• No results found

De Tijdelijke landelijke commissie toelating en verwijdering: een blijvertje!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De Tijdelijke landelijke commissie toelating en verwijdering: een blijvertje!"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Tijdelijke landelijke commissie toelating en verwijdering:

een blijvertje!

De Tijdelijke landelijke commissie toelating en verwijdering is in 2014 in het leven geroepen om te adviseren in geschillen tussen ouders en school over passend onderwijs. In dit artikel wordt een overzicht geven van de uitspraken van deze commissie. De auteurs pleiten ervoor dat de commissie permanent wordt.

Mr.dr. J. Sperling* en mr. A.M.T. Wigger*

1. Inleiding

De Tijdelijke landelijke geschillencommis- sie toelating en verwijdering, ook wel de Geschillencommissie passend onderwijs (GPO) genoemd, is op 1 augustus 2014 in het leven geroepen bij de invoering van pas- send onderwijs.1 De wetgever verwachtte dat er met name in de beginperiode van passend onderwijs behoefte bestond aan een instantie die richting kon geven aan de toepassing van de nieuwe wettelijke be- palingen. Er werd gekozen voor één lande- lijke, laagdrempelige en snelle procedure bij een deskundige geschillencommissie.

De GPO is ondergebracht bij Stichting Onderwijsgeschillen in Utrecht.

Die verwachting is uitgekomen. De GPO heeft in haar korte bestaan een groot aan- tal duidelijke uitspraken gedaan over de uitleg en toepassing van belangrijke wet- telijke bepalingen over passend onderwijs.

In dit artikel geven wij een overzicht van deze uitspraken. We beginnen met een kor- te beschrijving van de bevoegdheid van de GPO, de samenstelling en de procedure en de toetsingsnorm die zij hanteert, gevolgd door een overzicht van uitspraken en een conclusie.

2. De Commissie passend onderwijs

De GPO is bevoegd in geschillen tussen ouders en bevoegd gezag die ontstaan bij:

1. De beoordeling of de aanmelding een kind betreft dat extra on- dersteuning behoeft.2

2. De plicht van de school van aanmelding een andere school bereid te vinden de leerling met een extra ondersteuningsbehoefte toe te laten als de school van aanmelding de toelating weigert.3 3. Het vaststellen en bijstellen van een ontwikkelingsperspectief.4 4. De weigering een leerling die extra ondersteuning behoeft toe

te laten omdat de school geen plaats heeft of omdat zijn ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van de school respec- teren dan wel onderschrijven.

5. De verwijdering van een leerling.5

In onderdeel 3 hierna zullen wij per bevoegdheid de uitspraken be- spreken. In de praktijk zijn er nog geen geschillen geweest over be- voegdheid 4 (plaatsgebrek of respecteren grondslag). Wij zullen deze categorie dan ook niet behandelen.

Samenstelling

De GPO is zodanig samengesteld dat zij beschikt over juridische, (or- tho)pedagogische, psychologische, onderwijskundige, maatschap- pelijke, bestuurlijke en medische deskundigheid. Voor de behande- ling van ieder geschil kiest de GPO uit haar leden één voorzitter en twee leden en bepaalt welke samenstelling bij de behandeling van het geschil het meest geschikt is.6 De GPO wordt administratief en juridisch ondersteund door de Stichting Onderwijsgeschillen in Utrecht.7

Procedure

De procedure begint met het indienen van een verzoekschrift door een ouder(s) of een meerderjarige leerling8, gevolgd door een ver- weerschrift van het bevoegd gezag. Omdat de wetgever een snelle geschilbeslechting heeft beoogd, stelt de GPO eisen aan het volume van de stukken. Het verzoek- en verweerschrift zijn in beginsel ge- maximeerd tot 10 pagina’s en de bijlagen tot 40 pagina’s. De GPO kan partijen verzoeken het ingediende dossier in te korten.9

Volgens artikel 4 van het reglement van de GPO moet het verzoek- schrift worden ingediend binnen zes weken met ingang van de dag

* Joke Sperling is zelfstandig adviseur en Annie Wigger is advocaat

(2)

na die waarop het ontwikkelingsperspectief is vastgesteld of de be- slissing over toelaten, of verwijderen is genomen. Deze termijn is echter verschoonbaar indien redelijkerwijze niet kan worden geoor- deeld dat de verzoeker in verzuim is geweest.10 Daarvan was sprake toen de school van aanmelding weigerde een schriftelijk afwijzings- besluit te nemen.11 Ook verschoonbaar was het te late verzoek in een situatie waarin na het weigeringsbesluit nog gesprekken hadden plaatsgevonden tussen de ouders en de school en de ouders het ver- zoekschrift hadden ingediend direct nadat duidelijk was geworden dat het bevoegd gezag bij de weigering bleef.12 Hetzelfde gold in een geval waarin de te late indiening te wijten was aan de gemachtigde van de verzoekster en verzoekster die fout direct zelf herstelde.13

Na ontvangst van het verweerschrift bepaalt de GPO de zittingsda- tum, tenzij partijen de voorkeur geven aan een schriftelijke proce- dure. In het reglement staat niet dat er conclusies van repliek en dupliek kunnen worden genomen, maar wel dat er tot en met drie dagen voor de zitting stukken kunnen worden ingediend.14 De ter- mijnen zijn kort en de mogelijkheid tot uitstel of aanhouding zijn beperkt, want de GPO dient binnen 10 weken na de datum van de indiening van het verzoekschrift uitspraak te doen.

De uitspraak van de GPO heeft de status van een advies en is dus niet bindend. Maar het bevoegd gezag moet de GPO wel laten we- ten of het dit advies opvolgt. Indien dat niet het geval is, moet het bevoegd gezag gemotiveerd aangeven waarom.15 Indien de ouders tevens bezwaar hebben gemaakt bij het bevoegd gezag tegen de be- slissing over de toelating of de verwijdering, mag het bevoegd ge- zag de beslissing op bezwaar niet eerder nemen dan nadat de GPO heeft geoordeeld.16

De GPO kan zelf bepaalde personen als informant uitnodigen voor de zitting. Al snel na de start van de GPO bleek dat het nuttig was als een lid van het bestuur van het samenwerkingsverband (SWV) als informant aanwezig is. Hoewel het SWV juridisch en praktisch een spilfunctie heeft bij het onderwijs aan leerlingen met extra on- dersteuningsbehoefte, bleek regelmatig dat het SWV niet op de hoogte was van de geschilsituatie. Doordat het SWV tijdens de zit- ting meer inzicht in de problematiek kreeg, kon het vaak alsnog bij- dragen aan een oplossing.17 De GPO nodigt sindsdien altijd standaard een lid van het SWV uit.

De uitspraak van de GPO heeft de status van een advies en is dus niet bindend. Maar het bevoegd gezag moet de GPO wel laten weten of het dit advies opvolgt. Indien dat niet het geval is, moet het bevoegd gezag gemoti- veerd aangeven waarom.

Toetsingsnorm

De wet schrijft voor dat de GPO haar oordeel uitbrengt, ‘rekening houdend met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteu- ningsplan’.18 Hierin staan regels over de verschillende vormen van ondersteuning en de procedures en criteria voor het gebruik ma- ken van de ondersteuning. Zoals we hieronder zullen aangeven, be- trekt de GPO deze regels echter niet altijd bij haar uitspraken, al- thans niet expliciet. Verder betrekt de GPO bij haar uitspraken de wettelijke bepalingen, met name de relevante onderwijswetgeving, zoals de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de exper- tisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), en

de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz).19 In geschillen over verwijdering van leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoefte toetst de GPO aan de hand van de redelijkheid en billijkheid.

De GPO heeft uit de parlementaire geschiedenis afgeleid dat zij be- voegd is het geschil in volle omvang te toetsen.20 Dit blijkt volgens de GPO met name uit de omstandigheid dat de wetgever bij de sa- menstelling van de GPO heeft gekozen voor een breed spectrum aan deskundigheden met specifieke expertise op het gebied van leerlin- gen die extra ondersteuning behoeven. De GPO toetst dus niet mar- ginaal, zij het dat het rekening houdt met de beleidsvrijheid van het bevoegd gezag.

3. Uitspraken 3.1 Beoordeling

De onderwijswetten bepalen dat het bevoegd gezag bij de aanmel- ding beoordeelt of het kind extra ondersteuning behoeft.21 De GPO heeft verschillende uitspraken gedaan over wat onder aanmelding valt, wat onder extra ondersteuningsbehoefte moet worden ver- staan en hoe het bevoegd gezag die behoefte moet beoordelen.

‘aanmelding’

In de wet staat dat een aanmelding schriftelijk moet geschieden.22 Toch kwalificeert de GPO niet-schriftelijke handelingen soms als een aanmelding, bijvoorbeeld het feitelijk in behandeling nemen van een aanmelding.23 Ook geldt het laten volgen van onderwijs voor een korte periode met het doel te onderzoeken of de school in staat is te voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling, als een aanmelding.24 In een geval waarin het aanmeldingsformu- lier de school niet had bereikt, maar de school het kind daarna ob- serveerde, was volgens de GPO eveneens sprake van een aanmel- ding.25 De omstandigheid dat het bevoegd gezag het eigen handelen slechts als een ‘serviceverlening’ kwalificeert, deed er niet aan af dat het om een aanmelding ging.26 Een school mag de mogelijkheid tot aanmelding niet afhankelijk maken van een voorafgaande ob- servatie.27

In een geval waarin de ouders het kind bij twee scholen van ver- schillende bevoegde gezagen hadden aangemeld, rustte volgens de GPO de onderzoeksplicht op het bevoegd gezag van de eerste school van aanmelding. Dat kan anders zijn als daar binnen het SWV an- dere afspraken over zijn gemaakt.28 In een zaak waarin de ouders hun kind bij meerdere scholen van hetzelfde bevoegd gezag hadden aangemeld, overwoog de GPO dat het aan de ouders was om aan te geven welke school hun voorkeur heeft.29 Wel moet de aanmelding zijn bedoeld om daadwerkelijke plaatsing te verkrijgen op de school van aanmelding. In een geval waarin een jongere zich aanmeldde op een school die alleen vmbo-onderwijs aanbood met de bedoeling om aldus bekostiging te verkrijgen voor het inkopen van havo-on- derwijs elders, verklaarde de GPO het verzoek ongegrond.30

‘extra ondersteuningsbehoefte’

De GPO heeft ‘extra ondersteuning’ gedefinieerd als ‘ondersteu- ningsbehoefte die uitstijgt boven de basisondersteuning van de school’.31 Die definitie sluit aan bij de parlementaire geschiedenis.

(3)

De wetgever heeft met opzet geen uniforme, landelijke omschrij- ving van ‘extra ondersteuning’ gegeven omdat die per SWV kan ver- schillen. Volstaan werd met de omschrijvingen ‘basiszorg’ en ‘spe- ciale zorg’, waarbij de laatste term ‘extra ondersteuning’ lijkt te betekenen. Basiszorg is de ondersteuning die elke de school zou moeten kunnen bieden.32 Speciale zorg is de ondersteuning die wordt geboden met inzet vanuit het SWV of van scholen voor spe- ciaal onderwijs (SO) of een andere voorziening.33 Voor een nadere invulling van deze termen wordt in de memorie van toelichting verwezen naar het ‘Referentiekader Passend onderwijs’ van de sec- torraden.34

‘beoordeelt’

Voor de wijze van beoordeling gaat de GPO uit van de Wgbh/cz.

Hierin staat dat het bevoegd gezag moet onderzoeken wat de onder- steuningsbehoefte van de aangemelde leerling is en welke doeltref- fende en redelijke aanpassingen in het onderwijs moeten worden gemaakt voor deze leerling, tenzij de aanpassingen onevenredig be- lastend zijn.35 Het bevoegd gezag heeft hierbij een zelfstandige taak.36 Ouders hebben weliswaar de plicht om bij de aanmelding aan te geven dat hun kind ondersteuning behoeft, maar als ouders dat niet expliciet stellen, heeft het bevoegd gezag toch een onderzoeks- plicht op grond van de informatie bij de aanmelding of op grond van eigen waarnemingen.37 Ook hoeven de ouders niet expliciet aan te geven welke ondersteuning of aanpassing de school voor hun kind moet maken.

Indien bij aanmelding blijkt dat het kind een ondersteuningsbe- hoefte heeft, moet het bevoegd gezag onderzoeken welke de precie- ze ondersteuningsbehoefte is.38 Het bevoegd gezag kan de ouders verzoeken gegevens te overleggen betreffende stoornissen of han- dicaps van het kind of beperkingen in diens onderwijsparticipa- tie.39 Is er al een ontwikkelingsperspectief (OPP) van de voorgaan- de school, dan moet dat onderdeel van het onderzoek uitmaken.

Aangevuld met de observaties van de nieuwe school, ontstaat daar- mee een actueel beeld van de leerling en zijn ondersteuningsbe- hoefte, aldus de GPO.40

Indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoorde- ling van de aanmelding of de voorbereiding van de toelatingsbeslis- sing, bepaalt de wet dat het bevoegd gezag kan beslissen de aanmel- ding niet te behandelen, mits de ouders de gelegenheid hebben gehad de aanmelding binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn aan te vullen.41 In een geval waarin de ouders weigerden relevante gegevens over de ondersteuningsbehoefte te verstrekken en niet gemotiveerd aangaven waarom, oordeelde de GPO dat het bevoegd gezag de aanmelding mocht weigeren.42 Wel vindt de GPO dat het bij een dergelijke weigering tot de taak van het bevoegd ge- zag behoort om met de ouders hierover in gesprek te gaan.43

Het bevoegd gezag heeft veel vrijheid bij het bepalen hoe het de on- dersteuningsbehoefte onderzoekt. Zo kan het zich baseren op de bij de aanmelding ontvangen documenten. Maar in een geval waarin het bevoegd gezag vond dat een door de ouders overgelegd onder- zoek te eenzijdig was, vond de GPO dat het bevoegd gezag een eigen onderzoek had moeten doen in plaats van de leerling af te wijzen.44 Ook kan het bevoegd kiezen voor een eigen onderzoek of een obser- vatie van het kind. Waar die observatie geschiedt, valt binnen de vrije beslissingsruimte van de school.45 Ook is een proefplaatsing

mogelijk, zij het op voorwaarde dat tijdens die plaatsing ook daad- werkelijk wordt onderzocht welke ondersteuning het kind nodig heeft.46 Daarvan was geen sprake in het geval van een ‘proefweek’

waarin het kind geen extra ondersteuning kreeg terwijl al vast stond dat het die nodig had.47 Een gesprek tussen de intern begelei- ders (IB’ers) van de huidige school en de school van aanmelding met het advies dat vso geïndiceerd zou zijn, was eveneens onvol- doende onderzoek omdat dit advies niet overeenkwam met het ad- vies van de basisschool.48 Het is voor een onderzoek echter niet noodzakelijk dat het bevoegd gezag een OPP opstelt; de wet49 vereist dat pas als de leerling is ingeschreven op de school.50

Nadat de school de precieze ondersteuningsbehoefte van het kind heeft vastgesteld, moet het onderzoeken of het zelf in staat is dit onderwijs te bieden binnen de basisondersteuning. Is dat niet het geval, dan moet de school onderzoeken of het de extra ondersteu- ning kan bieden met (financiële) inzet van het SWV of een of meer andere scholen binnen het SWV. Het moet bij dit onderzoek het ei- gen schoolondersteuningsprofiel en de afspraken binnen het SWV betrekken, en de daarin genoemde procedureregels en criteria vol- gen, aldus de GPO.51 Het onderzoek moet nl. inzichtelijk en trans- parant zijn, zodat kan worden vastgesteld dat de school voldoende onderzoek heeft gedaan naar de aanpassingen.52 Indien het onder- zoek niet inzichtelijk is, bijvoorbeeld omdat schriftelijke stukken ontbreken van het overleg met de ouders, kan dit tot gevolg hebben dat de GPO oordeelt dat het bevoegd gezag niet aan zijn onderzoeks- verplichting heeft voldaan.53

Nadat de school de precieze ondersteuningsbehoefte van het kind heeft vastgesteld, moet het onderzoeken of het zelf in staat is dit onderwijs te bieden binnen de basis- ondersteuning. Is dat niet het geval, dan moet de school onderzoeken of het de extra ondersteuning kan bieden met (financiële) inzet van het SWV of een of meer ande- re scholen binnen het SWV.

In een geval waarin het bevoegd gezag vond dat het kind op het OPDC geplaatst moest worden, maar daarbij niet de eigen regels en die van het SWV m.b.t. OPDC-plaatsingen had gevolgd, werd het ver- zoek van de ouders om het plaatsingsbesluit ongegrond te verkla- ren, toegewezen.54 In een ander geval waarin, in afwijking van de aanmeldingsprocedure in de schoolgids, geen ‘assessment’, of on- derzoek, had plaatsgevonden, had het bevoegd gezag volgens de GPO onvoldoende inzicht in de ondersteuningsbehoefte verschaft.55

Het gaat er bij dit onderzoek om dat de ondersteuningsbehoefte van de leerling wordt vastgesteld. Er kan niet worden volstaan met het be- noemen van de handicap of leerproblemen van het kind. Het be- voegd gezag moet steeds onderzoeken wat het kind nodig heeft en of het kan voorzien in deze ondersteuningsbehoefte.56 De school kan dus niet stellen dat het geen extra ondersteuning biedt aan kin- deren die vallen binnen een bepaalde categorie, bijvoorbeeld autis- me57, ODD58, afkomstig uit het SO59 of een handicap waarvan de school al een bepaald aantal kinderen heeft.60 Maar indien het be- voegd gezag in die situatie aannemelijk maakt dat een leerling met een bepaalde handicap een onevenredige belasting voor de school vormt en er geen steun vanuit het SWV gegeven kan worden, kan het bevoegd gezag tot de conclusie komen dat het dit kind geen ex- tra ondersteuning kan bieden.61

(4)

De GPO hecht er veel belang aan dat het bevoegd gezag overlegt met de ouders tijdens het onderzoek. Dit moet in een zo vroeg mogelijk stadium geschieden.62 Nalaten daarvan kan leiden tot gegrondver- klaring van het verzoek.63

3.2 Andere school vinden

Als de school van aanmelding na onderzoek vaststelt dat het niet in staat is om aan de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling te voorzien, mag de school de leerling de toelating weigeren. De wet bepaalt dat de weigering niet plaatsvindt dan nadat het bevoegd ge- zag er, na overleg met de ouders en met inachtneming van de on- dersteuningsbehoefte van de leerling en de schoolondersteunings- profielen van de betrokken scholen, voor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten.

‘weigering’

De GPO heeft overwogen dat het weigeringsbesluit uit verschillen- de omstandigheden kan blijken. Dat hoeft niet perse schriftelijk te zijn; de wet vereist ook niet dat de weigering schriftelijk wordt be- kendgemaakt. Maar voor wat betreft het openbaar onderwijs over- woog de GPO dat dit wel noodzakelijk is. Het gaat immers om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in dat geval dient het besluit schriftelijk en met opgaaf van redenen te worden bekendgemaakt. In een ander geval nam de GPO aan dat het bevoegd gezag de toelating ‘feitelijk’ had geweigerd. Het lijkt erop dat de GPO die aanname baseerde op de omstandigheid dat het bevoegd gezag niet binnen de wettelijke termijn van 10 weken een beslissing had genomen.64 In weer een ander geval leidde de GPO de weigering af uit de omstandigheid dat de directeur van de school in een email schreef dat hij de ouders veel succes wenste bij het vin- den van een andere school.65

‘overleg met de ouders’

De GPO hecht er veel belang aan dat het bevoegd gezag ook in deze fase met de ouders overlegt. Dit overleg dient te gaan over de vraag welke scholen binnen het SWV de relevante expertise hebben. Ook als de school van aanmelding een voorkeur voor een bepaalde school heeft, dient zij toch met de ouders te spreken over eventuele an- dere mogelijkheden, met name als de ouders het niet eens zijn met de voorkeur van de school.66 De ouders moeten bovendien de gele- genheid krijgen om aan te geven welke voorkeuren zij hebben over de thuisnabijheid en de richting van de school.67

‘andere school’

De bereidheid van de andere school om de leerling toe te laten, moet blijken uit een schriftelijke bevestiging68 of een ander schriftelijk stuk, bijvoorbeeld een verslag van een multidisciplinair overleg waarbij een vertegenwoordiger van de andere school aanwezig was.69 De andere school moet bovendien in staat zijn de extra on- dersteuning te bieden. De omstandigheid dat de ouders na de afwij- zing zelf op zoek zijn gegaan naar een andere school ontslaat de school van aanmelding niet van zijn zorgplicht.70

Onder ‘andere school’ kan ook een school voor speciaal onderwijs (SO) of een speciale school voor basisonderwijs (SBO) worden ver- staan. Of de leerling geplaatst kan worden in het SO of op een SBO hangt af van het ondersteuningsplan van het SWV. De wet schrijft immers voor dat het ondersteuningsplan de procedure en criteria

omvat voor de plaatsing van leerlingen op een SBO of het SO van het SWV.71 Bovendien moet de school van aanmelding eerst een toe- laatbaarheidsverklaring (tlv) aanvragen. Voor de toekenning van de tlv zal het SWV de procedure en criteria voor plaatsing op een SBO of in het SO moeten volgen. Voor het aanvragen van een tlv is toestemming van de ouders niet nodig. Wel kunnen ouders tegen de afgifte of weigering van een tlv bezwaar indienen bij het SWV, eventueel gevolgd door beroep. Voordat het SWV daarop besluit, wordt eerst een advies gegeven door een bezwaaradviescommissie.

Bijna alle SWV’s zijn aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradvies- commissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

De GPO heeft overwogen dat de school van aanmelding de leerling pas mag afwijzen als het SWV de tlv ook daadwerkelijk heeft afge- geven.72 Het is het echter niet noodzakelijk dat de school van aan- melding een OPP opstelt ten behoeve van de tlv-aanvraag. Die ver- plichting ontstaat pas na inschrijving en ligt dus bij de ‘andere school’.73

3.3 Ontwikkelingsperspectief

De GPO neemt kennis van geschillen tussen ouders en bevoegd ge- zag die ontstaan bij de toepassing van de wettelijke bepalingen waarin staat dat het bevoegd gezag een OPP vaststelt voor leerlin- gen die extra ondersteuning behoeven, nadat op overeenstemming gericht overleg (OOGO) is gevoerd met de ouders. Ook neemt de GPO kennis van geschillen over het bijstellen van het ontwikkelingsper- spectief, nadat OOGO is gevoerd met de ouders.

Ontwikkelingsperspectief

Het bevoegd gezag moet voor elke leerling die bij hem staat inge- schreven en extra ondersteuning nodig heeft een OPP opstellen. Als een kind een ondersteuningsbehoefte heeft waarvoor begeleiding kan worden gegeven binnen de basisondersteuning, hoeft geen OPP te worden opgesteld.74 De verplichting tot het opstellen van een OPP ontstaat niet noodzakelijk al op het moment van inschrijving. Het bevoegd gezag heeft die verplichting pas als het vermoedt of dient te vermoeden dat de leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft. Daarvan was bijvoorbeeld sprake toen de school een beroep deed op begeleiding die volgens het ondersteuningsplan gekwalifi- ceerd moest worden als extra ondersteuning.75 Daarvan was even- eens sprake toen er een jaar na inschrijving incidenten rond de leerling kwamen.76

Het bevoegd gezag moet voor elke leerling die bij hem staat ingeschreven en extra ondersteuning nodig heeft een OPP opstellen. Als een kind een ondersteuningsbe- hoefte heeft waarvoor begeleiding kan worden gegeven binnen de basisondersteuning, hoeft geen OPP te wor- den opgesteld.

Een andere voorwaarde voor de verplichting om een OPP op te stel- len, is dat de leerling ook daadwerkelijk onderwijs volgt op de school waar deze is geplaatst. In een geval waarin de ouder geen vertrouwen meer had in de school en het kind niet meer aan het onderwijs liet deelnemen, kon van de school niet worden gevergd dat deze een OPP vast stelde. Het OPP is niet immers alleen leer- lingspecifiek maar ook schoolspecifiek, aldus de GPO. In het OPP moet beschreven worden op welke wijze de school, met inachtne-

(5)

ming van het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteunings- plan, extra ondersteuning kan geven aan een leerling die dat no- dig heeft. Van de school hoeft niet verlangd te worden dat deze de ondersteuningsmogelijkheden voor een specifieke leerling be- schrijft als de leerling daarvan geen gebruik zal maken, omdat deze niet terugkeert op de school.77 Maar in een geval waarin de school een bij haar ingeschreven leerling met een extra ondersteunings- behoefte detacheerde bij een andere school, vond de GPO dat dit de school van inschrijving niet ontsloeg van de verplichting tijdig een OPP op te stellen. Daarbij speelde een rol dat de leerling mogelijk weer zou terugkeren naar de school van inschrijving.78

De GPO toetst geschillen over het OPP aan de hand van de toepasse- lijke wettelijke bepalingen, met name of het OPP de wettelijk voor- geschreven informatie bevat.79 Zo staat in art. 34.7 Besluit Bekostiging WPO dat het OPP ten minste informatie bevat over naar welke onderwijssoort in het voortgezet onderwijs dan wel welk uit- stroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs, uitstroom van de leerling wordt verwacht, en de onderbouwing daarvan. De on- derbouwing moet ten minste een weergave bevatten van de belem- merende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het on- derwijs aan de leerling. Het gaat om kindgebonden factoren en omgevingsfactoren die het onderwijsproces kunnen beïnvloeden en die (mede) bepalen of een leerling een bepaalde uitstroombestem- ming kan bereiken. Voorbeelden zijn motivatie, doorzettingsver- mogen, een stimulerende thuisomgeving en/of kenmerken van de leerling.

Verder dient in het OPP een omschrijving te staan van de individu- ele begeleiding die is afgestemd en aansluit op de ondersteunings- behoeften van de leerling. Volgens de GPO houdt dat in dat wordt vermeld wat al is gedaan en wat nog kan worden geprobeerd80, waar- bij de ondersteuningsmogelijkheden vanuit het SWV moeten wor- den betrokken.81 Tevens moet worden gerapporteerd of wordt afge- weken van een of meer onderdelen van het onderwijsprogramma.

Het wettelijk kader vraagt niet dat in het OPP een meerjarenper- spectief (anders dan het uitstroomprofiel), een beredeneerde keu- ze van het onderwijsaanbod of het gewenste leerrendement per vak- gebied staat. In een van haar eerste adviezen vond de GPO dan ook dat deze informatie niet in het OPP hoefde te worden opgenomen.82 Maar in een later advies overwoog de GPO dat in het OPP wel een uitspraak moet worden gedaan over de leerrendementsverwachtin- gen per vakgebied en de wijze waarop die gerealiseerd zullen wor- den. Deze onderdelen hangen immers direct samen met het vergro- ten van de opbrengstgerichtheid van het onderwijs voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte.83 Ook vond de GPO het on- voldoende dat een OPP alleen een uitstroomprofiel bevatte zonder ondersteuning aan het kind, en niet welk uitstroomprofiel het kind zou kunnen behalen wanneer het wel extra ondersteuning zou krij- gen.84 Volgens de GPO is de school vrij in de keuze hoe zij de infor- matie in het OPP opneemt, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het gehanteerde (landelijk) model OPP. De vorm van het OPP is niet doorslaggevend; van belang is vooral dat het OPP voldoet aan de wettelijke eisen.85

OOGO

De GPO hecht ook bij het opstellen van het OPP veel belang aan het OOGO met de ouders. Dit OOGO vereist volgens de GPO open en re-

eel overleg over het OPP, waarin de visie van de ouders is verwerkt.86 Het gegeven dat de ouders het OPP niet hebben ondertekend, doet vermoeden dat het wettelijk vereiste van OOGO niet heeft plaatsge- vonden.87 Hoewel de GPO dat niet met zoveel woorden zegt, valt hieruit af te leiden dat bij het ontbreken van een handtekening van de ouders in het OPP het bevoegd gezag de bewijslast heeft dat er wel voldoende OOGO heeft plaatsgevonden. Slaagt het bevoegd ge- zag daarin niet, dan wordt het verzoek van de ouders waarschijn- lijk gegrond verklaard.

Indien er geen overeenstemming lijkt te kunnen worden bereikt, ligt het op de weg van het bevoegd gezag om de ouders met andere instrumenten, inzichten, of uitnodigingen voor nader overleg te benaderen.88 Het OOGO is dus onvoldoende als het OPP na één over- leg zonder overeenstemming is vastgesteld.89 Indien partijen er uit- eindelijk niet uitkomen, mag van het bevoegd gezag verwacht wor- den dat het de standpunten van de ouders hecht aan het OPP voordat het tot vaststelling overgaat.90 Het dreigen met een melding aan de leerplichtambtenaar of het AMK wijst niet op de inspanning om het OOGO voort te zetten, aldus de GPO.91

Indien er geen overeenstemming lijkt te kunnen worden bereikt, ligt het op de weg van het bevoegd gezag om de ouders met andere instrumenten, inzichten, of uitnodi- gingen voor nader overleg te benaderen.

Bij het bijstellen van het OPP moet de school de inzet en opbrengst van de extra ondersteuning en begeleiding volgens haar ondersteu- ningsprofiel aan de hand van het opgestelde plan met de leerling en ouders te evalueren. Als blijkt dat het in het OPP beschreven doel niet wordt behaald, ligt het voor de hand dat de school andere on- dersteuningsmogelijkheden en arrangementen onderzoekt.92 3.4 Verwijdering

De GPO neemt tot slot kennis van geschillen tussen ouders en be- voegd gezag die ontstaan bij de toepassing van de wetsbepaling waarin staat dat, voordat wordt besloten tot verwijdering, het be- voegd gezag de betrokken groepsleraar hoort. In deze bepaling staat ook dat definitieve verwijdering van een leerling niet plaatsvindt dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een an- dere school bereid is de leerling toe te laten.93 De GPO interpreteert haar bevoegdheid in geschillen over deze wetsbepalingen heel ruim.

Zij oordeelt ook over het besluit tot verwijdering zelf, ook al neemt het bevoegd gezag dat besluit op grond van een wettelijke bepaling94 die niet wordt genoemd bij de bevoegdheden van de GPO.

Aangevoerd kan worden dat dit standpunt in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. In de toelichting op het amen- dement tot instelling van de GPO staat immers: ‘Er komt één lan- delijke geschillencommissie […] die oordeelt in geschillen over (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven en de verwijdering van leerlingen alsmede over het ont- wikkelingsperspectief.’95

‘verwijdering’

Ook legt de GPO een besluit tot verwijdering ruim uit. De GPO ver- eist niet dat het gaat om een formeel besluit. Onder een verwijde- ringsbesluit valt bijvoorbeeld ook het besluit de leerling op een an- dere school van hetzelfde bevoegd gezag, maar met een ander

(6)

niveau, op een andere locatie, met andere leerkrachten en een an- dere leerlingpopulatie te plaatsen.96 Volgens de GPO is een verwij- deringsbesluit ook het besluit de leerling niet langer toe te laten tot het reguliere onderwijs97 of het kenbaar maken van het voorne- men tot verwijdering, bijvoorbeeld als een reguliere school de ou- ders laat weten dat de leerling beter op zijn plaats is in het speci- aal onderwijs en een tlv-aanvraag gaat doen.98 Daarentegen is de keuze van een ouder om haar kind naar een andere school te stu- ren geen verwijderingsbesluit.99

Verder acht de GPO zich bevoegd in geschillen over zowel verwijde- ringsbesluiten m.b.t. leerlingen met een extra ondersteuningsbe- hoefte als die zonder ondersteuningsbehoefte. Ook dit standpunt lijkt te worden ondersteund in de toelichting op het amendement tot instelling van de GPO. De GPO hanteert voor ieder geschil ech- ter een andere toetsingsnorm. We zullen beide categorieën verwij- deringen apart bespreken.

Verwijdering leerling met extra ondersteuningsbehoefte

Uit de adviezen van de GPO kan worden afgeleid dat zij van mening is dat het bevoegd gezag een leerling met extra ondersteuningsbe- hoefte mag verwijderen als (cumulatief) aan de volgende voorwaar- den is voldaan.

– Er is een op deugdelijk onderzoek gebaseerd OPP met inzicht in ondersteuningsbehoefte.100 Is er geen OPP, dan kan het bevoegd gezag volgens de GPO de leerling niet verwijderen. Aan de hand van het OPP kan immers worden beoordeeld welk type onder- wijs voor de leerling passend is.101 Van de ouders mag worden verwacht dat zij meewerken aan onderzoek naar de oorzaken van de ondersteuningsbehoefte van de leerling.102 De beoorde- ling van de schoolresultaten van de leerling en daarmee het al dan niet bevorderen behoort tot de professionele beoordelings- ruimte van de school. De GPO acht zich niet bevoegd hierover een oordeel te geven.103

– De leerling heeft een substantiële periode aaneengesloten on- derwijs gevolgd en de school heeft de gelegenheid gehad daad- werkelijk inhoud te geven aan het OPP.104

– Bij (dreigende) handelingsverlegenheid moet de school eerst on- derzoeken of er nog begeleidings- of ondersteuningsmogelijkhe- den resteren, indien nodig met een verzoek aan het SWV voor ondersteuning105, en het OPP bijstellen.106 Is er geen OPP, dan kan het bevoegd gezag geen verwijderingsbesluit nemen. Een OPP kan dus niet worden opgesteld nadat het verwijderingsbesluit is genomen.107 Ook is een OPP niet slechts bedoeld ter ondersteu- ning van de toelaatbaarheidsverklaring.108

– Het bevoegd gezag heeft een inventarisatie gemaakt van scho- len met een ondersteuningsprofiel dat overeenstemt met onder- steuningsbehoefte.109

– Er is overleg met de ouders gevoerd, met name over de vraag wel- ke scholen een ondersteuningsprofiel hebben dat overeenstemt met de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling, de soort van school, de afstand naar de voorgestelde school en de rich- ting van de school.110

– De reistijd naar nieuwe school is benoemd.111

– De verwijderingsbeslissing is voldoende gemotiveerd m.b.t. han- delingsverlegenheid.112

Verwijdering leerling zonder extra ondersteuningsbehoefte In geschillen over de verwijdering van leerlingen die geen extra on- dersteuningsbehoefte hebben, toetst de GPO of voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor het verwijderingsbesluit en of dit be- sluit redelijk is.113 Deze eisen zijn: er dient een andere school bereid te zijn de leerling toe te laten, de leerling en zijn ouders zijn ge- hoord of zijn daartoe in de gelegenheid gesteld en er is voldaan aan eventuele aanvullende eisen die in de schoolgids of het leerlingen- statuut zijn opgenomen.

Met betrekking tot de redelijkheidstoets neemt de GPO als uitgangs- punt dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid toekomt ten aanzien van de beslissing een leerling definitief te verwijderen van school. Dit brengt met zich dat de GPO de redelijkheid van een dergelijke be- slissing qua inhoud en totstandkoming kan toetsen. Het gaat er daarbij niet om dat een specifieke andere beslissing mogelijk is, maar of de voorliggende beslissing de toets der redelijkheid kan doorstaan, en met name of de omstandigheden die aan het besluit ten grondslag liggen het besluit kunnen dragen.114

Met betrekking tot de redelijkheidstoets neemt de GPO als uitgangspunt dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid toekomt ten aanzien van de beslissing een leerling defi- nitief te verwijderen van school.

In een geval waarin de leerling onaanvaardbaar gedrag had ver- toond waardoor een onhoudbaar gevoel van onveiligheid binnen de school was ontstaan en de leerling zijn eigen rol bij de incidenten ontkende, vond de GPO dat het bevoegd gezag in redelijkheid had kunnen besluiten om de leerling te verwijderen.115 In een ander ge- val ging het weliswaar om ernstig verbaal en fysiek geweld tegen een docent, maar vond de GPO dat deze gedragingen van onvoldoen- de gewicht waren voor verwijdering van de school. Van belang was dat de leerling tot het incident een reguliere en probleemloze leer- ling was geweest. Er was dus sprake van een op zichzelf staand in- cident en het had daarom op de weg van het bevoegd gezag gelegen de kans op herhaling te onderzoeken, hetgeen het bevoegd gezag niet had gedaan. Bovendien vond de GPO dat het bevoegd gezag had moeten onderzoeken of het beoogde doel, het vermijden van her- haling, op een andere manier bereikt had kunnen worden.116

‘Andere school’

In de onderwijswetten staat dat onder ‘andere school’ ook een school voor speciaal onderwijs kan worden verstaan of een SBO.

Evenals bij onderdeel 3.2 hierboven, hangt het af van het onder- steuningsplan van het SWV of de leerling geplaatst kan worden in het SO of op een SBO. De wet schrijft immers voor dat het onder- steuningsplan de procedure en criteria omvat voor de plaatsing van leerlingen op een SBO of een SO school van het SWV117 en dat de GPO haar oordeel uitbrengt, ‘rekening houdend met het schoolonder- steuningsprofiel en het ondersteuningsplan’.118 In geschillen over verwijderingsbesluiten van handelingsverlegen reguliere scholen die van mening zijn dat de leerling beter op zijn plaats is in het SO of op een SBO of andere voorziening, dient de GPO dus de procedu- re en criteria voor plaatsing in het SO en op een SBO in het onder- steuningsplan bij haar oordeel te betrekken.119 Dat deed de GPO bij- voorbeeld in een geval waarin de ouders en het bevoegd gezag van mening verschilden over de plaatsing van een leerling op een OPDC.120

(7)

Noten

1. Art. 43 WPO, art. 45 WEC en art. 27c WVO; zie ook Kamerstukken II 2011/12, 33106, nr.

91. De GPO kende van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 20145 nog een voorganger, de Landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief (v)so. Deze com- missie is per 1 augustus 2013 overgegaan in de GPO.

2. Art. 40, lid 3, WPO, art. 40, lid 4, WEC en art. 27, lid 2b, WVO 3. Art. 40, lid 4, WPO, art. 40, lid 5, WEC en art. 27, lid 2c, WVO 4. Art. 40, lid 1, WPO, art. 41a, lid 1, WEC en art. 26, lid 1, WVO 5. Art. 40, lid 11, WPO, art. 40, lid 8, WEC en art. 27, lid 1, WVO

6. Art. 34.9 Besluit bekostiging WPO, art. 46 Besluit bekostiging WEC en art. 15b Inrichtingsbesluit WVO.

7. http://onderwijsgeschillen.nl/commissie/geschillencommissie-passend-onderwijs-gpo 8. GPO 17 februari 2015, zaaknr. 106561

9. GPO 14 juli 2015, zaaknr. 106795 10. Art. 4, lid 1 onder d, Reglement 11. GPO 10 december 2015, zaaknr. 107017

12. GPO 22 september 2015, zaaknr. 106841; Zie ook GPO 20 februari 2015, zaaknrs.

106581-106582-106586

13. GPO 11 februari 2016, zaaknr. 107082 14. Art. 8, lid 2, Reglement

15. Art. 34.9, lid 8, Besluit bekostiging WPO, art. 46, lid 8, Besluit bekostiging WEC en art. 15b, lid 8, Inrichtingsbesluit WVO

16. Art. 34.9, lid 8, Besluit bekostiging WPO, art. 45, lid 4, WEC en art. 27, lid 4, WVO 17. Jaarverslag schooljaar 2014-2015 Geschillencommissie passend onderwijs, 1 aug. 2014 t/m 31

juli 2015, p. 5

18. Zie bijv. art. 43, lid 3, WPO 19. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 20. Kamerstukken II 2012/13, 33106, nr. 91

21. Art. 40, lid 3, WPO, art. 40, lid 4, WEC en art. 27, lid 2c, Inrichtingsbesluit WVO 22. Art. 40, lid 2, WPO, art. 40, lid 3, WEC en art. 27, lid 2b, Inrichtingsbesluit WVO 23. GPO 10 december 2015, zaaknr. 107017

24. GPO 13 april 2015, zaaknr. 106669; zie ook GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026 25. GPO 1 februari 2016, zaaknr. 107070

26. GPO 22 september 2015, zaaknr. 106841 27. GPO 1 februari 2016, zaaknr. 107070 28. GPO 15 januari 2015, zaaknr. 106528 29. GPO 1 februari 2016, zaaknr. 107070 30. GPO 17 februari 2015, zaaknr. 106561 31. GPO 27 juli 2015, zaaknr. 106865 32. Kamerstukken II 33106, 2011/12, nr. 3, p. 12 33. Kamerstukken II 33106, 2011/12, nr. 7, p. 24-25 en 127

34. https://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/02/Referentiekader- passend-onderwijs1.pdf

35. Zie ook Kamerstukken II 2011/12, 33106, nr. 3, p. 17

36. Zie bijv. College voor de Rechten van de Mens oordeel 21 januari 2016, zaaknr. 2016-6 37. GPO 23 oktober 2014, zaaknr. 106465; GPO 27 juli 2015, zaaknr. 106865; GPO 12 au-

gustus 2015, zaaknr. 106816 38. GPO 18 december 2014, zaaknr. 106504

39. Art. 40, lid 1, WPO, art. 40, lid 4, WEC en art. 27, lid 2b, Inrichtingsbesluit WVO 40. GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026

41. Art. 63, lid 4, WPO, art. 4:5, lid 1, Awb 42. GPO 24 juli 2015, zaaknr. 106807 43. GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026 44. GPO 12 augustus 2015, zaaknr. 106816 45. GPO 1 februari 2016, zaaknr. 107070

46. GPO 13 april 2015, zaaknr. 106669; zie ook GPO 10 december 2015, zaaknr. 107017 en GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026

47. GPO 28 september 2015, zaaknr. 106975

48. GPO 23 oktober 2014, zaaknr. 106465; zie ook GPO 27 juli 2015, zaaknr. 106865 en

Maar in andere uitspraken over soortgelijke geschillen lijkt de GPO die procedure en criteria niet bij haar beoordeling te betrekken en een eigen waardering te maken van het besluit tot verwijzing naar het SO, een SBO of een voorziening.121 Dat leidde er mogelijk toe dat die uitspraken niet in overeenstemming waren met de adviezen van de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverkla- ing (LBT) in diezelfde zaken.122 De GPO was het in die gevallen eens met het bevoegd gezag om de leerlingen naar het SO te verwijzen, terwijl de LBT vond dat de afgifte van de tlv onterecht was omdat het SWV de procedure en criteria in het ondersteuningsplan niet of onvoldoende had gevolgd. In een enkel geval toetsten geen van beide commissies aan de procedure en criteria in het ondersteu- ningsplan en oordeelde de GPO dat het bevoegd gezag de leerling (nog) niet naar het SO mocht verwijzen en de LBT dat de leerling wel toelaatbaar was tot het SO.123

4. Slotopmerkingen

Volgens de wetgever heeft de GPO maar een tijdelijk bestaansrecht en is vooral bedoeld om verduidelijking te brengen in de beginperi- ode van passend onderwijs. Dat laatste heeft de GPO zeker gedaan.

In haar korte bestaan heeft de GPO een helder en consistent toet- singskader geformuleerd met betrekking tot de toelating van leerlin- gen, het op- en bijstellen van het OPP en de verwijdering van leerlin- gen. Ook vinden wij het positief dat de GPO, naast een jurist als voorzitter, leden heeft die deskundig zijn op het gebied van discipli- nes die te maken hebben onderwijs en vol toetst. Aan dat laatste komt de gewone rechter meestal niet toe omdat veel van dit soort geschil- len snel moeten worden beslist hetgeen bij de gewone rechter alleen via een kort geding kan, en dus met een marginale toetsing.

Wel vinden wij dat de toetsing door de GPO kan worden verbeterd in de situatie waarin de ouders ook bezwaar maken tegen de afgif- te van een tlv. In dat geval dient de procedure bij de GPO zodanig te worden ingericht of het besluit tot verwijdering zodanig te wor- den getoetst dat ‘tegenstrijdige’ uitspraken tussen de GPO en LBT zo veel mogelijk worden vermeden. Dat zou bijvoorbeeld kunnen doordat de GPO een verwijzing naar het speciaal onderwijs altijd uitdrukkelijk toetst met inachtneming van de procedure en crite- ria in het ondersteuningsplan. Een andere oplossing kan zijn dat de GPO haar oordeel uitstelt totdat de LBT over de tlv heeft geadvi- seerd. We hebben inmiddels vernomen dat dit punt de aandacht heeft van beide commissies.

Onze kritiek op de wijze van toetsen van de GPO bij verwijzingen naar het SO of een SBO neemt niet weg dat wij het zouden betreuren als de GPO zou worden opgeheven omdat zij haar taak heeft volbracht.

Want ondanks de verduidelijking van de bepalingen over passend on- derwijs neemt het aantal zaken bij de GPO toe.124 Dat duidt erop dat er in de praktijk behoefte blijft bestaan aan een laagdrempelige en snelle procedure door deskundige geschillenbeslechters die inhoude- lijk adviseren over specifieke situaties. Stichting Onderwijsgeschillen is van plan aan het eind van dit jaar een onderzoek te doen naar de ervaringen van partijen met de GPO en de doorwerking van de uit- spraken. Wij verwachten dat dit onderzoek zal bevestigen dat die po- sitief zijn en de GPO niet zal worden opgeheven.

(8)

GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026

49. Art. 40a, leden 1 en 2, WPO, art. 26, leden 1 en 2, WVO en art. 41a, lid 1,WEC 50. GPO 28 januari 2015, zaaknr. 106544; zie ook GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026 51. GPO 18 september 2014, zaaknr. 106355

52. GPO 9 maart 2015, zaaknr. 106607 53. GPO 22 september 2015, zaaknr. 106841 54. GPO 18 september 2014, zaaknr. 106355 55. GPO 22 september 2015, zaaknr. 106841 56. GPO 28 september 2015, zaaknr. 106975 57. GPO 18 december 2014, zaaknr. 106504 58. GPO 30 april 2015, zaaknr. 106682 59. GPO 28 september 2015, zaaknr. 106975 60. GPO 22 september 2015, zaaknr. 106841

61. GPO 22 juli 2015, zaaknr. 106822; zie ook GPO 7 november 2015, zaaknr. 107011 62. GPO 27 juli 2015, zaaknr. 106865

63. GPO 9 maart 2015, zaaknr. 106607 64. GPO 9 maart 2015, zaaknr. 106607 65. GPO 1 februari 2016, zaaknr. 107070 66. GPO 28 september 2015, zaaknr. 106975 67. GPO 23 oktober 2014, zaaknr. 106465

68. GPO 23 oktober 2014, 1 zaaknr. 06465, zie ook 22 juli 2015, zaaknr. 106822 69. GPO 12 augustus 2015, zaaknr. 106816

70. GPO 10 december 2015, zaaknr. 107017

71. Art. 18a, lid 8 aanhef en onder c, WPO, art. 17a, lid 8 onder c, WVO 72. GPO 23 oktober 2014, zaaknr. 106465 en GPO 18 december 2014, 106504

73. Art. 40a, leden 1 en 2, WPO, art. 26 leden 1 en 2 WVO en art. 41a, leden 1 en 2, WEC;

GPO 28 januari 2015, zaaknr. 106544; zie ook GPO 21 december 2015, zaaknr. 107026 74. GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107072; GPO 9 juli 2015, zaaknr. 106793; GPO 1 maart

2016, zaaknr. 107090

75. GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107072

76. GPO 7 april 2015, zaaknr. 106642; GPO 13 januari 2016, zaaknr. 107048 77. GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107072

78. GPO 7 april 2015, zaaknr. 106642

79. Zie bijv. GPO 1 maart 2016, zaaknr. 107090. De wettelijke voorwaarden staan in art.

40a, lid 5, WPO en art. 34.7 Besluit bekostiging WPO, art. 26 WVO en art. 15c Inrichtingsbesluit WVO, en art. 41 a WEC en art. 4 en 5 Onderwijskundig besluit WEC.

80. GPO 30 maart 2015, zaaknr. 106632 81. GPO 14 juli 2015, zaaknr. 106795 82. GPO 14 juli 2015, zaaknr. 106795 83. GPO 17 februari 2016, zaaknr. 107087 84. GPO 30 maart 2015, zaaknr. 106632 85. GPO 14 juli 2015, zaaknr. 106795

86. GPO 14 juli 2015, zaaknr. 106795; zie ook GPO 14 december 2015, zaaknr. 107021 87. GPO 14 december 2015, zaaknr. 107021

88. GPO 20 februari 2015, zaaknrs. 106581-106582-106586; zie ook GPO 30 maart 2015, 106632 en GPO 17 februari 2016, zaaknr. 107087

89. GPO 17 februari 2017, zaaknr. 107087

90. GPO 30 maart 2015, zaaknr. 106632

91. GPO 20 februari 2015, zaaknrs. 106581-106582-106586 92. GPO 14 december 2015, zaaknr. 107021

93. Art. 40, lid 11, WPO, art. 40, lid 8, WEC en art. 27, lid 1, WVO 94. Art. 40, lid 1, WPO, art. 2 Inrichtingsbesluit WVO en art. 40, lid 1, WEC 95. Kamerstukken II 2011/12, 33106, nr. 91.

96. GPO 30 april 2015, zaaknr. 106679; GPO 2 oktober 2015, zaaknr. 106948; zie echter Raad van State, afd. Bestuursrechtspraak 11 december 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF1747 97. GPO 14 december 2015, zaaknr. 107021; GPO 18 november 2014, zaaknr. 106487 98. GPO 18 januari 2016, zaaknr. 107041; GPO 19 oktober 2015, zaaknr. 106911; GPO 14

december 2015, zaaknr. 107021 99. GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107072 100. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295

101. GPO 7 april 2015, zaaknr. 106642; GPO 14 oktober 2015, zaaknr. 106941 102. GPO 27 maart 2015, zaaknr. 106626

103. GPO 14 oktober 2015, zaaknr. 106941 104. GPO 11 februari 2016, zaaknr. 107082 105. GPO 2 oktober 2015, zaaknr. 106948

106. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295; GPO 12 januari 2015, zaaknr. 106517 107. GPO 12 januari 2015, zaaknr. 106517; GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107066 108. GPO 19 oktober 2015, zaaknr. 106911

109. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 110. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 111. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 112. GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 113. GPO 29 juli 2015, zaaknr. 106778.

114. GPO 17 september 2015, zaaknr. 106862

115. GPO 29 juli 2015, zaaknr. 106778 en GPO 13 januari 2016, zaaknr. 107048

116. GPO 17 september 2015, zaaknr. 106862; zie ook GPO 18 januari 2016, zaaknr. 107041 en GPO 28 januari 2016, zaaknr. 107059

117. Art. 18a, lid 8 aanhef en onder c, WPO, art. art. 17a, lid 8 onder c, WVO.

118. Zie bijv. art. 43, lid 3, WPO

119. Zie bijv. art. 43, lid 3, WPO; zie ook art. 40, lid 4, WPO juncto art. 18a, lid 8 aanhef en onder c, WPO

120. GPO 18 september 2014, zaaknr. 106355 en GPO 18 juli 2014, zaaknr. 106295 121. GPO 27 maart 2015, zaaknr. 106626; GPO 9 juli 2015, zaaknr. 106793; GPO 22 decem-

ber 2015, zaaknr. 107032; GPO 4 januari 2016, zaaknr. 107039; GPO 27 januari 2016, zaaknr. 107066; GPO 30 maart 2015, zaaknr. 106632

122. GPO 4 januari 2015, zaaknr. 107039 en LBT 3 maart 2016, zaaknr. 107093; zie ook GPO 9 juli 2015, zaaknr. 106793 en LBT 2 juli 2015, zaaknr. 106788

123. GPO 6 januari 2016, zaaknr. 107033 en LBT 4 januari 2016, zaaknr. 107034 124. In het schooljaar 2014-2015 heeft de GPO 51 verzoekschriften heeft ontvangen.

Verwacht wordt dat dit aantal zal toenemen in de komende jaren. Zie Jaarverslag GPO schooljaar 2014-2015, p. 4. http://onderwijsgeschillen.nl/sites/default/files/publica- ties/jaarverslagen%20sog/jaarverslagen%20sog%202015/Jaarverslag%20GPO%20 2014%20-%202015%20.pdf (geraadpleegd op 4 april 2016)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (het Centrum) heeft een reeks van 10 brochures (praktische steekkaarten) ontwikkeld over redelijke aanpassingen

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (het Centrum) heeft een reeks van 10 brochures (praktische steekkaarten) ontwikkeld over redelijke aanpassingen

Deze elementen komen niet terug in het dossier bevoegd gezag, omdat deze in de aanvraag van de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit

Overgang van 3e leerjaar naar 4e leerjaar Leerlingen van de 3 Havo/Vwo klassen krijgen bij het tweede rapport te horen of ze, bij gelijk- blijvende prestaties, in het

artikel 25, lid 4 Een toevoeging van een zin als: “Het college geeft aan aan de jeugdige of ouder hoelang de verstrekte gegevens bewaard worden.” is hier op zijn plaatsb. Ook is

Overigens is in de praktijk gebleken dat verwijdering (formele maatregel) gebaseerd moet zijn op een schoolreglement dat duidelijke grenzen stelt aan het gedrag van de

Een ouder die het niet eens is met een beslissing van het bevoegd gezag inzake toelating van een leerling met extra ondersteuningsbehoefte of verwijdering van een leerling of met

Voor wat betreft de klacht rond de zorgplicht van de school jegens de zoon van klaagster heeft de school verklaard dat er ondanks de ondersteuningsbehoefte van klaagster rondom