• No results found

Tijdelijke arbeid en afwijkende werktijden relatief weinig verspreid in Vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tijdelijke arbeid en afwijkende werktijden relatief weinig verspreid in Vlaanderen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Tijdelijke arbeid en afwijkende werktijden relatief weinig verspreid in Vlaanderen Arbeidsmarktflits | 5 februari 2015

Flexibiliteit op de arbeidsmarkt kan aangewend worden om het aanpassingsvermogen van bedrijven en werknemers te bevorderen. De term flexibiliteit dekt evenwel verschillende ladingen en er bestaat een di- vers gamma aan flexibele arbeidsformules. In deze arbeidsmarktflits belichten we de evolutie van twee flexibiliteitsformules die vooral aangewend worden vanuit bedrijfsoogpunt, met name tijdelijke arbeid en afwijkende werktijdregelingen.

Tijdelijke arbeid

Het aandeel loontrekkenden dat in een vorm van tijdelijke arbeid1 werkt, schommelde in Vlaanderen de laatste drie decennia tussen vier en tien procent. In 1983 werkte 5,3% van alle loontrekkenden in Vlaande- ren in een tijdelijke baan (figuur 1). Tien jaar later, in 1993, was dit teruggevallen tot 4,3%. Vanaf midden jaren negentig kende tijdelijke arbeid een aanzienlijke opgang, tot een niveau van 9,5% in 1999. In 2000 kwam er een einde aan de groei en de daaropvolgende jaren liep het aandeel loontrekkenden in tijdelijke arbeid langzaam maar zeker terug. Vanaf 2003 stabiliseerde het aandeel loontrekkenden in tijdelijk dienst- verband rond 7,5%, maar sinds de financieel-economische crisis viel dit opnieuw geleidelijk terug, om uit- eindelijk af te tikken op 6,6% in 2013. Dit komt overeen met ongeveer 154 000 loontrekkenden (tussen 15 en 64 jaar). Enkel in 2011 was er nog een korte opflakkering merkbaar, toen de arbeidsmarkt even opnieuw wat ademruimte kreeg.

Tijdelijke arbeid is vooral te situeren bij jongeren, voor wie de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt vaak verloopt via een tijdelijk (uitzend)contract. Bij de 15- tot 24-jarigen schommelde het aandeel tijdelijke arbeid de laatste jaren tussen 25% en 30%, om in 2013 uit te komen op 27,6% (ongeveer 53 000 jongeren).

Vanuit Europees perspectief is tijdelijke arbeid in Vlaanderen heel wat minder sterk ingeburgerd. In 1999 bedroeg het aandeel tijdelijke arbeid in de EU-15 13,3%, tegenover 9,5% in het Vlaams Gewest. Anno 2013 ging het over een aandeel van 13,8% in de EU-15 tegenover 6,6% in Vlaanderen.

Ook is er een aanzienlijk verschil wanneer we kijken naar de jongeren. In 1999 was 32,9% van de Vlaamse 15- tot 24-jarige loontrekkenden aan het werk via een tijdelijk contract, tegenover 39,2% in de EU-15. In 2013 was dit aandeel bij de Vlaamse jongeren geslonken tot 27,6%, terwijl dit voor de jongeren in de EU-15 opliep tot liefst 43,2%.

1 Met tijdelijke arbeid vatten we verschillende vormen van (contractuele) flexibiliteit. Het gaat daarbij over arbeidsovereenkom- sten van bepaalde duur of voor een bepaald welomschreven werk, maar ook over uitzendarbeid, studentenarbeid, seizoensarbeid en overige arbeidsformules waarvan de contractduur beperkt is in de tijd.

(2)

2

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Figuur 1 Evolutie van het aandeel tijdelijke arbeid bij loontrekkenden (15-64 jaar) (Vlaams Gewest en EU-15; 1983- 2013)

Bron: Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE)

Afwijkende werktijden

Andere vormen van flexibiliteit zijn de atypische arbeidsstelsels waarbij op afwijkende uren wordt gewerkt (figuur 2). Hierbij gaat het onder meer over avond- en nachtwerk, twee arbeidsvormen die de laatste jaren afnamen in gebruik. In 2000 werkte 12% van alle loontrekkenden in Vlaanderen gewoonlijk ’s avonds, in 2013 was dit teruggelopen tot 8,6%. Nachtwerk, dat in 2000 door 4,8% van de loontrekkenden op regelma- tige basis werd verricht, kende eveneens een terugval en was anno 2013 nog goed voor 2,9%. Het aandeel loontrekkenden dat actief is in ploegenarbeid viel eveneens terug. In 2000 werkte ruim één op de tien loon- trekkenden in Vlaanderen in een ploegenstelsel (10,6%). In 2013 ging het nog om 8%. Deze dalende trends zijn onder andere sectorgebonden. Zo gaat de afbouw van deze stelsels samen met de dalende tewerkstel- lingsevolutie in de industrie, waar traditioneel grote groepen avond- en nachtarbeiders actief zijn, en waar vaak in ploegenstelsels wordt gewerkt.

Het aandeel loontrekkenden dat op weekenddagen werkt, neemt anderzijds wel toe. Zaterdagwerk was in Vlaanderen in 2000 gebruikelijk voor 12,3% van de loontrekkenden, zondagwerk voor 7,1%. In 2013 was het aandeel zaterdagwerk gestegen naar 16,2% en het aandeel zondagwerk naar 9,4%. Ook deze evoluties zijn onder meer vanuit sectoraal oogpunt te verklaren. Enerzijds denken we daarbij aan de verdere tertiai- risering van de economie, en meer specifiek aan de tewerkstellingsgroei in de handel en distributie waar vaak op zaterdag wordt gewerkt. Anderzijds speelt ook de verdere uitbouw van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening hierbij een rol, zowel op het vlak van zaterdag- als zondagwerk (in de ziekenhuizen, de bejaardenzorg, enzovoort).

5,3

9,5

6,6 11,5

13,3 13,8

0 5 10 15

1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013

(%)

Vlaams Gewest EU-15

(3)

3

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Figuur 2 Evolutie van het aandeel loontrekkenden (15-64 jaar) in afwijkende werktijden (Vlaams Gewest en EU-15; 2000 en 2013)

Bron: Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE)

Net zoals tijdelijke arbeid komen deze vormen van atypische arbeid in Vlaanderen verhoudingsgewijs heel wat minder vaak voor dan in de rest van de EU-15. Dit geldt vooral voor zaterdagwerk, waar het Europese cijfer in 2013 bijna negen procentpunten hoger lag dan in Vlaanderen (25,1% tegenover 16,2%), maar ook voor avondwerk, met een verschil van bijna acht procentpunten (16,3% tegenover 8,6%). Wel volgen de Europese cijfers de Vlaamse trend van een afnemend aandeel avond- en nachtwerk, tegenover een toene- mend gebruik van weekendwerk. Uitzondering hierop vormt echter het aandeel loontrekkenden in ploe- genarbeid dat in Europa steeg, in tegenstelling tot in Vlaanderen. Daardoor lag in 2013 het gebruik van ploegenarbeid in Europa bijna dubbel zo hoog als in Vlaanderen (15,7% tegenover 8,0%).

Meer cijfers en duiding over de evolutie van flexibele arbeidsformules zijn vanaf 11 februari 2015 te vinden in het WSE Report ‘Terugblik op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ontwikkelingen sinds de jaren tachtig’. In dit rapport, dat gepubliceerd wordt op de website van het Steunpunt WSE, brengen we aan de hand van tien thematische hoofdstukken de belangrijkste langetermijnevoluties op de Vlaamse arbeidsmarkt in kaart.

Wouter Vanderbiesen

Steunpunt Werk en Sociale economie

12,0 8,6

4,8 2,9

10,6 8,0

12,3 16,2

7,1 9,4

0 5 10 15 20 25

2000 2013 2000 2013 2000 2013 2000 2013 2000 2013 Avondwerk Nachtarbeid Ploegenarbeid Zaterdagwerk Zondagwerk

(%)

Vlaams Gewest EU-15

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Patterson,
K.
(2003).
Servant
leadership:
A
theoretical
model.
Servant
Leadership


There is a need to undertake some investigation into the social aspects of off- register property transfer and the proposed use of cell-phone technology as a means

In 2000 kwam er echter een einde aan de groei en de daaropvolgende jaren liep het aandeel loontrek- kenden in tijdelijke arbeid langzaam maar zeker te- rug, onder andere door de

De recreatieve tijd (de tijd besteed aan sociale con- tacten en het verenigingsleven enerzijds en vrije tijd anderzijds) ligt voor deeltijdse onderbrekers slechts 8

Omdat we met negen werkkenmerken werken, varieert deze som van rode of negatieve scores voor een werkkenmerk tussen nul (geen enkel van de ne- gen werkkenmerken

overweegt dat EU-voorzitter Portugal in december 2007 een grootste EU-Afrikaanse top belegt; is van mening dat een leider die verantwoordelijk is voor flagrante

De verschillen in arbeidsvoorwaarden en rechtsposities tussen groepen werknemers, tussen en binnen sectoren, tussen en binnen bedrijven worden bij voortzetting van de

Dat zou de heer Van Agt misschien wel van pas komen in zijn bestrijding van de PvdA, maar de PvdA zal hem niet van dienst zijn.. Wij hebben oog voor de praktijk van de macht en