• No results found

Opleidingsdeelname van werknemers in België: Europese top of flop?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Opleidingsdeelname van werknemers in België: Europese top of flop?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Opleidingsdeelname van werknemers in België: Europese top of flop?

Arbeidsmarktflits | 23 juni 2014

Om de inspanningen inzake permanente vorming van werknemers in de EU-landen te monitoren kunnen we beroep doen op een drietal Europees geharmoniseerde bronnen: de Continuing Vocatio- nal Training Survey (CVTS), de European Working Conditions Survey (EWCS) en de Labour Force Sur- vey (LFS). Elk van deze surveys heeft haar eigen opzet en methodologie, wat zich ook vertaalt naar globale niveauverschillen in de cijfers. Opvallender is echter dat ook de onderlinge positie van de EU- landen op het vlak van opleidingsparticipatie bij werknemers sterk verschilt, afhankelijk van de bron.

Grote niveauverschillen in participatiegraad

Op basis van de CVTS 2010 kreeg ruim de helft (52%) van alle werknemers in de bevraagde Belgische ondernemingen in de loop van een jaar formele opleiding aangeboden. Dit is een identiek cijfer als dit voor Vlaanderen. Wanneer we daarnaast kijken naar het aandeel werknemers dat volgens de LFS deelnam aan opleiding komen we uit op een maandelijkse opleidingsparticipatie van gemiddeld 8,3% in België en 9,3% in Vlaanderen. Deze globale niveauverschillen tussen beide bronnen zijn gro- tendeels verklaarbaar door de verschillen in referentieperiode die men vooropstelt voor het volgen van opleiding (vier weken in de LFS, een jaar in de CVTS). Daarnaast speelt ook de verschillende op- zet van beide surveys een rol. De LFS is een enquête over verschillende arbeidsgerelateerde thema’s, afgenomen onder de bevolking (in dit geval werknemers). In de CVTS gaat het daarentegen over een bedrijfssurvey, specifiek gericht op het peilen naar de opleidingsinspanningen van ondernemingen, waarbij het aannemelijk is dat bedrijven die zich nauwer met het onderwerp identificeren en meer opleidingsgericht zijn, sneller zullen deelnemen aan een dergelijke bevraging.

Bij een derde bron – de EWCS – wordt de opleidingsdeelname net zoals bij de CVTS gemeten op jaarbasis, maar de observatie-eenheid leunt dan weer aan bij de LFS (cf. ‘personen’ of werknemers).

De EWCS heeft dus wat van beide andere bronnen, en komt voor België uit op een gemiddelde par- ticipatiegraad bij werknemers van 39%.

België in Europa: een diffuus beeld

De globale niveauverschillen in participatiegraad tussen de drie bronnen zijn dus vrij goed verklaar- baar en hebben vooral een methodologische oorzaak. In dat opzicht zijn deze vaststellingen dan ook niet zo ‘problematisch’. Een groter probleem is het diffuse beeld van de positie van België in het Europese peloton (zie figuur). Volgens de CVTS is België een opleidingsland bij uitstek en bekleden we een toppositie op het vlak van voortgezette beroepsopleiding voor werknemers (participatie- graad van 52% ten opzichte van 38% gemiddeld in de EU). Volgens de LFS echter is het met onze opleidingsinspanningen voor werknemers eerder pover gesteld (8% in vergelijking met 13% Europa).

De resultaten van de EWCS situeren zich zowat middenin deze twee uitersten. Volgens die laatste bron leunen we met een participatiegraad bij werknemers van 39% nauw aan met het Europees gemiddelde (37%).

(2)

2

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Opleidingsparticipatie bij werknemers in de landen van de EU en Vlaanderen volgens de CVTS, EWCS en LFS (2010)

Noten: CVTS: voortgezette formele beroepsopleiding (referentieperiode 12 maanden) / LFS: alle vormen van opleiding en levenslang leren (referentieperiode 1 maand) / EWCS: training betaald of voorzien door de werkgever (referentieperiode 12 maanden); geen data beschikbaar voor Vlaanderen

Bron: CVTS, Eurostat/FOD Economie ADSEI; EWCS, Eurofound; LFS, Eurostat (Bewerking Steunpunt WSE)

Ook de internationale positionering van andere EU-landen is op basis van de drie bronnen aardig zoek, op uitzondering van de landen onderaan de rangorde. Deze laatste komen in de drie surveys wel vrij goed overeen. Het gaat dan, naast Griekenland (GR), vooral over Oost-Europese landen zoals Roemenië (RO), Bulgarije (BG), Hongarije (HU), Kroatië (HR) of Litouwen (LT). De verklaring van de zwakke scores in deze landen ligt onder andere in hun hoge aandeel kleinere, doorgaans minder opleidingsgerichte bedrijven.1

De rangordes van de landen aan de top en in de middenmoot leveren echter een (sterk) afwijkend beeld op volgens de drie bronnen, al situeert de afwijking zich vooral bij CVTS. Zo vinden we vier landen van de top vijf uit de EWCS-rangorde ook terug in de top vijf van de LFS: Finland (FI), Neder- land (NL), Zweden (SE) en het Verenigd Koninkrijk (UK). We vinden echter slechts één van deze lan- den terug bij de vijf best presterende landen in de CVTS, met name Zweden (SE), op de vijfde plaats.

Omgekeerd, op uitzondering van Zweden is er geen enkel ander land uit de top vijf van de CVTS dat qua participatiegraad ook goed scoort in de twee andere bronnen. De twee CVTS-toplanden, Tsje- chië en België, scoren op basis van de LFS zelfs eerder zwak.

1 Mignot, J.F. (2013). Continuing training for employees in Europe: the differences between countries continue to narrow. Training & Employment Newsletter. Marseille: Céreq

(3)

3

© Steunpunt WSE

Parkstraat 45 bus 5303 – 3000 Leuven | T: +32 (0)16 32 32 39 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Vanuit bedrijfsperspectief (volgens de CVTS) scoort ons land dus duidelijk beter dan wanneer ge- vraagd wordt naar de opleidingsdeelname bij de werknemers zelf (zoals in de LFS of EWCS). Boven- dien blijkt dat de rankings van de verschillende EU-landen binnen deze twee laatste bronnen het meest in elkaars verlengde liggen: landen die hoog scoren in de LFS, scoren doorgaans ook hoog in de EWCS (ongeacht de globale niveauverschillen).

Naar een exacte verklaring van deze wijzigende rangordes van de Europese landen en de toppositie van ons land op basis van de CVTS blijft het een beetje gissen. Mogelijke hypotheses zijn de verschil- lende aard en methodologie van de bevragingen, de percepties van de respondenten dan wel bedrij- ven zelf over voortgezette vorming of landelijke initiatieven op het vlak van competentiebeleid in bedrijven en de rapportering ervan.

Meer lezen?

Voor meer analyses en duiding over de prestaties inzake permanente vorming in België en Europa kan je terecht in het Over.Werk-artikel ‘België: land van permanente vorming?’, verschenen in Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, 24(2). In dit Over.Werk-nummer wordt, in de katern

‘Boordtabel opleidingsinspanningen’, bovendien ook ruime aandacht besteed aan een analyse van obstakels en ongelijkheden in opleidingsdeelname, en aan de resultaten op vlak van de vormingsin- spanningen in Vlaanderen op basis van de sociale balansen.

Wouter Vanderbiesen

Steunpunt Werk en Sociale Economie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen dit systeem, waarin enkelen het niet echt socialistisch, 1fl S jaar tijd verloor één op de drie bouwvakkers dumpprijzen worden aangeboden, wordt bij op grond van hun

De uitspraken luidden: ‘Ik voel mij Nederlander’, ‘Ik ben blij Nederlander te zijn’, Ik ben er trots op Nederlander te zijn’, ‘Ik geef er de voorkeur aan om de

Wat is geregeld in de wet- en regelgeving voor het verwerken van politiegegevens in andere Europese landen, hoe hebben deze landen de in Nederland bestaande en even- tuele

Als we nog eens naar het voorbeeld van de taalherkenning middels letterfre- quenties kijken, kunnen we dit zien als een Markov proces waarbij de states de verschillende letters zijn.

Voor een Markov model van orde 0 hebben we alleen maar de kansverdeling van de states nodig, dus de kansverdeling van de letters, en die krijgen we als relatieve frequenties van

* Vergelijk Noorwegen en Portugal met elkaar op het gebied van de vier dimensies/onderwerpen die in hoofdstuk 5 behandeld zijn: landschap, klimaat, cultuur en bevolking

Op welke wijze voorziet de wetgeving in te selecteren landen die partij zijn bij het EVRM in een bijdrage van procederende partijen aan de kosten van de rechtspraak die door

Mail ze dan naar Aduis (info@aduis.nl) en wij plaatsen deze dan als downlaod op onze web