• No results found

Ontwerp-Nationale-Omgevingsvisie.pdf PDF, 178 kb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ontwerp-Nationale-Omgevingsvisie.pdf PDF, 178 kb"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Geachte heer, mevrouw,

Op 20 juni 2019 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks- relaties de Ontwerp-Nationale Omgevingsvisie (NOVI) gepubliceerd.

De ontwerp NOVI is samen met Milieueffectenrapport (PlanMER) van 20 augustus 2019 tot en met 30 september 2019 ter inzage gelegd op de

provinciehuizen, bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks- relaties en digitaal op www.platformparticipatie.nl/NOVI. Tijdens deze periode zijn er informatiebijeenkomsten georganiseerd in elke provincie.

Mede-overheden, organisaties, burgers en partijen zijn van 20 augustus tot en met 30 september in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op de NOVI en/of het milieu-effectenrapport (Plan-MER). Van deze mogelijkheid maken we gaarne gebruik. Ook hebben de G40, het Noorden (de 3 provincies en de 4 grote gemeenten gezamenlijk) en de afzonderlijke provincies deze gelegenheid aangegrepen. Bijgevoegd is de zienswijze die we in G40-verband hebben opgesteld en zich met name op de gemeenschappelijke vraagstukken, de wijze van samenwerking met het rijk en de financieringsmogelijkheden richt. Ook zal de provincie een met ons afgestemde zienswijze indienen.

De Nationale Omgevingsvisie komt voort uit de Omgevingswet, waarbij het rijk, de provincie en de gemeenten de intentie hebben uitgesproken om beter te gaan samenwerken en meer op te treden als één overheid. Het is de bedoeling dat op basis van de ingediende zienswijzen de NOVI wordt aangescherpt en rond de jaarwisseling wordt vastgesteld.

De NOVI zal tevens de opmaat vormen voor een uitvoeringsagenda die mede met de uit te werken integrale, landsdelige Omgevingsagenda’s door de regionale overheden in nauwe samenspraak met het rijk wordt vormgegeven.

Onderwerp Ontwerp-Nationale Omgevingsvisie

Steller L.J. Huis in 't Veld

De leden van de raad van de gemeente Groningen te

GRONINGEN

Telefoon (050) 367 83 02 Bijlage(n) 1 (zienswijze) Onskenmerk

Datum 26-9-2019 Uwbriefvan Uwkenmerk

(2)

Bladzijde 2

Alvorens onze zienswijze nader toe te lichten, verwijzen we u graag naar de hoofdlijnen (samenvatting) van de Nationale Omgevingsvisie, zoals deze in de aangehechte bijlage A in het tweede deel van deze brief staan opgenomen.

In bijlage B gaan we nader in op de resultaten van de Plan-MER aan de hand van een nadere beschouwing in G40-verband. In deze Plan-MER wordt naast de kansen ook expliciet gewezen op de zorgen en risico’s. Ook geeft de Plan- MER aan dat een aantal niet-ruimtelijke aspecten minder aandacht krijgen in de NOVI, zoals milieukwaliteit, gezondheidsbescherming en welzijn.

Beschouwing gemeente Groningen.

De voorliggende Ontwerp-Nationale Omgevingsvisie besteedt relatief veel aandacht aan de regio Groningen. We vinden dat we er als gemeente en provincie (regio) naar behoren instaan. Met de inhoudelijke, integrale richtingen (vier prioriteiten), de keuzes rond de gewenste verstedelijking en de daarbij gehanteerde afwegings- en inrichtingsprincipes kunnen we goed uit de voeten. Deze prioriteiten, de voorgestelde wijze van verstedelijking en de gehanteerde afwegingsprincipes sluiten goed aan bij onze omgang met de eigen opgaven, zoals geformuleerd in onze Omgevingsvisie The Next City.

We hebben als gemeente en provincie ambtelijk en bestuurlijk geïnvesteerd in onze relaties met het rijk en gezorgd voor een stevige inhoudelijke inbreng in het voortraject. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen. We noemen in dit

verband de volgende punten die in de Ontwerp-NOVI zijn opgenomen:

• De positionering van de stedelijke regio’s in zijn algemeenheid is positief. Het rijk schat de inbreng van de diverse regio’s op waarde en erkent hun kwaliteiten: “De kracht van Nederland ligt nog steeds in haar polycentrische structuur van steden en stedelijke regio’s van verschillende schaal en dynamiek die complementair als één systeem functioneren. Vergeleken met veel buitenlandse metropolen zijn onze steden ieder voor zich nog relatief klein. Daarom is de verbinding tussen en binnen deze regio’s voor ons land zo belangrijk. Het maakt dat Nederland in 2050 als één geheel functioneert”.

• De expliciete benoeming van onze ontwikkellocaties

Suikerfabriekterrein en de Eemskanaalzone (Stadshavens), de passage over de bijbehorende investeringen in de nationale en stedelijke verkeers- en vervoersnetwerken en de Woondeals.

• De verbinding met Noord-Duitsland, via Groningen, staat in de NOVI als internationale spoorweg benoemd. Ook is ze benoemd als hoofd- verbinding over spoor in het OV-Toekomstbeeld. Ze ontbreekt echter op het kaartbeeld als internationale verbinding, gebaseerd op het – in Europees verband – onderscheiden zgn. TEN-T-Netwerk.

(In onze zienswijze en ook die van de provincie Groningen vragen wij hiervoor aandacht bij het rijk. Argumentatie voor opname van deze verbinding in het Europese netwerk is – in onze optiek - een betere benutting van het aanwezige duurzaam economisch groeipotentieel, nationaal en internationaal gezien).

(3)

Bladzijde 3

• De Eemshaven is wel als internationaal knooppunt benoemd, inclusief de aansluitende hoofdverbindingen over water, te weten Lemmer- Delfzijl en via de Ems richting Papenburg/Bremerhaven.

• De benoeming van o.a. de Eemshaven/Delfzijl als aanlandpunt van windenergie op zee. Ze fungeert daarmee als belangrijke schakel in de nationale energie--infrastructuur en de daarmee verband houdende concentratie van energie-intensieve bedrijvigheid.

• De grensoverschrijdende samenwerking wordt op zijn waarde geschat.

De NOVI benoemt als nationale doel 3 het waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties o.a. met de deelstaat Nedersaksen. Ook is expliciet gemaakt dat het ontwikkelen van omgevingsagenda’s in overleg plaatsvindt met o.a. Nedersaksen.

• We zijn aangewezen als zogenoemd NOVI-gebied1: “de Ontwikkeling van Groningen (energyport, toekomst aardbevingsgebied, inclusief de ontwikkellocaties in de stad Groningen; voortzetting van het huidige Nationaal Programma)”.

Zienswijze gemeente Groningen

Hoewel wij vinden dat wij als gemeente en regio naar behoren plek hebben gekregen in de Ontwerp NOVI maken wij graag van de geboden gelegenheid gebruik een zienswijze in te dienen. Onze zienswijze hebben we afgestemd met de provincie. In onze zienswijze richten we ons nadrukkelijk op onze positionering, de prioriteiten en ervaren knelpunten.

In onze zienswijze vragen wij het Kabinet en Minister van BZK om expliciete aandacht voor:

* de belofte van dit Kabinet over de provincie Groningen als de "energie- provincie van Nederland" (Regeerakkoord);

* onze (inter)nationale bereikbaarheid in relatie tot de kansen in nationaal en internationaal perspectief;

* ons duurzaam groeipotentieel, de kennisinnovatie op Campus Groningen en de rol van kennissteden in Nederland;

* de aangekondigde status van "de provincie Groningen als NOVI-gebied"1 en de mogelijkheden die dit biedt om te kunnen fungeren als stedelijke en regionale proeftuin.

Naast deze aandachtspunten doen we in onze zienswijze concrete tekst- voorstellen aan het Ministerie van BZK. In de separate bijlage hebben we de

1 De zogeheten NOVI-gebieden worden in de Ontwerp-NOVI als volgt omschreven: “Voor de NOVI-gebieden gaat het om het opzetten van een gezamenlijk Rijk-Regio-programma per gebied, inzet van rijksadviseurs en evt. extra ruimte in de regelgeving. Integraal en samen de complexe en urgente gebiedsgerichte opgaven analyseren (o.m. met ontwerpend onderzoek) en een gewenste aanpak formuleren is de kern van de aanpak. Ook als voor het halen van de doelen buiten de bestaand kaders acties noodzakelijk zijn, kunnen deze worden verkend”.

(4)

Bladzijde 4

door ons ingediende zienswijze, alsmede de betreffende tekstvoorstellen opgenomen. We hebben de stellige verwachting dat u zich hierin kunt vinden.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

burgemeester en wethouders van Groningen,

de burgemeester, de secretaris,

Peter den Oudsten Diana Starmans

Deze brief is elektronisch aangemaakt en daarom niet ondertekend.

(5)

Bladzijde 5

Samenvatting Omgevingsvisie BIJLAGE A.

(Uit de Ontwerp-Nationale Omgevingsvisie, pag. 4-6)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want onze ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen,

maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de

verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zetten we een proces in gang waarmee we keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter kunnen maken. Zo bouwen we samen aan een mooier en sterker Nederland.

De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. Op de Noordzee ligt er bijvoorbeeld een opgave om meer windmolens te plaatsen.

Dat kan alleen als we goede afspraken maken met andere gebruikers. Ook moeten we goed nadenken over de plekken waar de opgewekte windenergie aan land komt. Het is efficiënt om juist daar plaats te bieden aan bedrijven die veel stroom gebruiken.

Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

(6)

Bladzijde 6

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaat- verandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren,

wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk.

Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik, en waar dat kan meeprofiteren in de opbrengsten. De aanleg van zonneparken in het landschap moeten we zoveel mogelijk beperken. We plaatsen bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het

hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein.

We zetten in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.

Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. We zetten in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van

productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.

3. Sterke en gezonde steden en regio’s

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio’s behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en

(7)

Bladzijde 7

dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen.

Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de

leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn

wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio’s geborgd. Niet alleen groei heeft onze aandacht.

Ook in gebieden met bevolkingsdaling versterken we de vitaliteit en leefbaarheid.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse

landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit. Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde

veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio’s en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde.

Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Keuzes voor verstedelijking (toevoeging van essenties pag. 84/85)

Gezien de grote vraag naar ruimte en de beperkte beschikbaarheid daarvan, is het gewenst uit te gaan van een gebiedsgerichte en integrale verstedelijkings- strategie. De volgende onderdelen hebben daarin een belangrijke plaats:

1. Formulering van kwaliteitseisen voor de omgeving;

2. In beeld brengen van de concrete ruimtevraag (woningen, werken, logistiek, voorzieningen en bereikbaarheidsvereisten);

3. Inventariseren van de verstedelijkingsmogelijkheden;

Vervolgens gelden voor de ontwikkeling van de nieuwe verstedelijkings- locaties de volgende stappen:

A. Gezamenlijke bepaling van de regionaal gewenste woningvoorraad, de ruimte voor werklocaties en voorzieningen, kwalitatief en kwantitatief;

B. De behoefte aan ruimte voor wonen, werken en voorzieningen wordt bij voorkeur geaccommodeerd binnen het bestaand stedelijk gebied

(8)

Bladzijde 8

door ontwikkeling van onbenutte ruimte en transformatie van verouderde gebieden;

C. Waar dit niet mogelijk is (vanuit gebrek aan ruimte, om kwalitatieve redenen en/of milieucontouren) komen verstedelijkingslocaties buiten het bestaand stedelijk gebied in beeld;

D. Bij de locatiekeuze (binnen of buiten bestaand stedelijk gebied) wordt in eerste instantie gekozen voor locaties uit het oogpunt van nabijheid en/of goede aansluiting op het bestaande of door te ontwikkelen (OV) netwerk.

E. Bij de ontwikkeling van nieuwe verstedelijkingslocaties binnen of buiten bestaand stedelijk gebied worden de mogelijkheden benut voor:

- productie en gebruik van duurzame energie;

- aanpassing aan klimaatverandering;

- behoud en versterking van natuur- en cultuurwaarden in de leefomgeving;

- de bijdrage aan de transformatie van verouderde gebieden;

Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie

afwegingsprincipes:

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;

2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;

3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De

Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt.

Daarbij worden de kansen en risico’s uit de planMER betrokken.

Bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. We gebruiken daarvoor een goede NOVI- monitor.

(9)

Bladzijde 9

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda’s worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda’s. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikke- len tot de kern van een werkend stelsel van. Deze Omgevingsagenda’s worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven,

maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

(10)

Bladzijde 10

BIJLAGE B.

TOELICHTING PLAN-MER (Gemeenschappelijke beschouwing G40) De Plan-MER geeft aan dat de ontwerp-NOVI voor alle aspecten kansen biedt voor de fysieke leefomgeving. Er zijn meer kansen zijn dan risico’s.

Desondanks zorgen autonome trends en ontwikkelingen ervoor dat de staat van de fysieke leefomgeving over het algemeen genomen naar 2030 toe steeds meer onder druk komt te staan. Dit hoewel het huidige niveau ook internationaal gezien goed is. Bestaand beleid en NOVI keren dit proces niet.

Daarvoor zijn concrete uitvoeringsafspraken en flankerend beleid nodig voor kwetsbare onderwerpen uit de MER, zoals: milieukwaliteit (geur, geluid, lucht, stilte en duisternis, gevaarlijke stoffen en omgevingsveiligheid),

gezondheid, welzijn (sociale samenhang en inclusiviteit), natuur en landschap (met name biodiversiteit).

Ingrijpende keuzes zijn nodig, vooral in de grootstedelijke regio's, het landelijk gebied, haven- en industriegebieden en ook de Noordzee.

Verdichting is een centraal thema in de NOVI. Daarom is het belangrijk bij de gebiedsuitwerkingen tijdig de risico's op bovengenoemde aspecten te signaleren en voorwaarden te kunnen stellen. Groen in en om de stad kan in dit geval een belangrijke rol spelen.

Vanwege de recente ontwikkelingen rondom de PAS en het ontbreken van uitvoeringsbesluiten in de NOVI zullen de gevolgen voor Natura 2000- gebieden in de toekomst nog moeten worden getoetst. Bovendien geeft de Plan-MER aan dat een aantal niet-ruimtelijke aspecten nadrukkelijk minder aandacht krijgen in de ontwerp-NOVI zoals milieukwaliteit, gezondheids- bescherming en welzijn.

Ook voor deze aspecten geldt dat samenhang en een optimale afweging nadrukkelijk op het lokale en regionale schaalniveau aan de orde is. Het is dus voor de steden van belang om dit op het decentrale niveau te kunnen vormgeven en dat het Rijk ruimte geeft. Het Rijk overweegt afspraken te maken voor een samenhangende aanpak om meer sturend te kunnen optreden ten aanzien van kwetsbare aspecten in de fysieke leefomgeving.

Als belangrijke aandachtspunten voor de te maken afspraken, zien wij (G40):

kwetsbare aspecten in de fysieke leefomgeving betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen;

(11)

Bladzijde 11

het kiezen voor een samenhangende aanpak voor gebieden waar belangrijke keuzes samenvallen en risico's ontstaan voor de staat van de fysieke leefomgeving;

een samenhangende uitwerking en doorwerking van dit beleid bewerkstelligen (met instrumenten om aantasting te voorkomen, het huidige beleid te intensiveren en de samenleving actief te betrekken);

monitoring.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN