• No results found

Notitie aanvullende maatregelen om knelpunten te voorkomen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Notitie aanvullende maatregelen om knelpunten te voorkomen"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatief

Onderzoek naar aanvullende maatregelingen in het bestemmingsplan Buitengebied ter voorkoming van nieuwe knelpunten

Onderzoek

Zoals al eerder aan u is meegedeeld onderzoekt de gemeente hoe de risico's op nieuwe knelpunten zoveel als mogelijk kunnen worden voorkomen. Het gaat om risico’s op geuroverlast en de daarmee gepaard gaande gezondheidsklachten. Dit onderzoek is samen met enkele andere gemeenten uitgevoerd en ondersteund door het

Urgentieteam van de provincie Noord-Brabant. Het onderzoek is nog niet geheel afgerond, maar inmiddels is wel globaal inzichtelijk welke opties zinvol zijn en welke niet. Het resultaat daarvan treft u bijgevoegd voor ‘wensen en bedenkingen’ aan. Uw

‘wensen en bedenkingen’ zullen hierna in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied worden verwerkt en worden vervolmaakt in het vast te stellen bestemmingsplan Buitengebied.

Waarom bepalingen in het bestemmingsplan?

Het verminderen van de fijn stof overschrijdingen ten zuiden van Heusden door extra maatregelen bij agrarische bedrijven blijkt uitermate moeilijk te zijn, temeer ook door de bestaande hoge achtergrondconcentraties door verkeer en industrie en de

concentratie van pluimveebedrijven en de beperkte afstanden tot burgerwoningen.

Een geurverordening met scherpere normen zal op de langere termijn zeker leiden tot een beter woon- en leefklimaat, minder geuroverlast en naar verwachting ook minder fijn stof. Dit biedt een perspectief op minder knelpunten en vermindering van de ernst van geurhinder. De normen in de geurverordening kunnen echter niet altijd

voorkomen dat er nieuwe knelpunten in de gemeente ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van het omschakelen naar vleeskuikens.

Wanneer we het hebben over knelpunten dan gaat het om geuroverlast en zorgen om de volksgezondheid. Een bijkomend effect is dat door de knelpunten en de zorgen de verhoudingen in zo'n omgeving onder druk komen te staan of zelfs na een poos verstoord raken. Nieuwe knelpunten doen daar geen goed aan. Daarbij komt dat het vaak al heel lastig is om bestaande knelpunten weg te nemen of te verminderen. Dit veroorzaakt frustratie bij de betrokken partijen. Zie hier het belang van het voorkomen van nieuwe knelpunten. Het is een illusie om te veronderstellen dat alle knelpunten in de toekomst kunnen worden voorkomen, maar we kunnen wel de nodige maatregelen (proberen) te treffen om deze zoveel als mogelijk te voorkomen.

Situatie waardoor knelpunten ontstaan

Nieuwe knelpunten kunnen ontstaan op iedere veehouderij locatie als gevolg van reguliere bedrijfsontwikkelingen waarvoor de normen uit de geurverordening niet toereikend zijn om overlast naar de omgeving te voorkomen.

Denk daarbij aan:

- de omschakeling van een ivh-bedrijfstak naar een andere ivh-bedrijfstak die in de praktijk meer overlast/geurhinder geeft, bijvoorbeeld:

o vleeskuikens waarvoor bij de vergunningverlening met een gemiddelde emissie over de productieperiode wordt gerekend, maar de geuremissie aan het einde van de productieperiode veel hoger is dan het

gemiddelde;

(2)

o nertsen waarvoor bij de vergunningverlening vaste afstanden gelden naar woningen in de omgeving. Daarmee bestaat het risico dat de geurbelasting naar de omgeving wordt onderschat, zeker bij de grotere bedrijven ;

- een klein agrarisch bedrijf met traditionele (lees: verouderde) stallen. De omgeving verondersteld vaak dat de agrarische activiteiten worden

afgebouwd. Zo’n bedrijf is echter aantrekkelijk voor overname vanwege de verouderde stallen (lees hoge emissie) en daaraan verbonden relatief grote

‘ammoniak- en geurrechten’ Een nieuwe ondernemer (veelal van buiten het gebied) koopt echter de locatie en de activiteiten kunnen juist fors worden uitgebreid, weliswaar door het toepassen van emissiearme technieken, maar binnen de genoemde ‘ammoniak- en geurrechten’ (bij gelijkblijvende emissies;

- een gemengd bedrijf (grondgebonden bedrijfstak met een kleine IVH als neventak) met nog ruimte op het bouwblok dat voor de ivh-tak wordt gebruikt;

- een ivh met nog ruimte op het bouwblok met oude (nog onbenutte) bouw- en milieuvergunningen die voor de omgeving onbekend zijn tot dat ze worden gebruikt;

- het ontstaan van nieuwe functies in de omgeving zoals recreatie/wonen die zich minder goed verdragen met de agrarische functies in combinatie met schaalvergroting in de agrarische sector;

- het gebrek aan communicatie over uitbreidingsplannen met de omgeving. Het uit de weg gaan van wellicht moeilijke gesprekken met de omgeving.

Hoe voorkom je dergelijke situaties zoveel als mogelijk?

Er zijn meerdere opties waaruit de gemeente Asten een keuze kan maken of waarvan wordt verwacht dat deze resultaat hebben. Onderstaande opties zijn verkend. Van enkele daarvan wordt voorgesteld om te vertalen in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied. Het gaat in om niet gangbare bepalingen in het bestemmingsplan. Voor de vaststelling is het nodig om een planschaderisicoanalyse te laten maken.

De volgende opties zijn verkend en beoordeeld. Het resultaat daarvan is onderstaand opgenomen

1. Verdergaande eisen stellen in het bestemmingsplan ten aanzien van BBT (Best Beschikbare Technieken) en/of eisen stellen aan de wijze van bedrijfsvoering – waarschijnlijk juridisch niet houdbaar omdat BBT generiek is geregeld in het kader van de regelgeving voor de vergunningverlening;

Toelichting:

In de gemeentelijke geurverordening zijn geen regels op te nemen aangaande BBT voor geur. De Wet geurhinder en veehouderij biedt die mogelijkheid niet.

Het toepassen van BBT is generiek geregeld in het kader van de

vergunningverlening (dit geldt ook voor fijn stof). Het vervelende is dat de BBT-eisen die gelden voor veehouderijen alleen betrekking hebben op

ammoniak en zijn geregeld in het Besluit (ammoniak)emissiearme huisvesting.

De wetgever heeft tot nu toe verondersteld dat de geurnormen van de Wet geurhinder en veehouderij of de gemeentelijke geurverordening voldoende regulerend zijn om geur reducerende technieken toe te passen. Op zich werkt dat ook wel zo, maar het is niet toereikend voor het oplossen of voorkomen van knelpunten. De rechter heeft in meerdere casussen bevestigt dat BBT

(3)

wordt gerelateerd aan ammoniakemissiearme huisvestingssystemen die vaak weinig geur reduceren. Huisvestingsystemen of luchtwassers met

verdergaande geurreductie zijn daardoor niet afdwingbaar.

Pas onder de nieuwe Omgevingswet zal daarin verandering komen. In de Omgevingswet wordt een BBT-document opgenomen met daarin eisen over geur. Een gemeentelijke Geurverordening op basis van de Wet geurhinder en veehouderij is derhalve op dit moment nog het enige instrument om te trachten nieuwe knelgevallen te voorkomen.

Aanbeveling: de vaste kamercommissie van het Ministerie verzoeken om verdergaande BBT-eisen met betrekking tot geur bij landbouwbedrijven op te nemen in de Omgevingswet.

2. De gewenste milieukwaliteit in streefwaarden voor de achtergrond

geurbelasting opnemen in het bestemmingsplan voor een verbetering van het woon- en leefklimaat – juridisch houdbaar, achtergrond geurbelasting is ruimtelijk bepaald door de structuur (clustering) van veehouderijen in een gebied.

Toelichting:

In het verlengde van de provinciale Verordening Ruimte wordt de gewenste cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten in het bestemmingsplan vastgelegd op een hinderpercentage van maximaal 12%

in de bebouwde kom (komt overeen met 10 odour units) en op een

hinderpercentage van maximaal 20% in het buitengebied (komt overeen met 20 odour units). In de gebieden waar thans de achtergrondbelasting hoger is moeten maatregelen worden getroffen door de veehouderij die leiden tot een daling van de achtergrondbelasting: de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting dient te worden weggenomen.

Aanbeveling:

Deze regel uit de Vr geldt voor ontwikkelende veehouderijen en die in het kader daarvan een nieuwe stal bouwen. Je kan overwegen om de reikwijdte van deze regel te verbreden naar alle bedrijfsontwikkelingen, inclusief omschakeling en aanpassingen binnen bestaande stallen. Eventueel met uitzondering van aanpassing in het belang vanwege dierwelzijn, zolang het aantal dieren niet toeneemt.

3. Het overal voorkomen/verbieden in het bestemmingsplan van ongewenste omschakelingen naar de overlastgevende diersoort ‘vleeskuikens’. Daarnaast het voorkomen/verbieden van omschakelingen van een

varkenshouderijbedrijven naar een pluimveehouderijen in het overbelast gebied – waarschijnlijk juridisch houdbaar.

Toelichting:

Uit de dialooggesprekken in Heusden is gebleken dat bepaalde bedrijfsvormen zoals vleeskuikenbedrijven als meer hinderlijk qua geur worden ervaren dan andere bedrijfsvormen. Uit onderzoek van de ODZOB samen met de

Landbouwuniversiteit in Wageningen (WUR) is gebleken dat de feitelijke

(4)

geurbelasting in de twee laatste weken van de levenscyclus van vleeskuikens 5 tot 7x zo hoog kan zijn als waarvan moet worden uitgegaan bij de

vergunningverlening op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Zo lang de Wgv daarop niet is aangepast, zijn omschakelingen naar een vleeskuikenbedrijf ongewenst. Ook in geval wordt gekozen wordt voor een meer verantwoorde vleeskuikensoort met een bepaald keurmerk die enkele weken langer worden gehouden, is niet gegarandeerd dat er sprake is van minder geur.

Aanbeveling: De geurcontour in geval van worstcase is veel groter dan het gemiddelde. Dat strekt bij vleeskuikenbedrijven van enige economisch omvang al gauw tot 200 - 300 meter. In het algemeen zijn er binnen die afstand woningen, ook in het buitengebied. Ook daar wil men overlast voorkomen. Daarnaast speelt hier het aspect gezondheid. Er zijn serieuze signalen dat rond vleeskuikenbedrijven en legpluimveebedrijven een gezondheidsrisico speelt. VGO en endotoxinen onderzoeken zullen rond de zomer meer duidelijkheid geven. Vastleggen van de huidige

vleeskuikenbedrijven op de verbeelding van het bestemmingsplan en voorschrijven dat er geen nieuwe pluimveebedrijven zijn toegestaan.

4. Het voorkomen van uitbreidingen van de ivh-tak binnen gemengde

bouwblokken in het overbelast gebied – waarschijnlijk juridisch houdbaar

Toelichting:

De Geur- en fijn stofbelasting is in het overbelaste gebied ten zuiden van Heusden dermate hoog dat het ongewenst is dat op gemengde bouwblokken, de ivh wordt uitgebreid.

Aanbeveling:

Verbod op uitbreiding van de ivh-tak binnen gemengde bouwblokken in de regels van het bestemmingsplan opnemen.

5. Stimuleren van afname van traditionele stallen.

De gemeente gaat stoppende bedrijven met traditionele stallen die in 2020 de bedrijfsvoering toch voortzetten aanmerken als een nieuw bedrijf.

Toelichting:

Traditionele stallen zijn stallen die nog niet zijn aangepast aan de nieuwe Huisvestingseisen. Vaak wordt vanuit deze stallen meer geuroverlast veroorzaakt dan uit moderne stallen. De gemeente is van mening dat

dergelijke hun levensduur hebben gehad. Zij moeten in 2020 voldoen aan BBT of worden gesloopt. Dit betekent echter niet dat daarmee in 2020 geen

traditionele stallen meer aanwezig zullen zijn. Traditionele stallen welke onder de interne saldering traditioneel mochten blijven (omdat de ammoniakreductie door een andere stal werd gecompenseerd) hoeven in ook 2020 nog niet aan BBT te voldoen c.q. niet ammoniakemissiearm te zijn. Andere traditionele stallen vallen onder de stoppersregeling (zijn nog buiten de interne saldering zijn gebleven). De ondernemer is niet verplicht om te stoppen, maar kan voor

(5)

2020 een nieuwe vergunning aanvragen waarbij alsnog ‘intern wordt gesaldeerd’ en de traditionele stal traditioneel blijft. Die stallen hoeven daarmee niet te voldoen aan BBT (ammoniak, zover dat wat oplevert voor geur). De gemeente vindt dit een ongewenste ontwikkeling.

Aanbeveling:

De omschakeling van varkenshouderijen naar pluimveebedrijven is overal ongewenst. Daarnaast is de omschakeling binnen pluimveebedrijven naar een vleeskuikenbedrijf ongewenst. De geurcontour is worstcase veel groter dan het gemiddelde. Dat strekt bij vleeskuikenbedrijven van enige economisch

omvang al gauw tot 200 - 300 meter. In het algemeen zijn er binnen die afstand wel woningen, ook in het buitengebied. Daar wil je ook overlast voorkomen. Daarnaast speelt hier het aspect gezondheid. Er zijn serieuze signalen dat rond vleeskuikenbedrijven en legpluimveebedrijven een gezondheidsrisico speelt. VGO en endotoxinen onderzoeken zullen rond de zomer meer duidelijkheid geven met traditionele stallen en de agrarische bouwblokken die zich voor de stoppersregeling hebben gemeld met daarin opgenomen dat het agrarisch bouwblok met ingang van 2020 wordt gewijzigd naar een bestemming wonen. Als men op deze bouwblokken in 2020 de bedrijfsactiviteiten desondanks wil voortzetten worden zij als een nieuw bedrijf aangemerkt. Dit houdt in dat zij moeten voldoen aan de nieuwe geurnormen in de Geurverordening en geen gebruik kunnen maken van de 50%-regeling.

De ruimtelijke relevantie bestaat hieruit dat de cumulatieve geurbelasting wordt verlaagd, zeker indien de traditionele stallen zijn gelegen in een gebied met hoge achtergrondbelasting of nabij woningen c.q. knelpunten met een hoge achtergrondbelasting. De aanbeveling zal ook bijdragen aan het verminderen van knelpunten.

De traditionele stallen in kaart te brengen en door te laten rekenen wat het effect indien deze worden gesloopt dan wel worden aangepast aan gangbare geurreducerende technieken. Daarnaast een planschaderisico uit te voeren ingeval deze agrarische bedrijven worden verkleind indien gedurende een periode van 5 jaren geen gebruik is gemaakt van de vigerende rechten.

6. Door op een andere manier met vergunningaanvragen om te gaan en meer te sturen op gewenste en/of juist het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen in het buitengebied.

Toelichting: de dialoog is verplicht (Vr 2014) en gaat vooraf aan het

vergunningentraject. In een vroeg stadium kan worden vastgesteld of sprake is van een ongewenste of risicovolle (gezondheid) ontwikkeling. Inzet van de dialoog is om het voornemen van de ondernemer bij te sturen / om te buigen naar een aanvaardbare ontwikkeling en in een vroegtijdig stadium rekening te houden met de belangen van omwonenden.

Aanbeveling: dialoog verplicht, niet alleen bij bouw van nieuwe stallen, maar bij alle ontwikkelingen op een veehouderij (bredere reikwijdte, zie 2).

(6)

7. Zorgen voor perspectief voor stoppende agrariërs in een overbelast gebied door meer en andere economische ontwikkelingen toe te staan dan op andere locaties in het buitengebied.

Toelichting:

In het voorontwerpbestemmingsplan is hiertoe al een aanzet gedaan door ruimere bebouwingsmogelijkheden op te nemen in geval van omschakeling dan in het overige buitengebied.

Aanbeveling:

In het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen dat agrarische bedrijven die omschakelen 700 m2 vloeroppervlakte mogen benutten voor een niet- agrarische bedrijfsbestemming. In bebouwingsconcentraties is een omschakelingsmogelijkheid tot 400 m2 opgenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

consumentenmarkt voor elektriciteit en gas wordt steeds meer een markt die goed vergelijkbaar is met andere consumentenmarkten, zoals de markt voor financiële producten

In een tweede fase worden enkele wet- telijke en decretale verplichtingen onder de loep genomen en wordt afgetoetst of deze van toepassing zijn op het sluiten van

• In welke mate kan een vennootschap-verhuurder de hernieuwing weigeren wegens persoonlijk gebruik door haarzelf, haar verwanten of een

In the different short fiber / rubber systems examined, clear chemical adhesion just happened in the case of peroxide-cured EPDM with RFL-treated

Vooral op grond van de toevoeging van het door mij onderstreepte, ben ik het met dr. Ende eens, dat dit expliciet in de wet op het voortgezet onderwijs moet

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

De kwaliteit van de gebruikte data heeft perma- nent te kampen met een aantal bedreigingen zoals: (1) het risico van een beperkte dekkings- graad voor bepaalde beroepen of segmenten

Voor de vierde opeenvolgende keer organiseerden Cevora (het Vormingscentrum van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden) en UPEDI (de federatie van de