k e e tot meerderen en oudere menscll'en.

De pers. voornaamwoorden blijven in alle naamvallen on- veranderd.

Nominatief:

s i 0 h 0 wol a 0 e don go i n f i a' mam bon 0 ka, zij tweeën gingen zien of de pisang al rijp was.

Voor den nadrukkelijken nominatief wordt achter het pers.

vnw. of werkwoord het woordje p ede en dit i, resp. "alleen"

en "zelf" gevoegd.

sio howo gain, akoe kain pede, zij tweeën aten (samen), (doch) ik at allee~ -

i 0 dit i not 0 e i nok a h a I i n g k a I a n 0, hijzelf ging het aan zijn vorst aanzeggen.

Waar in andere Indonesische talen de genitiefaanduider op- treedt. in den vorm van een pronominaal suffix, daar heeft het Sobojo dit blijkbaar niet. (zie bij de bezitt. vnw.)

Ook in den accusatief blijven zij onveranderd:

m a imf 0 e h i ba ja: 0, k 00 e doe n 0 e i 0 ?, het spook zei:

zoo, heb je hem verbrand?

del e k e m' 0 ga del e a koe! laataf gijlieden mij achterlaten.

BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN.

Als bezitt. vnw. worden de pers. vnw. onveranderd gebruikt.

Het bezitt. vnw. staat vóór de bezitting. evenals in het Neder- landsch. Het Sobojo heeft dus in onderscheiding van de meeste Indon. talen, den averechtschen genitief.

akoe ina, mijn moeder, ki to ina, onze moeder (incl.), kami ina, onze moeder (excl.), kooe nina, jouw moeder,

(17)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBO]O. 13 kee nina, uw moeder,

kemo nina, ulieder moeder, io n ina, zijn (haar) moeder, sio ni na, hun moeder.

Om een bezitting nader aan te duiden heeft het S. twee woordjes: het aanwijzend vnw. m a i "dit" en h~t bijwoord van hoedanigheid no 0 "dus, aldus".

a koe m a i, van mij; ion 0 0, van hem; kit 0 m a i, van ons; s ion 0 0, van hen;

maimfoehi ala mboa, mese' boeta, sooe ati sio h 0 won 0 0 n d 0 ie, het spook nam het varken, kookte het bij stukken, vervolgen~ gaf 't hun 'tweeën zijn ~oot (d.w.z. van het varken).

Zooals uit bovenstaande opgaven blijkt, ondergaat de bezitting in den 2en en 3en pers. enk. en mv. verandering door voor- voeging van de nasaal n. Dit geschiedt bij alle zelfst. nnlw. die met een klinker aanvangen.

1 < ps. enk. en mv.

oeI i', jongere broer of zusters, ising, vleesch, zog, pit;

oeI 0 e, hoofdhaar;

e I 0 e i c, pinang;

ade, kin;

ana', kind;

at e, lever;

oe ti, penis;

oeki, vagina;

o e s 0 e " rib;

oeh 0 e, kleinkind;

asoe,hond;

ase, ijzer;

ik 0 e, staart;

2< en 3< ps. enk. en mv.

noeli' , nising, noeloe nèloeic nade nan a' n a te noeti no ek i noesoe' noehoe n aso e na se nikoe.

Ook in samengestelde woorden, die tot elkaar in genitief- betrekking staan, wordt de aanvangsvocaal genasaleerd;

bi r a nis i n g, wrdl: rijstinhoud of: rijst 'r inhoud, ontbol- sterde rijst; dj a ra no e 10 e, paardenkop of: paard z'n kop.

ik 0 e na t/o, stuit. wrdl: staartonderste of: staart z'n onderste.

mbo a nik 0 e nat 0, varkensstuit of: varken z'n stuit.

..

(18)

14 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

I i mak i kin i na, wrdl: vijf vingers 'r moeder, di. duim (sy- noniem met M. iboe djari);

oejainoeti, waterhoos; bestaat uit:

oejain, regen, en oeti, penis, de n van oejain valt weg, dus: oejai-noeti.

te ten i sin g, borst z'n inhoud, zog.

oeh 0 e na n á', wrdl: kleinkinderen d'r kinderen, nageslacht.

kern 0 no e hoe na na', ulieder nakomelingen. Evenwel:

1e ps. enk. en mv. akoe ! mijn!

kit ~ 0 e hoe a na', ons nageslacht.

kam! ons

Ten opzichte der aanvangsmedeklinkers geldt hetzelfde, wat van de klinkers gezegd is bij de bezitt. vnw. van alle personen en in de samenstellingen. Deze worden alle geprenasaleerd.

Voorbeelden hiervan zijn reeds gegeven bij de behandeling der medeklinkers.

Ter verduidelijking nog de volgende voorbeelden:

1 e ps. enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

k ka ban g, schild;

k a I ab eba n g, vlinder;

bira ngkoeli, wrdl: rijstbolster bolsterde rijst.

pet a n g k 0 jon g, h~rde grond.

ngkabang ngkalabebang of: rijst 'r bolster, onont-

ngloln, tand; kasaboeng, tandvleesch; ngioi ngka- sa boe n g, tandvleesch (tand z'n vleesch). Is de sluiter een ng, dan wordt de k van het daaropvolgende woord door dezen sluiter geprenasaleerd: toting katango, korfgeraamte; soeng ka ri boe ie, mond z'n lippen, di. lippen. Is de sluiter een n, dan verväfï: deze vóór een geprenasaleerde k: I i a in, hart j kojong, sterk; liai ngkojong, hart z'n sterkte, sterk van hart.

g

1 e ps. enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

gasing, zout; nggasing

gege, oksel; nggege

piso nggoema, messcheede (de sluiter' in piso ' valt weg na volgende nasaal), kajoe nggira, kernhout; ;;Îna, sarong;

kiing, deel, stuk: ~inangkiing, hoofddoek.

(19)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 15

De sluiter ng prenasaleert de daaropvolgende g: nggain, scherp; teang gain, scherpe bamboe.

p

1 e ps. enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

parabang, dij; m parabang

peda, hakmes; mpeda

pangaboea mpipi, bruidschatgeld; tarai mpooe, ijzerhout 'n stuk, 'n stuk ijzerhout; lehai~ mpakadjanga, huis z'n zolder.

Ie ps. enk. en mv.

faha, arm, hand;

falahoin, bovenvlakte, f

2e en 3e ps. enk. en mv. mfaha

mfalahoin

man 0 e'

m

f 0 e I 0 ein, kippe-(vogel-)veer; 11 DeO m foeai n, kokosvrucht (noot); kakibiasoe mfain, vleermuizen nest.

b

1 e ps: enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

boehi, achterste; mboehi

bagang, kies; mbagang

boehi mbeleng, achterste z'n oog, anus;wajo mbeleng, bron; hoeko mbalangaja', overmorgen (hoeko, morgen;

balangaja', licht.)

1 e ps. enk. en mv.

toeka, buik;

2e ps. enk. en mv.

ntoeka

toting, korf; n toting

oeloe ntalain, hoofdhaar z'n been, di. hoofd; mboa nta- galigoe, varkensnagel(hoef); fia' ntanete, pisangspruit (de' van fi a' wordt door de geprenasaleerde t als

ng

uitgesproken.)

I" ps. enk. en mv.

. daging, beest;

d

2e en 3e ps. enk. en mv.

ndaging

damain, tong, ndamain

kajoe ndoin, bOÇ>mblad; maindehaic, duivelsplek.

(20)

16 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

1 e ps. enk. en mv.

~inang, sarong;

~ a I a na, broek;

s

2e en 3e ps. enk. en mv.

n~inang n~alana

kanawo n~oeka, arensap; ...

Tarinate n~inangkiing, Ternataansche hoofddoek.

Van de I zijn mij onverklaarbaar de volgende voorbeelden:

1 e ps. enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

1 0 ie, been;

I i a i

n,

hart;

limakiki, vingers;

ndiain ndimakiki

akoe loic hali kema ndoic loic waha, mijn beenen en ulieder beenen (zijn) veel beene~

io haec leling daang, haec mboa ndeling, hij kwam niet langs den (gewonen) weg, (maar) langs het varken z'n weg.

s

1 e ps. enk. en mN. 2e en 3e ps. enk. en mv.

s 0 eng, mond; n s 0 eng sosol'oeic , ring; nsosoloeiC liainsoeka, wil, begeerte; asoe nsoeng, hondenbek.

Van h vond ik: 1e ps. enk. en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

h 0 bon g, omwanding; nob 0 n g

ham a i c, adem; nam a i C

Waarschijnlijk staat n hier voor nh.

AANWIJZENDE VOORNAAMWOORDEN.

Deze zijn: m a i, deze, dit; mok 0, die, dat; mok 0 wordt onder het spreken veelal verkort tot m 0 0 als suffix:

si 0 nik a ' ta toe 0 e h i nol e h a i C s i a m 0 0, zij vragen wer- kelijk bij dat eene huis;

en tot m 0 als prefix:

mos i 0 ge hek 0 kit 0, die zij houden ons voor 't lapje;

kami laoe walong hino leha~ siamoko hali lehaic s i a m a i, d a I 0 d a a n g, wij gingen zoeken bij dat eene huis en bij dit eene huis, (doch) vonden niet.

io baja: ala mai, ala moko!, hij zijde: haal dit, haal dat\

(21)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBO]O.

17

VRAGENDE VOORNAAMWOORDEN.

Voor personen: w oi? 'wi e?

wo i no e 0 m f 0 e a ins i 0 ga n a f 0 e? wiens kokosvruchten gooien zij af?

-Voor zaken: m a i!? a a? wat?, verkort tot !? a a?, soms uitge- sproken als m a i !? a e.

nene baja: kee ala oetoin, bei mai!?ae? Oudje zeide:

u haalt vuur, wat maken? (wat

;i\

je er mee doen?) . n s a in wa ha!? a!? a a? prijs veel wat? (wat is de. prijs?)

aso e m a i s a a? welke hond?

mata Tarinate mata mai!?ae? Ternatanen, wat zijn dat voor menschen? (m a t a is verkorting van mat at 0 e Q e.)

TELWOORDEN.

s i a, een verkort sa; ho w 0 verkort ho 0, twee; tol 0 e, drie;

11 g h a a c. vier;

lima, vijf; 110ng, zes; hitoe,. zeven; waloe, acht; tasia, negen; hoeloe, tien;

hoeloe. toeëng si a, elf; (toeëng spreekt men zeer vlug uit, byna als teng);

hoeloe toeëng howo, twaalf:

hoeloe toeëng nghaaC, veertien, hoeloe toeëng tasia. negentien;

lakahowo, twintig, lakatoloe, dertig, I a kan g h a a c, veertig;

lakalima, vijftig;

lakanong, zestig, enz.

ratoe howo toeëng waloe, tweehonderd acht; salaksia, duizend;

!?ololongsia, tienduizend.

Het telwoord sia, één, (soms verkort tot sa) doet ook dienst als on bepaald lidwoord:

matahaja sia hali boelehaja sia laoe sai, 'n oude man en een oude vrouw loopen herwaarts.

De telwoorden plaatst men achter het te benoemen naamwoord:

pe heng to loe, drie trappen, ladders; roepia lakah ow 0,

twintig gufden; asoe ndoic nghaaC, hond z'n pooten vier, de

2

(22)

18 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

hond heeft vier pooten; sio howo, iij hveeën. kemo nong, gij zessen.

RANGSCHIKKENDE TELWOORDEN:

door voorvoeging van ka-

kasia, eerste; kahowo, tweede; katoloe, derde; kanghaaC, vierde; kahoeloe, tiende; kahoeloe toeëng sia, elfde; kala- kahowo, Hvintigste, enz.

Voorts vond ik van andere soorten telwoorden:

dii, stuk; ndii, stuk ervan; ~1ongko ndii, klapperdop z'n stuk, 'n stuk klapperdop;

kiing, helft. zij, (M. belah); kajoe-ngkiing, hout z'n helft, zij, di. plank; !?inangkiing, sarong z'n helft, di. hoofddoek.

ONBEPAALDE TELWOORDEN:

waha, veel; manoe'waha haec hino no'enoe, vogels, veel kwamen bij (den) waringin boom.

pooe, \I,reinig; mpooe, weinig ervan; tarai rnpooe, 'n weinig, 'n beetje ijzerhout;

sooè, sooe-sooe en gasooe, alle; ~oeniaanda~ing nate sooe-sooe, de dieren der wereld (zijn) alle gestorven; sio laoe gasooe, zij loopen allen weg.

sooe heeft ook de beteekenis van: klaar, op, af, gereed (M.

ha bis) en in den verhalenden stijl van: vervolgens, toen.

lasi, meer; mata hoeloe lasi, meer dan tien menschen;

lasi beteekent ook: rest, restant; nina baja: fei las,i nstloe!

z'n moeder zei: maak de rest af!

dalo, meer; akoe peda nggain dalo, mijn hakmes'is meer dan (veel te) scherp; lehajC bia dalo, zeer mooi huis.

VRAGENDE TELWOORDEN:

hila? hoeveel? wordt voor personen en zaken g~bruikt:

, mata hila haec hino lehaiC? hoeveel men scheil zijn er

tehuis (thuis) gekomen? -

p,alangoe hila kooe d,alo? hoeveel schildpadden heb je ge- kregen (gevangen)?

BIJWOORDEN:

hÎnombai, hi'er; verkort: mb"ai (h"ino, voorzetsèl: in, tè, op, aan, bij) vgl. m ai, aanw. vnw. deze, dit.

(23)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 19

dengemoko, daar; vgl. moko, aanw. vnw. die, dat.

kojawo, ginds (jawo, ver, M. djaoeh);

mbii of mbië, verk. van binombii of hinombie? waar?

of hii?

kooe laoe hii? waar ga je heen?

sai, herwaarts; laoe sai! kom hièr! sia' sai! kom hier binnen!

tadenge, derwaarts; io mine tadenge, hij kijkt derwaarts, hij kijkt dien kant uit.

hete, boven; sooe kemo toloe haec hete, vervolgens kwaamt gijlieden boven aan.

tete, opwaarts kaboeso hana' tete, leguaan klom opwaarts, (tete, wrsch. ta

+

hete).

bete, (wrsch. ba

+

hete) van boven, afwaarts; lalemoela nooe' bete, bromvlieg daalde van boven.

hofo eIi ofo, beneden;. hofo hana' tete, (van) beneden naar boven klim'men; na f 0 e 0 f 0, naar beneden vallen.

tofo (wrsch. ta

+

ofo) benedenwaarts; hete nooe' tofo, (van) boven naar 'beneden dalen.

kalano ago: toeoi tofo! vorst beval: zit neer!

bofo (wrsch. ba

+

ofo) van beneden; wohe bofo, wind van beneden, d. i. westenwind.

hojo, aan landzijde; tojo (wrsch. ta

+

hojo) landwaarts;

marinoe bose tojo, haec hino, de marinjo pagaaide land- waarts, kwam erbij.

lowo, aan zeezijde; talowo, zeewaarts; marinoe baling talowo, haec howo, de marinjo keerde weer terug zeewaarts, kwam aan zeezijde.

BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN.

Deze worden geplaatst achter het zelfst. nw.:

leling doefoe. weg recht (rechte weg, de weg is recht);

gehe bonoe, zee diep (diepe zee, de zee is diep);

mboa beteding, varken mager (mager varken, het varken is mager).

kajoengkiing manipi, plank dun (dunne plank, 'de p1ank is dun);

liain etain, hart slecht (slecht hart, hart is slecht);

Als-~elfstandige náamwoorden gebruikt, worden ûj geprenasa-

leerd:

gehe mbonoe', de diepte van de zee;

(24)

20

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

mboa mbeteding, de magerte van het varken;

kajoengkiing manipi, de dunte van den plank;

liai(n) netain, het slechte van het hart.

WERKWOORDEN.

Bij de bezittelijke voornaamwoorden is opgemerkt, dat deze in den 2en en 3en ps. enk en mv. verandering ondergaan 'door toevoeging van de nasaal n aan den beginklinker of door prenasaleering van den begjnmedekli~ker. Bij vele der werk- woorden heeft bij vervoeging in dezelfde personen een verandering plaats van de tenus in media, n.l. van k in g; f en p in b;

t in d; en van s in

d.

VOORBEELDEN:

1 e ps. enk en mv. 2e en 3e ps. enk. en mv.

(deze verandering geldt zoowel voor personen als voor zaken).

kajaka, medicineeren;

kain, eten;' kohoin, staan·;

kipi, omvatten;

k in g

kaboeic , dragen voor den buik;

koeda, wieden;

kamoen~ang, zuchten;

kosi, niezen;

kananooe, weten;

kadeie, achterlaten;

kisi', knijpen met de nagels;

kalikoeng, iets verbergen;

ko n otoe, wijzen;

koeke, peuteren;

keke, graven;

f in b foeoe, blazen op een schelp;

fike, openen;

fen e, willen faja, zeggen;

fe i, maken, doen;

fodi, uitpeuteren, uitsteken;

gajaka gain gohoin gipi gaboeiC goeda -

gamoen~ang

gosi gananooe gadele gisi' galikoeng gonotoe goeke geke

boeoe bike bene baja bei bodi

(25)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO. 21

foeloe, duiken; boeloe

fidoe', snuiten; bidoe'

p in b

poeng, slaan; boeng

papa, afdrijven; bapa

poti, atapdekken; boti

pa li n g, terugkeeren; baling

peta', neer-, intrappen; beta'

poea', breken; boea'

poetoe, afhakken; boetoe

popo~, stuksnijden; bopo~

in d

toloin, slikken; doloin

tampa' ,omkeeren, omleggen; dampa'

tangi, huilen; dangi

ta ri " trekken; dari'

tapiit spuwen met een straal; dapii takiloe, kwijlen, spuwen; dakiloe taliain, zich herinneren; daliain

ti fa, pissen; difa

tatai, poepen; datai

tete, zuigen (aan den borst). dete

taboein, vuurmaken; daboein

ta koe ~waterscheppen; dakoe

toeka, koopen; doeka

taki, houtdisselen ; daki

tanong, planten; danong

tof 0 e, stroomafwaarts; dofoe

too, zien; doo

s en !? in d

sin ta, uittrekken; dinta

s i I 0, scheelkijken ; dilo

sengei, lachen; dengei

sane', verzoeken; dane'

salajang, springen; dalajang

5 a pi, zich verbergen; dapi

sibi, afhakken, snellen; dibi

~abe, blijven haken; dabe

~obain, zeilen, vliegen; dobain

(26)

22 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

Van h in b vond ik de volgende voorbeelden:

h ali n soa, trouwen;

ha t 0', breken van hout

hafoeng, breken van aardewerk;

balinsoa ba to' bafoeng

Het eenige voorbeeld van m in n vond ik in:

m a te, sterven; na te

De k van het prefix k a-, dat aan de werkwoorden een causa- tieve beteekenis geeft, ondergaat dezelfde verandering. De tenuis van het grondwoord blijft dan onveranderd: . kakohoin, doen opstaan, opzetten; gakohoin kasia', doen binnengaan, binnenbrengen; gasia'

kapapa, doen afdrijven; gapapa

ka?obain, doen wegzeilen, wegvliegen; ga~obain

kamate, dooden; gamate

enz.

In den imperatief behouden de ww. denzelfden vorm als in den ten ps. enk. en meerv. (tenuis) b.v.:

hoeko patoemain! zend 't morgen! fidoe'! snuit (je neus)!

salai lejain! lik~'t bord af! til·ii kanaa! kijk er naar uit!

Daarentege-;:;- krijgen de ww. in den vetatief de vervoeging van den 2en en 3en ps. enk. en mv. (media) b.v.:

dele goeke ntalinga! peuter niet in je oor! dele bei etain!

haal geen schurkenstreken uit! dele baling! keer niet terug!

dele doesoe! steek niet in! dele doeli akoe! duw me niet!

enz.

AFGELEIDE WERKWOOI{DEN.

Zoo als boven reeds werd opgemerkt, geeft het prefix ka- aan de ww. stammen een causatieve beteekenis:

hana', klimmen; kahana', doen klimmen, aanreiken;

nooe', dalen; kanooe', doen dalen, aflaten;

togoe, ophouden; katogoe, doen ophuuden;

hoeloe, vatenwasschen; kahoeloe, doen vatenwasschen;

oesoe', baden; kaoesoe', doen baden;

hangoein, opstaan; kahangoein, doen opstaan. wekken;

soepoe,naar buiten gaan; kasoepoe,~naar buiten doen gaan i

(27)

BIJDRAGE TOT DE K~NNIS VAN HET SO.BOJO. 23

ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN VAN WERKWOORDEN AFGELEID:

kahako, schutblad; (van de

bamboe) van: hako, vasthouden;

kahobong, gevlochten wand;

van: hobong, vlechten;

kairoeic • potlepel; van: iroeic, opscheppen;

katape-: wan; van: tape, wannen;

kasoin, verloofde; van: so~, kant, zij;

kangain, voedsel; van: kain, eten;

kapoeng, trommelstok; van: po eng, trommelen;

pangadosoin, beurtzang;van: mangadosoin, beurtzingen ; palaoeic , naald; van: mangaoeiC,-;aaien;

pangawohe, vuurwaaiertje;

van:

pangaheba, draagstok; van:

pan gah asa. slijpsteen; van:

main tan oemain. pakje,

mangawohe, vuur aanwakkeren;

mangaheba, dragen;

mangahasa, slijpen;

proefje; van:-

taboena~, pan, pot; van:

tanete, spruit; van:

tan an 0 n g, gewas; van:

tanoetoe', deksel, deur; van:

katokoin, boom; van:

pantoemain, zenden;

taboei n, vuurrnaken;

tete, zingen;

tanong, planten;

toetoe' , sluiten;

tokoin, boomen, afzetten (van

·een -vaartuig);

INFIXEN.

an

toetoe' sluiten, tanoetoe' deksel;

te te borst, zuigen, tan ete spruit;

tanong planten, tananong aanplanting;

toemain inpakken, tanoemain pakje;

sipa' vaststeken, sanipa' speld;

soepa' opscheppen, sanoepa' lepel (K);

batila (grndwrd tila) verdeelen, tan ila deel;

na

taboein vU'lraanmaken, taboenain pan;

tape warmen, tanape wan (K);

mate sterven, manate dood (zijn);

(28)

24 BIJDRAGE TOT DÈ KENNIS VAN HET SOBOJO.

am

man toeain oudste kind, man tamoeain vroedvrouw; pene slniten, pamene deksel, deur (K);

VOLKSVERHALEN.

De hier volgende verhalen zijn uit den mond opgeteekend en zooveel mooglijk woordelijk vertaald.

1. Lambonoe hali Kaboesoe ngkakoenoe.

Lambonoe laoe hali Kaboesoe, laoe batananong. Kaboesoe d~nong fia' noeboe, Lambonoe danong fia' noein, sagado main fia' doain, sagado mfoeain ntikain mambo. Sio howo laoe dongoin fia' mambonoka, Lambonoe hana' nafoe, a~o Kaboesoe: hana' ne ala! Sio howo gain, Kaboesoe gain pede, ganafoe ngkoeli, Lambonoe laoe tadenge, dongoin ngkoeli, sooe io laoe ala teang ndoin. 10 baling, daja: teang . ndoin dadi solain. Ago Kaboesoe: nooe' hombi-hombi, wajo hewainoka, kito howo paling, towa talo daang, wajo hewaic haja, kooe nooe' hombi-hombi, haec bakatanga saloempaiC! - 10 dalompaic, solain dali io, 'io nate. ?ooe nate, Lambonoe bei popong, dapa diio, mese', bei· libi, isi diio, henge, baling haec hino lehaic, haec, matatoeoe mangkanooe'. Modong tofo, matatoeoe dahoe kangaan, sio gaan, gaan sooe, sio bei dopa-dopa .. Lambonoe bei dopa-dopa, ngaain begai:

Toeka ngkiing karingkongka.

Gaan diti mfali! -

Sio gaan sooe, bene loea', loea' talo daang. Sengadji mine begoo, bene bopoic Lambonoe. Lambonoe baja: kemo bopoic akoe hino boki-mei-ipoeic mparabang! - Boki-mei-ipoeic soepoe doeoic, Lambonoe tadenge, loekoeic hino boki-mei-ipoei mpara- bang. Sio ala toboic, bopoie diio, doro tiba, toboic dali boki- mei-ipoeic mparabang, boetoe, boki-mei-ipoeic nate, Lambonoe nate daang. Matatoeoe odi Lambonoe haeC hino noeo, hana' hino noeo lájoe, haec hete, ganafoe i'o hino talaga. Sengadji segaro matatoeoe inoeng talaga bakating. Matatoeoe waJong io, dosoein-dosoein, io segaro bahing laoe tadenge, haec hino, io dinta m~tatoeoe mboehi ngkangoeba, gafala, wajo nenafoe, ma- tatoeoe nate. Sooe matatoeoe eta-etain nate, matatoeoe bia-bia nate daang, dadi baling haeC lehaic,

(29)

BIJDRAGE TOT DE KENNIS \'AN HET SOBOJO. 25

2. Likoin-mboela hali Toenoe-oeli' ngkakoenoe.

Likoin-mboela nina laoe bahafoei, segaro L. doeoic hino lehaic,

djaga noeli', baja: Imoe mbaloehain, toenoe ofe! - Soe io baja: toen oe oeli'! - Sooe nina laoe pasa, laoe jawonoka, io ala kajoe, daboein oetoin, oetoin dadi, ala dinoeli', doenoe hin'o oetoin, mese', hana' tete, dahoe hino mfalahoin, io doeoi tofo, gain noeli', gain faha ngkiing, gadele bain nina noG ngkiing.

10 gain' sooe, isi hino ranta, dojang heté boeboeng. Nina 'haec,

nika': kooe noeli' laoe hii? - Io notoein: oeli' laoe dakoe wajo! - Nina laoe dongoin hino wajo, dongoin, maidaang.

Baling haeC lehaic, nika' paling, io notoein: laoe ala kajoe! . - Baling, ni na loekoeic mantalengain, lalemoela nooe' bete, doeka hino nina ntete. Nina dangaha tete, dongoin ranta.

Baja: 0, kooe doen oe kooe noeli'? - 10 nina daboein kali- koin, wajo gekang, dega komboko tofo, ago L.: nooe' ala bain!

- 10 ala-ala, nina dega di wajo 'moetoeng, io nate. Nina ala ranta, isi sio howo hemoeng-hemoeng, nina odi bene lofoe hino noeo fooe-fooe, io mote daang; bene lofoe hino hoka, io mote daang; lofoe hino karamoding nsaha. Nina baling haec lehaic,

sio howo karamoding nsaha, sio howo doeoic hino-hino, ngkaka baja bain: dele gisik akoe! - Noeli' baja: akoe kisi' daang! - Sooe sio howo hangoein tete, bei toting hali kalatain. Bei soe, sio howo lifoe walong bahing tojo, dongoin kajoe mfoeain ngkalanining hino wajo. Noeli' ago, ngkaka boeloe tofo. Do- ngoin, dalo daang, sagado ngkaka mbeleng bagasa, dalo daang.

Sooe noeli' hana' tete, dangaha, dongoin kajoe mfoeain. Noeli' baja: kee dele boeloe, kajoe mfoeain hete! - ngKaka mine goo, dangaha tete, dongoin kajoe mfoeain hete. ngKaka hana' tete, haec hino kajoe noein, sooe ngkaka gabali hete ndoloe mfafoin, ngkaka hana', kajoe mfoeain ganafoe tofo. mBoa haec djaga gaen kajoe mfoeain moo, nQeli' dalo daang, mboa djaga gain, ngkaka doso mpalaoeio sia hino kajoe mfoeain,' ganafoe tofo, mboa gain, nate daang; doso paling, piso' nanto hino kajoe mfoeain, ganafoe tofo, mboa gain, mboa nate. ngKaka ganafoe paling, noeli' gain, ngkaka nooe', sio howo laoe dane' oetoin hino maimfoehi. Sio howo dane' oetoin hino nene; nene ati oetoin, nene baja: kee ala oetoin, bei mai~aa? - 10 baja:

toenoe dimaidaang! - Sooe maimfoehi baja: akoe laoe hali!

- Hae hino, maimfoehi baja: geheko akoe! - Sooe maim-

(30)

26 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SQBOJO.

foehi hae", ~go sio howo ala kajoe, toen oe dimboa. Mese' daang, sooe maimfoehi gohoin tete, hato' kajoe, dahoe hino oetoin, èadi dahoe dimboa hino, mese', boeta', so~e ati sio howo noG ndoic. Maimfoehi hen ge baling, sio howo laoe hali, noeli' doeoic hino toting mfofain; ngkaka henge ndoloe, ngkaka ati ndoloe hlno noeli'; noeli' isi hino maimfoehi ntoting, noeli' ala mboa, ati hino ngkaka, sagado mboa sooe. ~o nooe tofo, sio howo lahi, haeC hino mapa oema-ndojang; ago mapa oema-ndojang diba peheng. Sio howo' hana' hino peheng, haec hete, riotoein:

mapa oema-ndojang, mapa tiba peheng mapoe! - Maimfoehi loeioe, dongoin peheng, maimfoehi hana' hino peheng, hana'

. tete, sio howo baja: haec bakatanga jongkoe ! - Peheng bato',

maimfoehi nafoe tofo, n!?oafine djaga ofo, n!?oafine boeng diase, gipoe beleng, sagado n~oahene nate, galiha tete, dongoin n~oa­

hene, n~oafine dangi dada-dada, saga.do kajoe noein dali mboehi,

n~oafine nate, sio howo nate gasooe. Likoin-mboela sio howo nate daang, dadi gahaic•

3. Matahaja ~ia hali boelehaja sia ngkakoenoe.

Boelehaja nooe' dakoe wajo, mine toempa' ndio hino foei ndii. Boelehaja mine goo, baling tete, haec hino lehaic, notoein

n~oahene: nooe' tofo, haeC wajo, ala toempa' ane! - Baling tete, haee hino lehaicSio howo oena, sooe toempa' ngkalano nika' dinapahene. Napahene baja: manoe' waha hino noenoe sia moo! - Napahene odi io, hana' hino noen oe tete, dahoe hete noenoe noeboe, manoe' haee, lakalima laoe men a, lakalima laoe samoehi, manoe' ngkalano laoe bakatanga. Manoe' ngkalano dongoin toempa', baja: kemo beta' toempa' ngkalano kanate! - Manoe' ratoe odi toempa' haec hino lehaic, napahene ago, manoe' dia' hino karoenga, napahene doetoe' loloang, manoe' soepoe talo daang. Toempa' ngkalano soepoe lowo, sio doeaic - doeoic sagado manoe' sooe. Toempa' ngkalano nika' paling napahene: mboa leling hinombii? - Napahene baja: hinom- boko! - Mine goo, napahene odi io, haee hino ,uboa ndeling, toempa' loekoeic hino, mboa ratQe ngkalano laoe bakatanga, kalano baja: kemo beta' toempal ng~alano! - Mine goo, sio od!

haec hino lehaic. Napahene baja paling: kemo dia' hino karoenga!

- . Sio dia' hino, napahene doetoe' paling, mboa soepo~ t.alo daang. Toempa' ngkalano SQepoe, sio doeoic-doeoic mboa SQoe, toempa' ngkalano nate, napahene dangi, doetoe' dikokoja, bike

(31)

BI]DIü\GE TOT DE KENNIS VAN BET SOBO]O. 27 tete, dongoin sosoloeic sia hino ngkalahang. Toempa' ngkalano notoein: kemo hoela lejain, _ dahoe go.o. dahoe sosoloeic hino lejain bakatanga, doo dikangain. Kangain hino, sooe sengadji doeoic - doeoic, ago marinoe: hose dongoin! - Bose tojo, haec hino, dongoin sio howo ngkangain mese' manate. Baling paling talowo, haec hino sengadji, notoein sio howo ngkangain mese' diti. Sengadji mine goo, ago marinoe ala sosoloeic boling.

Odi tojo, haec hino, ala sio howo nsosoloeic tiadi disosoloeic holing. Marino haling talowo, haec lowo, sengadji hoela lejain, dahoe sosoloeic hino bakatanga. Kangain mese' diti, sio 11OWO

hojo doelo' nate mbaloehain. Asoe sia hali oengang sia nangoe talowo, oengang doeoic hino asoe ntakolo mfafoin, nangoé hae" lowo noesa, oengang lifoe haec hino sengadji. Sengadji gain kangain, oengang doeoic - doeoi" ofo, dalajang ala sosoloeic, lahi odi, lahi haec asoe, asoe omong nangoe tojo, hae' hino mbakatanga, asoe boroaic, sosoloeic nafoe, mbalawain sia gain sosoioei, matatoeoe gino mbalawain, asoe hali oengang nangoe tojo, haeC hojo, sio howo laoe haec hino, matatoeoe bose kalohoin, dongoin mbalawain sia hino lage sia, oen gang segaro matatoeoe diwa mbalawain, oengang ala ntoeka, io ala soso- loeic, baling, haec hino napahene, dahoe paling hino lejain, kangain mese' manatenoka.

4. Kaminde ngkak0enoe.

Kaminde Sla bei lage tofoe, bei lage sooe, ohi haec lowo', lomoe manoe' roepa-roepa hali mboa sia. Sio hana' hino lage, sio dobain haec dalangoin, SlO boeng toeba, sio mbajai. Mata- toeoe mbajai

sa

oe, sagaro sio ndopolo mbajai, lage gapoeta',

manoe' waha dobain sooe, mboa haja nangoe tojo, haec hQjo, kam inde nangoe talo daang, dongoin palangoe sia boea, kaminde baja: naki, hana' hino kee, kee pahala akoe! - Haec hojo oenaic, io hana' doeoic hete palangoe ntakolo mfafoin, palangoe odi io, haec. hojo oenaic, kaminde baja: palangoe! Jwoe hana' haec hojo ndehaic pidi, naki akoe hino, akoe laoe ala akoe foto! - Haec hojo, kaminde haling daang, palangoe naki dongoin daang, palangoe dopoe, haeC Jowo gehe, kaminde hojo lehaic, palangoe segaro oengang lifoe tojo, djaga hino gohoin noein, oengang kamate kaminde ndiain, sagado sooe, lasi ndehai" hofo peta', oengang sagaro kalaoehong elia' gerii, kaminele soepoe, oengang

(32)

28 BIJDRAGE TOT DE KENNIS VAN HET SOBOJO.

kamate sooe, lasi ndehaic ntoeka sia, kalaoehong hana' tete, notoein di oen gang, kaminde daal)gnoka.

5. Fine sia hali mene sia halin!?oa fohoe.

N!?oahene bose walong kena, setain sia doeoiG bino kajoe bahoeoe. N!?oahene laoe pasa, setain laoe haec odi n!?oafine.

N~oahene bose walong kena baling, doo setain sia hino io ndehai, io madoe setain gofoiC io hino gohoin. Dina tete, io odi setain haec hino sengadji, sio bi!?ara dihino. Sengadji baja:

kemo howo gohoin basibi! - Sengadji dahoe botoin sia bino pakatanga. Sio ho wo goboin tete, basibi,· setain nafoe hino botoin ndiain, matatoeoe len!?eng, s.ooe deka kajoe waha-waha, daboein oetoin haja-haja, matatoeoe doenoe botoin hino oetoin, setain nate, matatoeoe laoe walong setain, dongoin ndehaic, sio deoe kajoe, boekain tofo, dongoin mai-mai hino kajoe ndiain waha tatoeoe, matatoeoe ala, baling haec hino lehai.

6. ngKojong-noein hali . . . (ngaain kananooe daang):

Sio howo doeoic-doeoic. Noeli' doele ngkaka laoe data baba'.

ngKaka laoe daang, noeli' laoe pede, data baba', baling haeC hino lehaic, ago ngkaka: bei bain! - ngKaka mote daang, io bei diti. Sooe ago ngkaka: laoe walong mboa ndeling! - ngKaka mote daang, io laoe pede, baa' baba', baling haec lehaic doeoi c -:- doeoic boto€ lima, noeli' laoe dongoin, baba' dali mboa ratoe.

10 gamate sooe, io henge, baling haec lehaic, ago ngkaka doenoe mboa, ngkaka mote daang, noeli' laoe ala mboa sagado sooe, baling haec lehaic, noeli' doen oe snoe, boeta', ago ngkaka deoe foei, ngkaka mote daang. 10 mine goo, io Iaoe deoe foei, baling dahoe goo, ago ngkaka lowa foei, ngkaka mote daang, io basengi. Noeli' isi mboa hino foei, nono, mboa mese', ngkaka doeoic hino foei mfofain, bei kasoso, gain mboa sagado sooe.

Noeli' ago ngkaka bei popong, ngkaka mote daang. Noeli' laoe deoe kajoe, bei popong, dapa dimboa. Hoeko tete noeli' laoe doo kokoa, ngkaka hino lehaic, ngkaka gain mboa hino popong sagado sooe, io ntoeka haja. 10 laoe doo kokoa, dali mboa ratoe, noeli' odi sia, haec hino lehaic ago ngkaka bei, ngkaka mote daang, noeli' ala mboa, baling, noeli' bei mboa sooe, isi hino foei, nonong mese', ngkaka gain sagado sooe, noeli' dapa mboa mese' sooe, hoeko tete laoe dongoin baling kokoa, ngkaka

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

= 1,55; kort ellipsoïd, soms subamygdaliform of ook sublarmiform in zijaanzicht, supra-apiculaire indeuking zwak tot ontbrekend; kort ellipsoïd tot ellipsoïd in

robuuste vruchtlichamen, de gladde , witte tot iets lila hoed en de witte knotsvormige steel , jong met duidelijke paarse tint goed, en de wat raapachtige smaak

• de tijd die de huisarts tijdens het spreekuur voor een patiënt nodig heeft, is normaal verdeeld met een gemiddelde van 10 minuten en een standaardafwijking van 4 minuten..

Neopterin and mini‑mental state examination scores, two independent risk factors for postoperative delirium in elderly patients with open abdominal surgery. Egberts A, Wijnbeld

transferring from fast growth to sustainable growth with its economy, and therefore the growing internal market and standard of living increased the overall

Het fijn kunnen spelen, wordt niet alleen mogelijk gemaakt door de inzet van de gemeente, maar juist ook door de ouders die zich betrokken voelen bij hun wijk en de kinderen die

Zij heeft, zoals zij zelf aangeeft, 'meer' gezocht 'naar de openlijk beleden opvattingen in de hofdichten dan naar hun verborgen ideologische boodschap' (Inleiding, 17) en de

Aan de hand van bijvoorbeeld verslagen van het douanekantoor in Livorno, registers van de gezondheidsdienst in Livorno en Genua (die gegevens bevatten over schepen afkomstig