• No results found

Samenvatting van de standaard TIA (eerste herziening) van het Nederlands Huisartsen Genootschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting van de standaard TIA (eerste herziening) van het Nederlands Huisartsen Genootschap"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onlangs publiceerde het Nederlands Huisartsen Genoot- schap (NHG) de eerste herziening van de standaard over

‘transient ischaemic attack’ (TIA).1 De essentie van de stan- daard is te vinden in de samenvatting (figuur 1 en 2). Deze nieuwe versie van de NHG-standaard ‘TIA’ sluit nauw aan bij de NHG-standaard over beroerte (standaard ‘CVA’), waarvan de eerste versie onlangs verscheen.2 Beide stan- daarden gaan bovendien vergezeld van de landelijke trans- murale afspraak ‘TIA/CVA’, waarin werkafspraken met neurologen zijn vastgelegd.3

nieuwe elementen

De nieuwe standaard ‘TIA’ lijkt oppervlakkig gezien sterk op de eerste versie, in het bijzonder het deel over diagnostiek.

Desalniettemin zijn er enkele veranderingen die van grote betekenis zijn voor het beleid. Om te beginnen is het begrip

‘TIA’ nu ingeperkt tot neurologische uitval die alweer voor- bij is op het moment dat de patiënt de arts raadpleegt. Voorts is het niet langer nodig om naar carotissouffles te luisteren, terwijl meer ruimte is gecreëerd voor het verwijzen van pa- tiënten met een carotis-TIA voor onderzoek naar de door- gankelijkheid van de A. carotis interna en voor een eventuele carotisoperatie. Tenslotte is de hoeveelheid acetylsalicyl- zuur die een patiënt met een TIA zonder atriumfibrilleren dagelijks moet innemen, verhoogd van 30 naar 80 mg. Deze wijzigingen lichten wij in het navolgende toe.

Over sommige aspecten zijn de opvattingen nog niet geheel uitgekristalliseerd. Een voorbeeld daarvan is het al dan niet geïndiceerd zijn van dipyridamol na een TIA. Ook de huidige stand van de wetenschap over de baten van dit middel bespreken wij in dit samenvattende artikel.

inperking van het tia-begrip tot voorbije neurologische uitval

Deze standaard ‘TIA’ geeft richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij patiënten met klachten van neurologische uitval die plotseling ontstaan is, maar die op het moment van presentatie aan de huisarts alweer verdwenen is. Het klassieke criterium dat de uitvalsverschijnselen maximaal 24 h dienen aan te houden om van een TIA te mogen spre- ken, dat ook in de vorige versie van deze standaard werd gehanteerd, komt daarmee te vervallen.

Deze herziening van het TIA-begrip is ingegeven door een aantal deels pragmatische overwegingen. Het onder- scheid tussen een TIA en een beperkte beroerte heeft geen wezenlijke pathogenetische grondslag en evenmin een dui- delijke prognostische betekenis. Ook uitvalsverschijnselen die spontaan verdwijnen, kunnen een gevolg zijn van infar- cering, terwijl de prognose van een patiënt met een TIA in de anamnese niet verschilt van die van een patiënt die geheel of met beperkte restverschijnselen van een cerebraal infarct herstelt.45

Op grond van de overeenkomstige pathogenese tussen TIA’s en beroerten wordt in de CBO-richtlijn ‘Beroerte’ af- schaffing van het TIA-begrip bepleit.6 In het bijzonder het feit dat men op basis van de klassieke definitie 24 h moet wachten alvorens een TIA van een beroerte te kunnen onder- v o o r d e p r a k t i j k

Samenvatting van de standaard ‘TIA’ (eerste herziening) van het Nederlands Huisartsen Genootschap

Tj.Wiersma, J.J.van Binsbergen, S.Verhoeven, S.T.B.van Bentum en A.N.Goudswaard Zie ook de artikelen op bl. 333 en 335.

De nieuwe versie van de NHG-standaard ‘TIA’ lijkt sterk op de eerste versie, maar er zijn een aantal belangrijke wijzigingen:

– Het begrip ‘TIA’ is nu ingeperkt tot neurologische uitval die alweer voorbij is op het moment dat de patiënt de arts raadpleegt.

– Er is meer ruimte voor het verwijzen van patiënten met een TIA in het stroomgebied van de A. carotis voor onderzoek naar de doorgankelijkheid van de A. carotis interna en eventuele carotischirurgie.

– Het is niet langer nodig om naar carotissouffles te luisteren.

– De hoeveelheid acetylsalicylzuur die dagelijks door de patiënt met een TIA moet worden ingenomen, is verhoogd van 30 naar 80 mg per dag.

Over het al dan niet geïndiceerd zijn van dipyridamol na een TIA zijn de meningen nog niet uitgekristal- liseerd.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:343-8

Nederlands Huisartsen Genootschap, afd. Richtlijnontwikkeling en Wetenschap, Postbus 3231, 3502 GE Utrecht.

Hr.dr.Tj.Wiersma, huisarts en filosoof; hr.prof.dr.J.J.van Binsbergen, hr.dr.

S.Verhoeven, hr.S.T.B.van Bentum en hr.dr.A.N.Goudswaard, huisartsen.

Correspondentieadres: hr.dr.Tj.Wiersma (t.wiersma@nhg-nl.org).

(2)

figuur 1. Samenvatting van de standaard ‘TIA’ (eerste herziening) van het Nederlands Huisartsen Genootschap (het vervolg staat in figuur 2).

(3)

figuur 2. Vervolg van de samenvatting van de standaard ‘TIA’ (eerste herziening) van het Nederlands Huisartsen Genootschap (zie ook figuur 1).

(4)

scheiden, speelt in de argumentatie een belangrijke rol.

Vooral vanwege het beschikbaar komen van trombolyse die volgens de huidige inzichten binnen 3 h aan patiënten met ischemische cerebrale uitval moet worden toegediend, wordt het hanteren van het 24-uurscriterium onwenselijk geacht.6 Een dergelijk criterium zal de arts slechts verleiden tot afwachten waar snel ingrijpen is geboden.

Bij de herziening van deze standaard is er echter voor gekozen het begrip ‘TIA’ te handhaven en de grens tussen TIA en beroerte te laten bepalen door de vraag of de uitvals- verschijnselen op het moment van presentatie aan de huis- arts nog aanwezig zijn. De reden daarvoor is dat de taak van de huisarts bij patiënten met uitval die reeds spontaan verdwenen is, belangrijk verschilt van die bij mensen met actuele uitvalsverschijnselen. In het eerste geval staat de huisarts allereerst voor de taak de vraag te beantwoorden of het al dan niet om een TIA ging en staan diagnostische problemen op de voorgrond die vooral met behulp van de anamnese moeten worden opgelost. Nadat de diagnose

‘TIA’ gesteld is, ligt het accent op maatregelen ter voor- koming van een beroerte en andere cardiovasculaire compli- caties. In het tweede geval is de diagnose ‘beroerte’ relatief eenvoudig en gaat het vooral om het spoedig beginnen met behandeling en revalidatie. Een poging de taak van de huis- arts bij dergelijke toch belangrijk van elkaar verschillende patiëntencategorieën in één standaard onder te brengen, zou vooral leiden tot een complex en onleesbaar document.

ruimer verwijsbeleid voor carotischirurgie De vorige versie van de standaard ‘TIA’ was enigszins terug- houdend waar het gaat om het verwijzen van patiënten met een TIA in het stroomgebied van de A. carotis voor eventuele carotischirurgie, omdat de baten van deze ingreep niet indrukwekkend leken. Op basis van de twee belangrijkste trials, de ‘European carotid surgery trial’ (ECST)7 en de

‘North American symptomatic carotid endarterectomy trial’

(NASCET),8 kon worden berekend dat men 20 patiënten diende te opereren om 2 beroerten te voorkomen, terwijl er ook 1 door de operatie werd veroorzaakt.9 Voorts was er een aanhoudende stroom berichten uit het buitenland dat de resultaten uit de trials die waren uitgevoerd in gespecia- liceerde centra, elders lang niet altijd geëvenaard konden worden.10-14 In de oude standaard werd routinematige ver- wijzing voor carotischirurgie dan ook niet geïndiceerd ge- acht. Wel was het een optie die de huisarts met de patiënt diende te bespreken.

Inmiddels zijn de patiëntengegevens van de ECST op- nieuw geanalyseerd, waarbij de berekening van de ernst van de carotisstenose op de preoperatief gemaakte angio- grammen werd overgedaan volgens de methode die ook in de NASCET werd gehanteerd.15 De resultaten van ECST en NASCET blijken dan meer met elkaar overeen te komen. Op

basis van deze heranalyse van de ECST verscheen ook een analyse van de gepoolde patiëntendata van NASCET, ECST en de veel kleinere ‘Veterans Affairs trial’, waarbij het in totaal ging om 6092 patiënten en 35.000 patiëntjaren follow-up.1617 Uit deze nieuwe gegevens blijkt dat de baten van carotis- chirurgie bij een stenose waarbij het lumen met 70% of meer is afgenomen groter zijn dan eertijds werd veronder- steld. Men hoeft slechts 5 tot 6 patiënten te opereren (en geen 20, zoals eerder werd aangenomen) om in een periode van 5 jaar 1 beroerte te voorkomen. Bij vernauwingen van 80 en 90% nemen de baten nog verder toe, mits er geen (sub)totale afsluiting is van 99% of meer.1819 Bij een stenose van minder dan 70% en bij een (sub)totale afsluiting blijkt carotischirurgie geen voordelen op te leveren.

Blijkens latere rapportages werden vanaf 1991 ook pa- tiënten van 80 jaar en ouder in de NASCET-trial geïnclu- deerd. In een secundaire analyse van de onderzoeksgege- vens blijkt endarteriëctomie in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder met een stenose van de A. carotis interna zeer effectief, vooral omdat de kans op een beroerte onder con- servatieve behandeling belangrijk toeneemt met de leeftijd.20 Een gevorderde leeftijd is dan ook geen contra-indicatie voor de ingreep.

Op basis van deze nieuwere gegevens over de baten van carotischirurgie bij een stenose van 70% of meer wordt in de nieuwe standaard ‘TIA’ geadviseerd patiënten met voorbij- gaande uitvalsverschijnselen die wijzen op een stoornis in het stroomgebied van de A. carotis interna die geen comor- biditeit hebben die een eventuele operatie op voorhand in de weg staat, naar de neuroloog te verwijzen om de noodzaak van een endarteriëctomie van de A. carotis interna te onder- zoeken. Het is daarbij wel gewenst dat de neuroloog de pa- tiënt binnen enkele werkdagen ziet. De kans op een beroerte – en daarmee de met de endarteriëctomie te boeken winst – is namelijk in de eerste periode na het optreden van de voor- bijgaande uitvalsverschijnselen het grootst.

Dat de baten van carotischirurgie het grootst zijn als de ingreep kort na een TIA of een beperkte beroerte plaats- vindt, blijkt ook uit pooling van de resultaten van de eerder genoemde trials: terwijl bij operatief ingrijpen binnen 14 dagen de absolute risicoreductie voor een beroerte of over- lijden in de komende 5 jaar nog bijna 20% bedraagt, is na meer dan 4 weken de winst gezakt naar minder dan 10%.21

auscultatie van de carotiden geschrapt In de nieuwe standaard wordt het ausculteren van de caroti- den niet langer aanbevolen. Dat is minder nieuw dan het lijkt, want ook bij het schrijven van de eerste standaard werd de waarde van dit onderzoek al ernstig betwijfeld. Uit onder- zoek naar de testeigenschappen van auscultatie van de A.

carotis interna was toen ook al duidelijk dat de aanwezig- heid van een souffle lang niet altijd duidt op een ernstige

(5)

stenose, terwijl – bezwaarlijker nog – afwezigheid ervan een ernstige stenose onvoldoende uitsluit.22 De aan- of afwe- zigheid van een souffle was dan ook niet rechtstreeks van invloed op het beleid. De voornaamste reden om het onder- zoek destijds toch in de aanbevelingen te handhaven, was dat huisartsen er blijkens de commentaarronde op de con- ceptstandaard nogal aan bleken te hechten. Nu het verwijs- beleid voor carotischirurgie is verruimd, is er nog minder reden om deze diagnostische procedure te handhaven.

voortaan 80 mg acetylsalicylzuur per dag Het doormaken van een TIA is een teken dat het hart- en vaatstelsel in een slechte conditie is. Er is dan ook een verhoogde kans op het krijgen van een hart- of vaatziekte, waaronder een beroerte. Deze kans kan verkleind worden door dagelijks een lage dosis acetylsalicylzuur in te nemen.

De baten van gebruik van acetylsalicylzuur door patiën- ten met een TIA of een beroerte zijn in vele trials aange- toond. In een recente meta-analyse is berekend dat de kans op het doormaken van een niet-dodelijk herseninfarct of een niet-dodelijk myocardinfarct door deze behandeling met circa 25% verminderd wordt. De relatieve reductie van de kans op sterfte is geringer en bedraagt circa 10%. De ab- solute reductie van de kans op cardiovasculaire morbiditeit of sterfte bedraagt in de trials ruim 1% per jaar. Er is geen duidelijke dosis-effectrelatie.23

Ook in een ander overzichtsartikel blijken alle doserin- gen van 50 tot 1500 mg daags even effectief en de auteurs sluiten niet uit dat de ondergrens verder verlaagd kan worden.24

In de eerste versie van de standaard ‘TIA’ werd volstaan met acetylsalicylzuur 30 mg (corresponderend met carbasa- laatcalcium 38 mg) per dag. Dit advies was gebaseerd op de resultaten van de ‘Dutch TIA trial’.2526 Uit deze studie blijkt dat 30 mg acetylsalicylzuur een even goed resultaat geeft als een dosering van 283 mg en met minder gastro-intestinale bijwerkingen gepaard gaat. De ‘Dutch TIA trial’ is echter het enige onderzoek waarin gebruikgemaakt wordt van een do- sering van minder dan 50 mg per dag. Omdat de hoeveel- heid bewijs voor de effectiviteit van een dosering van meer dan 50 mg per dag veel groter is, is anders dan in de eerste versie van deze standaard, besloten voortaan het gebruik van 80 mg acetylsalicylzuur per dag te adviseren. Bijkomend argument is dat deze dosering ook wordt gebruikt bij an- dere indicaties, bijvoorbeeld bij patiënten na een myocard- infarct.

dipyridamol

In de eerste versie van de standaard ‘TIA’ werd het voor- schrijven van dipyridamol bij ontstentenis van bewijs van effectiviteit van de hand gewezen. Sindsdien zijn evenwel

de resultaten van de ‘European stroke prevention study 2’

(ESPS2) beschikbaar gekomen.27 In dit onderzoek werden acetylsalicylzuur (25 mg 2 dd) en dipyridamol (200 mg 2 dd) met elkaar vergeleken, met placebo en met de combinatie van deze middelen. Gedurende 2 jaar werden 6602 patiën- ten gevolgd na een beroerte (76,3%) of een TIA (23,7%).

Primaire onderzoeksuitkomsten waren beroerte of overlij- den afzonderlijk en beroerte en overlijden samen. Bij verge- lijking van de resultaten in de groep die zowel acetylsalicyl- zuur als dipyridamol kreeg met die in de acetylsalicylzuur- groep blijkt dat met de gecombineerde behandeling het relatieve risico op een beroerte 0,76 (95%-BI: 0,63-0,93) bedraagt, op beroerte en sterfte 0,87 (95%-BI: 0,75-1,00) en op totale sterfte 1,02 (95%-BI: 0,84-1,23). Deze getallen komen overeen met een absolute risicoreductie van 15 per 1000 patiëntjaren voor beroerten en 13 per 1000 patiëntjaren voor beroerten en sterfte en een risicotoename voor sterfte van 1,5 per 1000 patiëntjaren.27

Deze resultaten van de gecombineerde behandeling zijn gunstiger dan die gevonden zijn in een eerdere meta-analyse van 4 onderzoeken waarin men het effect van acetylsalicyl- zuurbehandeling vergelijkt met dat van de gecombineerde behandeling. Deze meta-analyse laat namelijk geen voor- deel van de gecombineerde behandeling zien.28

In de literatuur is men overwegend van mening dat de resultaten van de ESPS2 eerst bevestiging behoeven, alvo- rens toevoeging van dipyridamol aan de standaardbehande- ling van patiënten zonder atriumfibrilleren met acetylsali- cylzuur kan worden aanbevolen.232930 De nieuwe standaard sluit zich hierbij aan. Wel is de formulering iets afgezwakt:

het voorschrijven van dipyridamol door de huisarts wordt niet langer afgeraden, maar wordt niet aanbevolen.

Feitelijk blijkt een deel van de Nederlandse neurologen meer vertrouwen te hebben in de effecten van dipyridamol en zij blijken dit middel geregeld in combinatie met acetyl- salicylzuur voor te schrijven. In de landelijke transmurale afspraak ‘TIA/CVA’ wordt huisartsen en neurologen geadvi- seerd over het gebruik van dipyridamol regionale afspra ken te maken.3

besluit

De eerste standaard ‘TIA’ kreeg van meet af aan kritiek, in het bijzonder vanwege het terughoudende verwijsbeleid voor carotischirurgie. Los van de vraag of de kritiek in alle opzichten terecht was, kwam de aanhoudende stroom van commentaar de geloofwaardigheid van de standaard ook in kringen van huisartsen zelf niet ten goede. Met deze nieuwe tekst is het beleid van de standaard ‘TIA’ weer geactuali- seerd. Het blijkt dat ook neurologen zich er in grote lijnen in kunnen vinden. Het ziet er dan ook naar uit dat deze nieuwe standaard ‘TIA’ de basis kan vormen voor vruchtbare trans- murale samenwerking.

(6)

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Aanvaard op 19 november 2004

Literatuur

1 Binsbergen JJ van, Verhoeven S, Bentum STB van, Schuling J, Beus- mans GHMI, Pleumeekers HJCM, et al. NHG-standaard TIA (eerste herziening). Huisarts Wet 2004;47:458-67.

2 Verhoeven S, Beusmans GHMI, Bentum STB van, Binsbergen JJ van, Pleumeekers HJCM, Schuling J, et al. NHG-standaard CVA. Huisarts Wet 2004;47:509-20.

3 Giesen AGM, Franke CL, Wiersma Tj, Binsbergen JJ van, Boiten J, Flikweert S, et al. Landelijke transmurale afspraak ‘TIA/CVA’. Huis- arts Wet 2004;47:521-6.

4 Dennis MS, Bamford JM, Sandercock PAG, Warlow CP. A comparison of risk factors and prognosis for transient ischemic attacks and minor ischemic strokes. Stroke 1989;20:1494-9.

5 Dennis M, Bamford J, Sandercock P, Molyneux A, Warlow C. Com- puted tomography in patients with transient ischaemic attacks: when is a transient ischaemic attack not a transient ischaemic attack but a stroke? J Neurol 1990;237:257-61.

6 Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO). Richtlijn Be- roerte. Utrecht: CBO; 2000.

7 European Carotid Surgery Trialists’ Collaborative Group. MRC Euro- pean Carotid Surgery Trial: interim results for symptomatic patients with severe (70-99%) or with mild (0-29%) carotid stenosis. Lancet 1991;337:1235-43.

8 North American Symptomatic Carotid Endarterectomy Trial Collabo- rators. Beneficial effect of carotid endarterectomy in symptomatic patients with high-grade carotid stenosis. N Engl J Med 1991;325:

445-53.

9 Treatment for stroke? Lancet 1991;337:1129-31.

10 Wennberg DE, Lucas FL, Birkmeyer JD, Bredenberg CE, Fisher ES.

Variation in carotid endarterectomy mortality in the medicare popu- lation; trial hospitals, volume, and patient characteristics. JAMA 1998;278:1278-81.

11 Tu JV, Hannan EL, Anderson GM, Iron K, Wu K, Vranizan K, et al.

The fall and rise of carotid endarterectomy in the United States and Canada. N Engl J Med 1998;339:1441-7.

12 Spence D, Eliasziw M. Endarterectomy or angioplasty for treatment of carotid stenosis? Lancet 2001;357:1722-3.

13 Chassin MR. Appropriate use of carotid endarterectomy. N Engl J Med 1998;339:1468-71.

14 Cebul RD, Snow RJ, Pine R, Hertzer NR, Norris DG. Indications, outcomes, and provider volumes for carotid endarterectomy. JAMA 1998;279:1282-7.

15 Rothwell PM, Gutnikov SA, Warlow CP. European Carotid Surgery Trialists’ Collaboration. Reanalysis of the final results of the Euro- pean carotid surgery trial. Stroke 2003;34:514-23.

16 Rothwell PM, Eliasziw M, Gutnikov SA, Fox AJ, Taylor DW, Mayberg MR, et al. Carotid Endarterectomy Trialists’ Collaboration. Analysis of pooled data from the randomised controlled trials of endarterec- tomy for symptomatic carotid stenosis. Lancet 2003;361:107-16.

17 Rothwell PM. Effective stroke prevention in patients with sympto- matic carotid stenosis. Cerebrovasc Dis 2004;17 Suppl 1:89-104.

18 Rothwell PM, Warlow CP. European Carotid Surgery Trialists’ Col- laborative Group. Prediction of benefit from carotid endarterectomy in individual patients: a risk modelling study. Lancet 1999;353:

2105-10.

19 Hoefnagels WAJ, Algra A. Operatie van een recentelijk symptoma- tisch geworden ernstige carotisstenose of niet? ‘Evidence-based’

geneeskunde in de praktijk. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:

337-40.

20 Alamowitch S, Eliasziw M, Algra A, Meldrum H, Barnett HJ. North American Symptomatic Carotid Endarterectomy Trial (NASCET) Group. Risk, causes, and prevention of ischaemic stroke in elderly patients with symptomatic internal-carotid-artery stenosis. Lancet 2001;357:1154-60.

21 Rothwell PM, Eliasziw M, Gutnikov SA, Warlow CP, Barnett HJ.

Carotid Endarterectomy Trialists Collaboration. Endarterectomy for symptomatic carotid stenosis in relation to clinical subgroups and timing of surgery. Lancet 2004;363:915-24.

22 Sauvé JS, Laupacis A, Ostbye T, Feagan B, Sackett DL. The rational clinical examination. Does this patient have a clinically important carotid bruit? JAMA 1993;270:2843-5.

23 Antithrombotic Trialists’ Collaboration. Collaborative meta-analysis of randomised trials of antiplatelet therapy for prevention of death, myocardial infarction, and stroke in high risk patients. BMJ 2002;

324:71-86.

24 Johnson ES, Lanes SF, Wentworth CE, Satterflield MH, Abebe BL, Dicker LW. A metaregression analysis of the dose-response effect of aspirin on stroke. Arch Intern Med 1999;159:1248-53.

25 The Dutch TIA Trial Study Group. A comparison of two doses of aspi- rin (30 mg versus 283 mg a day) in patients after a transient ischemic attack or a minor ischemic stroke. N Engl J Med 1991;325:1261-6.

26 Algra A. 30 mg acetylsalicylzuur per dag even effectief als 283 mg bij patiënten na een ‘transient ischaemic attack’ of een niet-invali- derend herseninfaret, en met minder bijwerkingen. Ned Tijdschr Geneeskd 1991;135:2273-80.

27 Diener HC, Cunha L, Forbes C, Sivenius J, Smets P, Lowenthal A.

European Stroke Prevention Study. 2. Dipyridamole and acetylsalicylic acid in the secondary prevention of stroke. J Neurol Sci 1996;143:

1-13.

28 Antiplatelet Trialists’ Collaboration. Collaborative overview of ran- domised trials of antiplatelet therapy. I. Prevention of death, myo- cardial infarction, and stroke by prolonged antiplatelet therapy in various categories of patients. BMJ 1994;308:81-106.

29 Algra A, Koudstaal PJ, Gijn J van. Secundaire preventie na cerebrale ischemie: monotherapie met acetylsalicylzuur nog steeds de eerste keus? Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:277-80.

30 Redman AR, Ryan GJ. Analysis of trials evaluating combinations of acetylsalicylic acid and dipyridamole in the secondary prevention of stroke. Clin Ther 2001;23:1391-408.

Abstract

Summary of the practice guideline ‘TIA’ (first revision) from the Dutch College of General Practitioners. – The new practice guideline of the Dutch College of General Practitioners on the management of patients with a TIA resembles the first version, but there are some important changes:

– The concept TIA has been narrowed to a neurological deficit that has resolved spontaneously by the time the patient consults the doctor.

– The indications for referral of patients with a TIA in the area supplied by the carotid artery for investigation of a possible carotid stenosis and carotid surgery have been broadened.

– Auscultation of the internal carotid artery is no longer necessary.

– The daily amount of acetylsalicylic acid to be taken by a patient with a TIA has been increased from 30 mg to 80 mg.

The prescription of dipyridamol following a TIA remains controversial.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:343-8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na deze periode kunt u weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat u vrij bent van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen.. Hoe u de

Na deze periode kunt u weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat u vrij bent van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen.. Hoe u die

Na ontslag uit het ziekenhuis wordt een poliklinische afspraak voor u gemaakt met de verpleegkundige van de TIA- nazorgpolikliniek.. In deze folder leest u meer over deze

Niet alle vragen in deze folder zullen voor iedereen van..

Hoe u met uw vermoeidheid om kunt gaan heeft ook te maken met hoe u over vermoeidheid denkt en wat uzelf eraan kunt doen om vermoeidheid te voorkomen.. Het kan lastig zijn om

Twee weken of 3 maanden (afhankelijk van het feit of u na 2 weken nog beperkingen heeft die het autorijden zouden kunnen beïnvloeden) na de doorgemaakt beroerte of TIA kunt u

Daarna wordt u voor deze dagbehandeling om 8.15 uur op de verpleegafdeling verwacht: u meldt zich op de derde verdieping bij de stroke unit op de afdeling Neurologie.. U moet

Echografie is het onderzoek waarbij met geluidsgolven via een zogenoemde transducer de vaten zichtbaar worden gemaakt.. De geluidsgolven zijn