G ezond hei dsbed rei gende
factoren in de intramurale gezondheidszorg
Drs. M. van Rijssen-Moll, Vakgroep Arbeidsgeneeskunde,
RULimburg
Dr. F.J.N. Nijhuis, Vakgroep Medische Psychologie,
RULimburg
Summary
The content of occupational health care for hospitals must be assessed to the specific and general occupational risks in this setting.
Baeed on an analysis of the develop- ment of sickness absenteeism of nurses and other hospiüal workers, this study presents an overview of the working conditions and occupational risks for s'orkers in the intramu¡al health care service€ (hospitals etc.).
Attention is paid to the workload, shiftwork and to physical, chemical and biological occupational risks.
It
is concluded thai the occupational health care services have several instruments for measuring the exposu- re to the diffe¡ent health risks and the possible health effects.1. lnleiding
In
het kader van de Arbeidsom- standighedenwet worden bepaalde categorieän bedrijven of inrichtingenbij
algemene maatregeì van bestuurverplicht tot
het aantrekken van bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) (art.18, eerste
lid,
Arbeidsomstandig- hedenwet).Bij
bedrijven met een 'industrieelkarakter' Iigt
de grens voor ver-plichte
BGZbij
500 werknemers indienuitsluitend
ofin
hoofdzaak arbeidin
een fabriek of werkplaats dan wel stuwadoorsarbeidwordt verricht.
Daarnaast kan aanwijzing geschieden op basis van een gevaars- risico-criterium, al danniet
rekening houdend met heü getalscriterium.Aanwijzing
kan eveneens geschieden op basis van een gevaarsrisico-crite-rium, waarbij
de risicofactor meerwordt
bepaald doorbij
de werknemer gelegen oorzaken dan door de aard van de werkzaamheden (arbeidin
sociale werkplaatsen).Het ligt
in het voornemen het aantal Nederlandse werknemersdat
ver-plicht
onder BGZwordt
gebracht,uit
Vakpublikatie
te breiden.
Bij
nieuw te verwachten aanwijzingen zullen specifieke ge- zondheidsrisico's binnen bepaalde beroepsgroepen alscriterium
gelden.Het
Directoraat-Generaal van de Arbeid van hetMinisterie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verleende aan de Vakgroep Arbeidsgeneeskunde van deRijksuniversiteit Limburg
de opdracht de gezondheidsrisico's te inventariserenin
een 3-tal sectoren, te weten: de bouwnijverheid, het vervoer, de intramurale gezondheids- zotg.Aan de hand van de gevonden risico's
zijn
adviezen geformuleerd met be-trekking tot
de organisatie, de inhoud en kosten vanBGZ voor deze be- drijfsgroepen.In dit artikel
worden de belangrijkste resultaten weergegeven van de deel- studie betreffende de intramurale gezondheidszorg (Van Rijssen-Moll e.a., 1988), toegespitst op de gezond- heidsrisico's en de mogelijkhedentot
interventie door de BGZ.2. De intramurale gezond- heidszorg in maat en getal
In
de intramurale gezondheidszorg(IG)
werktenin
198?in
ons landruim
314 500 werknemers. Vandit
totale personeelsbestand werkten-
167 000 personen (530/o)in
algeme- ne, academische of categorale zieken- huizen,- 34 000 personen (11016)
in
psychia- trische ziekenhuizen,- 37 000 personen (l2o/s)
n
zwak- zinni geninrichtingen,- 75 000 personen (24o/s)
lnver-
pleeghuizen, en
-
1200 personen (0,ao/s)in inrichtin-
gen voorzintuiglijk
gehandicapten (NZR, 1989).Gezondheids- en veiligheidsrisico's
blijken
gebonden tezijn
aan de aard en inhoud van het werk. Daarom is hetbij
de bepaling van mogelijkegezondheidsrisico's van belang om verschillende personeelscategorieën te onderscheiden. Tabel 1
laat
de ver- deling zien van het aantal werk- nemers en het aantal arbeidspLaatsenin
deintramurale
gezondheidszorg.Zoals
uit tabel
1blijkt,
bezetten de 314 000 personen, werkzaamin
deintramurale
gezondheidszorg, 248 000 arbeidsplaatsen.Dit
verschilwordt
verklaard doordat een gedeelte van de werknemers werkzaam isin
deel-tijdarbeid.
Van devrouwelijke
werk- nemersin
deintramurale
gezond- heidszorg werktein
1987 38o/oin
eendeeltijdfunctie;
van de mannelijke 4o/o.Het
aantal werknemers werk-zaamin deeltijd stijgt
snel. Cijfers over 1983 laten ziendat
opdat
mo- ment nog maar 27o/o van de vrouwe-lijke
werknemers en 3o/o van de man- nelijke werknemersin deeltijd
werk- ten.De verdeling man-vrouw over ver- schillende instellingen van intramura- Ie gezondheidszorg is sinds een aantal jaren constant, 12o/o vrouwen en 281ç marìnen. Vooral
in
psychiatrische en academische ziekenhuizen werken relatief meer mannen,terwijl in
verpleeghuizen vrouwenrelatief
sterker vertegenwoordigdzijn
(NZI, 1989).3. Gezondheidsrisico's in de intramura¡e gezond- heidszorg
In
deze paragraaf worden enkele indicatorenvan
gezondheidsrisico's besproken, te weten ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en beroeps- ziekten. Vervolgens zal ingegaan worden op de fysieke, perceptief- mentale, psycho-sociale, fysische en chemische belastingsfactoren die een risico voor de gezondheid kunnen betekenen.Daarbij
zalin
belangrijke mate gesteund worden op een recente overzichtsstudie van Smulders e.a.(1e85).
3.1
. lndicatoren van gezondheids- risico's
3.1.1. Zíehteuerzuim
De daling van het ziekteverzuim
in
de produktie-organisatiesin
Neder- Iandin
de periode 1980-1987 heeft geen pendantin
de ziekenhuizen (tabel 2).ZoaÌs
uit
tabel 2blijkt, stijgt in
deze periode het ziekteverzuimin
alle sectoren van deintramurale
gezond- heidszorg.Dit
resulteertin
eenstij-
ging van het verzuimpercentage van 6,80/otot
7,4o/o ovet detotale
in- tramurale gezondheidszorg. BinnenTabel 1. Over¿icht aantal werknemers in instellingen van intramurale ge- zondheidszorg (absoluut en in procenten) 1987
Aantalwe¡kneme¡s
Aantalarbeidsplaatsen absoluut(x 1000)
%(x 1000)
% deintramurale
gezondheidszorgzijn
de qua omvang twee grootste perso- neelscategorieën
het
(gediplomeerd) verpleegkundig, verzorgend personeel en hetciviel
personeel. Deze hebben een hoger gemiddeld verzuim. Indien de verzuimgegevens van deze beide personeelscategorieën over de periode 1980-1987 nader beschouwd worden, dan kan geconstateerd worden dat het gemiddeÌde verzuimpercentagebij
het gediplomeerd verpleegkundig, verzorgend en opvoedkundig perso- neel sterker is gestegen danbij
hetciviel
personeel (tabel 3).3. 1.2. Arbeidsongeschihtheid
Wat
betreft het aantal arbeidson- geschiktheidsintredingen (WAO)bij
ziekenhuispersoneel
zijn
er weinig bruikbare gegevens voorhanden.Het Nationaal
ZiekenhuisInstituut
registreert deze gegevensniet.
De WAO-gegevens van de Bedrijfsver- eniging voor Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangenzijn niet
ingedeeld naar beroepscatego- rieiJn,terwijl
bovendien een groot aantal wAO-intrede diagnoses niet bekendzijn
(diagnose onbekend 2458 op eentotaal
van 7741 WAO-intredesin
1985).3.1.3. Beroepsziehten
Bij
een aantal beroepsgroepen komen de gezondheidsrisico's medetot uit- drukking in
beroepsziekten. Als be- roepsziekten binnen de IG worden erkende infectieziekten enin
mindere mate huidziekten genoemd.In
enkele onderzoeken worden ook klachten of afwijkin gen van het bewegingsappa-raat
en stress genoemd.3.1.4. Ongeuallen
Cijfers over ongevallen en blessures
in
NederÌandse ziekenhuizen werdenniet
gevonden.Uit
internationaal vergelijkend onderzoekblijken
met name ongevallen voor te komenbij
(WHO, 1983) : verplegend en ver- zorgend personeel; keukenpersoneel;
schoonmaakpersoneel
;
(technisch) onderhoudspersoneel; laboratorium- personeel; en personen werkzaam binnen hetintern
transport en de wasseru.AIs belangrijkste oorzaken voor on- gevallen worden daarbij aangegeven
(wHo,
1983):-
tillen:
ongunstigetilsituatie;
onvoldoende trainingen
in
juiste tilhouding;onvoldoende gebruik
tiihulp;
- natte/oneffen vloeren;
- verkeerd schoeisel;
- onvoldoende onderhoud apparatuur;
-
niet
toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen.3.2. Gezondheidsrisico's
De gezondheidsrisico's voor het ver- pleegkundig en verzorgend personeel, alsmede voor artsen, worden be- schreven aan de hand van de
in
de bedrijfsgezondheidszorg veel ge-bruikte
indeling naar belastingscate- gorieên. Deze categorieijn van werk- belastingzijn
achtereenvolgens:fysieke belasting (statische en dyna- mische), perceptief-mentale belasting, psycho-sociale belasting, fysische belasting, chemische belasting en biolo gische beÌasting.
3.2.
1.
Fysieke belastingRepresentatief epidemiolo gisch on- derzoek onder Nederlands zieken- huispersoneel is
tot
op hedenniet
uitgevoerd. De prevalentie en in- cidentie van lage rugklachten onder verplegend personeel is hoog (Stubbs e.a., 1983). De cijfersuit
buiten- landse publikaties zijn slecht onder-ling
vergelijkbaar door verschillenin
verzekeringssysteem,in
de definiëring van letsel,in
meldingsverplichting en dergelijke (WHO, 1983; Stubbs e.a., 1981).De kans op rugproblematiek
wordt
het grootst geacht voor verpleeg- kundig en verzorgend personeel op de afdelingen waar veel getild moet Algemeen (civiel, adm. e.d.)Verpleegkundi g (gedipl.) Pa¡amedisch, medisch huJ.p- personeel
Medische en sociaal weþn- schappelijke staf
Overig Totaal
e5 (30) 70
(28)r52 (48) 126
(51)43 (14) 34
(14)r0
L4
3r4
(3)
e(4) I
248
(4) (4)
Tabel 2. Gemiddeld ziektever¿uim ínstellingen voor intramurale gezond- heidszorg I 980-1987 (in procenten) (ru2r, 1980-1987)
Algemene Acade-
zieken-
mischehuizen
zieken- huizenCategorale Psychia-
zieken-
trischehuizen
zieken- huizenVerpleeg-
Totaa-lhuizen IM
gez.zotg
1980 1981 L982 1983 1984 1985 1986 1987
6,4 6,4 6,4 6,3 6,6 6,5 6,7 6,9
7,4 7,4 7,2 7,5 8,1 7,4 7,8 7,9
6,8 tr, / 7,0 6,8 7,3 7,t 7,4
8,7 6,0
6,88,6 6,1
6,89,6 6,9
6,99,3 6,8
6,79,8
7^3
7,r8,5 7,4
6,88,1 7,5
6,98,8
7,9
7,rTabel 3- Gemiddeld ziekteverzuim enkele werknemersgroepen (ruzr, lgg{l- 1987)
1980
19811986
1987 Algemene zíekenhuízen- verpleegkundig, verzorgend en opvoed- kundig personeel (gedipl.)
- civiel personeel
Ac adentisc he zie k¿nhuize n
- verpleegkundig, verzorgend en opvoed- kundig personeel (gedipl.)
- civiel personeel
C atego røIe zieke nhuiz e n
- verpleegkundig, verzorgend en opvoed- kundig personeel (gedipl.)
- civiel personeel
6,6 10,0
8,3
8,115,6
r4,76,8
6,18,2
9,r7,0
7,r9,3
10,18,1
9,315,6
15,1 6,49,9
. 8,0
8,6. 9,1
9,7Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2(l9gg)
nr 4 59worden, omdat de patiënten in hoge mate immobiel
zijn,
zoaÌs: geriatrie, orthopaedie, neurologie en afdelingen voor chronische en terminale patiën-ten
(Bell e.a., 1979i Potüier en Estryn-Behar, 1980).3.2.2. Psycho-sociale en perceptief- mentale belasting
Er
is veel onderzoekverricht
naar de psycho-sociale belasting van de ver- pleegkundigen. Weinig of geen onder- zoek is bekendm.b.t.
psycho-sociale belasting van artsen en arts-assisten- ten. Veel problemenin
de psycho- sociale sfeerblijken voort
te komenuit
knelpuntenin
de werksituatie.Het
kunnen daarbij knelpuntenzijn
die voortkomenuit
de inhoud van de taak, maar ookuit
de organisatie van het werk en de arbeidsverhoudingen.Daarbij
kan onder andere gedacht worden aan:- slechte werkorganisatie op de af- deling;
- stroeve hiêrarchische structuren;
- onduidelijke en tegenstrijdige taak- eisen;
- veel taak- en werkonderbrekingen;
- gebrekkige promotiekansen;
- verzwaring van de fysieke en psy- chische werkbelasting;
- ploegendienst.
(Munro,
1983; Smulders e.a., 1985;v.d.
Bergh-Braam, 1984; Dassen e.a., 1987).Bij
artsen en arts-assistenten wordt de lengte van dewerktijd
als belas- tende factor beschouwd (Anon, 1984).Voor alle genoemde groepen geldt overigens als belangrijke psycho- sociale belasting de onregelmatige diensten. Ook
blijkt dat
de opvang en ondersteuning vanin
de problemen geraakte medewerkers/stersin
de meeste ziekenhuizenniet
goed is geregeld (Smulders e.a., 1985).Onduidelijk
isin
hoeverre de in- voering van nieuwe medische tech- nologieëntot
een zwaardere percep- tief-mentale belasting kan leiden.3.2.3. Fysisch belostende werhom- stand.igheden
Ten aanzien van geluid, mechanische
trillingen, klimaat
enlicht
isrelatief
weinig bekend met betrekkingtot
gezondheidsrisico's
in
de intramurale gezondheidszorg (WHO, 1983). We zullenin dit
kader met name aan- dacht besteden aan verschillende vormen van straling en aan ultrasoon geluid.a.
I oniserend,e straling. Potentieel blootgestelden aan elektromagneti- sche en ioniserendestraling zijn
de nucleair geneeskundigen en hun medewerkers/sters, de röntgenologen,de röntgenlaboranten en eventueel de verpleegkundigen die een patiênt tijdens het onderzoek begeìeiden.
Bij
bepaalde ingrepenwordt
een beroep gedaan op nieü-radiologische specialisten, bijvoorbeeld een gynae- 'coloog of cardioloog.Voorts
komt
het voor dat er durante operatione op de operatiekamer rönt- genfoto's gemaakt worden (bijvoor- beeÌdbij
fracturen). Verpleegkundi- gen en artsen kunnen dan ook op deze wijze bloot staan aanrönt-
genstraling (Smulders e.a., 1985).De belangrijkste vormen van straling die
in
de intramurale gezondheidszorg voorkomen,zijn
de:- gammastraìing. Als bron
in
het ziekenhuis kunnennatuurlijke
en artificiële radionucliden genoemd worden;- röntgenstraÌing. Röntgenapparaten, die gebruikt worden
in
diagnostiek en therapie vormen belangrijke bronnen van deze straling.Ioniserende straling kan leiden
tot
somatische schade
bij
de bestraalde zelf entot
genetische schade, dietot uiting komt bij
het nageslacht. Gene- tische effecten kunnen alleen op- tredenin
de reproduktieve fase, somatische effecten daarentegen kunnen het gehele leven optreden.Euraton heeft
richtlijnen
gegeven ophet
gebied van stralingshygiêne en preventie. De Nederlandse overheid heeft deze overgenomenin
de natio- nale wetgeving (Besluit Stralen- bescherming Kernenergiewet; BSBK,srb.
1986,465).b.
Ultra-uiolet straling (UV).Er
be- staat geen internationaal geaccepteer- delimiet
voor beroepsmatige bloot- stelling aan UV-straling. Dein
deliteratuur
genoemde limieten houden alleen rekening met de acute gezond- heidseffecten.Deze effecten
zijn
afhankelijk van de golflengte van het UV. De voorna¿un- stezijn
keratoconjunctivis en huide- rytheem. Cataractvorming kan na dagentot
weken optreden. Van UV-B is bekend datdit in
staat is huid- tumoren te veroorzaken na chroni- sche blootstelling.Als mogelijk blootgestelde groepen
in
de gezondheidszorg worden verpleeg- kundigen en fysiotherapeuten ge- noemd (Smulders e.a., 1985).c.
Laserstraling. Binnen de geneeskun- de wo¡den lasers gebruiktin
de spe- cialismen: chirurgie, keel-, neus- en oorheelkunde, de gynaecologie en de urologie.Letsels die kunnen ontstaan
zijn
oogletsels (UV: keratoconjunctivis;infra-rood : netvliesverbranding, cataract) en het zogenaamde 'op-
blazen' van het oog door te snelìe en te sterke
verhitting.
Infra-rood lasers kunnen ook alle graden van ver- branding veroorzaken, zowel van dehuid
als ook van het oog.Een ander risico van de Ìaser is elek-
trocutie.
Hoo gspanningsongevallen treden vooral opbij
experimenten(Anon, 1984).
Het
risico-aspect van het werken met Ìaserapparatuur isvrijwel
geheel terug te voerentot
een veiligheids- probleem.d.
Ultrøsoon geluid. BLj de niet-diag- nostische toepassingen gaat het om fysiotherapeutische, chirurgische en hyperthermische toepassing.Met betrekking tot
de diagnostische toepassingenluidt
de conclusie van de Gezondheidsraad (1986) dattot
op heden epidemiologisch onderzoek geen aanwijzing heeft gegeven dat diagnostisch gebruikt ultrageluid enig effect heeft op de ontwikkeling en groei van het embryo, noch dat er aanwijzingen
zijn
dat ultrageluid schade toebrengt aan genetisch mate-riaal
of kankerverwekkende eigen- schappen heeft.3. 2.
4.
Chemisch belastende factoren ReÌatief veel studieszijn verricht
naar mogelijke risico's van onco- chemotherapeutica, nârcosegassen, sterilisatiemiddelen en desinfectantia.(Voor uitgebreidere informatie zie:
MBL-TNO, 1985; Stijket e.a., 1983.) Deze groepen zullen we achtereen- volgens bespreken.
a.
Oncochernotherapeuticø. Het wer- kingsmechanisme vanbijna
alle stoffenuit
deze categorie is gericht op het remmen van de deling van kwaadaardige cellen. Behalve op de kwaadaardige celgroei heeft een groot aantal van deze stoffen ook direct of indirecte effecten op niet-kwaadaar- dige celdeling. Tevenszijn
er duidelij- ke gegevens waaruitblijkt
dat veel van deze stoffen mutageenzijn.
Bo- vendien is aangetoond dat de meeste stoffen toxisch zijn voor het on- geborenkind.
Ookzijn
er voldoende aanwijzingen gevonden dat een aan-tal
stoffen kankerverwekkendzijn
voor mens endier
(carmustine, cy- clofosfamide, dacarbazine, lomustine, azathioprine, vinblastinesulfaat en procarbazine HCt). De epidemiologi- sche gegevens over het kankerrisicobij
blootstelling aan cytostaticazijn
gebaseerd op het optreden van secun- daire tumorenbij
patiënten die met deze stoffen waren behandeld.Behalve mutageniteit, foetotoxiciteit en carcinogeniteit hebben oncochemo- therapeutica vaak ook een direct irriterende werking op huid of slijm-
vliezen van ogen en ademhalings- organen. Daarnaast kunnen ze over- gevoeligheden veroorzaken
(Stijkel
e.a., 1983).Het
personeel dat het risico loopt blootgesteld te worden aan deze stoffen,zijn
diegenen die ze bereiden of toedienen;in dit
kader met name artsen en verpleegkundigen op interne of oncologische afdelingen.b.
Anaesthesie gossen. Sedert 1967 is men zich ervan bewust geworden dat gasvormige anaesthetica gezondheids- risico's met zich meekun¡en
brengen voor met name de anaesthesist en het assisterend personeel(Stijkel
e.a., 1983; Ferstandi.g, 1982;Marier,
1982;Green, 1981;
Edling,
1980; Vessey enNunn,
1980; Patterson e.a., 1985).In
deliteratuur
worden neurologische afwijkingen, Iever- en nierbeschadi- gingen, immuunsuppressie entumor-
vorming beschreven (MBL-TNO, 1985).In
deliteratuur wordt
een relatie gelegd tussen werkenin
de anaes-thesie-praktijk
en een verhoogd voor- komen van miskramen.Minder
dui- delijke aanwijzingen worden gevon- den voor een verhoogde incidentie van aangeboren afwijkingen en een te laag geboortegewicht.Een nadeel van alle onderzoeken is
dat tot
op heden géén dosis-effectrelatie
aantoonbaar was. Cijfers over de mate van blootstelling, eventuele combinatie van stoffen evenals gege- vens over overige arbeidsomstandig- heden ontbreken.Er zijn
evenzeer andere factoren aan te geven die van invloed zouden kunnenzijn
op een spontane abortus,foetotoxiciteit of
teratogeniteit, zoals: andere chemi- sche stoffen, oniegelmatige werk-tijden,
stress en bijkomende bloot- stelling aan radio-actieve straliag.Mogelijk
blootgesteldenzijn
an- aesthesisten, operatiekamer-verpleeg- kundigen, anaesthesie-assistenten, operateurs en verpìeegkundig perso- neel van verkoeverkamers en intensi- ve-cares.Incidenteel
verricht
onderzoekin
enkele Nederlandse ziekenhuizen
laat
zien dat er wel concentraties gemeten werden van zowel halothaan als van lachgas die boven de grenswaarde liggen (MAC-waarde respectievelijk 5ppm en 25
ppm) (Kant
e.a., 1988).Eeí
algemeen inzichtin
de situatiem.b.t.
narcosegassenin
de Neder- landse ziekenhuizenontbreekt
(Ton- naer, 1980; Zwetver en Jansen, 1983;Jansen,1984).
c.
Chetnische sterilisatiemidd,elen en desinfectantia. Vanwege hun toxicolo- gische risico'swordt daarbij
met name gedoeld op ethyleenoxide, formaldehyde en glutaaraldehyde.Ten aanzien van deze middelen zijn drie besluiten
uit
de Wet op de medi- sche hulpmiddelen van toepassing (Stb. 1982, 663;Stb.
1983, 281; nogniet
gepubliceerd), die betrekking hebben op de handelin
toezicht, gebruik en registratie van sterilisato- ren en gesteriliseerde hulpmiddelen.- Ethyleen oxide
Sterilisatie-apparatuur
wordt
op zeer veel plekken binnenhet
ziekenhuis gebruikt. Blootstelling aan ethyleen- oxide kan vóórkomen ten gevolge van installatie-technische onvolkomen- heden, maar ook door onjuisteof
onvoldoendeventilatie bij
de sterili- satoren.De groep potentieel blootgestelden
zijn
behalve de medewerkers van de sterilisatie-afdeling ookzij
die ge- steriliseerd materiaal vervoeren en degene die op de afdelingen de kleine- re autoclaven bedienen-Als vroegst optredende effecten wor- den genoemd een verminderd DNA- herstel, een verhoogde frequentie van Sister-chromatide-exchanges en chro- mosoomafwijkingen (Smulders e.a., 1985). Ook het optreden van polyn- europatie
wordt
beschreven (Finelli, 1983), deze bleek overigens reversi- bel.Zoals ook
bij
dierproeven al was gebleken, worden als gezondheids- effectenbij
de mens mutageniteit, cytogenetische afwijkingen en carci- nogeniteit genoemd (Landrigan e.a.1984; MBL-TNO, 1985).
Mogelijk leidt
blootstelling van zwangeren aarl ethyleenoxidetot
een verhoogde kans op spontane abortus.- Formaldehyde
Formaldehyde
wordt in
ziekenhuizen gebruikt als desinfectans en preserve- ringsmiddel. De afdelingen waar blootstelling kan optredenzijn:
pa- thologische laboratorium, obductie- kamer, maar ookin
het mortuarium;voorts
wordt
hetgebruikt
op de haemodialyse-afdeling.Formaline
werkt
prikkelend op alle slijmvliezen. Hoge concentraties kunnen longoedeem veroorzaken en spatten in het oog kunnenblijvend
letsel geven. Lagere concentratieskun¡en
sensibilisatie van de lucht- wegen geven of opgelostin
water(> 2lo
formaline) sensibilisatie van de huid. Als gevolg van resorptie kunnen degeneratieve afwijkingen optredenin hart,
lever, nieren en hersenen.Formaldehyde is genotoxisch, het veroorzaakt genmutaties en chromo- soomafwijkingen. Volgens de
bij-
zondere Adviescommissie Formalde- hyde (1982) kan
niet
wordenuit-
gesloten dat formaldehyde carcinoge-
ne potentie heeft voor de mens. Epi- demiologische observaties bleken
tot
op heden negatief.
- Glutaaraldehyde
Deze
stof
wordt als desinfectans en preserveringsmiddel gebruiktin
waterige oplossing (2,5-100 g/Ì).Glutaaraldehyde kan
huidirritatie
en sensibilisatie veroorzaken, ook als rubberhandschoenen gedragen wor- den.Gegevens over carcinogeniteit en
mutageniteit zijn niet
bekend (Smul- ders e.a., 1985).Medisch personeel dat met deze stof
in
aanraking kan komen,zijn
ver- pleegkundigen op de intensive-careof
operatiekamer.- Hexachlorofeen
Deze stof heeft een bacteriostatische werking voor grampositieve micro- organismen en
wordt
als zodanig toegepastin
poeders en vloeibare of vaste zepen, met name ter voorko- ming van het overbrengen van stafy- lococcen (Anon, 1978: vragenru-briek).
In
enkele onderzoeken worden zwak- ke aanwijzingen gevonden voor een verband tussen contact met hexach- lorofeen en het voorkomen van mis- vormingenbij
het nageslacht (Balta- zat e.a., 1979", 1979b; Leenaars, 1981;Stijkel
e.a., 1983).Bij
gebruik vol- gens de voorschriften zouden de bezwa¡en geringzijn. Mogelijk
blooü- gestelden: operateurs (chirurgen, gynaecoìogen enz.), verpleegkundi- gen, anaesthesisten.-
Methylmethacrylaat
Deze stof
wordt gebruikt
als be- standdeel van botcement ten behoeve van chirurgisch gei'mplanteerde ge- wrichtsprothesen.De
stof
zelf, maar ook de damp dievrijkomt bij uitharding, werkt irrite-
rend ophuid
en slijmvliezen.In
dierexperimenteel onderzoek werden aanwijzingen gevonden voor terato- geniteit en embryotoxiciteit.
De werkers
in
de gezondheidszorg die met deze stofin
aanraking komenzijn:
orthopaeden, chirurgen, opera- tiekamerverplee gkundi gen.3.3. Biologische belasting
De infectie-risico's diein
de recenteliteratuur
het meeste aandacht heb- ben gekregen,zijn
AIDS, Hepatitis-B, cytomegalie en herpes, allen virusin- fecties. Bacteriiile infecties met risico van besmetting voor het personeelzijn:
Mycobacterium tuberculosis, Yersinia enterocolica, hemolytische streptococ (met name groep B), legio- nella pneumoniae en mycoplasma pneumoniae. >Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 4 61In
het algemeen is besmetting moge-lijk
via inhalatie, de beschadigdehuid,
slijmvliezen (met name conjuc-tiva)
ofvia
hetprikken
aan een besmette injectienaald (prikaccident).Als infectiebron worden genoemd:
humaan bloed, weefsels en excreta (feaces, urine) en aerosolen die ont- staan
bij
niezen en hoesten van in- fectieuze patiënten.Het
infectie- risico is het grootst daar waar inten- sief met patiënten en/of onderzoeks- materiaalwordt
omgegaan.Mogelijk
blootgesteldenzijn
artsen en ver- pleegkundigen op intensive-care afdelingen, de functie-afdelingen, de operatiekamers, de haemodialyse- afdeling en de verpleegafdeling.- Hepatitis-B
In
verband met deirreversibiliteit
van de leverafwijkingen die kunnen ontstaanbij
een Hepatitis-B infectie, kreegdit
risicotot
voorkort
de mees- te aandachtin
deliteratuur
(Smul- ders e.a., 1985). Sedert begin jaren '80 is vaccinatie tegenHepatitis-B
mogelijk. De Gezondheidsraad (nr.1984122) adviseert voor een aantal groepen vaccinatie tegen Hepatitis-B :
- verpleegkundigen, medicl en para- medici die geregeld intensief met bloed
in
aanraking komen (o.a. ope- ratiekamerpersoneel, intensive-care afdeling, punctie- en scopie-afdelin- gen);- personeel dat met niet-gefixeerd potentieel materiaal
werkt
(patholo- gisch anatomische afdeling);- personeel diaÌyse-afdeling, inclusief technisch onderhoudspersoneel (!) ; - Iaboratoriumpersoneel, diagnostisch en research (bloedafname, klinisch chemisch lab, enz.);
- verloskundigen;
- mondhygiënisten, kaakchirurgen e.d.;
- huishoudelijk personeel van
vuilver-
werking,transport
ofvuilverbran-
ding,In
alle andere groepenwordt tot
vaccinatie overgegaânbij
prikac- cidenten of als er onbeschermd bloed- of slijnvliescontact is geweest tussen een niet-beschermdindividu
en (ma-teriaal
van) een Hepatitis-B-positievepatiënt.
Botman e.a. (1984) achtendit
verantwoord.- Aids
Het
verworven immuundeficientie- syndroom (Aids) is sedert 1981 be- kend. De verwekker ishet
'human immunodeûciencyvirus' (HIV),
voor- heen LAV/HTLVIII
genoemd.In
de Verenigde Staten warenin
september 1986 meer dan24 000 patiënten bekend,in
Nederland bedroeg het aanüal toen 180. Men schat het aan-tal
ge'rnfecteerden met Aids 30tot
honderd maal hoger dan het aantal Aidspatiënten. Mensen die met HIV besmet
zijn,
vormen binnen drie maanden speciûeke tegen het virus gerichte antistoffen die echter het virus ni¿f onschadelijk maken. Deze groeploopt
- zoals men thans aan- neemt - een kans van 20tot
30/a op het ontwikkelen vanAids
(Nauta, 1986).De besmettingsrisico's
in
werksitua- tiesbij
verpleging en behandeling van Aidspatiänten is honderd maal klei- ner gebleken danbij
de verpleging van Hepatitis-B patiënten (Sande, 1986; Hiersch, 1985). Maatregelenter
voorkoming van HlV-besmetting worden binnen verschillende voor- Iichtingscampagnes weergegeven.- Tuberculose
Het
risico van tuberculosebesmetting voor ziekenhuispersoneel is onder de huidige omstandigheden gering te noemen. Op basis vanart.
3, onder A 3.2, van het Besluit eisen voor erken- ningen van ziekenhuizen van 26 november 1984, zijn een aantalricht- lijnen
met betrekkingtot
geneeskun- dig onderzoek vanin
ziekenhuis werkzaam personeel opgesteld.In
het algemeenwordt
pas onderzoek inge- steld, indien menin
aanraking is geweest met patiënten met een bacte- riologisch bewezen vorm van longtu- berculose.Het
grootste risico op besmetting van personeelligt in
patièntencontact met (nog)niet
gediagnosticeerde tbc- patiênten.Het
is dan ook van groot belang de tuberculine reactie van personeelsleden te kennen op het moment van indiensttreding (Patter- son,1985).- Cytomegalie en rubella
Voor zwangere vrouwen
vormt
be- smetting met deze virussen een risico vanìMege de kans op aangeboren afwijkingen. De grootste cytomegalie reservoirsblijken
te liggen op de kinderafdeÌing en op oncologische afdelingen onder patiênten die met immunosupporessiva worden behan- deld (Dworsky, 1983; Patterson, 1985).Wat
betreft rubellazijn bijna
alle vrouwen geboren na 1964 gevac- cineerd op 12-jarigeleeftijd.
3.4. Ploegenarbeid
In
de verplegingwordt
veelalin
een volcontinue, roterend drieploegen- stelsel gewerkt.Het
rooster is vaak extra onregelmatig door een korte planning en verschuivingen ten gevol- ge vanruilen
of ziekte. De laatste decennia is veel onderzoekverricht
naar circadianeritmiek in
verschillen- de functie-systemen.Bij
getijkblijvende werkbelastingblijkt
nachtwerk zwaarder en ver- moeiender tezijn
dan hetzelfde werk overdag (Vries de-Griever, 1987b).Er zijn
eveneens aanwijzingen dat door desynchronisatie van het circa- diane systeem op de lange duur scha- de aan het organisme kan ontstaan (Vries de-Griever, 1987a). Mensenblijken
's nachts gevoeliger voor schadelijke stoffenuit
de werkom- geving dan overdag,terwijl
ook het immuunsysteem minder effectief is.Stressoren
uit
het werk ofuit
de leefsituatie worden minder goed verdragenbij
een verstoord circa- diaan systeem. Ook kan een ver- storing van de spijsverterings- en metaboÌe processen ontstaan ten gevolge van het veranderd eetgedrag.In
sociaal-persoonlijk opzicht kunnen problemen ontstaan, daar de ploegen- werker âan een deel van de gezins- of socialeactiviteiten niet
kan deelne- men.Tevens
blijkt
dat een rooster waarbij men meer dan één nachtdienst ach- tereen heeft of een vroege aanvang van de ochtenddienst (langzaam roterende diensten), een duidelijke vergrote invloed heeft op het on- gevalsrisico (Folkard e.a., 1978;Baker, 1980).
4. Aanbevelingen ter beper- king van belastingsfactoren
In
deze paragraaf zullen we een aan-tal
mogelijkheden aangeven die de bedrijfsgezondheidszorg kan hanteren om met de eerdergenoemde ver- schillende belangencomponenten om te gaan.4.1
. Psycho-soc¡ale belasting
fnstrumenten om stress of perceptief- mentale belasting te meten,zijn
nauwelijks voorhanden. Vooralsno g zal de bedrijfsartsniet
veel meer kunnen doen dan het signaleren van psycho-sociale overbeÌasting (bijvoor- beeldvia
spreekuur). Een taak voor de bedrijfsartshierin
is het zichtbaar maken van structuren die stress- bevorderendzijn
en het bepleiten eninitiëren
van interventiesvanuit
de werkorganisatie.Bij
het inschatten van perceptief- mentale overbelasting is het behel- pen, Veelal zal de bedrijfsarts alleen af kunnen gaan op signalen als ver- moeidheid, slapeloosheid en con- centratiestoornissen, teruggan gin
prestatie e.d. (Jongh e.a., 1979).Het
mogeduidelijk zijn
dat m.b.t.psycho-sociale en perceptief-mentale belasting nader onderzoek onontbeer-
Iijk
is.I
I
4.2. Fysische, chemische
enbio- logische belasting
Aanziênlijk
meer kan de BGZ doen op het gebied van chemische en fysische beÌasting.Met
betrekkingtot
de fysische belastingzijn
een groot aantal factorenin
maat en getaluit
te drukken.Het
nauwgezetinventari-
seren middels arbeidshygitinisch onderzoek gevolgd door een nauw- keurige vastlegging,biedt
de bedrijfs- arts de mogelijkheid om op grond van verkregen gegevens adviezen ter voorkoming en beperking van ge- zondheidsrisico's te formuleren (la- waai, straling e.d.).Met
betrekkingtot
chemische stoffen staat de bedrijfsarts na eeninventari-
satie van dein
gebruik zijnde stoffen arbeidshygiënisch onderzoek ter beschikking om niveaus van bloot- stelling vast te leggen.Door
middel van metingen aan de mens(biomonitoring),
alsook door middel van metingen op de werkplek (environmentalmonitoring),
kan eenjuiste indruk
verkregen worden over de aard en hoogte van de blootstel-ling, terwijl
vervolgens deeffectiviteit
van genomen preventieve maat- regelen gecontroleerd kan worden.Op basis van de meetresultaten zal de bedrijfsarts moeten adviseren.
Hieruit vloeit voort
dat voorlichting en preventie een belangrijk onderdeel uitmaken van het bedrijfsgezondheid- kundig handelen.Bij
het voorkomen c.q. beperken van biologische risicofactoren kan de bedrijfsarts eenrol
vervullen middels een goed werkende infectiecommissie, waarin nâast de bacterioloog, de ziekenhuishygiênist ook de bedrijfs- artszitting
dient te hebben.Behalve
bij
preventie en voorlichting liggen zaken als aanstellingsonder- zoek, het bijhouden van de immuun- stalus van de werknemers en regi-stratie
van ongevallen en infectiesduidelijk
op het terrein van de BGZ.Het
mogeduidelijk zijn
dat met name op het gebied van de chemische belasting en de bioÌogische beìasting een geweldige know-howin
de instel- lingen aanwezig is. Deze know-how zal de kennis van de bedijfsartsin
veel gevallen verre overtreffen. De specifieke taak voor de bedrijfsarts is dan ook gelegen
in
hetfeit
dat de BGZ deze kennis moet inventariseren, bundelen en toepasbaar maken op de arbeidsomstandigheden van de werkers binnen de instellingen voorintramurale
gezondheidszorg, om zo te komentot
preventie van gezond- heidsrisico's voor de werkersin
deze sector.Met
betrekkingtot
de fysieke beÌas-ting
zaI de BGZ over voìdoende ergo-nomische kennis moeten beschikken om een deskundig advies te kunnen geven,
waarbij inzicht in
de organisa-tie
en taakvoorwaarden onontbeerlijk is.Bij
het geven van voorlichting c.q.onderricht met het doel fysieke belas-
ting
te beperken, is eveneens een taak weggelegd voor de BGZ.Duidelijk komt in
deliteratuur
de noodzaak naar voren van gedegen epidemiologisch onderzoek, zowel naar afwijkingen en klachten van het bewegingsapparaat, alsook naar taak, werkplekfacüoren en de invloed van onregelmatig werk op genoemde klachten.4.3. lnstrumenten bedrijfsge- zondheidszorg
Voor zover gezondheidsrisico's voor groepen werknemers binnen de ge- zondheidszorg bekend
zijn,
zal ge-richt
onderzoek moeten plaats heb- ben om gezondheidsrisico'sbij
het werken binnen de intramurale ge- zondheidszorg te beperken ofuit
te sluiten.Hiervoor
kan gedacht worden aan onderzoek aan de mens (een gericht aanstellings- en periodiek onderzoek) alswel onderzoek op de werkpÌek.Ten aanzien van
het
gericht periodiek onderzoek kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan groepen die blootstaan aanstraling
(BSBK, Stb.1986, 465), aan cytostatica of des-
infectia
(biologischemonitoring)
en het bijhouden van immuunstatus.Bij
werkplekonderzoek kan gedacht worden aan gestandaardiseerde ob- servaties,klimaatmeting,
toxicologi- sche omgevingsmeting op de werk- plek.Naast deze vormen van gericht on- derzoek dient de bedrijfsgezondheids- zorg op basis van waargenomen risicofactoren, gezondheidsschade, verzuim, arbeidsongeschiktheidstoe- tredingen of op basis van andere indicatoren de organisatie te advise- ren met betrekking
tot
veranderin- gen, risico's e.d.Hierbij dient
de bedrijfsgezondheids- zorg gebruik te maken van de des- kundigheid diein
de instelling voorintramurale
gezondheidszorgin
huisis
(bijvoorbeeld de bacterioloog, röntgenoloo g, ziekenhuishygiënist) teneinde hun kennis aan te voerenbij
de bevordering van de gezondheid van werknemers
in
de intramurale gezondheidszorg.L¡teratuur
- Anon; Vraag en Antwoord. Hexach- lorofeen. Ned. T. Geneesk., 1978, 122, 1811-1812.
- Anon; Kamer verlangt snelle oplossing agio-probleem. Ziekenhuis, 1984, 14, 343.
- Anon; Laserapparatuur. 1984,
Uit
rapport van wIBAz.- Baltazar, B. & E¡icson, A.; Delivery outcome in women employed in medical occupations in Sweden. J. Occup. Med,, L979a, 21, 543-548.
- Baker, D.; The use and health conse- quences of shift work. Int. J. of Health Services, 1980, 10r 405-420.
- BalLazar,8., Ericson, A. e.a.; Pregnancy outcome among women working in Swe- dish hospitals. New. Engl. J. Med., 1979b, 300,627-628.
- Bedrijfsvereniging voor de gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen;
Jaarverslagen 1984 en 1985.
- Bell, F., Dalgity, M.E. e.a.; Hospital ward patient-lifting tasks. Ergonomics, 1979,22, t257-L273.
- Bergh, v.d.-Braam, A.H.M.; 'Hoofdver- pleegkundigen' over leven in het zieken- huis. 1984, Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg.
- Besluit eisen van erkenningen van ziekenhuizen, 26 november 1984, art. 3
(43.2) Stb. 1984, 34,'s-Gravenhage.
- Besluit St¡alenbesche¡ming Kernenergie- wet (BsBK). Staatsblad, 1986, 465.
- Botman, M.J., Botte¡huis, J.A,M. e.a.;
Immunisatie tegen Hepatitis-B. Kosten en baten in een Nederlands Ziekenhuis. Ned.
T. Geneesk., 1984, 128, 17 48-L7 õ2.
- Dassen, T., Topman, H., Theunissen, F.
& Nijhuis, F.; De Intensive Ca¡e ver- pleegkundige en het medisch-technisch handelen. 1987, Maastricht: Rijksuniver- siteit Limburg.
- Dworsky, M.E., Welch, K. e.a.; Occupa- tional risk for primary cytomegalovirus infection among pediatric health care worke¡s. N. Engl. J. Med., 1983, 309, 905-913.
- Edling, C.; Anaesthetic gases as an occupational hazard. A review. Scan. J.
Wo¡k. Environm. Hlth., 1980, 6, 85-93.
- Ferstandig, L.L.; Trace concentrations of anaesthetic gases. Acta. Anaesth. Scan., 1982,75,38-43.
- Finelli, P.F.; Ethylene Oxide induced polyneuropathy. Arch. Neurol., 1983, 40, 4L9-423.
- Folka¡d, S., Monk, T.H. & M.C. Lob- ban; Short and long term Adjustment of Cyrcadian Rhytms in 'Permanent' Night Nnrses. Ergonomics, I978, 21, 785-?93.
- Gezondheidsraad; Advies inzake Hepati- tis B. 1984, 's-Gravenhage: Staatsuit- geverij Min. wvc,22.
- Gezondheidsraad; Het toepassen van ultrageluid in de geneeskunde. Advies inzake Ultrageluid.'s-Gravenhage,
juli
1986.
- Green, C.J.; Anaestetic gases and health
¡isks to laboratory personnel. Lab. An- imals, 1981, 15, 397-403.
- Hie¡sch, M.S. e.a.; Risk of nosocomial infection with human T-cel lymphotropic virus (n'rr,v-rrr). N. Engt. J. Med., 1985,
3t2, L-4.
- Jansen, A.; Oriênterend onderzoek naar de blootstelling aân narcosegassen bij het >
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 4 63operatiekaÍier- en anesthesiepersoneel.
1984, Breda: BGz West-Brabânt.
- Jongh, J. & Docter, H.J.; Bedrijfs- gezondheidszorg. I979, Leiden: Stafleu.
- Kant, Y., M. van Rijssen-Moll, L. de Jong; Lachgas concentraties in de opera- tiekamers en recovery van het Acade- misch Ziekenhuis Maastricht. Een in- ventarisatie van de blootstelling aan lachgas van het oK-personeel. Rapport met begeleidingseommissie, 1988.
- Landrigan, P.J., Meinhardt, T.J. e.a.;
Ethylene oxide: An ove¡view of toxicolo- gic and epidemiologic research. Am. J.
Industr. Med., 1984b, 103-115.
- Leenaars, L.; Ziekenhuismedewerkers en cytostatica. 1981, Den Haag: Staatsuit- geverij.
- Marier, J.R.; Halogenated hydrocarbon environmental pollution: The Special case of halogenated anaesthetics. Environm.
Res., 1982, 28, 2L2-239.
- Medisch Biologisch Laboratorium
tlto;
'Fysische, chemische en biologische risico- facto¡en voor ziekenhuispersoneel'. MBL, 1985.
- Munro, B.H.; Young graduate nurses, who a¡e they and what do they want? J.
Nursing Admin., 1983, 13, 21-26.
- Nauta, A.P.; Bedrijfsgezondheidszorg en Aids. Medisch Contact, 1986, 47, 1527- t528.
- l,tzt, Nationaal Ziekenhuis Instituut;
Statistiek personeelssterkte ziekteve¡zuim en personeelsverloop in de instellingen van intramurale gezondheidszorg, Utrecht.
1980-1987.
- NzI; De Intramurale gezondheidszorg in cijfers per 1 januari 1988. 1989, Utrecht:
NZI.
- Patterson, W.8., Graven, D.E. e.a.;
Occupational Haza¡ds to Hospital Pe¡son- nel. Annals of Intêrnal Medicine, 1985, 102, 658-680.
- Pottier, M. & Estryn-Behar, M.; L'ergo- nomie du travail infrmier. Trav. hum., 1980,43, 120-158.
- Rijssen van-Moll, M., Nijhuis, F., Meijers, M., Borne van de, P. & De Boorder,
Tj.;
Bedrijfsgezondheidszorg voo¡ de intramurale gezondheidszorg in Nede¡Iand. Gezondheidsrisico's, structuur en inhoud. 1988, Den Haag: oce, S-39.- Sande, M.A.; Transmission of Aids. The case against Casual Contagion. N. Engl.
J. Med., 1986, 314, 380-382.
- Smulders, P.G.W., Bragt, P.C. e.a.;
Arbeidssituaties en bedrijfsgezondheids- zorg in ziekenhuizen. 1985, Den Haag:
DGA S14,
- Stubbs, D.4., Rivers, M.P. e.a.; Back pain research. Nurs. Times, 1981,77, 857-8.
- Stubbs, D.4., Buckle, P.\il. e.a.; Back pain in the nursing profession: Epidemio- logy and pilot methodology. Ergonomics, 1983, 26, 755-765.
- Stijkel, 4., Zielhuis, R.L. e.a.; Risico's van chemische stoffen voor vrouwen in het beroep. Literatuu¡studie DcA door Coro- nel Laboratorium, 1983.
- Tonnaer, L,; Narcosegassen in operatie- kamers. St. Radboud Ziekenhuis, Nijme- gen, 1980.
- Vessey, M.P., Nunn, J.F.; Occupational hazards of anaesthesia. Brit. Med. J., 1980,281, 969-8.
- Vries de-Griever, 4., Meijman, T. e.a.;
Ploegendienst als a¡beids- en leefomstan- digheid. Deel
I:
Rock around the clock.1987a, Amsterdam: Stichting ccoz.
- Vries de-Griever, A.; Evaluatief lite¡a- tuuronde¡zoek ploegendienst. Deel rr:
'Rythm and Blues'. 1987b, Amsterdam:
Stichting ccoz.
-'Wet op de medische hulpmiddelen; Stb.
1982, 663, stb. 1983, 281.
- World Health Organisation (wno);
Occupational hazards in hospitals. Report on a wuo-meeting (Den Haag, 1981).
1983, Kopenhagen: wuo (Emo reps. studs.
80).
- Zwerver, C. & Jansen, E.; Bedrijfs- hygiënisch onderzoek in het Ignatius Ziekenhuis te B¡eda. Wageningen, Land- bouw Hogeschool, 1983, 171.