• No results found

Onderwerp Artikel Toetsterm Taxonomie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderwerp Artikel Toetsterm Taxonomie"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze toetstermen worden zo mogelijk kleurspecifiek bevraagd.

Onderwerp Artikel Toetsterm Taxo-

nomie # vragen 2.1 Wet op de

economische delicten (WED)

Artt. 18, 19, 20,

21, 23 WED 2.1.1 De kandidaat kan de opsporingsbevoegdheden uit de WED die relevant zijn voor de

uitoefening van de functie van boa benoemen. K 2

Artt. 18, 19, 20,

21, 23 WED 2.1.2 De kandidaat kan de opsporingsbevoegdheden uit de WED die relevant zijn voor de

uitoefening van functie van boa toepassen. T 2

Art. 2 WED 2.1.3 De kandidaat kan, wanneer een economisch delict is geconstateerd, uitleggen of het delict

een misdrijf of een overtreding is. B 2

Artt. 1, 1a WED 2.1.4 De kandidaat kan bij een gegeven situatie vaststellen of er aanwijzingen zijn dat een

economisch voorschrift is overtreden. T 1

Artt. 18, 19, 20,

21, 23, 25 WED 2.1.5 De kandidaat kan de opsporingsbevoegdheden van de boa toepassen wanneer een

economisch delict is geconstateerd. T 2

Art. 24a WED

Titel III WED 2.1.6 De kandidaat kan aangeven welke medewerking kan worden gevorderd bij de uitoefening

van opsporingsbevoegdheden wanneer een economisch delict is geconstateerd. T 1 Art. 26 WED

Titel III WED 2.1.7 De kandidaat kan benoemen dat het opzettelijk niet voldoen aan een vordering van een

opsporingsambtenaar op grond van de WED een economisch delict is. K 2 Art. 26 WED

Titel III WED 2.1.8 De kandidaat kan aangeven wanneer er sprake is van het opzettelijk niet voldoen aan een vordering van een opsporingsambtenaar op grond van de WED wanneer een economisch delict is geconstateerd.

T 1

Art. 184 Sr 2.1.9 De kandidaat kan uitleggen hoe artikel 184 Sr en artikel 26 WED zich tot elkaar verhouden B 1

Domein: II: Milieu Toetsvorm: 40 Gesloten vragen

Kennisonderdeel: Wettelijke Kaders Milieu Specifiek Toetsduur: 70 minuten

Cesuur: 55% met correctie voor de gokkans

(2)

2.2 Voorlopige maatregel

Art. 5:31 Awb

Art. 28, 29 WED 2.2.1 De kandidaat kan de verschillen tussen opgelegde maatregelen benoemen:

- Het toepassen van de bestuursdwangbevoegdheid op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

- De voorlopige maatregel die door de officier van justitie wordt opgelegd op grond van de Wet op de economische delicten (WED);

- De voorlopige maatregel die door de rechter wordt opgelegd op grond van de Wet op de economische delicten (WED).

K 1

Art. 28 lid 1, 29

lid 1 WED 2.2.2 De kandidaat kan bij een gegeven situatie aangeven wanneer een voorlopige maatregel kan

worden opgelegd door de officier van justitie of door de rechter op grond van de WED. T 2 Art. 28 lid 1 sub a

en b WED 2.2.3 De kandidaat kan bij een gegeven situatie aangeven welke voorlopige maatregelen door de

officier van justitie kunnen worden ingezet op grond van de WED. T 2 2.3 Sfeerovergangen 2.3.1 De kandidaat kan het verschil benoemen tussen de voorwaarden voor de aanvang van de

opsporing op grond van de WED en de voorwaarden voor de aanvang van de opsporing grond van het Wetboek van Strafvordering.

K 2

2.3.2 De kandidaat kan bij een aanwijzing van een strafbaar feit op grond van de WED het verschil uitleggen tussen de opsporingsbevoegdheden die de boa heeft op grond van de WED en de opsporingsbevoegdheden die de boa heeft op grond van het Wetboek van Strafvordering.

B 2

2.3.3 De kandidaat kan bij samenloop van een economisch delict met een commuun delict aangeven welke consequenties dit heeft voor het toepassen van de

opsporingsbevoegdheden.

T 2

2.3.4 De kandidaat kan bij een constatering van een economisch delict tijdens het toezicht door toezichthouder/boa uitleggen

- welke formaliteiten deze in acht moet nemen wanneer hij overstapt naar opsporing;

- welke rechten de verdachte toekomen;

- dat toezichtsbevoegdheid van de toezichthouder/boa blijft bestaan;

- hoe toezichtbevindingen een plaats kunnen krijgen in een proces-verbaal.

B 2

2.3.5 De kandidaat kan, bij een gegeven situatie bij een vermoeden van een economisch delict, aangeven welke rechtswaarborgen de toezichthouder voor de vermoedelijke overtreder in acht moet nemen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

T 2

(3)

2.4 Samenwerking met de

omgevings- diensten en overige ketenpartners

2.4.1 De kandidaat kan in hoofdlijnen omschrijven hoe de samenwerking met omgevingsdiensten

en overige ketenpartners is ingericht en hoe deze samenwerking is georganiseerd. B 1 2.4.2 De kandidaat kan de belangrijkste ketenpartners benoemen en kan in hoofdlijnen hun rol

beschrijven: gemeenten; provincies; Rijk; politie; Omgevingsdiensten; ILT; NVWA;

Inspectie SZW; waterschappen, Rijkswaterstaat.

K 1

2.4.3 De kandidaat kan, bij vermoeden of constatering van een economisch delict, vaststellen of opsporingsbijstand moet worden gevraagd aan de politie of aan een bijzondere

opsporingsdienst of dat de opsporing hieraan moet worden overgedragen.

T 1

2.5 Landelijke hand- havingstrategie (LHS)

Landelijke hand-

havingstrategie 2.5.1 De kandidaat kan in hoofdlijnen het doel van de Landelijke handhavingstrategie (LHS)

benoemen en kan omschrijven hoe hier inhoud aan wordt gegeven. B 2 2.5.2 De kandidaat kan de interventiematrix uit de LHS toepassen naar aanleiding van een

tijdens het toezicht gedane constatering. T 1

2.6 Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keur- feiten (BSBm)

Richtlijn

bestuurlijke straf- beschikkings- bevoegdheid milieu- en keurfeiten (art.

257ba, tweede lid, Sv)

2.6.1 De kandidaat kan benoemen wat de rol van de boa is en wat zijn bevoegdheden zijn op

grond van de Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (BSBm). K 1 2.6.2 De kandidaat kan de rol beschrijven van het bevoegd gezag en van onderstaande instanties

in de procedure voor de bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten:

- Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB);

- Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM);

- Functioneel Parket (FP);

- Arrondissementsparket;

- Strafrechter.

K 1

2.6.3 De kandidaat kan omschrijven welk bestuursorgaan bevoegd is tot het uitvaardigen van een bestuurlijke strafbeschikking voor een milieu- of keurdelict. B 2.6.4 De kandidaat kan bij een gegeven situatie vaststellen of een milieu- of keurdelict in

aanmerking komt voor een bestuurlijke strafbeschikking. T 1

2.6.5 De kandidaat kan uitleggen wanneer contra-indicaties in de weg staan bij afdoening van een

overtreding door middel van een bestuurlijke strafbeschikking. B 1 2.6.6 De kandidaat kan bij een gegeven situatie vaststellen wanneer een op de feitenlijst vermeld

milieu- of keurdelict in aanmerking komt voor een strafbeschikking van de officier van justitie. T

(4)

2.6.7 De kandidaat kan omschrijven hoe de boa moet handelen wanneer een geconstateerd milieu- of keurdelict, dat is vermeld op de feitenlijst, in aanmerking komt voor een strafbeschikking van de officier van justitie.

B 1

2.6.8 De kandidaat kan de documenten benoemen die een dossier ten minste moet bevatten voor het geval in verzet wordt gegaan tegen een bestuurlijke strafbeschikking voor een milieu- of keurfeit waarvoor hij een verkort proces-verbaal (zgn. ‘combibon’) heeft opgemaakt.

K

(5)

Gebruikte afkortingen

Awb: Algemene wet bestuursrecht

boa: buitengewoon opsporingsambtenaar

BSBm: Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau

CVOM: Centrale Verwerking Openbaar Ministerie FP: Functioneel Parket

ILT: Inspectie Leefomgeving en Transport LHS: Landelijke handhavingstrategie

NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit Sr: Wetboek van Strafrecht

Sv: Wetboek van Strafvordering

SZW: Sociale Zaken en Werkgelegenheid WED: Wet op de economische delicten

Gebruikte taxonomie (naar Bloom) K: Kennis

B: Begrip T: Toepassing

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hertentamen Calculus 1 voor BA/ECT 7 januari 2014, 18:30-21:15.. Er zijn 10 vragen waarvoor je in totaal 45 punten

Hoewel er geen cijfermateriaal was te achterhalen over het aantal slachtoffers dat gebruik maakt van de bedenktijd, dat een tijdelijke vtv krijgt of dat terug keert naar huis

- Vrouwelijke burgemeesters tenderen meer naar de sociale kant van het ambt, mannen meer naar de kant van planning/control en ordening. - Meer dan mannelijke burgemeesters

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

[r]

Aldus werd op 24 juni 2020 een ontwerp-landsverordening houdende bepalingen naar aanleiding van de gevolgen van de COVID-19-pandemie en de in dat kader getroffen en nog te

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

Naar het oordeel van de Hoge Raad zijn de onderdelen ieder afzonderlijk aan te merken als product, en nu de onderdelen afzonderlijk van elkaar in het verkeer zijn gebracht kent