• No results found

Natuur.focus 2002-2 Onderzoek naar verspreiding van Vuursalamander in het Hageland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2002-2 Onderzoek naar verspreiding van Vuursalamander in het Hageland"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - APRIL 2002 - JAARGANG 1 - NUMMER 2

a uur. Deus

(2)

VERSPREIDING VAN DE VUURSALAMANDER BERWAERTS, AERTS & VERVUST 2002 ARTIKElS

Onderzoek naar de verspreiding van de Vuursalamander in

het Hageland

KOEN BERWAERTS, KOEN AERTS & BART VERVUST

Inventariseren en monitoren vereisen dat je de soort in kwestie goed kan vinden.

Dat is soms minder vanzelfsprekend dan het op het eerste zicht lijkt. De Vuursala- mander is als volwassen dier onmiskenbaar, maar houdt zich overdag schuil onder stenen en takken. De soort was reeds gerapporteerd in het Hageland, maar een meer preciese inschatting van de verspreiding en aanwijzingen voor voortplanting bleven uit. Dit artikel schetst een beeld van de verspreiding zoveel takken en stenen later.

INLEIDING

Binnen de groep van amfibieën vormt de Vuursalamander (Salamandra salamandra terrestris) een belangrijke soort voor· het natuurbehoud. Zo wordt de soort vermeld in de Conventie van Bern en wordt hij volgens de Vlaamse Rode lijst van amfibieën en rep- tielen als 'kwestbaar' beschouwd (Bauwens

& Claus 1996). Daarnaast wordt de soort

door het Instituut voor Natuurbehoud ondermeer gebruikt bij het opstellen van kwetsbaarheidskaarten met betrekking tot barrièrewerking en biotoopverlies voor gevoelige soorten (Johan peymen, pers.

med.). Ondanks deze belangstelling vinden we weinig concrete aanwijzingen hoe deze soort best geïnventariseerd wordt. De groot- ste concentratie van vindplaatsen en de grootste populaties van de Vuursalamander bevinden zich in de Vlaamse Ardennen (Bau- wens & Claus 1996). Andere, meer geïso- leerde vindplaatsen situeren zich in het Westvlaamse Heuvelland, de Voerstreek en in Vlaams-Brabant. In deze laatste provincie zijn er meldingen uit het Hallerbos, het Zoniën- en Meerdaalwoud en uit het Hage- land (meer bepaald in Holsbeek). Van deze laatste vindplaats was het tot voor kort niet duidelijk of het om een echte populatie met voortplanting gaat (Bauwens & Claus 1996).

Het onderzoeken van de verspreiding van de Vuursalamander in het Hageland - de streek tussen Leuven, Diest, Tienen en Landen - aan de hand van het gericht zoeken naar adulte dieren stond in onze studie centraal. In twee- de instantie werd de haalbaarheid van een vangst-hervangstmethode op het terrein geëvalueerd.

MATERIAAL EN METHODEN

De studiesoort

De Vuursalamander is een stevig gebouwde, vrij plompe landsalamander met als meest opvallende kenmerk het kleurpatroon: glan-

Figuur 1: De V.uursalamander met het onmis- kenbaar zwart- geel kleurenpa- troon (Foto: K.

Berwaeru).

zend zwart met een fel gele rugtekening (meestal grote of kleinere vlekken of stre- pen) (Fig. 7). Soms worden er bijna volledig geel gekleurde individuen waargenomen (Bauwens & Claus 1996, Thiesmeier & Günt- her 1996). Na het tweede levensjaar veran- dert het patroon nauwelijks en kunnen de dieren individueel herkend worden (Feld- mann 1967). Vuursalamanders zijn eierle- vendbarend (ovovipaar); de eitjes kunnen in het lichaam van de moeder uitkomen. Lar- ven worden in het water afgezet en na een tweetal maanden ontwikkelen ze zich verder tot ze ongeveer zes cm groter zijn waarna ze het water verlaten (Van Beek 1992, van Ewijk 1988). Larven hebben een opvallend brede

(3)

NElruurJocus 1(2):65-68

ARTIKELS

kop. Ze zijn van de larven van watersala- manders te onderscheiden door hun stompe staarteinde en de licht gele vlek aan de basis van de ledematen (Sparreboom 1981).ln de loop van hun vierde jaar zijn ze 14 tot 16 cm lang en worden geslachtsrijp. Vuursalaman- ders zijn vooral te vinden in oude, vochtige loofbossen (voornamelijk beuk of eik-haag- beuk) die doorsneden worden met bron- beekjes in heuvelachtige gebieden (Gubbels 1992).

De studiegebieden

Het verspreidingsonderzoek werd uitge- voerd in het noorden van het Hageland, meerbepaald in 16 gebieden gelegen in de gemeenten Aarschot, Holsbeek, Lubbeek, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem en Tielt- Winge (Fig. 2). Deze gebieden werden gese- lecteerd omwille van hun potentieel interes- sant biotoop of omwille van eerdere aanwijzingen van de aanwezigheid van de Vuursalamander. Het grootste gebied in Holsbeek (vanaf nu het 'gebied in Holsbeek' genoemd) betrof een 45 ha groot, weinig reliëfrijk complex van gemengde bossen met als voornaamste soorten Zomereik, Ameri- kaanse Eik, Beuk en Grove Den. Verspreid over het hele gebied waren hier vele hout- stapels. In Aarschot ging het om een kleiner gebied (11 ha) met voornamelijk Zomereik en Amerikaanse Eik. De andere gebieden betroffen bossen van variabele grootte (van

< 1 ha tot 400 ha) vaak met bronbeekjes en

wisselende hoeveelheid dood hout.

In de onmiddellijke nabijheid van het gebied te Holsbeek waren meldingen van verschil-

VERSPREIDING VAN DE VUURSALAMANDER

lende individuen uit de periode 1994-2000 (nI. zes wegslachtoffers en twee levend). Dit gebied vormde het onderwerp van een meer gedetailleerde studie naar een aantal popu- latie-kenmerken van de Vuursalamander.

Meerdere bezoeken waren hier dan ook noodzakelijk.

Werkwijze van het onderzoek Adulte vuursalamanders werden overdag en 's avonds gezocht door alle grotere takken (o.a. deze van houtstapels) en boomstronken om te draaien. Van elk exemplaar werden vol- gende gegevens genoteerd: plaatsaanduiding op een kaart, datum, uur, lichaamslengte, geslacht (indien mogelijk) en weersomstan- digheden. Om bij hervangsten individuen te kunnen onderscheiden werd de rugzijde van ieder dier gefotografeerd (dr. Gubbels 1988).

De salamanders werden vervolgens op dezelfde plaats terug gezet. Tijdens één namiddag werden in het gebied in Holsbeek ook larven met een hand net in poelen en beekjes gezocht. In tweede instantie werden aanvullende verspreidingsgegevens in de regio verzameld via een rondvraag; via publi- caties in diverse media werd een oproep gedaan om waarnemingen vanVuursalaman- ders te melden. Reacties werden (indien mogelijk) achteraf geverifieerd aan de hand van een terreinbezoek.

Resultaten

Gedurende zeven dagen (tijdens de zomer van 1997 en de lentes van 1998, 1999 en 2000) werden alle gebieden onderzocht (Fig. 2). Merk op dat de bezoeken gespreid

BERWAERTS, AERTS & VERVUST 2002

,. ~~ . -, "l-

r _~ . :

''' - -tt ...

'. . It ... '.

J:.~

'.

~'"

....

... I . '.

...

'ia'

-

. r-.

Figuur 3: Variant van de Vuursalamander met een volledig gele kleur (Foto: K. Ber- waerts).

werden over verschillende maanden en jaren. Slechts in twee gebieden, nl. Holsbeek en Aarschot, werden Vuursalamanders aan- getroffen. De aanwezigheid in Aarschot werd ons enkel gemeld aan de hand van fotoma- teriaal van twee individuen. Er werden geen individuen door ons waargenomen. Monde- linge mededelingen op andere plaatsen wer- den, na bezoek, niet bevestigd.

Het gebied in Holsbeek werd vier maal bezocht. In totaal werden 58 individuen gevonden waarvan twee dieren werden her- vangen op dezelfde plaats (d.i. met maxi- maal enkele meters verschil) met een tus- senperiode van één en respectievelijk twee jaar. De lengte van de dieren bleek sterk te variëren (tussen 6-19 cm). Het kleurenpa- troon bleek eveneens zeer sterk te variëren wat individuele herkenning goed mogelijk maakte (Fig. 7). Eén exemplaar werd ZE'lfs gekenmerkt door een vrijwel volledig gele bovenzijde (Fig. 3). Larven werden gevonden in stilstaande ondiepe grachten, gevuld met rottend plantenmateriaal. Dieren werden zowel op percelen met naald- als op die met

pIJIedeI:

I EIIsIJor.- 2 GooIt>ro«

3 WoIMe' ...

4~

5 SpIcht 6 ...

7 "-'" SdIuur

8 llIdq

9 SInt~

10 WMnbao 11 D*

12 . . . IJ 0 ... _ _ , 1 4 . . . . - -

Figuur 2: Onderzoeksge- bied van de inventarisatie van de Vuursalamander in het Hageland.

(4)

VERSPREIDING VAN DE VUURSALAMANDER

"#.

-e .,

0

60

50

40

30

_ maart-juni

~augustus

BERWAERTS, AERTs & VERVUST 2002

Figuur 4: Frequentie van de lengte van de aangetroffen Vuur- salamanders in de lente (maart-april- juni) en zomer

(augustus).

Cl.

e

20

I>-

10 6-7 8-9

I

10-11 12-13 14-15

I D -

I

Lichaamslengte

loofhout gevonden en dit zowel overdag als 's avonds.

De variatie in lichaamslengte van de gevon- den individuen bleek seizoenaal te verande- ren. Figuur 4 geeft aan dat er in de zomer een duidelijk twee-pi eken patroon is - rela- tief veel kleine dieren en grote dieren - in vergelijking met de lentemaanden.

Discussie

Dit onderzoek geeft aan dat in de onder- zochte regio in twee gebieden met zekerheid Vuursalamanders aanwezig zijn. Op alle andere plaatsen werden geen dieren aange- troffen hoewel het biotoop er naar onze inschatting geschikt was en niet verschilde van de gebieden in Holsbeek en Aarschot.

Gezien de éénmalige bezoeken en het feit dat weersomstandigheden een zeer grote invloed hebben op de trefkans van Vuursala- manders, kan niet worden uitgesloten dat in bepaalde gebieden toch Vuursalamanders aanwezig zijn. De Vuursalamander in het Hageland kent alleszins een zeer versnip- perd, zoniet sterk geïsoleerd, verspreidings- patroon. Hoewel wetenschappers hebben aangetoond dat dieren die 300 meter van hun territorium werden verplaatst, hun weg zonder problemen terugvonden (van Ewijk 1988), liggen de twee vindplaatsen, Hols- beek en Aarschot, wellicht te ver van mekaar (6 km) om uitwisseling mogelijk te maken.

Het gebied in Holsbeek herbergt een belang- rijke populatie: er werden veel individuen aangetroffen en zowel larven, juvenielen als adulten. De evolutie in lichaamslengte bij de gevonden dieren geeft de verspreiding van gemetamorfoseerde juvenielen vanaf augustus weer. Zoals ook vermeld in de lite- ratuur zijn de juvenielen weinig plaatsge- bonden, de adulten daarentegen zijn zeer honkvast. De twee hervangsten betreffen

>15

dieren die op dezelfde plaats werden terug- gevonden. Dit komt overeen met de grootte van het leefgebied van de adulten dat geschat wordt op 70 m' (van Ewijk 1988).

Het lage hervangstpercentage zou kunnen liggen aan het niet frequent en intensief genoeg bemonsteren van het gebied of een grote omvang van de populatie. De verkeer- slachtoffers betreffen wellicht juvenielen of dieren die een voortplantingspoel of -gracht opzoeken. Deze meldingen laten vermoeden dat wegen barrières kunnen betekenen voor de Vuursalamander (Gubbels 1992). Om de populatie in Holsbeek duurzame kansen te geven is het behoud van het gebied essen- tieel. In de eerste plaats betekent dit dat het gebied als één continu boshabitat moet behouden blijven. Versnippering leidt o.a. tot een toename van randeffecten (zoals toena- me van licht en luchttemperatuur, Honnay et al. 2002). Daar voldoende vegetatiebe- schaduwing van voortplantingsplaatsen essentieel blijkt te zijn voor de aanwezigheid van larven (Van Beek 1992) en adulten een hoge bodemvochtigheid prefereren (Gub- bels 1992) kan versnippering voor een kwa- liteitsdaling van het habitat van de Vuursala- mander betekenen. In tweede instantie kunnen aan de hand van een aangepast beheer de overlevingskansen verhoogd wor- den. Hierbij denken we aan het behouden en gefaseerd ondiep ruimen van de grachten (om voldoende voortplantingsplaatsen te creëren) en de aanwezigheid van voldoende (volumineus) hout (zowel dood als levend).

Dit laatste zorgt tevens voor voldoende structuurvariatie (zoals open bosplekken) wat als een belangrijk kenmerk van het voor- keursbiotoop van de Vuursalamander beschouwd wordt (Gubbels 1992). De gege- vens van het gebied in Holsbeek zijn niet van die aard om deze voorkeur na te gaan.

ARTIKELS NatuurJocus 1(2): 6S~68

Het Hageland vormt een typische over- gangszone tussen Kempen en Leemstreek.

Beschikbaar 'optimaal' biotoop voor de Vuursalamander is daardoor wellicht beperkt tot de meer lemige gebieden. Popu- laties waren wellicht steeds gekenmerkt door een discontinue spreiding in het Hage- land. Zelfs in het gebied te Holsbeek zijn vegetatiekenmerken terug te vinden uit de Leemstreek (Beuk, Zomereik en bijhorende flora) en de Kempen (Grove Den, Struikhei, veenmossen, Dubbelloof). Het feit dat de noordwestelijke grens van het verspreidings- gebied van de Vuursalamander nagenoeg volledig samenvalt met de taalgrens (Parent 1984) heeft wellicht sterk te maken met deze overgangszones. Vandaar ook dat het gebied in Holsbeek vrijwel geen gelijkenissen vertoont met het Meerdaalwoud en de vind- plaatsen in de Voerstreek. De vermindering in kwaliteit en kwantiteit van voldoende waardevol biotoop tijdens de laatste decen- nia heeft er bovendien voor gezorgd dat de Vuursalamander tot enkele relictpopulaties is teruggedrongen.

Het actief zoeken naar dieren blijkt arbeids- intensief te zijn. Op 9 april 1999 werd er bij- voorbeeld van 14u00 tot 18u30 gezocht door 10 mensen om alzo 16 exemplaren te vinden. Mogelijk kunnen in andere gebieden hogere densiteiten aangetroffen worden (Gubbels 1988) hoewel de aangewende methode in de literatuur vaak niet vermeld wordt. Ook Bauwens (in: Van Olmen et al.

2001) meldt dat het aantallandactieve die- ren eenvoudig bepaald kan worden tijdens transecttelli ngen maar vermeldt eveneens geen concrete methode. Om in de toekomst correcte aantalschattingen (aan de hand van een vangst-hervangstmethode) te kunnen maken, is een frequenter en intensiever onderzoek nodig (Gubbels 1988). Het zoe- ken naar larven is wellicht de minst tijdro- vend methode om louter de aanwezigheid vast te stellen. Het verzamelen van gegevens aan de hand van een rondvraag blijkt niet betrouwbaar te zijn. Veel leken verwarren de Vuursalamander met de Alpenwatersala- mander (Triturus alpestris), wellicht omwille van de oranjerode onderbuik bij deze laatste soort. In Nederlands Zuid-Limburg wordt de Alpenwatersalamander zelfs Vuursalaman- der genoemd (Gubbels 1992)! Mogelijk is deze verwarring slechts plaatsgebonden: in de Vlaamse Ardennen bleek een dergelijke rondvraag wel doeltreffend te zijn (Vanneste 2001).

(5)

Natuur_focus

1(2):65-68

ARTIKELS VERSPREIDING VAN DE VUURSALAMANDER BERWAERTS, AERTS & VERVUST 2002

---~---'r

SUMMARY BOX:

Berwaerts K., Aerts K. & Vervust B. 2002. Distribution of Salamandra salamandra in the Hageland region [in Duteh].

Natuur.focus r(2): 65-68.

The salamander Salamandra salamandra is a undeniable species of woodlands with brooklets. In Flanders, it only occurs in the southern parts including Vlaamse Ardennen,

DANKWOORD

We danken Dirk Bauwens voor het nalezen van het manuscript, Els Vints voor het maken van de kaart, Hans Bosch voor het aan- reiken van de vakliteratuur en de Afdeling Natuur van het Minis- terie van de Vlaamse Gemeenschap voor het verlenen van een vergunning om dit onderzoek uit te voeren. De beheerders van het gebied in Holsbeek worden bedankt voor het verlenen van een toelating om op het grondgebied onderzoek uit te voeren.

Tenslotte willen we Guido Catthoor en alle enthousiaste JNM- ers en mensen van Natuurreservaten vzw danken om mee te helpen zoeken.

/' AUTEURS:

Koen Berwaerts, Koen Aerts en Bart Vervust zijn leden van de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming vzw, afdeling Hageland-Zuiderkempen en van de j.N.M.

Amfibieën- en reptielenwerkgroep CONTACT:

Koen Berwaerts, Strijdersstraat 64/104, B-3000 Leuven, (koen.berwaerts@ua.ac.be)

,~---

Westvlaamse heuvelland, Voerstreek and Vlaams-Brabant.

The aim of this study was a detailed survey of the presence of this species in the Hageland region (Vlaams-Brabant). Out of 16 potentially suitable areas that were surveyed, two were found to have populations of this salamander. Distance between the areas was> 6 km. Individuals can be recognised by their unique colour pattem, but chances of (re)locating are generally low. Hence, high time efforts have to be made to survey this species.

Referenties

Bauwens D. & Claus K. 1996. Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal, Turnhout.

Feldmann R. 1967. Nachweis der Ortstreue des Feuersalamanders. Salamandra sala- mandra terrestris Lacépède, 1788, gegenüber seinem Winterquartier. Zoologische Anzeige 178,42-48.

Gubbels R.E.M.B. 1988. Kwantitatieve gegevens van een populatie vuursalamanders in het Bunderbos C,A •. Schatting van de populatiegrootte in 1986. Natuurhistorisch Maandblad 77(6), 107-109.

Gubbels R.E.M.B. 1992. Vuursalamander. In: van der Coelen J.E.M. (red.). Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg. Natuurhistorisch Genootschap Lim- burg (i.s.m. Stichting RAVON), Maastricht, p. 35-45.

Honnay 0" Butaye J. & Hermy M. 2002. Hoe diep dringen competitieve plantensoorten bosranden binnen vanop aangrenzende akkers? Lessen uit de Vlaams Brabantse leem- streek. NatuurJocus 1 (1),9-12.

Parent G.H. 1984. Atlas des batraciens et reptiles de Belgique. Cahiers d'EthologieAppli- quée 4. 1-198.

Sparreboom M. 1981. De Amfibieën en Reptielen van Nederland, België en Luxemburg.

A.A. Balkema, Rotterdam.

Thiesmeier B. & Günther R. 1996. Feuersalamander - Salamandra salamandra (Linnaeus, 1758). In: Günther R, (red.), Die Amphibien und Reptilen Deutschlands. Gustav Fischer Verlag, Jena, p. 82-104.

Vanneste C, 2001. Verspreiding en habitatstudie van de vuursalamander in de Vlaamse Ardennen. Licentiaatsverhandeling Universiteit Antwerpen, Antwerpen. (, Van Beek E. 1992. Beheersvoorstellen voor amfibieën en reptielen in het Meerdaalwoud.

Eindwerk Horteco, Vilvoorde.

van Ewijk T. 1988. De schrik van het bronnetjesbos. Grasduinen 2 (februari), 18-21. Van Olmen M., Vanacker, S. & Hoffmann, M. 2000. Hoe aandachtssoorten en grondwa-

terstanden opvolgen? Vademecum ter invulling van artikel 19. punten 4 en 5 van het besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreselVaten en van terreinbeherende verenigingen en houdende toekenning van subsidies. Rapport Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Natuurbegraafplaatsen zijn, zoals de term het zelf zegt, plaatsen in de natuur waar stoffelijk overschot of crematie as- resten kunnen begraven worden, waarbij ofwel

Tom Bade en Rogier van Dijk zijn niet onder de indruk van deze plotseling ontluikende liefde tussen Bomenstichting Achterhoek, Lochem en Arcadis. Bade is het minst

Toegepas op die verstaan van die Ou Testament in sy verhouding met die Nuwe Testament beteken dit dat elke Ou-Testamentiese teks gesien word as ’n moment in die konteks van God

 laat in de stad braak lekker braak (verspringend

To appear in Colloquia Mathema- tica Societatis Janos Bolyai 12 (A. Prekopa ed.) North-Holland publ. Reetz, Solution of a Markovian decision problem by successive over-

U it voorbereidend onderzoek bleek dat in Vlaamse duingraslanden alleen de Gele Weidemier (Lasius flavus), de Zwar- te Wegmier (Lasius niger) en de Bruine

We hebben het hier niet over de voor de hand liggende situatie waarbij door een gericht beheer een grotere oppervlakte geschikt habitat wordt gecreëerd, maar

Naast zijn voor- keur voor het droge, warme microklimaat van kalkgraslanden is hij voor zijn voortplan- ting bovendien afhankelijk van Wondklaver (Anthyllis vulneraria), de enige