• No results found

Natuur.focus 2006-1 Verrassende spinnenrijkdom in Antwerpse binnenstad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2006-1 Verrassende spinnenrijkdom in Antwerpse binnenstad"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.focus

Spinnen in Antwerpen

Ecologie

van ondiepe vijvers

Achteruitgang van orchideeën

Studie

(2)

Verrassende spinnenrijkdom in Antwerpse binnenstad

Kapstok voor ecologisch beheer van stedelijk groen

KOENVANKEER& JOHANVANKEER

Onderzoek naar de fauna van steden is eerder zeldzaam. Bestaande onderzoeken lichten bepaalde habitatsegmenten uit de binnenstedelijke biotoop (braakgronden, riolen,…) of behandelen juist gehele grootstedelijke gebieden, inclusief de groene ruimten die zich vaak aan stadsranden bevinden.

Voorliggend onderzoek heeft de ambitie inzicht te geven in de spinnenfauna die zich handhaaft in sterk verstedelijkt gebied. De resultaten bieden argumenten voor een spinnenvriendelijk ecologisch beheer van binnenstedelijk groen, wat momenteel nog vaak verwaarloosd wordt door de lokale besturen in ons land.

Toenemend belang van steden

De stedelijke biotoop wint reeds enkele decennia aan belang. Dat is vooral te wijten aan de kwantitatieve toename van verstede- lijkte oppervlakte overal ter wereld. Boven- dien heeft deze biotoop en de ecologische toestand ervan een belangrijke impact op de grote hoeveelheden mensen die er wonen. In 1900 leefde slechts 9% van de wereldbevol- king in verstedelijkt gebied. Dit cijfer liep op tot 40% in 1980 en 50% in 2000 (McIntyre et al. 2000). De Wereldbank verwacht een toename tot bijna 60% tegen 2025 (World Bank 2000).

Zoals geweten spelen spinnen een belangrij- ke rol in het bedwingen van populatie-explo- sies bij allerlei ongewervelden (vb.Alderwei- reldt 1994). In dichtbevolkte gebieden als steden is de impact van dit predatie-effect op de ongewervelde fauna zo mogelijk nog directer voelbaar voor de mens dan in min- der dichtbevolkte gebieden. Het belang van spinnen voor de mens in sterk verstedelijkt gebied verantwoordt daarom een grondige studie van de spinnensamenstelling van een representatieve binnenstad.

Figuur 1: Ligging van het studiegebied in de stad Antwerpen, met in rood aangeduid, het onderzochte binnenstadsgedeelte en in het zwart de sterk verstedelijkte "controlegordel" tot aan de Singel.

(Bron kaart: Toeristische plattegrond VVV Antwerpen; Falkplan-Suurland bv Eindhoven)

(3)

Gebied en methodiek

Het onderzochte gebied bevindt zich in de stad Antwerpen, meer bepaald binnen de lei- engordel (van zuid naar noord: Amerikalei, Britselei, Frankrijklei en Italiëlei). De leien vormen een boulevard die rond het midden van de 19de eeuw werd aangelegd, min of meer op het parcours van de 16de eeuwse Spaanse omwalling rond de toenmalige stad Antwerpen. Zij vormen de oostgrens van het onderzochte gebied. Als noordgrens werden de Londenstraat en Amsterdamstraat geko- zen,terwijl de zuidgrens wordt gevormd door de Jan Van Gentstraat en de Namenstraat.De westgrens is de rechter Schelde-oever. De totale oppervlakte van dit stadsgedeelte (verder "binnenstad" genoemd) bedraagt 5,3 km2(Figuur 1).

De binnenstad vormt als referentiëel onder- zoeksgebied voor sterk verstedelijkte bioto- pen een uitstekende case study. Enerzijds is er de brede "controlegordel" van sterk verste- delijkt gebied rondom de binnenstad (Figuur 1). Die gordel wordt gevormd door de zone tussen de leien en de Singel (=de stadsrand).

Buiten de Singel wordt het landschap gelei- delijk meer ruraal.Anderzijds is er de Schelde die over de gehele lengte van de binnenstad een relatief brede natuurlijke grens vormt (±

370m op kleinste breedte en ± 480m op grootste breedte). Door dit stadsgedeelte als geografisch onderzoeksgebied te kiezen, ver- mijden we de jarenoude discussie omtrent de kwantificeerbaarheid van menselijke invloe- den op een biotoop en daarmee samenhan- gend de moeilijke definitie van "verstedelijkt gebied" (McIntyre et al. 2000).

De Antwerpse binnenstad heeft zeer weinig

"groene" plaatsen. Alle grotere Antwerpse oppervlakten met ruim aanwezige vegetatie, zoals het Stadspark, bevinden zich buiten de leiengordel. Binnen die gordel moet Antwer- pen het op dat vlak stellen met enkele tui- nen bij hoofdzakelijk kerkelijke gebouwen.

Verder is er de Botanische tuin en één grote- re binnenplaats bij een sociale woningcom- plex (Kloosterstraat). De aanplantingen zijn zeer divers zonder dat een plantensoort dominant optreedt. De meest voorkomende boomsoorten zijn wel Linde (Tilia spec.) en Plataan (Platanus spec.).

De bemonsterde biotopen zijn dus hoofdza- kelijk gebouwen en tuinen die als belangrijk- ste kenmerk hebben dat ze meestal omslo- ten zijn door relatief hoge muren. Ook wer- den de gegevens gebruikt van het onderzoek dat Herman Vanuytven deed in de Antwerp- se riolen (Vanuytven 1986). Het zwaarte- punt van de onderzoeksperiode ligt tussen september 2004 en oktober 2005. Tijdens een 40-tal excursies werden vooral hand-

vangsten uitgevoerd. Het bemonsteren door

"kloppen" van struiken in tuinen en openba- re aanplantingen gebeurde op een 5-tal gele- genheden.

Van mei tot en met oktober 2005 werden op twee locaties -de overwoekerde binnen- plaats van het voormalige Sint-Pauluskloos- ter en de tuin van het vroegere Kapucijner- klooster aan de Italiëlei (nu Pax Christi Vlaan- deren)- telkens twee bodemvallen (10x10 cm) geplaatst en tweewekelijks geleegd. De mogelijkheid tot het veilig plaatsen van bodemvallen is in het onderzochte gebied beperkt door de alomtegenwoordige mense- lijke verstoring. De Sint-Paulussite is echter gedurende vele jaren quasi ongemoeid gela- ten, waardoor de geplaveide binnenplaats volledig overwoekerd is geraakt met struiken (o.a. Gewone vlier Sambucus nigra), hoge grassen en kruiden. De tuin van het voorma- lige Kapucijnerklooster wordt relatief regel- matig onderhouden op klassieke wijze (plan- tensoorten gegroepeerd, onkruid gewied).

Algemene resultaten

In totaal werden 108 verschillende spinnen- soorten aangetroffen (de volledige lijst van alle gevonden soorten is te vinden op http://www.natuurpunt.be/focus). Negen daarvan figureren om verschillende redenen op de Rode Lijst van zeldzame en bedreigde spinnen in Vlaanderen (Maelfait et al. 1998).

Er werd één nieuwe soort voor België (Clu- biona leucaspis Simon, 1932 of Witrugzak- spin) aangetroffen onder schors van Linde op het Steenplein bij de Schelde. Het gaat om een Zuiderse soort die haar areaal de laatste jaren noordelijk uitbreidt (o.a. Malten 1994;

Staudt et al.2005;Szinetár & Horváth 2004).

Voor een bespreking van de opmerkelijkste vangsten, verwijzen we naar Van Keer & Van Keer (2005).

Op basis van visuele waarnemingen en occa- sionele tellingen werd een lijst met de 7 alge- meenst voorkomende soorten samenge- steld (Tabel 1). Niet toevallig gaat het zon- der uitzondering om spinnen die bijna uit-

sluitend in de buurt van mensen gevonden worden. Enigszins onverwacht was de vast- stelling dat de Grote Huisspin (Tegenaria parietina) afgetekend de algemeenste Huis- spinsoort is in de binnenstad. Op basis van andere faunistische onderzoeken en litera- tuurstudie werd verwacht dat eerder de Gewone Huisspin (T. atrica) of de Grijze Huisspin (T. domestica) dominant zouden geweest zijn. De Grote Huisspin werd tot nu in buurlanden als Nederland (Tutelaers 2005) en Duitsland (Staudt et al. 2005) niet algemeen aangetroffen. Ook opvallend is het voorkomen van de Grote Steatoda (Steato- da grossa) in de lijst van algemeenste Ant- werpse spinnen. Dit is een exoot, die echter waarschijnlijk al vele decennia terug in Ant- werpen werd ingevoerd. Sinds 1978 is ze offi- ciëel voor België gemeld (Kekenbosch &

Baert 1978).Verwante soorten als de Koffie- boonspin (Steatoda bipunctata) en de Huis- steatoda (Steatoda triangulosa) komen in Antwerpen voor op veel minder locaties en in veel lagere aantallen. Het is niet ondenk- baar dat deze soorten werden en worden ver- drongen door de Grote Steatoda. Smithers (1990) uitte hetzelfde vermoeden bij een onderzoek van huisbewonende spinnen in Plymouth (Engeland).

De Grote Trilspin (Pholcus phalangioides) is overduidelijk de dominante trilspinsoort in de binnenstad, daar waar ze op vele plaatsen in de Antwerpse haven werd vervangen door de exotische Marmertrilspin (Holocnemus pluchei) (Van Keer & Van Keer 2001). In wel- ke mate steden een geschikte uitvalsbasis vormen voor de verspreiding van exoten, is niet duidelijk. De gekende verspreiding van de Grote Steatoda in Nederland en Duits- land lijkt er op te wijzen dat deze soort voor- lopig vooral in verstedelijkt gebied voorkomt (Staudt et al. 2005; Tutelaers 2005).

Onverwacht grote soortendiversiteit

Voor de aanvang van de bemonsteringsac- ties, werd een lijst opgesteld met de soorten Wetenschappelijke naam Nederlandse naam

1. Tegenaria parietina (Fourcroy 1785) Grote Huisspin 2. Pholcus phalangioides (Fuesslin 1775) Grote Trilspin 3. Amaurobius similis (Blackwall 1861) Muurkaardespin 4. Theridion melanurum (Hahn 1831) Muurkogelspin 5. Zygiella x-notata (Clerck 1757) Venstersectorspin 6. Segestria bavarica (C.L. Koch 1843) Muurzesoog 7. Steatoda grossa (C.L. Koch 1838) Grote Steatoda

Tabel 1: Lijst met de zeven algemeenste spinnensoorten in de Antwerpse binnenstad

(4)

die verwacht konden worden in een sterk verstedelijkte biotoop. Op basis van litera- tuurgegevens en persoonlijke ervaring met het verzamelen in een dergelijke biotoop,tel- de de lijst een 50-tal namen. Het uiteindelijk aangetroffen aantal van 108 soorten, verras- te zowel de onderzoekers als zowat alle arachnologen die er kennis van namen. Der- gelijke grote soortendiversiteit van meer dan 1/7 van de totale Belgische spinnenfauna werd niet verwacht in een weinig gevarieer- de biotoop als een stad. Dit gegeven dwingt ons dus het beeld van een weinig gevarieer- de aan mensen gebonden spinnenfauna in binnensteden, bij te stellen.

Bovendien werden 9 soorten gevonden die figureren op de Vlaamse Rode Lijst van zeld- zame en bedreigde spinnen (Maelfait et al.

1998). Vijf soorten staan geboekstaafd als

"zeldzaam", één als "kwetsbaar" en drie als

"sterk bedreigd". Zeker zes van de negen soorten hebben stabiele populaties in de bin- nenstad. De aanwezigheid van de Bleke Ren- spin (Philodromus albidus) is het meest mar- kant omdat deze sterk bedreigde soort in vier verschillende tuinen, verspreid in de binnen- stad gevonden werd en dus residentiëel kan genoemd worden. Bovendien is zij één van de weinige aangetroffen Rode lijstsoorten die in die lijst werden opgenomen omwille van habitatschaarste.Volgens de literatuur zou ze als geprefereerde habitat "zomen van droger loofbos" hebben (o.a. Maelfait et al. 1998).

Het geplande onderzoek naar de spinnenfau- na van de Gentse binnenstad zal uitwijzen of dezelfde soortendiversiteit ook in Gent kan worden vastgesteld. Wij vermoeden dat dit het geval zal zijn en wijten de verbazing bij arachnologen over de aangetroffen relatief

grote spinnendiversiteit voornamelijk aan een gebrek aan kennis over stedelijke spin- nenfauna.

Hoewel de verleiding groot is om voor de binnenstad te gewagen van lagere densitei- ten van spinnenpredatoren zoals nogal wat vogelsoorten, zijn gegevens hierover voor Antwerpen niet beschikbaar. Bovendien toont voorliggend onderzoek enkel een gro- te soortendiversiteit aan spinnen en getui- gen bijvoorbeeld de valvangsten allerminst van een grote densiteit van de aangetroffen spinnenpopulaties.

Veeleisende spinnen

Op het vlak van spinnenecologie was vooral

de vangst van soorten die we helemaal niet verwacht hadden in binnenstedelijke tuinen of tuintjes, opmerkelijk. Op basis van eerde- re vangsten en van literatuurgegevens, asso- cieerden we deze soorten exclusief met een meer "natuurlijke" biotoop, met grotere

"groenoppervlakten" of alleszins met grote- re oppervlakten van geschikte habitat. Een enigszins verkeerde veronderstelling, zo blijkt uit dit onderzoek. Soorten als de Groe- ne Krabspin (Diaea dorsata), de Eikenspring- spin (Ballus chalybeius) en de Kleine Bosko- gelspin (Paidiscura pallens) werden alle met meerdere exemplaren op verschillende plaatsen aangetroffen. In de genoemde gevallen ging het om kleine struikpartijen in stadstuinen (Figuur 2). Plaatsen waar tussen 2-30 bomen stonden aangeplant, bleken dan weer voldoende om typische boomsoorten zoals de Buxusrenspin (Philodromus buxi),de Schorsdwergspin (Moebelia penicillata), de Witrugzakspin (Clubiona leucaspis), de Boomzesoog (Segestria senoculata), de Boomstammierspin (Arboricaria subopaca) en de Schorszebraspin (Salticus zebraneus) te herbergen (Figuur 3).Hoewel het voedsel- aanbod in deze "kleine biotopen" vermoede- lijk kleiner is dan in meer natuurlijke situa- ties, vinden deze soorten toch voldoende prooien om er kleine populaties te onder- houden.

Ook de stad krijgt het warm

We menen in deze studie verschillende fau- nistische indicaties voor klimaatsopwarming in onze streken te ontwaren:

- De opvallende vondsten van twee spinnen- soorten (de Huismuursluiper of Scotophae-

Figuur 2: Typische struikpartij in de Antwerpse binnenstad, in de tuin van de Academie voor Schone Kunsten.

Vindplaats van onder andere de sterk bedreigde Bleke Renspin (Philodromus albidus).

Figuur 3: Een aantal aangeplante bomen op de parking van het Steenplein volstaan om populaties van typische boomsoorten te handhaven.

(5)

us scutulatus en de Gewone Dwergzesoog Oonops pulcher) onder schors van Plataan kunnen wijzen op een wijzigende habitat- voorkeur. Bij ons zijn deze soorten bekend als uitgesproken gebonden aan een menselijke omgeving en voorkomend in en aan huizen (Roberts 1998). Bijzonder interessant is het gegeven dat deze soorten in het zuiden van Europa vaak onder schors van Plataan wor- den gevonden. De betreffende Antwerpse Platanen staan echter al tientallen jaren op dezelfde plaats en de 2 genoemde spinnen- soorten werden op verschillende locaties aangetroffen. Het minder afhankelijk wor- den van een warme menselijke omgeving, zou in dit geval dus logischerwijs kunnen te wijten zijn aan een stijging van de omge- vingstemperatuur.

- De Marmertrilspin (Holocnemus pluchei):

in eerdere artikels beschreven we reeds de inburgering van deze mediterrane trilspin- soort in het Antwerpse havengebied (Van Keer & Van Keer 2001, 2003). Daar wordt ze zowel aan gebouwen als in putten langs de wegkant in grote aantallen gevonden. De soort heeft er op verschillende plaatsen reeds de inheemse Grote Trilspin (Pholcus phalangioides) verdrongen. Er werd voor- speld dat de Marmertrilspin haar areaal bui- ten de Antwerpse haven zou uitbreiden en dat blijkt nu ook te gebeuren. Tijdens voor- liggend onderzoek werd ze aangetroffen op twee plaatsen in de binnenstad (Figuur 4).

- Noordelijke areaalgrens: Opvallend was ook de vangst van een aantal soorten waar- van in de literatuur wordt gesteld dat zij hun noordelijke areaalgrens bij ons hebben: het Zuiders Kaardertje (Dictyna civica), de

Buxusrenspin (Philodromus buxi),de Witrug- zakspin (Clubiona leucaspis) en de Vierspits- spinneneter (Ero aphana) zijn in dat geval.

Twee andere soorten bereiken hier dan weer hun zuidelijke areaalgrens, nl. de Bolkop- struikdwergspin (Entelecara congenera) en het Putkopruwborstje (Erigonella hiemalis) en zouden op termijn wel eens uit onze regio kunnen verdwijnen bij een stijgende tempe- ratuur.

Opvallend

ondervertegenwoordigd

In het gehele onderzoek werden slechts 2 exemplaren van de op de grond jagende familie Wolfspinnen (Lycosidae) en 3 van de familie van de Bodemjachtspinnen (Gna- phosidae) gevonden. Waarom deze families zo opvallend ondervertegenwoordigd zijn, blijft alsnog een raadsel. Speculaties gaan in de richting van de voor Wolfspinnen te gro- te afstand tot bronpopulaties, die succesvol- le kolonisatie zou tegengaan. Een element dat deze verklaring schijnt te ondersteunen is het feit dat de twee aangetroffen exem- plaren gevonden zijn op de twee locaties waar de controlegordel van sterk verstede- lijkt gebied het smalst is. Op die plaatsen zou de afstand tot bronpopulaties voor Wolf- spinnen dus gemakkelijker overbrugbaar kunnen zijn. Toch spelen vermoedelijk ook habitat-gebonden factoren een rol zoals een te lage dichtheid aan mogelijke grondbewo- nende prooien.

Beleidsadvies

Ons beleidsadvies aan de Stad Antwerpen spitst zich in deze fase toe op behoudsmaat- regelen voor spinnen in het stedelijk groen.

Toekomstig onderzoek van de fauna in de zogenaamde "controlegordel" (tussen leien en Singel) zal helpen om de noodzakelijke data te verzamelen om gefundeerde conclu- sies te kunnen trekken in verband met de invloed van de afstand tot een meer rurale biotoop op de soortensamenstelling. Dit zal ons ook toelaten de wenselijkheid van meer uitgebreide beheersmaatregelen, zoals de aanleg van groene corridors of schaalvergro- ting van bestaande habitatfragmenten, te evalueren. Een inzicht in de specificiteit van een binnenstedelijke spinnenfauna, tegen- over niet-permanente populaties of toeval- lige "indringers" is hiervoor onontbeerlijk.

Anderzijds zal een vergelijkbaar faunistisch onderzoek naar de spinnen van de Gentse binnenstad in 2006 onder andere meer inzicht verschaffen in mogelijke classificatie en gebruik van indicatorsoorten voor derge- lijke biotopen. Overeenkomsten en verschil- len tussen de binnenstedelijke spinnenfau-

na's van Gent en Antwerpen kunnen aanlei- ding geven tot de ontdekking van stadseigen factoren en omstandigheden. Deze kunnen dan gebruikt worden om de respectievelijke ecologische beleidsadviezen te verfijnen.

Behoudsmaatregelen

De opmerkelijke vaststelling dat nogal wat spinnensoorten populaties kunnen vormen op kleine oppervlakten geschikte habitat, biedt perspectieven voor een biodiversiteits- beleid in de binnenstad waarbij tegenover beperkte kosten, hoge (biodiversiteits)baten kunnen staan. Concreet konden we vaststel- len dat kleine oppervlakten met struiken of bomen volstonden om stabiele populaties van respectievelijk typische struik- of boom- soorten te handhaven. Beperkte oppervlak- ten braakliggend terrein zorgen ook voor een specifieke fauna, zoals reeds eerder werd aangetoond door onderzoek in Rotterdam (Reumer 1996). Deze vaststellingen laten ons toe om te stellen dat het belang van genoemde kleine "groenoppervlakten" voor de binnenstedelijke biodiversiteit tot nu toe vaak onterecht werd onderschat.

Een herwaardering van struik- en boompar- tijen, en het braak laten liggen van binnen- stadsgebied, lijkt ons te moeten resulteren in een beleid dat erop gericht is deze plekken te behouden en elke gelegenheid te baat te nemen om -zelfs minieme- vrije oppervlak- ten op deze wijze te beplanten of (tijdelijk) te laten braak liggen.

Het behoeft weinig argumentatie dat de spinnenpopulaties in genoemde "groene eilandjes" uiterst kwetsbaar zijn. Vooreerst

Figuur 4: De van oorsprong Mediterrane Marmertrilspin (Holocnemus pluchei) had zich reeds met grote populaties gevestigd in de Antwerpse haven

en trekt nu langzaam de binnenstad in.

Figuur 5: Vindplaatsen van de sterk bedreigde Bleke Renspin (Philodromus albidus) in de Antwerpse binnenstad. Vermoedelijk vindt kolonisatie plaats

vanuit nabijgelegen binnenstadstuinen.

(Bron kaart: Brondata)

(6)

maakt de kleinschaligheid van de populaties hen gevoelig voor uitsterven (Shaffer 1981).

Aangezien kleine habitatfragmenten (zoals stadstuinen) sterk onderhevig zijn aan rand- effecten (Desender et al. 2005), is bijvoor- beeld concurrentie van habitatvreemde

spinnensoorten nooit ver weg. Het ruimte- lijke isolement is echter vrij beperkt (de afstand tot andere tuinen is zelden groot) en de verspreiding van sommige soorten doet een kolonisatie vanuit andere binnenstads- tuinen vermoeden (Figuur 5).

Behoud en aanleg van tuinen en braaklig- gend terrein zijn cruciaal voor het bevorde- ren van de binnenstedelijke spinnensoorten- diversiteit en dus vermoedelijk voor de bio- diversiteit in haar geheel.

SUMMARY BOX:

VANKEERK. & VANKEERJ. 2006. Surprisingly high spider diversity in the inner city of Antwerp. Indicators for ecological management in cities. Natuur.focus 5 (1): 17-21.

During more than a year, the Antwerp inner city was searched for spiders. 108 species were found, including one species new to Bel- gium.Together with the established presence of 9 species that occur on the 'Red List' of rare and endangered spider species in Flanders, this high diversity argues with the relative defeatism concerning

ecological management of strongly urbanized environments in Bel- gium.Species composition shows that preserving and creating -even small surfaces- of wasteland, areas with shrub vegetation and plan- tings of trees is crucial for spider species diversity in inner city are- as. Quite some species on the list give cause to reflection on the rea- sons for the clear northward extension of their area of occurence or for their changing choice of habitat. The unexpected occurrence of some species, as well as the under-representation of some families raise ecological questions.

DANK:

Stadsonderzoek vraagt noodzakelijk de medewerking van vele men- sen: graag danken wij Herman De Koninck en Herman Vanuytven voor de assistentie bij het verzamelen van spinnen in het beschre- ven gebied en Herman Vanuytven ook voor het gebruik van data uit vroeger onderzoek. De burgemeester en het schepencollege van de stad Antwerpen willen we danken voor het verlenen van een offi- ciële toelating tot het onderzoeken van openbare plaatsen en van stadseigendommen.Vele particulieren en diverse kerkelijke instan- ties waren zo vriendelijk de toegang te verlenen tot hun eigendom- men. Dank ook aan Katrien en Patrick, aan architect Dirk De Schep- per en de mensen van Group L, die ons toelieten gedurende 6 maan- den bodemvallen te plaatsen op de Sint-Paulussite en aan Pax Chris- ti Vlaanderen dat hetzelfde toeliet in de tuin van het vroegere Kapu- cijnerklooster aan de Italiëlei.

Referenties

Alderweireldt M. 1994. Prey selection and prey capture strategies of erigonid and linyphiid spiders in high-input agricultural fields. Bull. Br. Arachnol. Soc. 9: 300-308.

Desender K., Honnay O. & Maelfait J.P. 2005. Behoudsmaatregelen voor kleine en geïsoleerde popula- ties: verbinden of vergroten? Natuur.focus 4 (3):95-100.

Kekenbosch J. & Baert L. 1978.Araignées nouvelles pour la faune de Belgique. Bull.Ann. Soc. R. Belg. Ent.

114:59-61.

Maelfait J.-P., Baert L., Janssen M. & Alderweireldt M. 1998. A Red list for the spiders of Flanders. Bulle- tin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Entomologie, 68, 131-142.

Malten A. 1994. Fünf für Deutschland neue Spinnenarten - Leptyphantes midas, Neriene furtiva, Hah- nia petrobia, Clubiona leucaspis, Diaea pictilis (Araneae: Linyphiidae, Hahnidae, Clubionidae, Thomi- sidae). Arachnol. Mitt. 8:58-62.

Mcintyre N.E., Knowles-Yanez K. & Hope D. 2000. Urban ecology as an interdisciplinary field: differen- ces in the use of "urban" between the social and the natural sciences. Urban Ecosystems. Springer Science+Business Media 4 (1): 5-24.

Reumer J.W.F. 1996. Flora en fauna van het Rijndam terrein (Rotterdam). Natuurmuseum Rotterdam.

Stadsecologische reeks 2: 15-40.

Roberts M.J. (Noordam A. red.) (1998). Spinnengids. Tirion Natuur.

Shaffer M.L. 1981. Minimum population sizes for species conservation. Bio Science 30:131-134.

Smithers P. 1990.A survey of spiders from houses in the Plymouth area. Newsl. Br. arachnol. Soc. 59: 4-5.

Staudt A., Blick T., Finch O.D., Kreuels M., Malten A., Muster C. & Ratschker U. 2005. Nachweiskarten der Spinnentiere Deutschlands (Arachnida: Araneae, Opiliones, Pseudoscorpiones) Arachnologische Gesellschaft. http://spiderling.de.vu/

Szinetár C. & Horváth R. 2004. Habitat selection and fenology of Clubiona leucaspis Simon, 1932 in Hungary. Congress guide 16th International Congress of Arachnology. Poster presentations, p. 273.

Tutelaers P.T.H. 2005. Benelux spider distribution maps. http://artemis.icts.tue.nl/~ptutelae/SpiBene- lux/

Van Keer K. & Van Keer J. 2001. Ingeburgerde exotische trilspinnen (Araneae: Pholcidae) in Antwerpse haven en enkele algemene bedenkingen bij spinnenmigratie. Nwsbr. Belg. Arachn.Ver. 16 (3): 81-86.

Van Keer K. & Van Keer J. 2003. In België aangetroffen exoten (Araneae) uit de collectie J.Van Keer. Nwsbr.

Belg. Arachn. Ver. 18 (2-3): 78-83.

Van Keer K. & Van Keer J. 2005. The spiders (Araneae) of Antwerp inner city: faunistics and some reflec- tions on ecology. Nwsbr. Belg. Arachn. Ver. 20 (3): 81-90.

Vanuytven H. 1986. Spiderfauna of the Antwerp sewers (Araneae). Phegea 14: 127-129.

Vanuytven H. 2005. Spinnen. Leven op acht poten. Panaman.

World Bank 2000. Entering the 21st century. World Development Report 1999/2000.

http://www.worldbank.org/wdr/2000/index.html.

AUTEURS:

Koen Van Keer is secretaris van de Belgische

Arachnologische Vereniging ARABEL en auteur van zowel wetenschappelijke publicaties over spinnen als van het vulgariserende werk "In de herfst komen ze binnen. Zin en onzin over spinnen". Johan Van Keer is lid van ARABEL en internationaal erkend specialist in de spinnenfamilie Theridiidae (Kogelspinnen).

CONTACT:

Koen Van Keer, Belgische Arachnologische Vereniging, Oude Beurs 60, 2000 Antwerpen. E-mail:

koen.vankeer@telenet.be

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als het niet mogelijk is de werken in het broedseizoen op te schorten, wordt er best voor gezorgd dat de verstoring die de vogels aantreffen op het moment dat ze zich willen

Laurijssens kreeg tweemaal een boommarter voor de lens van zijn cameraval in de bossen van Oostmalle: op 6 mei en 21 mei 2015..

In de analyse van het plan-MER moet rekening gehouden worden met het feit dat de lokale impact van nieuwe hoogspanningslijnen (incl. prioritering van milderende maatregelen)

Om de oorzaken van eventuele trends te achterhalen, is het aangewezen per rastereenheid een aantal parameters mee te nemen die bepalend kunnen zijn voor de

Het gemiddeld aantal Geoorde Futen, waar- genomen per decade op Hooge Maey tij- dens de periode eind juni - eind september 1999 - 2005 wordt weergegeven in Fig.. Het maximum van

Veel van dergelijke geschikte kunstmatige bio- topen zijn te vinden op werven in de Antwerpse haven, waardoor een groot aandeel van de Vlaamse populatie van Oeverzwaluwen in

Voor  het  trekken  van  steekproeven  uit  de  detectoropnames  werd  door  Thierry  Onkelinx  van  de  Vleermuizenwerkgroep  een  tool  ontworpen  voor  de 

Concrete informatie over de vraag in welke mate in die waardes de Antwerpse haven, de overslag- bedrijven en de vervoersbedrijven betrokken waren, kan worden opgevraagd bij