• No results found

Als je een hek groen verft, ís het uiteindelijk ook groen: de bepaling van gesteldheid op basis van het concept ‘predicatie’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Als je een hek groen verft, ís het uiteindelijk ook groen: de bepaling van gesteldheid op basis van het concept ‘predicatie’"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Referenties

Gilbers, D. (2014). “In search of the optimal hit record”. In: J. Hoeksema, & D.

Gilbers (eds.). Black Book: A Festschrift in honor of Frans Zwarts. Groningen:

Rijksuniversiteit Groningen, p. 125-145. Online raadpleegbaar op:

www.let.rug.nl/~hoeksema/gilbers.pdf.

Gilbers, D. & M. Schreuder (2002). “Language and music in Optimality Theory”. In:

Ms. Rutgers Optimality Archive, 571-0103.

Lerdahl, F. & R. Jackendoff (1983). A Generative Theory of Tonal Music.

Massachusetts/London: The MIT Press.

Liberman, M. (1975). The Intonational System of English. New York/London: Garland Publishing, Inc.

Patel, A. (2008). Music, language and the brain. New York: Oxford University Press.

Perlman, M. & C.L. Krumhansl (1996). “An experimental study of internal interval standards in Javanese and Western musicians”. In: Music Perception, 14 (2), p. 95- 116.

Prince, A. & P. Smolensky (1993). “Optimality Theory: constraint interaction in gen- erative grammar”. In: Ms. Rutgers Optimality Archive. Online raadpleegbaar op:

http://roa.rutgers.edu/files/537-0802/537-0802-PRINCE-0-0.PDF.

Ronde 2

Jimmy van Rijt

Fontys Lerarenopleiding Nederlands, Sittard / Radboud Universiteit, Nijmegen Contact: j.vanrijt@fontys.nl

j.vanrijt@let.ru.nl

Als je een hek groen verft, ís het uiteindelijk ook groen: de bepaling van gesteldheid op basis van het concept ‘predicatie’

1. Inleiding

In het talenonderwijs over de hele wereld speelt grammatica een grote rol: docenten vinden het overwegend belangrijk (Borg 2003) en er wordt veel tijd aan besteed (Gartland & Smolkin 2015). Maar hoewel grammaticaonderwijs ook in het Nederlandse taalgebied zo veel gegeven wordt, is het tegelijkertijd een van de grootste

(2)

uitdagingen voor docenten. Vaak worstelen ze zelf met de abstracte inhoud en over- schatten ze hun eigen kennis (Sangster, Anderson & O’Hara 2013), wat weer tot gevolg heeft dat de bijbehorende didactiek veelal verstoken blijft van inzicht en in de plaats daarvan gedomineerd wordt door ezelsbruggetjes (Coppen 2009).

Een van de grootste moeilijkheden in het grammaticaonderwijs in de Nederlandse context is ‘de bepaling van gesteldheid’. In een blog schrijf de Taalprof (2006) daar- over: “Er zijn veel grammaticale termen waarmee je mensen snel de stuipen op het lijf kunt jagen. Sommigen lopen al gillend weg bij het horen van de term naamwoorde- lijk gezegde, en zelfs de meest geharde grammaticatijgers kunnen bij de term voor- naamwoordelijk bijwoord een lichte huivering niet onderdrukken. Maar ze gaan alle- maal voor de bijl bij de bepaling van gesteldheid”.

Leerlingen vinden de bepaling van gesteldheid overwegend lastig te herkennen en docenten hebben vaak moeite met een adequate uitleg. Dat is deels te verklaren uit het feit dat Nederlandse grammatica’s, zoals de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) (Haeseryn et al. 1997), de grammatica van Van den Toorn (1984) of die van Klooster (2001) de bepaling van gesteldheid altijd in grofweg de volgende driedeling presente- ren:

1. bepaling van gesteldheid tijdens de handeling (ook wel predicatieve toevoeging genoemd), met daarbij voorbeelden als Hongerig kwam Tim binnen;

2. bepaling van gesteldheid volgens de handeling, met daarbij voorbeelden als Hij vindt Marianne aardig;

3. bepaling van gesteldheid ten gevolge van de handeling (ook wel resultatieve werk- woordbepaling genoemd), met daarbij voorbeelden als Jan verfde het hekje groen1. De ANS (1997: 1183) maakt hierbij terecht de opmerking dat de bepaling van gesteld- heid een eenheid veronderstelt die er niet is – iets wat duidelijk wordt uit de drie hier- voor genoemde subtypen, die allemaal anders van aard zijn. Het is deze schijnbare een- heid die obstakels opwerpt voor een effectieve didactiek.

In diverse publicaties (Coppen 2010; Hulshof 2013; Fontich 2016; Van Rijt &

Coppen, te verschijnen) wordt gesteld of gesuggereerd dat grammaticaonderwijs sterk zou kunnen verbeteren door een conceptuele benadering. Dat wil zeggen dat gramma- ticale termen beter begrepen én uitgelegd kunnen worden als niet de term zelf, maar in eerste instantie het achterliggende concept gedidactiseerd wordt. In het geval van de bepaling van gesteldheid is het dus zaak om te bepalen met welk achterliggend con- cept we eigenlijk te maken hebben, en dat is ‘predicatie’. Tijdens de workshop zal ik, aan de hand van concrete werkvormen, laten zien hoe dit concept van meerwaarde kan zijn bij het doorgronden en didactiseren van de bepaling van gesteldheid. In de rest van deze tekst zal ik een meer theoretische aanvliegroute nemen.

(3)

2. Predicatie

‘Predicatie’ is een van de conceptuele hoekstenen van de moderne taalkunde (Van Eynde 2015) en volgens taalkundig experts zou het daarnaast een van de kernconcep- ten voor het grammaticaonderwijs in het secundair onderwijs moeten zijn (Van Rijt

& Coppen, te verschijnen).

In alle talen ter wereld kun je van een onderwerp uitdrukken of het iets ís, dan wel of het iets doet. In de basis is dat predicatie. Gaat het daarbij om zijn, dan spreken we van ‘zijn-predicatie’ of van ‘een naamwoordelijk gezegde’; gaat het om doen dan spre- ken we van ‘doe-predicatie’ of van ‘een werkwoordelijk gezegde’. In zinnen als Ik ben blij of Astrid lacht hem uit is dus sprake van respectievelijk ‘is-predicatie’ en ‘doe-pre- dicatie’, en in de grammatica zeggen we dan dat de eerste zin een naamwoordelijk en de tweede zin een werkwoordelijk gezegde bevat. Het gezegde zou gezien kunnen wor- den als de basispredicatie van de zin.

Ook op andere niveaus in de zin kan een predicatief verband voorkomen. Zo kun je in plaats van De jongen is blij ook zeggen De blije jongen, en dat is wederom een pre- dicatief verband, maar dan binnen het zinsdeel. Ook wat in de traditionele zinsontle- ding bekend staat als de ‘bijvoeglijke bepaling’ is in de kern dus eigenlijk iets predica- tiefs.

Tot slot is het ook nog mogelijk om predicaten op andere plaatsen in de zinsconstruc- tie in te bedden. Soms gaat dat heel simpel door een los predicaat aan de zin toe te voegen: Astrid lacht hem uit kan op die manier bijvoorbeeld worden Astrid lacht hem knipogend uit, waarbij het naar alle waarschijnlijkheid Astrid is die knipoogt terwijl ze iemand uitlacht. Hier wordt dus een extra predicaat aan de zin toegevoegd door mid- del van een bepaling van gesteldheid van het eerste type, die ook wel eens een vrije pre- dicatieve toevoeging genoemd wordt, omdat dit predicaat niet opgeroepen wordt door een ander element. In plaats daarvan kan het er redelijk vrij bij gezet worden.

In sommige gevallen worden er ook op een minder vrijblijvende manier predicaten toegevoegd aan de zin. Zo kan het basispredicaat in de zin Ik ben blij ook als basis die- nen voor een constructie waarin je wilt uitdrukken dat jij blij wordt door iemands toe- doen. Je zou dan bijvoorbeeld kunnen zeggen: Brenda maakt mij blij. Wat gebeurt er dan? Het primaire predicaat in deze zin is natuurlijk het onderwerp, Brenda, dat een doe-predicatie aangaat met het gezegde, maakt. We gebruiken hier een bepaling van gesteldheid van het tweede type (een bepaling van gesteldheid volgens de handeling) om een tweede predicaat in te bouwen. Dat tweede predicaat is een noodzakelijke aan- vulling bij maken (in taalkundige termen: het is een complement), dat op zichzelf ook weer bestaat uit een onderwerp en een predicaat. [mij blij] betekent eigenlijk ik ben blij, dat ons beginzinnetje was. Het enige verschil is dat het predicaat in het ene geval primair is, en in het andere geval meer ingebed en dus secundair. Bijgevolg heeft de

(4)

constructie dan ook geen koppelwerkwoord meer nodig. In Ik ben blij is dat wel het geval; in het ingebedde predicaat zou dat leiden tot ongrammaticaliteit: *Brenda maakt mij is blij. Merk ook op dat ik verandert in mij door die inbedding.

Ook het derde type bepaling van gesteldheid is een vorm van predicatie, maar dan een- tje waarin het gevolg van een handeling wordt aangeduid door het predicaat. In zin- nen als Jan verfde het hekje groen is er sprake van een primair predicaat, namelijk Jan verfde, en van een secundair predicaat, [het hekje groen], waarbij ook hier geldt dat je dit secundaire predicaat kunt herleiden tot het oorspronkelijke primaire predicaat:

[het hekje groen] = het hekje is groen.

De gelijkenis tussen de bepaling van gesteldheid en het naamwoordelijk deel is voor al deze typen bepalingen van gesteldheid dan ook evident.

Kortom: de bepaling van gesteldheid zou sterk kunnen profiteren van een meer con- ceptuele benadering, waarin predicatie een sleutelrol vervult. De kern van het inzicht daarbij is dat gezegdes, bijvoeglijke bepalingen en ook bepalingen van gesteldheid niets meer zijn dan uitingen van eenzelfde fenomeen. Als je een hek groen verft, ís het uit- eindelijk namelijk ook groen.

Referenties

Borg, S. (2003). “Teacher Cognition in Grammar Teaching: A Literature Review”. In:

Language Awareness, 12 (2), p. 96-108.

Coppen, P.A. (2009). ‘Leren tasten in het duister’. [Inaugurele rede]. Nijmegen:

Radboud Universiteit.

Coppen, P.A. (2010). “Grammatica, waar gaat dat eigenlijk over?”. In: S. Vanhooren

& A. Mottart (red.). Vierentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent:

Academia Press, p. 174-182.

Eynde, F. van (2015). Predicative constructions. From the Fregean to a Montagovian Treatment. California: CSLI publications.

Fontich, X. (2016). “L1 Grammar Instruction and Writing: Metalinguistic Activity as a Teaching and Research Focus”. In: Language and Linguistics Compass, 10 (5), p.

238-254.

Gartland, L. & B. Smolkin (2015). “The histories and mysteries of grammar instruc- tion”. In: The Reading Teacher, 69 (4), p. 391-399.

Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij & M.C. van den Toorn (1997).

Algemene Nederlandse Spraakkunst. Tweede, geheel herziene druk.

Groningen/Deurne: Martinus Nijhoff uitgevers/Wolters Plantyn.

Hulshof, H. (2013). ‘Onderzoek naar taalkundeonderwijs: geloof en empirie’. In: T.

(5)

Janssen & T. van Strien (eds.). Neerlandistiek in beeld. Amsterdam: Stichting neer- landistiek VU, p. 263-272.

Klooster, W. (2001). Grammatica van het hedendaags Nederlands. Een volledig overzicht.

Den Haag: SDU.

Rijt, J. van & P.A. Coppen (te verschijnen). “Bridging the Gap between Linguistic Theory and L1 Grammar Education. Experts’ views on the Conceptual Basis for Linguistics and Grammar Education”. Te verschijnen in Language Awareness.

Sangster, P., C. Anderson & P. O’Hara (2013). “Perceived and actual levels of knowl- edge about language amongst primary and secondary student teachers: do they know what they think they know?”. In: Language Awareness, 22 (4), p. 293-319.

Taalprof (2006)). “Wie is er bang voor de bepaling van gesteldheid?”. [Blogpost, 13 november 2006]. Online raadpleegbaar op: http://taalprof.blogspot.nl/2006/11/

wie-is-er-bang-voor-de-bepaling-van.html.

Toorn, M.C. van den (1984). Nederlandse grammatica. Groningen: Wolters- Noordhoff.

Noot

1 Waarbij opgemerkt kan worden dat in de voorbeeldzinnetjes van grammaticaboe- ken en methodes Nederlands maar heel weinig variatie voorkomt in het illustreren van de verschillende typen bepalingen van gesteldheid. In de voorbeeldzinnetjes komen mensen verdacht vaak hongerig binnen en er worden ook vrijwel altijd hek- jes groen geverfd.

Ronde 3

Dominiek Sandra

Universiteit van Antwerpen

Contact: dominiek.sandra@uantwerpen.be

Determinanten van d/t-fouten bij universiteitsstudenten

1. Inleiding

Samen met diverse medewerkers heb ik in vorig onderzoek de systematiek onderzocht achter d/t-fouten op homofone (gelijkklinkende) werkwoordsvormen (bijvoorbeeld:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de resultaten van deze enquête blijkt dat de meeste asieldierenartsen en -medewerkers betrok- ken bij het project Sterycat, het belangrijk vinden

Verantwoordelijk Verantwoordelijk voor het, in mandaat van de provincies, afhandelen van aanvragen faunaschades (tegemoetkomingsaanvragen faunaschade, dassenovereenkomsten en

In verband met eventuele verdichting van de grond is het percentage van het oppervlak, dat bereden wordt, van belang. Resultaten van deze bereke- ning zijn weergegeven in tabel

Assuming degree of difference between proficiency scores may be taken as an indication of the (non-statistical) significance of a certain correlation, the data seem to suggest

Proeven op verschillende locaties en in verschil- lende jaren tonen aan dat de nawerking van stikstof na de eerste snede sterk is en dat de bemesting in de tweede snede laag kan

Na optimalisatie van de hydrologische parameters van de modellen door gebruik te maken van gemeten grondwaterstanden wordt met het gedetailleerd model ANIMO de beste resultaten

In the present study, supplementation of pregnant women during pregnancy with p-carotene and zinc increased plasma retinol concentrations of both mothers and infants at 6

In Meanderende Maas werken 10 projectpartners samen: de waterschappen Aa en Maas en Rivierenland, de provincies Noord-Brabant en Gelderland, de gemeenten Oss, West Maas en Waal