• No results found

Ondernemend Waarderen : Waarderend Ondernemen. De subjectiviteit van het begrip economische waarde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ondernemend Waarderen : Waarderend Ondernemen. De subjectiviteit van het begrip economische waarde"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

van het begrip economische waarde

Vis, J.

Citation

Vis, J. (2010, September 9). Ondernemend Waarderen : Waarderend Ondernemen. De subjectiviteit van het begrip economische waarde. Meijers-reeks. Maklu, Apeldoorn.

Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/15937

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/15937

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Hieronder wordt een aantal, voor dit proefschrift van belang zijnde, begrippen vermeld. Naast een korte omschrijving wordt ook de plaats (paragraaf) ver- meld waar het begrip binnen de tekst wordt behandeld.

De begrippen die (ook) een specifiek Oostenrijkse definitie kennen, zijn vet gedrukt.

Aandeelhouder- waarde

de economische waarde van het eigen vermogen.

5.2.1.5 Anarcho-

kapitalisten

gaan uit van de opvatting dat binnen een vrije economie de overheid geen enkele rol behoeft te spelen.

6.3.3.1

Arbeidsverdeling splitsing van taken over meerdere subjecten, zowel binnen een productieproces als binnen een volkshuishouding.

1; 2.6; 3.3.4; 3.4.6; 4.3.2

Bedrijfskolom symboliseert de wijze waarop goederen geschikter worden gemaakt voor menselijke consumptie. De schematische voor- stelling van de weg die een goed aflegt van oerproducent tot consument.

3.4.11.1; 4.2.2

Belastingeffect het betalen van rente leidt in bepaalde gevallen tot een lagere afdracht van de vennootschapsbelasting.

5.2.1.5; 6.3.1.4 Beslisregel voor

menselijk handelen

subjecten handelen, omdat zij verwachten na het handelen in een betere positie en/of situatie terecht te komen.

2.2; 3.3.1.1; 3.4.11; 6.2.2

Boekhouden het registreren van (financiële) handelingen met als doel het ordelijk beheren van een huishouding.

1; 3.3.2.1; 5.2.1.1; 7.1 Bruto binnen-

lands product

BBP. Alle in een land geproduceerde finale goederen en dien- sten uitgedrukt in de marktprijzen van dat moment.

6.2.1; 6.2.2

(3)

Bruto nationaal product

tegenwoordig Bruto nationaal inkomen genoemd. Dat is het BBP plus de door de inwoners van het eigen land in het bui- tenland verdiende primaire inkomens minus de door buiten- landers in het betreffende land verdiende primaire inkomens.

6.2.1; 6.2.2

Calculeren (rekenkundige) bewerkingen uitvoeren. De Oostenrijkers gaan uit van een breed calculatiebegrip dat bijvoorbeeld ook waar- nemen, verstehen en vergelijken omvat.

2.2; 3.2; 3.3.2; 4.3.2; 4.3.5; 6.2.6; 6.2.9; 6.3

CAPM Capital Asset Pricing Model. Dit model beschrijft de relatie die bestaat tussen risico en verwacht rendement. (Het model is niet onomstreden.)

5.2.1.2; 5.3.3.4; 6.2.4; 6.2.9; 6.3.1.4; 7.1

Case Probability de kans die op grond van een verdeling aan het voorkomen van een verschijnsel wordt toegekend.

3.4.3; 4.3.4 Catallactics zie katallatein.

Centrale Bank algemene betekenis, omdat centrale banken in de wereld sterk verschillende karakteristieken kunnen hebben. Meestal is spra- ke van een grote bank die of in handen is van de overheid of in handen van particulieren, waarbij de overheid beslissende invloed kan uitoefenen op het bestuur van de bank. Centrale banken fungeren als bank van de banken. Zij brengen bank- biljetten in omloop, houden toezicht op de in hun jurisdictie gevestigde banken en voeren monetair beleid door het beïn- vloeden van de rentestand. Belangrijkste doelstellingen zijn over het algemeen gericht op het voorkomen van financiële chaos, voorkomen van grote conjuncturele veranderingen en het financieren van de staatsschuld indien die niet door parti- culieren kan worden gefinancierd.

3.4.7.1; 5.2.1.2; 7.2.4.2.7

Ceteris paribus de overige omstandigheden blijven gelijk.

3.4.10.1

Class Probability de kans dat een bepaald verschijnsel zich in een groep voor- doet.

3.4.3; 4.3.4

(4)

Concurrentie in de betekenis binnen catallactics is concurrentie een vreed- zame wedijver waarin subjecten trachten ieder voor zich een zo goed mogelijk bevredigingsniveau te bereiken. Zij doen dat door aan andere subjecten economische goederen aan te bie- den die zo goed mogelijk aansluiten bij de wensen en verlan- gens van potentiële kopers. Deze vorm van ongehinderde concurrentie heeft als gevolg dat zoveel mogelijk subjecten in staat zijn een voor hen zo goed mogelijk bevredigingsniveau te bereiken.

3.2; 3.4.10; 6.2.1 Consumenten-

goed

goederen die geschikt zijn voor directe consumptie. Binnen de Oostenrijkse School wordt wel gesproken over goederen van de laagste (eerste) orde.

2.6; 3.4.5

Consumeren het vernietigen van nuttigheden.

2.6; 6.2.3

Contante waarde de huidige waarde van een reeks toekomstige geldstromen.

3.4.11; 4.3.5; 4.4 Contradictio in

adjecto

deze Latijnse uitdrukking betekent dat sprake is van een logi- sche inconsistentie in een begrip. Voorbeelden: vierkante cirkel en niet-marktprijzen (prijzen die door onvrijwillige interventies zijn ontstaan).

DCF Discounted Cash Flow (contante waarde); het contant maken van toekomstige geldstromen.

5.3.1.5

Deflatie elke vermindering in de geldhoeveelheid die niet wordt ge- compenseerd door een overeenkomstige lagere behoefte aan geld, met als gevolg dat de koopkracht van het geld stijgt.

Deflatie maakt calculatie en het bepalen van winsten en verlie- zen moeilijker. Deflatie heeft op verschillende goederen en diensten een verschillend effect. Doordat die effecten ook be- trekking hebben op lonen en de rentestand wordt de gehele structuur van de economie aangetast. Prijsdalingen zijn na- tuurlijk niet slecht als zij voortkomen uit een gestegen arbeids- productiviteit.

4.3.2; 4.3.5; 5.2.1.2

Directe ruil een handelssysteem waarbij goederen tegen goederen worden geruild (barter) of goederen tegen diensten (truck). Ook kan de ene dienst tegen de andere worden geruild. In een samen- leving die op directe ruil is gebaseerd, bestaat geen tussengoed (geld) waardoor een tweestaps ruil (goederen-geld-goederen) vrijwel onmogelijk is.

6.2.6

(5)

Disconterings- voet

begrip, uitgedrukt in een percentage, waarmee toekomstige geldstromen worden uitgedrukt in de actuele waarde daarvan;

meestal een rentevoet of een vermogenskostenvoet.

5.2.1.5; 5.2.4; 6.2.9 Distributie-

theorie

hoe, uitgaande van de door consumenten betaalde prijs, de beloning van de diverse productiefactoren plaatsvindt.

3.4.12.1

Doelrationaliteit subjecten handelen met het oog op een te bereiken positie en/

of situatie.

2.2; 7.2.2

Due diligence letterlijk: gepaste zorgvuldigheid. Dit wordt gebruikt voor het onderzoek dat een koper laat verrichten naar de achtergronden en omstandigheden van een te kopen object

5.3.1.1

Econometrie de poging van wiskundigen en statistici om economische wet- ten en economische problemen op te lossen met behulp van waarnemingen. Zij gaan uit van de veronderstelling dat regel- matigheid en constantheid kenmerken zijn van menselijk han- delen. Het grootste probleem wordt gevormd door het feit dat waarnemingen per definitie het verleden betreffen.

Economie in de meeste gevallen wordt de economische wetenschap om- schreven als de wetenschap die zich bezighoudt met schaarse, alternatief aanwendbare, productiemiddelen. Ook wordt wel gezegd dat de economische wetenschap bestudeert hoe goede- ren en diensten geschikter kunnen worden gemaakt voor men- selijke consumptie. In de Oostenrijkse traditie wordt de econo- mische wetenschap gedefinieerd als een theoretische weten- schap die een beeld schetst van de betekenis en relevantie van doelbewust menselijk handelen. Binnen de economie staan geen objecten centraal, maar de betekenis van menselijk han- delen. Welke middelen moeten worden gekozen voor het bereiken van een bepaald doel. Daar menselijke waarderingen het uitgangspunt vormen, kan de economie slechts kwalitatie- ve uitspraken doen.

1; 2.2; 2.6; 3.3.1 Economisch

goed

een goed dat voor de mens betekenis heeft en relatief schaars is.

2.6; 3.3.3; 3.4.5

(6)

Economisch probleem

de centrale economische vraag luidt hoe de beschikbare mid- delen zodanig kunnen worden ingezet dat geen meer dringen- de behoefte onvervuld blijft, terwijl tegelijk middelen zijn ingezet voor het voldoen aan behoeften die minder dringend zijn. Iedereen bevindt zich qua economische waarde op het punt dat op dat moment als het best mogelijk te bereiken resultaat kan worden gekarakteriseerd.

3.4.8 Economische

waarde

de huidige waarde van een aan een object of subject toe te rekenen reeks vrije geldstromen. Dit is een ex ante begrip.

1; 2.3; 3.4.5.1; 3.4.6.1; 4.2; 4.3.1; 4.3.1.2; 4.3.2; 4.3.5; 4.4; 5.2 Eenvoudig geld

(easy money)

de vermogensmarkt stelt leningen ter beschikking tegen een rentestand die lager is dan die zou ontstaan op basis van vrije handelingen. Op deze wijze zwelt de hoeveelheid krediet op, omdat meer kan worden uitgeleend dan de consumenten hebben gespaard.

Efficiënte markt een markt waarop alle subjecten over volkomen informatie beschikken.

6.2.9

Eindwaarde de economische waarde die wordt toegekend aan de periode die een jaar na het afsluiten (op basis van de eindejaar conven- tie) van de planperiode begint en tot en met het laatste rele- vante jaar doorloopt.

5.2.1.5

Entity-concept het aan een bepaalde eenheid (bijvoorbeeld onderneming of business unit) toerekenen.

4.3.1 Evenly Rotating Economy (ERE)

is een imaginaire constructie die uitgaat van de veronderstel- ling dat alle handelende subjecten over volkomen informatie beschikken. Binnen de Oostenrijkse School wordt dit gebruikt om aan te geven dat sprake is van een stationaire economie.

Dat komt in werkelijkheid niet voor. In deze situatie worden alle handelingen voortdurend herhaald, omdat alle menselijke doelstellingen en alle omstandigheden gelijk blijven. Theore- tisch nuttig concept om het effect van een verandering, ceteris paribus, te bestuderen.

3.4.10.1

Evenwicht niemand kan door handelen zijn positie en/of situatie verbete- ren. Een situatie van rust, alles is in balans, die blijft bestaan tot nieuwe gegevens beschikbaar komen die aanleiding geven tot handelen. In een markteconomie zorgt voortdurend hande- len van subjecten ervoor dat deze situatie niet kan ontstaan.

3.3.1.2; 3.4.10

(7)

Evenwicht (prijs) is de prijs, uitgedrukt in een hoeveelheid geld, waarbij de vraag gelijk is aan het aanbod.

3.4.9.1

ex ante vooraf, vooruitkijkend.

2.5

ex post na afloop, terugkijkend.

3.4.3: 5.2.1.5

Fiat (Latijn) betekent letterlijk: laat het gedaan zijn. Order, com- mando, besluit van een uitvoerende macht.

Fiatgeld geld dat door een overheid is goedgekeurd om als ruilmiddel te worden gebruikt; geld zonder goederenkarakter.

3.4.7.1; 5.2.1.2; 7.2.4.2.7 Financiële geld-

stroom

de inkomsten en uitgaven die samenhangen met het aantrek- ken en terugbetalen van vermogen alsmede de daarop betrek- king hebbende beloningen.

5.2.1.5

Free Cash Flow vrije geldstroom (zie aldaar).

4.3.2

Gearing het gebruik maken van vreemd vermogen (zie aldaar).

Gegeven/

Datum/Data

wordt als bekend verondersteld.

3.2; 3.4.2; 3.4.10

Geld oorspronkelijk het meest gemakkelijk te ruilen goed. Later werd het een op een standaard (goederen) gebaseerd ruil- middel. Tegenwoordig wordt daar geld mee bedoeld dat niet op een standaard is gebaseerd (fiatgeld). Als bankbiljetten worden uitgegeven die door reserves (goederen) worden gedekt, is ook sprake van goederengeld (zie ook krediet).

1; 3.4.7 Goederen (orde

van goederen)

dit begrip wordt binnen de Oostenrijkse School gebruikt om aan te geven hoever bepaalde goederen zijn verwijderd van het niveau waarop zij kunnen worden geconsumeerd. Goede- ren van de eerste, of laagste, orde zijn consumentengoederen.

Deze kunnen direct worden geconsumeerd. Goederen van tweede, of hogere, orde zijn producentengoederen of produc- tiefactoren die één of meerdere fasen zijn verwijderd van de status van consumentengoederen.

2.6; 3.3.3; 3.4.5; 3.4.6

(8)

Gouden standaard

een monetair systeem waarbij de nationale munt wordt gedefi- nieerd als een bepaald gewicht in goud. Gouden munten zijn in omloop en worden als wettig betaalmiddel gebruikt. Substi- tuut geld is altijd inwisselbaar tegen goud en alle burgers mogen goud bezitten en aanwenden voor het laten maken van gouden munten en voor het verrichten van betalingen in binnen- en buitenland. De gouden standaard is het natuurlijk gevolg (institutie) van menselijk handelen. Onder een gouden standaard wordt het geldscheppend vermogen van banken en overheden aan banden gelegd. Zie ook goudwisselstandaard.

3.4.6; 5.2.1.1 Goudwissel-

standaard

de nationale munt is gedefinieerd als een bepaald gewicht in goud, maar er zijn geen gouden munten in omloop. De bank- biljetten in omloop zijn gedekt door goud en door in goud inwisselbare buitenlandse valuta. In de praktijk heeft deze variant van de gouden standaard geleid tot een flexibele stan- daard die inflatoir werkt.

Grensnut het door een handeling te verkrijgen additionele nut.

3.4.12

Handelen doelgericht menselijk gedrag gericht op het veranderen van positie en/of situatie. Minder aangename omstandigheden nemen de plaats in van aangenamere omstandigheden. Stil zitten denken valt onder handelen. Menselijk handelen is altijd rationeel, omdat het uitgaat van causaliteit en het verstrijken van tijd.

1; 3.4.2; 3.4.3.1

Heterogeniteit ongelijksoortig; van verschillende aard; afwezigheid van uni- formiteit. Dit staat tegenover homogeniteit.

3.4.6.1

Homo agens uit het Latijn: de handelende mens.

2.5 Homo

oeconomicus

de beschrijving van mensen alsof zij volledig en constant wor- den gemotiveerd door de wens geldelijk gewin te boeken. Het begrip stamt uit de school van de negentiende-eeuwse (Engel- se) beoefenaren van de politieke economie. Hier ligt ook de verklaring waarom binnen de klassieke economie de consu- ment zo weinig aandacht krijgt.

3.3.4

Hyperinflatie sterke en niet meer te controleren groei van de geldhoeveel- heid. Dit leidt tot zeer sterke algemene prijsstijgingen indien de prijzen in fiatgeld worden uitgedrukt.

5.2.1.1

(9)

Imaginaire constructie

denkbeeldig; iets dat niet in de werkelijke wereld voorkomt.

3.4.10.1

Incrementeel toeneming (bijvoorbeeld van monetaire eenheden).

5.3.2.2 Indirect

consumeren

tijdelijk afzien van consumptie (sparen).

2.6; 6.2.3

Indirecte ruil is een ruilhandeling die in twee stappen verloopt. De eerste stap bestaat uit het ruilen van een goed voor een ruilgoed (tussengoed) en bij de tweede stap wordt het ruilgoed omgezet in het uiteindelijk gewenste goed. Door indirecte ruil wordt vrijwillige arbeidsverdeling aangemoedigd en komen meer goederen en diensten ter beschikking van subjecten.

3.4.7

Inflatie het toenemen van de hoeveelheid geld in omloop. Deze defini- tie is te verfijnen tot: een toename van de hoeveelheid geld die niet overeenkomt met een gestegen behoefte aan geld waar- door de koopkracht van het geld daalt (stijging algemeen prijspeil). Tegenwoordig wordt als definitie vaak het gevolg van inflatie, prijsstijgingen, gebruikt. Deze definitie leidt tot misverstanden, omdat de wijziging in de productiestructuur die door inflatie ontstaat buiten beschouwing wordt gelaten.

Verder zijn niet alle prijsstijgingen het gevolg van inflatie.

4.3.2; 4.3.5; 5.2.1.2 Inflatie

(verwachte)

de verwachte verandering in de koopkracht van geld wordt opgenomen in de rentevoet. Bij verwachte daling van de koop- kracht is sprake van een opslag en bij een verwachte stijging van de koopkracht is sprake van een afslag. Het resultaat wordt een nominalistische rentevoet genoemd.

6.3.5

Instituties spontaan gevestigd gebruik dat voortvloeit uit menselijk han- delen, bijvoorbeeld: geld, markt, rechtspraak.

1; 3.4.1; 3.4.3.1; 3.4.9.1 Interestvoet

(rente)

de op de markt tot stand gekomen natuurlijke rentevoet plus of minus de vergoeding voor ondernemend handelen. Deze laatste is een vergoeding voor het feit dat alleen onder onze- kerheid kan worden gehandeld.

3.3.1.1; 3.3.2.1; 3.4.11; 4.3.5

(10)

Intertemporal Pricing Model (IPM)

dit model is mede gebaseerd op het belang van de productie- structuur zoals belicht door de Oostenrijkse School. Aandelen worden in sectoren verdeeld naargelang hun plaats in de be- drijfskolom (volgtijdelijk transformatieproces).

6.2.9

Interventionisme het ingrijpen in de vrije markt. Het onvermijdelijke gevolg is dat welvaartsveranderingen teweeg worden gebracht die niet door subjecten zijn gewild. De consequentie is dat de verbete- ring in positie en situatie van sommigen ten koste gaat van die van anderen.

3.4.11; 6.2.2; 7.1; 7.3 Investeren zie omwegproductie.

3.4.6

Kapitaalgoed economisch goed dat wordt gebruikt voor het voortbrengen van andere kapitaalgoederen of consumentengoederen. Door het gebruik van kapitaalgoederen is het mogelijk om op ter- mijn meer goederen voort te brengen. Voor het laten ontstaan van kapitaalgoederen dient tijdelijk te worden afgezien van consumeren (sparen).

2.6; 3.4.6

Kapitalisme economisch stelsel. In een op kapitalisme gebaseerde samen- leving zijn alle productiemiddelen in handen van subjecten die daarover in vrijheid kunnen beschikken. Daardoor ontstaan als vanzelf arbeidsverdeling, calculeren, innovatie, kapitaalgoede- ren en onderlinge, vrijwillige, vormen van samenwerking.

Kapitalisme staat tegenover socialisme (communisme), daarin zijn de productiemiddelen en de beschikkingsmacht daarover in handen van overheden.

3.4.11; 4.3.2; 6.2.4 Kardinale

getallen

de hoofdtelwoorden (1,2,3, etc.).

3.3.2 Katallatein/

Catallactics

iemand toelaten tot de gemeenschap; uitvoeren van ruilhande- lingen. De theorie van de markteconomie die zegt dat mensen handelen op basis van ruilverhoudingen (prijzen) die uit vrij- willige ruilhandelingen volgen. Tot stand gekomen prijzen worden bestudeerd op grond van de keuzemogelijkheden die op het moment van beslissen voorhanden waren. Ruilverhou- dingen worden verklaard uit wat ze zijn en niet hoe ze zouden moeten zijn.

2.5; 3.4.2

Kennis inzicht; ervaring vereist voor het doelgericht handelen.

2.5; 3.2; 3.3.1.1; 3.3.1.2

(11)

Keynesiaans volgelingen van de Engelse economist Lord John Maynard Keynes (1883-1946). Keynes verzet zich tegen de Wet van Say (ieder aanbod schept zijn eigen vraag) en gelooft dat algemene overproductie mogelijk is. In zijn beleid moet sparen worden ontmoedigd en dient de overheid een belangrijke rol te spelen.

Hij maakt gebruik van het begrip effectieve vraag (bestedingen van consumenten) die door inflatoire politiek kan ontstaan.

6.2.3; 6.2.4 Klassieke waar-

deleer

de waardeleer van de Klassieken en hun volgelingen. Ook Karl Marx (1818-1883) ging uit van deze waardeleer. De ruil- verhoudingen op de markt worden bepaald door de hoeveel- heid arbeid die is gebruikt voor het vervaardigen van hetgeen ter ruil wordt aangeboden. Latere ontwikkelingen nemen ui- teraard ook de kwaliteit van arbeid in ogenschouw.

2.6; 3.4.1; 3.4.12

Klassieken in de oorspronkelijke betekenis wordt met dit begrip de eerste

‘moderne’ economische school aangeduid. De belangrijkste namen: Adam Smith (1723-1790), David Ricardo (1772-1823), Jean-Baptiste Say (1767-1832) en John Stuart Mill (1806-1873).

Zij gaan uit van een vrije, laissez faire, economie. Zij verdedigen persoonlijk eigendom, vrijwillige samenwerking, economische vrijheid en een kleine, door burgers gekozen, overheid. Later wordt dit begrip ook wel gebruikt voor alle economisten voor John Maynard Keynes. Hun grote probleem was het ontbreken van een goede waardeleer. Zij hanteerden begrippen als objectieve waarde of arbeidswaarde.

2.6

Koersen Prijzen van bijvoorbeeld aandelen en obligaties.

4.3.2; 6.2.9

Kosmos Handelen op markten leidt tot spontane ordening (Hayek).

3.4.10

Kosten hetgeen in een ruilhandeling wordt opgeofferd. Die opoffering kan bestaan uit geld, arbeid, levens, tijd, moeite, pijn, schuld, etc. In feite alles dat waarde heeft en kan worden opgeofferd om iets anders te verkrijgen. Kosten zijn altijd subjectief. In monetaire termen uitgedrukte kosten worden prijzen ge- noemd.

2.5; 2.6; 3.4.1.1; 3.4.12.2 Kostenvoet voor

het eigen vermogen

de in een percentage uitgedrukte beloning voor het ter be- schikking gestelde eigen vermogen.

5.2.1.5

(12)

Kostenvoet voor het vreemd vermogen

de in een percentage uitgedrukte beloning voor het ter be- schikking gestelde vreemd vermogen.

5.2.1.5

Krediet (geld) geld zonder goederen karakter dat bestaat uit niet rentedra- gende claims die niet op wens van de bezitter zijn om te zet- ten in goederen.

3.4.7.1; 6.2.3

Kredietexpansie uitbreiding van de hoeveelheid monetaire eenheden die uitgaat boven het aantal monetaire eenheden dat spaarders bijeen hebben gebracht. Het feit dat banken wordt toegestaan om op basis van fractionele reserves te bankieren maakt deze vorm van kredietverlening mogelijk. Volgens de Oostenrijkse School zal, ceteris paribus, deze vorm van kredietverlening onvermijde- lijk leiden tot conjunctuurcycli. De opgaande lijn kan alleen worden gesteund door toenemende kredietverlening.

3.4.7.1; 5.2.1.2; 6.2.3

Laissez faire letterlijk: laat maar zijn eigen gang gaan. Met dit begrip wor- den aanhangers van een vrije economie aangeduid.

2.5

Levered het te waarderen object is tevens met vreemd vermogen gefi- nancierd.

5.2.1.5

Mainstream zoals over het algemeen wordt gehandeld of gedacht.

1; 2.4; 3.2; 5.2 Marginale

productiviteit

de additionele opbrengst die ontstaat door het toevoegen van een additionele eenheid van een productiefactor. In een vrije markt worden de productiefactoren beloond op basis van hun marginale productiviteit.

3.4.12.1

Marginalisme economische beslissingen worden aan de marge genomen, dus op basis van additionele (netto)opbrengsten. Het begrip kan strikt mathematisch worden uitgelegd, de kleinst mogelijke eenheid, maar binnen de Oostenrijkse School wordt uitgegaan van de minimaal noodzakelijke eenheid. Één ei is de kleinst mogelijke fysieke eenheid, maar soms zijn minimaal drie eieren nodig voor het bereiken van een bepaald resultaat.

2.6 Marginalistische revolutie

de doorbraak binnen de economische wetenschap die heeft geleid tot het inzicht dat subjecten beslissen op basis van addi- tionele (marginale) eenheden.

2.6

(13)

Markt het bijeenkomen van verschillende subjecten die op grond van individuele waardeschalen tot ruilhandelingen wensen over te gaan. De uit het marktproces voortvloeiende prijzen zijn de in monetaire termen uitgedrukte ruilverhoudingen, zoals die door partijen na onderhandelen op het moment van de ruil worden bepaald.

1; 3.4.8; 6.2.3; 7.2.4.2.8

Markteconomie samenleving gebaseerd op door vrije subjecten uitgevoerde ruilhandelingen die zonder dwang tot stand komen. Vrije subjecten bezitten productiefactoren en kunnen daar vrij over beschikken. Zij trachten door ruilhandelingen in een betere positie en/of situatie te komen. In pure vorm is sprake van een imaginaire constructie. De economie heeft geen doel, maar is een uitkomst.

3.4.8; 3.4.11

Marktproces het proces waarmee door ruilhandelingen kennis wordt ver- kregen die kan leiden tot betere beslissingen. Alle handelingen geschieden op basis van vrijwilligheid met als doel het ver- beteren van de positie en situatie van subjecten. Het marktpro- ces wordt volledig door menselijke beslissingen bepaald waar- bij het niet noodzakelijk is dat de participanten elkaar per- soonlijk kennen. Op basis van het marktproces komt de prijs- structuur tot stand en worden alle productiefactoren zodanig ingezet dat iedere participant naar de voor hem geprefereerde positie en situatie kan streven. Daar ruilhandelingen onder onzekerheid plaatsvinden, wordt binnen de Oostenrijkse School (Kirzner) gesproken over een proces van ontdekken.

3.3.1; 3.4.8; 6.2.2; 7.2.4.2.7; 7.2.4.2.8 Materialiseren zich voordoen van verwachtingen.

3.3.1; 3.3.1.1; 3.4.6.1; 4.3.1.2; 4.4

Mechanistisch berustend op vaste instellingen en verhoudingen.

4.4 Methodologisch individualisme

het beoefenen van de wetenschap door uit te gaan van indivi- dueel handelende subjecten.

3.4.2 Modern Portfolio Theory (MPT)

Het binnen een portefeuille combineren van verschillende eigenschappen (risico). Niet alle eieren in één mandje.

6.2.9 Modigliani&

Miller, theorema van

in een wereld zonder belastingen heeft de wijze waarop een object is gefinancierd geen invloed op de waarde van dat object.

5.2.1.5; 6.2.8

(14)

Natuurlijke rentevoet

de ruilverhouding die in een vrije economie ontstaat door het samenkomen van subjecten die toekomstige goederen willen ruilen tegen huidige goederen. Het begrip is vooral door K.

Wicksell gebruikt.

5.2.1.2; 6.2.9

Natuurrecht de gedachte dat een onveranderlijke eeuwige standaard bestaat met betrekking tot de vraag: ‘wat is goed en wat is slecht?’ De middeleeuwse Scholastici gaan uit van de gedachte dat de natuurwet volgt uit Gods geboden. De moderne opvatting beroept zich vooral op vanouds gevormde regels en gebruiken.

Het natuurrecht is kennelijk gegeven en van een wetenschappelijke basis is geen sprake.

3.3.3.1; 3.3.4

Natuurwetten de onveranderlijke regelmatigheden die in de natuur worden aangetroffen. Natuurkunde, chemie, biologie en geneeskunde beïnvloeden het menselijk gedrag.

2.5; 3.3.1 Netto

Operationeel Resultaat (NOR)

De winst voor rente en belasting minus de vennootschaps- belasting over het operationele resultaat.

5.2.1.5

Object Alle stoffelijke dingen (materie) die niet door mensen zijn vervaardigd.

3.3.3; 7.2.4.1.3

Objectiviteit bezien uit het oogpunt van een object.

1; 4.3.5; 7.2.4.2.1

Omwegproductie met dit begrip, vooral door Eugen von Böhm-Bawerk (1851- 1914) gebruikt, wordt binnen de Oostenrijkse School gewezen op het speciale karakter van investeringen. Economische goe- deren worden niet direct geconsumeerd, maar besparingen worden, via het ter beschikking gestelde vermogen, getransfor- meerd tot kapitaalgoederen die op hun beurt tot hogere pro- ductie van goederen en diensten leiden. Dit proces kost tijd en dat betekent dat de behoeftebevrediging als het ware een om- weg maakt.

2.6; 3.4.6

(15)

Ondernemer (resultaat)

is het resultaat (positief of negatief) dat ontstaat als gevolg van de uitkomsten van markttransacties die in monetaire eenheden worden berekend. Zij zijn het gevolg van het feit dat sommige mensen in staat zijn, op een betere wijze dan anderen, te anti- ciperen op de toekomstige vraag in de markt. Daarnaast spelen onzekerheid, voortdurende veranderingen in smaak, ge- woonten, technologie, het feit dat produceren tijd kost en levensomstandigheden een belangrijke rol.

3.4.9.1; 3.4.11; 3.4.11.1; 7.2.4.2.11 Ondernemer-

schap

dingen zien die een ander niet ziet; de speciale geneigdheid discrepanties op te merken.

3.4.3; 3.4.3.1 Ondernemings-

waarde (enterprise value)

de contante waarde van alle toekomstige vrije geldstromen van de onderneming. Indien op deze waarde de economische waarde van het vreemd vermogen in mindering wordt ge- bracht, ontstaat de economische waarde van het eigen ver- mogen.

5.2.1.5 Ondernemer

(entrepreneur)

in de (Oostenrijks) economische betekenis van het woord zijn ondernemers mensen die handelen in het licht van onzeker- heid. Door het bestaan van tijd bevinden mensen zich op ieder moment in een andere positie en situatie en zijn ook de doelen die op dat moment kunnen worden bereikt verschillend. On- dernemers willen een toekomst laten ontstaan die voor subjec- ten meer waarde heeft dan die zou bestaan indien van hande- len werd afgezien of indien andere handelingen worden uitge- voerd. Het gevolg van ondernemend handelen is (economi- sche) winst of verlies.

3.3.2.1; 3.4.11; 7.2.4.2.11

Onzekerheid niet beschikken over het vermogen om vooraf de uitkomst van een handeling te bepalen. Binnen de Oostenrijkse School wordt sterk benadrukt dat menselijke handelingen per definitie onder onzekerheid plaatsvinden.

3.4.3; 3.4.3.1; 4.3.4; 5.2.1.4; 5.3.1.4; 7.2.4.2.3 Oostenrijkse

School (in de economie)

de opvattingen van Carl Menger en zijn volgelingen.

1; 2.2; 2.5; 2.6

Opbrengsten het opleveren van nut.

3.4.1.1; 5.2.1.1; 4.3.2 Operationele

geldstroom

de inkomsten en uitgaven die uit de operationele activiteiten voortvloeien.

5.2.1.5

(16)

Opportunity costs

het opofferen van nut.

3.4.1.1

Ordening het laten ontstaan van een behoorlijke inrichting van een (volks)huishouding.

2.2; 2.5; 3.4.10; 4.2

Ordinale getallen de rangtelwoorden (1e, 2e, 3e, etc.).

3.4.7.1; 3.4.12.1; 4.2; 7.2.4.2.2 Perfect

competition

zie volledig vrije mededinging.

3.4.10

Performativity door iets te beweren wordt het in het leven geroepen.

5.2.1.4

Perverse effecten onbedoelde (negatieve) gevolgen van menselijk handelen.

3.4.9.2

Planperiode het aantal jaren waarvoor gedetailleerde verwachtingen om- trent de vrije geldstroom worden opgesteld.

5.2.1.5

Praxeologie de leer van het (menselijk) handelen. Volgens Mises is hande- len de manifestatie van de menselijke wil. Binnen de praxeolo- gie wordt uitgegaan van de gedachte dat menselijk handelen op a-prioristische wijze kan worden bestudeerd, waardoor ervaringen en waarnemingen niet nodig zijn.

1; 3.4.2; 7.2.4.2.9

Prijs het in een ruilhandeling opgeofferde goed (nut). Ook de in monetaire termijn uitgedrukte ruilverhouding die bij het af- sluiten van een transactie tot stand komt.

3.4.9; 3.4.9.1; 3.4.9.2; 7.2.4.2.9

Prijsniveau de gedachte dat sprake is van een algemeen prijsniveau dat varieert met de hoeveelheid geld die in omloop is. Meestal is sprake van een bepaalde groep prijzen; bijvoorbeeld een mandje met goederen en diensten die als representatief wor- den beschouwd voor een bepaalde sociale groep.

3.4.7.1

Produceren het laten ontstaan van nuttigheden.

2.6; 3.4.12.1; 4.3.1

(17)

Productiefactor een door een mens te verrichten handeling of een economisch goed dat kan worden gebruikt als bijdrage in het productie- proces. De drie fundamentele productiefactoren zijn: natuur, arbeid en kapitaal. De Oostenrijkse economist Von Mises heeft het begrip tijd wel eens een immateriële productiefactor ge- noemd.

2.6 Productie-

structuur

de verhouding tussen de kapitaalgoederen onderling en tussen kapitaalgoederen en consumentengoederen.

2.6; 3.4.5.1; 3.4.6.1; 4.3.2; 6.2.2 Rationeel

handelen

handelen met het oogmerk door het inzetten van middelen een bepaald doel te bereiken. De rationaliteit is niet afhankelijk van de vraag of het beoogde doel is bereikt. Het bestaan van een verwachting dienaangaande is voldoende.

3.3.2.1

Realiseren als iets heeft plaatsgevonden; het achteraf vaststellen van resultaten.

3.4.11.1

Restwaarde zie eindwaarde.

5.2.1.5

Risico dat deel van onzekerheid waarvan wordt aangenomen dat het is te kwantificeren; ook wel actuariële onzekerheid genoemd.

3.4.4; 5.2.1.4; 7.2.4.2.4

Risicopremie een deel van de vermogenskosten dat dient om het aangaan van risico te belonen.

4.3.4; 4.3.5; 6.2.8; 6.3.1.4

Schaarste niet voor iedereen naar behoefte vrij beschikbaar.

3.3.1; 3.3.2

Socialisme maatschappelijk ordeningsysteem waarbij sprake is van publiek bezit van kapitaalgoederen. De georganiseerde gemeenschap heeft de productiemiddelen in eigendom en kan daarover beschikken. In de meeste strikte vorm is het bestaan van een ruilgoed (geld) niet nodig, omdat productie, wijze van productie en verdeling van productie centraal wordt geregeld.

Marktprijzen ontbreken.

3.3.2; 3.4.7

Sparen tijdelijk afzien van consumptie.

2.6; 3.4.6

Spontane Orde de niet intentionele ordening die ontstaat door menselijk han- delen.

2.5; 3.4.10; 4.2

(18)

Stationaire economie

een imaginaire constructie waarin het inkomen en de welvaart per hoofd van de bevolking gelijk blijft. Het economisch resul- taat van de samenleving is nul, omdat alle winsten wegvallen tegen alle verliezen. Door sommige economisten wordt deze situatie als evenwicht gekenschetst.

3.4.11

Subject de mens.

3.3.4; 7.2.4.1.4 Subjectivistische

Revolutie

het rond 1870 (Menger) ontstane inzicht dat positie en situatie bepalend zijn voor het menselijk handelen.

2.6

Subjectiviteit gezien vanuit het gezichtspunt van een subject.

3.4.1; 3.4.1.1; 7.2.4.2.1 Tax shield zie onder belastingeffect.

5.2.1.5

Taxeren schatten van een op de markt te realiseren prijs. Taxaties wor- den over het algemeen uitgevoerd door mensen die geen belang hebben bij het te taxeren object. Daarbij wordt gebruik gemaakt van waargenomen prijzen van andere, vergelijkbare objecten.

3.4.12.2; 6.3.1.1

Tijd binnen de Oostenrijkse School wordt tijd als economisch goed beschouwd. Het betreft het moment van het ontstaan van onze wereld tot nu toe.

3.3.1: 7.2.4.1.1

Tijdvoorkeur het gegeven dat mensen liever eerder dan later in de door hen geprefereerde positie en/of situatie terecht willen komen.

3.3.1.1

Transactiekosten de opofferingen die moeten worden gedaan voor het bereiken van een doel; niet alleen geld, maar ook tijd.

3.4.9.2; 4.3.1; 6.2.6

Unlevered het te waarderen object is geheel met eigen vermogen gefinan- cierd.

5.2.1.5

Verlengde heden (volgens Bergson) mensen handelen met het oog op te toe- komst; in het ‘nu’ kan niet worden geacteerd.

3.3.1.1; 3.3.1.2

Vermogen potentie van de organisatie. Het vermogen iets te doen. Door beleggers aan de ondernemer ter beschikking gesteld (meestal in de vorm van monetaire eenheden).

3.4.6; 3.4.11.

(19)

Vermogens- kostenvoet

de in een percentage uitgedrukte beloning voor het ter beschikking gestelde vermogen; meestal een gewogen gemid- delde.

4.1; 4.3.2; 4.4; 5.2.1.5

Vermogensmarkt de markt waarop spaarders en investeerders elkaar ontmoeten.

Een goed functionerende vermogensmarkt leidt tot hogere welvaart.

4.3.2; 6.2.3

Verstehen (Duits) verstaan, in de betekenis van: begrijpen, doorzien.

Mensen begrijpen mensen omdat zij mens zijn. Verstehen werkt niet alleen op basis van waarneembare feiten, maar houdt ook rekening met verwachte reacties, waardeoordelen en verwachtingen van anderen. Indien moet worden uitgegaan van onzekerheid en onvolledige informatie is Verstehen nood- zakelijk om tot bevredigende wetenschappelijke conclusies te komen.

2.2

Verwachten het resultaat waarvan kan worden verwacht dat het zich na de beoogde handeling zal materialiseren. Een verwachting is gebaseerd op redenen (causaliteit).

2.2; 4

Voet (onderste) deel van een bedrag. Voorbeelden zijn: belasting- vrije voet; rentevoet.

4.3.2; 4.4; 6.4.11 Volledig vrije

mededinging

imaginaire markt; veel vragers en aanbieders die onder vol- komen transparantie handelen in homogene goederen.

3.4.10; 6.2.9

Voorspellen beweren dat iets gaat gebeuren.

2.2

Voorzeggen weten dat iets gaat gebeuren en daar mededeling van doen.

2.5; 7.3 Vrij bankieren

(Free Banking)

banken zoals ze zouden bestaan in een vrije economie. Alle banken zijn persoonlijk eigendom van subjecten zonder enige limitering, bescherming of privileges. Banken kunnen bankbil- jetten uitgeven waarvan de kwaliteit, zoals dat ook voor ande- re goederen geldt, wordt beoordeeld door hun klanten.

3.4.10

Vrije geldstroom de geldstroom die ter beschikking staat van alle vermogens- verschaffers.

4.1; 4.3.2; 5.2.1.5

(20)

Vrijheid de mens is eigenaar van zichzelf en kan in volledige vrijheid over zichzelf en zijn capaciteiten beschikken.

2.5; 3.3.4.1 Waarde (Oosten-

rijkse School)

het belang dat de handelende mens hecht aan het bereiken van een bepaald doel. Waarde kan nooit een intrinsiek karakter hebben. Handelen openbaart de waardeschaal van de actor.

Waarde is een ordinaal (rangorde) getal met een subjectief karakter. Universele vaste waarden kunnen niet bestaan.

3.4.12; 7.2.4.2.12 Waarde in het

economisch verkeer

fiscaal begrip. De prijs die tot stand zou komen tussen goed geïnformeerde, op vrijwillige basis handelende, marktpartijen.

2.3; 4.2

Waarderen aan specifieke eenheden, onder specifieke omstandigheden, toekennen van een bepaalde betekenis. Alleen een subject is in staat onder bepaalde omstandigheden aan bepaalde goederen en diensten betekenis te hechten.

1; 3.4.12.2; 4.3.1

Waardeschaal in volgorde van belangrijkheid gerangschikte goederen die voor het handelen van betekenis zijn. Dit is een puur mentale exercitie: waardeschalen zijn als zodanig niet waar te nemen en het waardebegrip kan niet in een kardinaal getal worden uitgedrukt.

1; 2.5; 3.3.2 Waardetheorie

(marginalistisch)

de waarde van een goed wordt bepaald door het belang dat dit goed heeft voor een subject bij het bereiken van een voor dat subject betere positie en/of situatie. Deze subjectivistische waardetheorie (zie hieronder) ligt aan de basis van de opvat- tingen binnen de Oostenrijkse School.

2.6 Waardetheorie (subjectivistisch)

die theorie die uitgaat van de gedachte dat de waarde van economische goederen wordt bepaald in de geest van subjec- ten. Als gevolg daarvan is waarde nooit constant en niet een kwaliteit van een bepaald soort goederen. Door het verstrijken van de tijd bevinden subjecten zich steeds in een andere posi- tie en situatie waardoor zij steeds tot andere oordelen over waarde kunnen komen.

2.6; 3.4.1; 3.4.12.2

wacc weighted average cost of capital (gewogen gemiddelde ver- mogenskostenvoet). De in een percentage uitgedrukte ‘prijs’

die de ondernemer aan de verschaffers van het vermogen dient te betalen. Voor de vermogensverschaffers vormen de vermogenskosten uiteraard de opbrengst op hun beleggingen.

5.2.1.5

(21)

Winst economische winst ontstaat indien de verwachtingen niet materialiseren zoals verwacht. Winst resulteert uit onzekerheid omtrent verwachtingen.

3.4.1.1; 3.4.3; 3.4.9.1; 3.4.11.1 Winst voor Rente

en Belasting (WvRB)

Bruto operationeel resultaat.

5.2.1.5 Wiskundige

economie

is gebaseerd op de gedachte dat menselijk gedrag wordt gekenschetst door vaste relaties die kunnen worden gemeten en gekwantificeerd. Volgens Von Mises is het bestaan van kwantitatieve economie onmogelijk. Statistiek is geschiedenis, soms economische geschiedenis, maar nooit economie.

5.2.1.4

Zelfeigendom de mens is eigenaar van zichzelf en door natrekking eigenaar van alles dat uit hemzelf voortkomt.

2.5

(22)

Abrams, J.B., Quantitative Business Valuation, New York: McGraw-Hill, 2000 Ahamed, L., Lords of Finance: The Bankers who Broke the World, New York: The Penguin

Press, 2009

Aiello, L.C., Terrestriality, Bipedalism and the Origin of Language, Proceedings of the British Academy, Oxford: Oxford University Press, 1996

Alberini, A. et al. (editors), Valuing Complex Natural Resource Systems: The Case of the Lagoon of Venice, Cheltenham: Edward Elgar, 2006

Armentano, D.T., The Political Economy of William Graham Sumner: A Study in the History of Free-Enterprise Ideas, dissertation, Connecticut: The University of Connecticut, 1966

Armentano, D.T., Antitrust and Monopoly: Anatomy of a Policy Failure, 2nd edition, Oakland: The Independent Institute, 1990

Armentano, D.T., Antitrust: The Case for Repeal, Revised 2nd edition, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 (1999)

Ashton, T.S., The treatment of Capitalism by Historians, in: Hayek, F.A. (editor), Capitalism and the Historians (pp. 31-61), Chicago: The University of Chicago Press, 1954

Bachelier, L., Theory of Speculation, in: Boness, A.J. (translation), P. Cootner (editor), The Random Character of Stock Prices (pp. 17-28), Cambridge: Massachusetts Institute of Technology Press, 1969

Baert, J.F.B., Adam Smith en zijn onderzoek naar den Rijkdom der Volken, proefschrift, Leiden: Gebroeders Van der Hoek, 1858

Baird, C.W., Profit and Loss, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics (pp. 143-150), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Ballvé, F., On Methodology in Economics, in: Sennholz, M. (editor), On Freedom and Free Enterprise (pp. 128-134), Princeton: D. Van Nostrand, 1956

Ballvé, F., Essentials of Economics: A Brief Survey of Principles and Policies, Princeton: D.

Van Nostrand, 1963

Baskin, J.B., P.J. Miranti Jr., A History of Corporate Finance, Cambridge: Cambridge University Press, 1997

Bastiat, F., Economic Sophisms, Irvington-on-Hudson: Foundation for Economic Educa- tion, 1996

Bastiat, F., The Law, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 Bastiat, F., Essays on Political Economy, Charleston: BiblioBazaar, 2009

Bear, L.A., R. Maldonado-Bear, Free Markets, Finance, Ethics, and Law, Englewood Cliffs:

Prentice Hall, 1994

Becker, G.S., The Economic Approach to Human Behavior, Chicago: The University of Chicago Press, 1976

(23)

Benson, B.L., The Enterprise of Law: Justice Without the State, San Francisco: Pacific Research Institute for Public Policy, 1990

Bernouilli, D., Exposition of a New Theory on the Measurement of Risk, Econometrica, January (pp. 23-36), 1954

Bernstein, P.L., Capital Ideas: The Improbable Origins of Modern Wall Street, New York:

Free Press, 1992

Bernstein, P.L., Against the Gods: The Remarkable Story of Risk, New York: John Wiley

& Sons, 1996

Black, F., M. Scholes, The Pricing of Options and Corporate Liabilities, Journal of Political Economy, May/June (pp. 637-659), 1973

Black, F., Business Cycles and Equilibrium, Hoboken: John Wiley & Sons, 2010 (1987) Block, W., Marginal Productivity, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian

Economics (pp. 123-130), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Blok, D.P. et al., Algemene Geschiedenis der Nederlanden (delen 1 t/m 15), Haarlem: Fibula- van Dishoeck, 1978-1982

Bodie, Z., A. Kane, A.J. Marcus, Investments, 2nd edition, Burr Ridge: Irwin, 1993 Boettke, P.J. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics, Cheltenham: Elgar,

1994

Bonner, W., L. Rajiva, Mobs, Messiahs, and Markets: Surviving the Public Spectacle in Finance and Politics, Hoboken: John Wiley & Sons, 2007

Bonnot, E. (Abbé de Condillac), Commerce and Government Considered in Their Mutual Relationship, Indianapolis: Liberty Fund, 2008 (1997)

Brand, H., E. Knol, Koggen, Kooplieden en Kantoren: De Hanze, een praktisch netwerk, Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009

Braudel, F., A History of Civilizations, London: Penguin Books, 1993

Brigham, E.F., L.C. Gapenski, Financial Management: Theory and Practice, 8th edition, Fort Worth: The Dryden Press, 1997

Buchanan, J.M., V.J. Vanberg, The Market as Creative Process, Economics and Philosophy, Vol. 7 (pp. 167-186), 1991

Buchanan, J.M., V.J. Vanberg, Constitutional Implications of Radical Subjectivism, The Review of Austrian Economics, Vol. 15 No. 2/3 (pp. 121-129), 2002

Buiter, W., Slow and Steady, Financial Times, July 3, 2009

Burrow, J., A History of Histories, London: Allen Lane (Penguin Books), 2007 Böhm-Bawerk von, E., Whether Legal Rights and Relationships are Economic Goods,

in: Shorter Classics of Eugen von Böhm-Bawerk (pp. 25-138), South Holland: Libertarian Press, 1962

Böhm-Bawerk von, E., Capital and Interest I: History and Critique of Interest Theories, South Holland: Libertarian Press, 1962a

Böhm-Bawerk von, E., Capital and Interest II: Positive Theory of Capital, South Holland:

Libertarian Press, 1962b

Böhm-Bawerk von, E., Capital and Interest III: Further Essays on Capital and Interest, South Holland: Libertarian Press, 1962c

Böhm-Bawerk von, E., Basic Principles of Economic Value, Grove City: Libertarian Press, 2005

Böhm-Bawerk von, E., The Positive Theory of Capital, Auburn: Ludwig von Mises Insti- tute, 2007 (1891)

(24)

Caldwell, B.J. (editor), Carl Menger and his legacy in economics, Durham: Duke University Press, 1990

Caldwell, B.J., Hayek’s Challenge: An Intellectual Biography of F.A. Hayek, Chicago: Univer- sity of Chicago Press, 2004

Cantillon, R., Essay on the Nature of Commerce in General, New Brunswick: Transaction Publishers, 2001

Cˇ apek, M., The Philosophical Impact of Contemporary Physics, New York: Van Nostrand, 1961

Chafuen, A.A., Faith and Liberty: The Economic Thought of the Late Scholastics, Lanham:

Lexington Books, 2003

Chijs van der, P.O., De Munten der voormalige Hertogdommen Braband en Limburg, Haar- lem: Erven F. Bohn, 1851

Clark, H.C. (editor), Commerce, Culture and Liberty: Readings on Capitalism Before Adam Smith, Indianapolis: Liberty Fund, 2003

Clark, J.B., Essentials of Economic Theory: As applied to modern problems of industry and public policy, New York: The Macmillan Cy., 1915

Clark, J.B., Essentials of Economic Theory: As applied to modern problems of industry and public policy, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 (1915)

Cornell, B., Corporate Valuation, Homewood: Business One Irwin, 1993

Cowen, T., Risk and Business Cycles: New and Old Austrian Perspectives, London: Rout- ledge, 1997

Creveld van, M., The Rise and Decline of the State, 5th printing, Cambridge: Cambridge University Press, 2005

Crick, F., The Astonishing Hypothesis: The Scientific Search For The Soul, New York:

Touchstone, 1995

Cubeddu, R., The Philosophy of the Austrian School, New York: Routledge, 1993 Cunliffe, B., The Oxford Illustrated History of Prehistoric Europe, Oxford: Oxford University

Press, 1997

Damodaran, A., Damodaran on Valuation: Security Analysis for Investment and Corporate Finance, New York: John Wiley & Sons, 1994

Damodaran, A., The Dark Side of Valuation: Valuing Old Tech, New Tech, and New Economy Companies, London: Financial Times/Prentice Hall, 2001

Damodaran, A., Applied Corporate Finance: A User’s Manual, 2nd edition, New York:

John Wiley & Sons, 2006

Davies, M., A. Etheridge (editors), Louis Bachelier’s Theory of $peculation: The Origins of Modern Finance, Princeton: Princeton University Press, 2006

Destutt Tracy (The Count), A Treatise on Political Economy, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2008 (1817)

Donald, M., Origins of the Modern Mind: Three Stages in de Evolution of Culture and Cognition, Massachusetts: Harvard University Press, 1991

Donald, M., A Mind So Rare: The Evolution of Human Consiousness, New York: W.W.

Norton & Company, 2001

Drucker, P.F., Toward the Next Economics and Other Essays, New York: Harper and Row, 1981

Dun van, F., Het Fundamenteel Rechtsbeginsel, Antwerpen: Murray Rothbard Instituut, 2008

(25)

Dun van, F., Freedom and Property: Where they Conflict, in: Hülsmann, J.G., S. Kinsella (editors), Property, Freedom & Society (pp. 223-234), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Dunbar, N., Inventing Money: The story of Long-Term Capital Management and the legends behind it, Chichester: John Wiley & Sons, 2001

Dunn, R.L., Recovery of Damages For Lost Proftis, 6th edition, Volume 1, Volume 2, Westport: Lawpress Corporation, 2005

Eaton, H.O., The Austrian Philosophy of Values, Norman: University of Oklahoma Press, 1930

Ebeling, R.M. (editor), The Austrian Theory of the Trade Cycle and Other Essays, Auburn:

Ludwig von Mises Institute, 1996

Elton, E.J., M.J. Gruber, Modern Portfolio Theory and Investment Analysis, New York: John Wiley & Sons, 1981

Endres, A.M., Austrian Capital and Interest Theory: Wieser’s Contribution and the Menger Tradition, The Review of Austrian Economics, Vol. 5 No.1 (pp. 67-90), 1991 Ezzamel, M., K. Hoskin, Retheorizing Accounting: Writing and Money with Evidence from Mesopotamia and Ancient Egypt, Critical Perspectives on Accounting, Vol. 13 No. 3 June (pp. 333-367), 2002

Fama, E.F., M.H. Miller, The Theory of Finance, Hinsdale: Dryden Press, 1972 Fama, E.F., Efficient Capital Markets: II, Journal of Finance, December (pp.1575-1617),

1991

Ferguson, N., The Ascent of Money: A Financial History of The World, New York: Penguin Press, 2008

Fernandez, P., Valuing Companies by Cash Flow Discounting: Ten Methods and Nine Theories, April, London: EFMA 2002 London Meetings, SSRN 24, 2004

Fetter, F., Economic Principles, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 (1915) Fetter, F., Capital, Interest, & Rent, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 (1977) Fisher, I., The Nature of Capital and Income, New York: Macmillan Company, 1919 Fisher, I., The Purchasing Power of Money: Its determination and relation to credit, interest

and crises, New York: Macmillan Company, 1922

Folsom Jr., B.B.W., The Myth of the Robber Barons: A new look at the rise of big business in America, Herndon: Young America’s Foundation, 1987

Fox, J., The Myth of the Rational Market: A History of Risk, Reward, and Delusion on Wall Street, New York: Harper Collins Publishers, 2009

Friedman, M., The Methodology of Positive Economics, Chicago: University of Chicago Press, 1953

Friedman, M., Rose Friedman, Aan ons de keus, Brussel: Acropolis, 1981

Friedman, T.L., The Lexus and the Olive Tree, New York: Anchor Books, Random House, 2000

Froneˇk, M., J. Šíma, Against Standard Law & Economics: Austrians and Legal Philo- sophers on Board, in: Hülsmann, J.G., S. Kinsella (editors), Property, Freedom &

Society (pp. 121-134), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Gabb, S., Market Behaviour in the Ancient World: An Overview of the Debate, May, Bodrum: Presentation given to the Third Conference of the Property and Freedom Society, 2008

(26)

Garretsen, H., E. Sterken, Investeringen en vermogensstructuur, Preadviezen Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (pp. 87-125), Amsterdam: Koninklijke Vereni- ging voor de Staatshuishoudkunde, 2002

Garrison, R.W., Austrian Capital Theory: The Early Controversies, in: Caldwell, B.J., Carl Menger and his legacy in economics (pp. 133-154), Durham: Duke University Press, 1990

Garrison, R.W., Introduction: The Austrian Theory in Perspective, in: Ebeling, R.M.

(editor), The Austrian Theory of the Trade Cycle and other essays (pp. 7-24), Auburn:

Ludwig von Mises Institute, 1996a

Garrison, R.W., The Austrian Theory: A Summary, in: Ebeling, R.M. (editor), The Austrian Theory of the Trade Cycle and other essays (pp. 111-122), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1996b

Garrison, R.W., Eugen von Böhm-Bawerk: Capital, Interest, and Time, in: Holcombe, R., 15 Great Austrian Economists (pp. 113-122), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1999

Garrison, R.W., Time and Money: The Macroeconomics of Capital Structure, London:

Routledge, 2001

Genechten van, R., De Ontwikkeling der Waardeleer sinds 1870, Amsterdam: Elsevier, 1927 Gertchev, N., Securitization and Fractional Reserve Banking, in: Hülsmann, J.G., S.

Kinsella (editors), Property, Freedom & Society (pp. 283-300), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Gleick, J., Chaos: Making a New Science, New York: Viking, 1987

Gloria-Palermo, S. (editor), Modern Austrian Economics: Archeology of a Revival: A Multi- Directional Revival, London: Pickering & Chatto, 2002

Gloria-Palermo, S. (editor), Modern Austrian Economics: Archeology of a Revival: The Age of Dispersal, London: Pickering & Chatto, 2002

Gloria-Palermo, S. (editor), Modern Austrian Economics: Archeology of a Revival: Towards a Broader Paradigm, London: Pickering & Chatto, 2002

Goetzmann, W.N., G. Rouwenhorst, Financial Innovations, in: Goetzmann, Rouwenhorst, The Origins of Value (pp. 4-16), Oxford: Oxford University Press, 2005a

Goetzmann, W.N., G. Rouwenhorst (editors), The Origins of Value: The Financial Innova- tions that Created Modern Capital Markets, Oxford: Oxford University Press, 2005b Goot van der, L.R.T., Valuing New Issues: Information Quality of Initial Public Offerings at the Amsterdam Stock Exchange, proefschrift, Amsterdam: Thesis Publishers, 1997 Graham, B., D.L. Dodd, Security Analysis, New York: McGrawHill, 1934

Gray, A., The Development of Economic Doctrine: An Introductory Survey, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009 (1956) (1933)

Greaves Jr., P.L., Mises made Easier: A Glossary for Ludwig von Mises’ Human Action, Dobbs Ferry: Free Market Books, 1974

Greenwald, B.C. et al., Value Investing: From Graham to Buffett and Beyond, New York:

John Wiley & Sons, 2001

Gregory, A., Valuing Companies: Analysing Business Worth, Hemel Hempstead: Wood- head-Faulkner, 1992

Grice-Hutchinson, M., The School of Salamanca: Readings in Spanish Monetary Theory 1544 – 1605, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009 (1952)

Groen van Prinsterer, G., Ongeloof en Revolutie, 3e druk, Franeker: Uitgeverij T. Wever B.V., 1976

Groeneveld, J.G., Waarde in Bedrijf, Deventer: Kluwer, 2006

(27)

Guatri, L., The Valuation of Firms, Cambridge (USA): Blackwell Business, 1994 Gunning, J.P., Mises on the Evenly Rotating Economy, The Review of Austrian Economics,

Vol. 3 (pp. 123-136), 1989

Gunning, J.P., The Failure of the New Subjectivist Revolution: A Critical Eassay on the Economic Theory of Ludwig von Mises, Fort Myers: Nomad Press, 1993

Haberler, G., Money and the Business Cycle, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1996 Hacker, L.M., The Anticapitalist Bias of American Historians, in: Hayek, F.A. (editor), Capitalism and the Historians (pp. 62-90), Chicago: The University of Chicago Press, 1954

Harper, D.A., An Introduction to Value Theory, New York: Institute for Humane Studies, 1974

Harper, D.A., Entrepreneurship and the Market Process: An enquiry into the growth of knowledge, London: Routledge, 1996

Haug, E.G., N.N. Taleb, Why We Have Never Used the Black-Scholes-Merton Option Pricing Formula, Social Science Research Network, Working paper, http://papers.ssrn.

com, 2008

Haugen, R., The New Finance: The Case Against Efficient Markets, Englewood Cliffs:

Prentice Hall, 1995

Hayek, F.A., Collectivist Economic Planning, George Routledge: London, 1935 Hayek, F.A. (editor), Capitalism and the Historians, Chicago: University of Chicago Press,

1954

Hayek, F.A., Prices and Production, New York: Augustus M. Kelly, 1967 Hayek, F.A., Profits, Interest and Investment, Clifton: Augustus M. Kelly, 1975 Hayek, F.A., The Counter-Revolution of Science: Studies on the Abuse of Reason, Indiana-

polis: Liberty Press, 1979 (1952)

Hayek, F.A., The Use of Knowledge in Society, in: Hayek, F.A., Individualism and Economic Order (pp. 77-91), Chicago: University of Chicago Press, 1980a (1948) Hayek, F.A., The Meaning of Competition, in: Individualism and Economic Order (pp.

92-106), Chicago: University of Chicago Press, 1980b (1948)

Hayek, F.A., Economische Vrijheid en Parlementaire Democratie, in: Hayek, F.A., De Weg naar Moderne Slavernij (pp. 59-81), Brussel: Acropolis, 1980c

Hayek, F.A., Individualism and Economic Order, Chicago: University of Chicago Press, 1980d

Hayek, F.A., Law, Legislation and Liberty: A new statement of the liberal principles of justice and political economy, London: Routledge, 1982 (1973)

Hayek, F.A., De weg naar slavernij, Amsterdam: Omega Boek, 1985a

Hayek, F.A., New Studies in Philosophy, Politics, Economics and the History of Ideas, London:

Routledge, 1985b

Hayek, F.A., The Fatal Conceit: The Errors of Socialism, Chicago: University of Chicago Press, 1988

Hayek, F.A., Denationalisation of Money, 3rd edition, London: Ludwig von Mises Insti- tute, 1990 (1976)

Hayek, F.A., The Collected works of F.A. Hayek: Contra Keynes and Cambridge. Essays, Correspondence (Volume 9), London: University of Chicago Press, 1995

Hayek, F.A., Can We Still Avoid Inflation?, in: Ebeling, R.M. (editor), The Austrian Theory of the Trade Cycle and other essays (pp. 93-110), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1996

(28)

Hayek, F.A., A Free-Market Monetary System and The Pretense of Knowledge, Auburn:

Ludwig von Mises Institute, 2008 (1974)

Hayek, F.A., The Economics of Abundance, in: Hazlitt, H. (editor), The Critics of Keynesi- an Economics (pp. 125-130), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009a

Hayek, F.A., The Pure Theory of Capital, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009b (1941)

Hazlitt, H., The Failure of the "New Economics": An Analysis of the Keynesian Fallacies, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 (1959)

Hazlitt, H. (editor), The Critics of Keynesian Economics, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009 (1995) (1960)

Henn, V., Het ontstaan van de Hanze, in: Koggen, Kooplieden en Kantoren (pp. 11-25), Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2009

Hennings, K.H. (editor), Neoclassical Economic Theory 1870-1930, Boston: Kluwer, 1990 Hennings, K.H., The Austrian Theory of Value and Capital: Studies in the life and work of

Eugen von Böhm-Bawerk, Cheltenham: Edward Elgar, 1997

Hennipman, P., Economisch motief en economisch principe, Amsterdam: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1945

Hennipman, P., Welvaartstheorie en economische politiek, Alphen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij, 1977

Heyne, P., Supply and Demand, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics (pp. 137-142), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Heyne, P., P. Boettke, D. Prychitko, The Economic Way of Thinking, 10th edition, Upper Saddle Rover: Prentice Hall, 2003

High, J., The Austrian Theory of Price, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics (pp. 151-155), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Hoff, T.J.B., Economic Calculation in the Socialist Society, Indianapolis: Liberty Press, 1981 Holcombe, R.G., 15 Great Austrian Economists, Auburn: Ludwig von Mises Institute,

1999

Holterman, W.G.M., De waardering van niet genoteerde aandelen, proefschrift, Groningen:

Rijksuniversiteit, 1993

Holtrop, M.W., De omloopsnelheid van het geld, proefschrift, Amsterdam: H.J. Paris, 1928 Hoppe, H.-H., Economic Science and the Austrian Method, Auburn: Ludwig von Mises

Institute, 1995

Hoppe, H-H., On Certainty and Uncertainty: Or: How Rational Can Our Expectations Be?, The Review of Austrian Economics, Vol. 10 No. 1 (pp. 49-78), 1997

Hoppe, H-H., Murray N. Rothbard: Economics, Science, and Liberty, in: Holcombe, R.G., 15 Great Austrian Economists (pp. 223-241), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1999

Hoppe, H-H., The Economics and Ethics of Private Property: Studies in Political Economy and Philosophy, 2nd edition, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2006

Hoppe, H-H., The Limits of Numerical Probability: Frank H. Knight and Ludwig von Mises and the Frequency Interpretation, The Quaterly Journal of Austrian Economics, Vol. 10 No. 1 Spring (pp. 3-21), 2007

Horwitz, S., Subjectivism, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics (pp. 17-22), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Houmanidis, L.Th., A.R. Leen, A Great Revolution in Economics: Vienna 1871 and after, Wageningen: Cereals Foundation, 2001

(29)

Huerta de Soto, J., Money, Bank Credit, and Economic Cycles, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2006

Hutt, W.H., The Yield from Money Held, in: Sennholz, M. (editor), On Freedom and Free Enterprise (pp. 196-216), Princeton: D. Van Nostrand, 1956

Hutt, W.H., The Significance of Price Flexibility, in: Hazlitt, H. (editor), The Critics of Keynesian Economics (pp. 386-403), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009 Hülsmann, J.G., Knowledge, Judgement, and the Use of Property, The Review of Austrian

Economics, Vol. 10 No. 1 (pp. 23-48), 1997

Hülsmann, J.G., Mises: The Last Knight of Liberalism, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007

Hülsmann, J.G., S. Kinsella (editors), Property, Freedom, & Society: Essays in Honor of Hans-Hermann Hoppe, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Hülsmann, J.G., The Demand for Money and the Time-Structure of Production, in:

Hülsmann, J.G., S. Kinsella (editors), Property, Freedom & Society (pp. 309-324), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Ikeda, S., Market Process, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to Austrian Economics (pp. 23-29), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

Jevons, W.S., Political Economy, New York: D. Appleton and Company, 1880 Jevons, W.S., Theory of Political Economy, 3rd Edition, London: Macmillan, 1888 Josephson, A.M., The Robber Barons: The Great American Capitalists 1861-1901, New York:

Harcourt Brace Jovanovich, 1934

Jouvenel de, B., The Treatment of Capitalism by Continental Intellectuals, in: Hayek, F.A. (editor), Capitalism and the Historians (pp. 91-121), Chicago: University of Chicago Press, 1954

Jouvenel de, B., Order versus Organization, in: Sennholz, M. (editor), On Freedom and Free Enterprise (pp. 41-51), Princeton: D. Van Nostrand, 1956

Jouvenel de, B., On Power: The Natural History of Its Growth, Indianapolis: Liberty Fund, 1993

Kennedy, E., A Philosophe in the Age of Revolution: Destutt de Tracy and the origings of ’ideology’ (p. 50), Philadelphia: American Philosophical Society, 1978 Keynes, J.M., The Economic Consequences of the Peace, New York: Harcourt Brace, 1920 Keynes, J.M., The General Theory of Employment Interest and Money, London: MacMillan

Press, 1967 (1936)

Keynes, J.M., The General Theory of Employment, Interest, and Money, Amherst: Pro- metheus Books, 1997

Kindleberger, C.P., Manias, Panics, and Crashes: A History of Financial Crises, London:

MacMillan Press, 1978

Kirzner, I.M., The Economic Point of View: An essay in the History of Economic Thought, Kansas City: Sheed & Ward, 1960

Kirzner, I.M., An Essay on Capital, New York: Augustus M. Kelly, 1966

Kirzner, I.M., Competition and Entrepreneurship, Chicago: University of Chicago Press, 1973

Kirzner, I.M., Perception, Opportunity and Profit: Studies in the Theory of Entrepreneurship, Chicago: University of Chicago Press, 1979

(30)

Kirzner, I.M. (editor), Method, Process, and Austrian Economics, Lexington: Lexington Books, 1982

Kirzner, I.M., The Economic Calculation Debate: Lessons for Austrians, The Review of Austrian Economics, Vol. 2 (pp. 1-18), 1988

Kirzner, I.M., Discovery, Capitalism and Distributive Justice, Oxford: Basil Blackwell, 1989 Kirzner, I.M., The Meaning of Market Process: Essays in the development of modern Austrian

economics, London: Routledge, 1992

Kirzner, I.M. (editor), Classics in Austrian economics (delen 1 t/m 3): A sampling in the history of a tradition, London: Pickering, 1994

Kirzner, I.M., Essays on Capital and Interest: An Austrian perspective, Cheltenham: Elgar, 1996a

Kirzner, I.M., Reflections on the Misesian Legacy in Economics, The Review of Austrian Economics, Vol. 9 No. 2 (pp. 143-154), 1996b

Kirzner, I.M., The Driving Force of the Market: Essays in Austrian Economics, New York:

Routledge, 2000

Klant, J.J., Spelregels voor economen: De logische structuur van economische theorieën, Leiden:

Stenfert Kroese, 1972

Klant, J.J., Spelregels voor economen: De logische structuur van economische theorieën, 2e herziene druk, Leiden: Stenfert Kroese, 1979

Klant, J.J., Voorlopers van Adam Smith, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1981 Klant, J.J., Het ontstaan van de staathuishoudkunde, Leiden: Stenfert Kroese B.V., 1988 Klaus, V., Blauwe planeet in groene kluisters: Wat wordt bedreigd: Het klimaat of de vrijheid,

Rijswijk: Quantes Uitgeverij, 2008

Klein, D.B., J. Briggeman, Israel Kirzner on Coordination and Discovery, Journal of Private Enterprise, Draft, 2008

Klein, P.G., Economic Calculation and the Limits of Organization, The Review of Austrian Economics, Vol. 9 No. 2 (pp. 3-28), 1996

Klein, P.G., F.A. Hayek: Austrian Economist and Social Theorist, in: Holcombe, R.G.

, 15 Great Austrian Economists (pp. 181-194), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 1999

Klein, P.G., Risk, Uncertainty, and Economic Organization, in: Hülsmann, J.G., S.

Kinsella (editors), Property, Freedom & Society (pp. 325-337), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009

Knight, F.H., Risk, Uncertainty, and Profit, Boston: Hart, Schaffner & Marx, 1921 Koller, T., M. Goedhart, D. Wessels, Valuation, 4th edition, Hoboken: John Wiley &

Sons, 2005

Koo, R.C., The Holy Grail of Macro Economics, Singapore: John Wiley & Sons, 2008 Koppl, R., G. Mongiovi (editors), Subjectivism and Economic Analysis: Essays in memory

of Ludwig M. Lachman, London: Routledge, 1998

Koster, J.M.D., Grondslagen van de marketing-wetenschap, Leiden: Stenfert Kroese Uit- gevers, 1991

Lachmann, L.M., The Market Economy and the Distribution of Wealth, in: Sennholz, M. (editor), On Freedom and Free Enterprise (pp. 175-187), Princeton: D. Van Nostrand, 1956

Lachmann, L.M., Capital & Its Structure, Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2007 Langlois, R., Risk and Uncertainty, in: Boettke, P. (editor), The Elgar Companion to

Austrian Economics (pp. 123-130), Cheltenham: Edward Elgar, 1994

(31)

Laplace, P.S. (Marquis de), Introduction à la Théorie Analytique des Probabilités, Paris:

Gauthier-Villars, 1886

Leen, A.R., The Consumer in Austrian Economics and the Austrian Perspective on Consumer Policy, proefschrift, Wageningen: Wageningen Universiteit, 1999

Lengwiler, Y., Microfoundations of Financial Economics: An Introduction to General Equili- brium Asset Pricing, Princeton: Princeton University Press, 2004

Leoni, B., Freedom and the Law, Expanded 3rd edition, Indianapolis: Liberty Fund, 1991 Lewin, P., S.E. Phelan, An Austrian Theory of the Firm, The Review of Austrian Eco-

nomics, Vol. 13 No. 1 (pp. 59-79), 2000

Lewis, H., Where Keynes Went Wrong: And Why World Governments Keep Creating Inflation, Bubbles, and Busts, Mount Jackson: Axios Oress, 2009

Locke, J., An Essay Concerning the True Original, Extent and End of Civil Government , New York: Oxford University Press, 1948

Locke, J., Two Tretises of Government, Cambridge: Cambridge University Press, 2009 Lucebert, Verzamelde Gedichten, Amsterdam: De Bezige Bij, 2004

Lusht, K.M., Real Estate Valuation: Principles and Applications, State College: KML Publish- ing, 2001

MacKenzie, D. et al. (editors), Do Economists Make Markets?: On the Performativity of Economics, Princeton: Princeton University Press, 2007

Machlup, F., The Liquidity of Short-Term Capital, A paper read before the London Economic Club, July 17, www.mises.org, 1932

Machlup, F., The Stock Market, Credit and Capital Formation, New York: Macmillan Company, 1940

Maeseneire de, W., Essays on Firm Valuation and Value Appropriation, proefschrift, Rotterdam: Erasmus Research Institute of Management, 2005

Malkiel, B., A Random Walk Down Wall Street, 5th edition, New York: W.W. Norton

& Company, 1990 (1973)

Mandelbrot, B., R.L. Hudson, The (mis)behavior of Markets: A Fractal View of Risk, Ruin, and Reward, New York: Basic Books, 2004

Mandeville, B., The Fable of the Bees or Private Vices, Public Benefits, Volume. I, Volume II, Indianapolis: Liberty Fund, 1988 (1924)

Mantoux, É., Mr. Keynes’ "General Theory", in: Hazlitt, H. (editor), The Critics of Keyne- sian Economics (pp. 96-124), Auburn: Ludwig von Mises Institute, 2009 (1995) Markowitz, H.M., Portfolio Selection: Efficient Diversification of Investments, New York:

John Wiley & Sons, 1959

Markowitz, H.M., Efficient Portfolios, Sparse Matrices, and Entities: A Retrospective, Operations Research, January/February (p. 154), 2002

Marshall, A., Principles of Economics, 8th edition, London: Macmillan Press, 1977 Mattessich, R., The Beginnings of Accounting and Accounting Thought: Accounting Practice

in the Middle East (8000 B.C. to 2000 B.C.) and Accounting in India (300 B.C.) and the Middle Ages, New York: Garland Publishers, 2000

McLaney, E., Business Finance: Theory and Practice, 6th edition, London: Financial Times/

Prentice Hall, 2003

Meinl Bank, Stars der Österreichischen Nationalökonomie: Ihr Direktzugang zu den Visionaren, die unser ökonomisches Weltbild formten, St. Charles (USA): Gurubooks, 2009 Meltzer, A.H., Keynes’s Monetary Theory: A Different Interpretation, Cambridge: Cambridge

University Press, 2005

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen de Oos- tenrijkse School wordt niet alleen veel aandacht geschonken aan het waarde- begrip, maar ook aan de objecten die door subjecten worden gebruikt om waarde te

Op basis van het antwoord op de vraag naar de kenmerkende eigenschap- pen van het Oostenrijkse waardebegrip [onderzoeksvragen A en B] en het uitgevoerde onderzoek met betrekking tot

Volgens subjectivistische opvattingen kan dat uiteraard niet waar zijn, omdat waarde niet bestaat omdat geld voor een goed wordt betaald, maar alleen omdat consumenten belang

Volgens de binnen de Oostenrijkse School levende opvattingen zorgt het gegeven dat ieder subject bij het nemen van rationele beslissingen uitgaat van de beslisregel dat door te

Aannemende dat deze marge gelijk blijft, de onderneming heeft niet aannemelijk kunnen maken van welke groei- verwachtingen zij zelf is uitgegaan, en dat rekening gehouden moet

In het geval dat sprake is van een aandelentransactie door mensen die zich binnen de onderneming van een leidinggevende positie hebben voorzien, en dus invloed kunnen uitoefenen

Bij het bepalen van de economische waarde dient meer aandacht te worden geschonken aan het gegeven dat goederen op verschillende markten worden verhandeld en dat die markten ook op

Hieruit ontstaat ook de specifieke Oostenrijkse opvatting dat consumenten- goederen geen waarde hebben, omdat voor de vervaardiging kapitaalgoederen en arbeid zijn gebruikt, maar dat