• No results found

Bureauonderzoek Grote Sloot 128 te Burgerbrug gemeente Zijpe Opdrachtgever Status: DEFINITIEF Projectnummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bureauonderzoek Grote Sloot 128 te Burgerbrug gemeente Zijpe Opdrachtgever Status: DEFINITIEF Projectnummer"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bureauonderzoek

Grote Sloot 128 te Burgerbrug gemeente Zijpe

Opdrachtgever Status: DEFINITIEF

Dhr. M.T.S. Klaver

Grote Sloot 128 Projectleider 1754 JJ Burgerbrug drs. R. Nillesen

 

Projectnummer Autorisatie Paraaf Datum

Synthegra Rapport S120330 drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog) 01-05-2012

(2)

 

 

COLOFON

Opdrachtgever : dhr. M.T.S. Klaver te Burgerbrug Project : Grote Sloot 128 te Burgerbrug Projectnummer : S120330

Titel : Bureauonderzoek, Grote Sloot 128 te Burgerbrug

Datum : 01-05-2012

Projectleider : drs. R. Nillesen

Auteurs : drs. J.H.F. Leuvering (fysisch geograaf), drs. R. Nillesen (historicus) Autorisatie : drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog)

Druk : Synthegra bv, Doetinchem

ISSN : 1874-9771

Synthegra bv

Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem

Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl

© Synthegra bv, 2012

(3)

 

INHOUD

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 4

 

SAMENVATTING 5

 

1

 

INLEIDING 6

 

1.1

 

Onderzoekskader 6

 

1.2

 

Onderzoeksdoel en vraagstellingen 6

 

1.3

 

Ligging en huidige situatie plangebied 7

 

1.4

 

Toekomstige situatie plangebied 7

 

2

 

BUREAUONDERZOEK 9

 

2.1

 

Methode 9

 

2.2

 

Landschapsgenese 9

 

2.3

 

Archeologische waarden in en rondom het plangebied 14

 

2.4

 

Historische ontwikkeling 17

 

2.5

 

Gespecificeerde archeologische verwachting 20

 

3

 

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 21

 

3.1

 

Inleiding 21

 

3.2

 

Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 21

 

3.3

 

Aanbevelingen 21

 

LITERATUUR EN KAARTEN 22

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen

(4)

 

Administratieve gegevens

Toponiem : Grote Sloot 128

Plaats : Burgerbrug

Gemeente : Zijpe

Provincie : Noord-Holland

Projectnummer : S120330

Bevoegde overheid : Gemeente Zijpe Opdrachtgever : dhr. M.T.S. Klaver Uitvoerende instantie : Synthegra bv Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 51.543 Datum onderzoeksmelding : 19-04-2012 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 41.529

Kaartblad : 14C

Periode : midden-neolithicum – nieuwe tijd

Oppervlakte : Circa 3.500 m2

Perceelnummer(s) : gemeente Zijpe, sectie E, perceelnummer 503 Grond eigenaar / beheerder : dhr. M.T.S. Klaver

Grondgebruik : grasland

Geologie : zee-afzettingen (Laagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk)

Geomorfologie : zee-erosievlakte

Bodem : kalkrijke poldervaaggronden

Documentatie : de definitieve rapportage zal worden aangeleverd aan de RCE, Koninklijke Bibliotheek en provinciaal archeoloog

De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten:

noordwest X: 109.137 Y: 529.667 noordoost X: 109.178 Y: 529.645 zuidoost X: 109.141 Y: 529.577 zuidwest X: 109.100 Y: 529.599

 

(5)

 

Samenvatting

Inleiding

Synthegra heeft in opdracht van dhr. M.T.S. Klaver een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein aan de Grote Sloot 128 in Burgerbrug (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een melkstal. De diepte van de toekomstige bodemverstoring zal maximaal 2,0 m bedragen, waarbij de bodem tot in het archeologische niveau zal worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden

Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek

Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in onderstaande tabel.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen midden-neolithicum

– late

middeleeuwen

zeer laag Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld,

vermoedelijk geërodeerd door de zee (zeegat van de Zijpe)

nieuwe tijd laag vanaf maaiveld

Tabel 1: Archeologische verwachting per periode.

Conclusie en aanbeveling

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

(6)

 

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader

Synthegra heeft in opdracht van dhr. M.T.S. Klaver een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein aan de Grote Sloot 128 in Burgerbrug (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een melkstal. De diepte van de toekomstige bodemverstoring zal maximaal 2,0 m bedragen, waarbij de bodem tot in het archeologische niveau zal worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.

Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2.1

De bevoegde overheid, de gemeente Zijpe, heeft een specifiek archeologisch beleid vastgesteld en beschikt over een Archeologische Verwachtings- of Beleidsadvieskaart.2 Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld te worden in de vroegste fase van de planvorming.

De bevoegde overheid, de gemeente Zijpe, heeft de resultaten van het onderzoek getoetst en zal een selectiebesluit nemen.

1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden.

De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord:

• Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype?

• Worden in het onderzoeksgebied archeologische vindplaatsen verwacht?

• Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?

• In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

 

        

1 SIKB 2010.

2 Alders en Husken 2007.

(7)

  1.3 Ligging en huidige situatie plangebied

Het plangebied is circa 3.500 m2 groot en ligt aan de weg Grote Sloot in Burgerbrug (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noordwesten begrensd door het erf van de huidige boerderij, en aan de overige zijden door weiland. Het plangebied is in gebruik als weiland. De hoogte van het maaiveld bedraagt 1,30 m -NAP (Normaal Amsterdams Peil).3

Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: Topografische Dienst 1998).

1.4 Toekomstige situatie plangebied

Binnen het plangebied is een melkstal gepland, die direct ten zuidoosten van de bestaande bebouwing zal komen te liggen. Een plattegrond van de toekomstige situatie is weergegeven in afbeelding 1.2.

        

3 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl

(8)

 

Afbeelding 1.2: Toekomstige situatie binnen het plangebied. De geplande nieuwe melkstal is aangegeven met het rode kader. Het noorden is linksboven (Bron: tekening aangeleverd door de opdrachtgever).

 

(9)

 

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysisch- geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.

2.2 Landschapsgenese

Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd:

• Geologische Kaart, schaal 1:600.000

• Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000

• Bodemkaart, schaal 1:50.000

• Relevante achtergrondliteratuur

Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe Ondergrond.4 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1.

Geologie en geomorfologie

Het plangebied ligt in het noordelijk zeekleigebied. Dit gebied is ontstaan gedurende het Holoceen (circa 11.755 jaar geleden tot heden). In de diepere ondergrond bevinden zich afzettingen uit de laatste ijstijd, het Weichselien (115.000 – 11.755 jaar geleden). Deze afzettingen bestaan uit dekzand, dat wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel. Binnen het plangebied zijn deze afzettingen later geërodeerd door inbraken van de zee.

Aan het einde van de laatste ijstijd begint de landijskap te smelten met als gevolg een stijging van de zeespiegel. Doordat de zeespiegel stijgt, stijgt ook de grondwaterspiegel en vernat het landschap. Circa 8.000 jaar geleden leidde dit tot het ontstaan van moerasgebieden, waarin veenvorming kon plaatsvinden. Dit veen, dat direct op de pleistocene ondergrond ligt wordt het Basisveen genoemd en wordt gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop.5

Als gevolg van de aanhoudende zeespiegelstijging kwam het gebied aan het eind van het Atlanticum of aan het begin van het Subboreaal (circa 5.700 jaar geleden) onder invloed van de zee te staan. De kust bestond op dat moment uit een strandwallensysteem dat zich geleidelijk aan in westelijke richting verplaatste. Achter

        

4 De Mulder et al. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe Ondergrond.

5 Berendsen, 2005.

(10)

 

deze strandwallen ontstond een gebied dat vergelijkbaar is met de huidige Waddenzee. De zee drong het land binnen via een aantal zeegaten, waaronder het zeegat van Bergen, en vanuit de hierbij ontstane geulen werd klei en zand afgezet en veen geërodeerd. De afzettingen die hierbij gevormd zijn worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer, dat onderdeel is van de Formatie van Naaldwijk. In het waddengebied van West- Friesland, waar het plangebied in ligt, ontstaan in de bronstijd nederzettingen op de kreekruggen.6

Door de verzanding van het Zeegat van Bergen, circa 3200 jaar geleden) stagneerde de afwatering van het gebied en dit resulteerde in een stijging van de grondwaterspiegel en een vernatting van het gebied. Hierdoor kon er weer veengroei plaatsvinden en ontstond er een groot moerasgebied. In eerste instantie werd er laagveen (bosveen en rietveen) gevormd, dat werd gevoed door het grondwater. Naarmate de veengroei doorging kwam het veen steeds hoger te liggen en werd het onafhankelijk van het grondwater. Er ontstond hoogveen, dat bestaat uit veenmosveen en gevoed werd door regenwater. Veenmos houdt zoveel water vast dat het veen onafhankelijk van het grondwater verder kan groeien. Het veen uit deze periode wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket, dat onderdeel is van de Formatie van Nieuwkoop.

Deze situatie duurde voort tot aan het ontstaan van het Zijper zeegat in de 9e en 10e eeuw.7 Aanvankelijk was dit zeegat niet meer dan een veenstroompje waarlangs het zeewater het land kon binnendringen en van waaruit zeer zware klei werd afgezet. Deze klei bevat veel organische stof, afkomstig van de veraarde top van het Hollandveen. In de twaalfde eeuw neemt de invloed van de zee toe en wordt het zeegat groter. Vanaf dat moment worden er lichtere afzettingen afgezet, die bekend staan als de zogenaamde Rekere-afzettingen. Ze worden gerekend tot het Laagpakket van Walcheren, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Naaldwijk.

Deze afzettingen liggen in het plangebied aan de oppervlakte.

Op de Geomorfologische Kaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.1) staat aangegeven dat het plangebied in een zee-erosielaagte (code 3N9) in het meest zuidelijke gedeelte van de Zijpe- en Hazepolder ligt.8 Op de hoogtekaart van het plangebied en omgeving (afbeelding 2.2) is de zee-erosielaagte duidelijk herkenbaar als een relatief laag gelegen deel van deze polder, aangegeven met de donkerblauwe kleuren.

        

6 De Mulder et al, 2003, 231.

7 Rosing, 1995.

8 Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1981.

(11)

 

Legenda

3N9 : zee-erosielaagte

2M35 : vlakte van getij-afzettingen

2M35a : vlakte van getij-afzettingen, relatief hooggelegen 2M29 : vlakte van doorbraakafzettingen

2M49 : vlakte ontstaan door afgraving en/of egalisatie van duinen 3L22 : lage storthopen met ijzerkuilen en/of grind-, zand- en kleigaten

Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst 1981).

(12)

 

LEGENDA

Blauw : lager dan 1,0 m -NAP Groen : 1,0 – 0,2 m -NAP Geel : 0,2 – 0,0 m -NAP Oranje : 0,0 – 1,0 m +NAP Rood : hoger dan 1,0 m +NAP

Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).

 

(13)

 

Bodem

Op de Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.3) staat aangegeven dat binnen het plangebied kalkrijke poldervaaggronden in zandige klei (code Mn15A) voorkomen. Dit zijn jonge, zwak ontwikkelde bodems. Ze hebben een 15 à 40 cm dikke humusarme bovengrond. De ondergrond bestaat uit zandige klei. Plaatselijk komt in het bodemprofiel een moerige laag voor, die bestaat uit verslagen en verspoeld veen. Waar deze laag voorkomt is dat op de bodemkaart aangegeven met de toevoeging “w”.

Binnen het plangebied is deze laag naar verwachting niet aanwezig.

Legenda

Mn15A : kalkrijke poldervaagronden in zandige klei Mn25A : kalkrijke poldervaaggronden in zwak zandige klei pMn55A : kalkrijke leek-/woudeerdgronden in zandige klei

Sn14A : kalkarme bijzondere lutumarme gronden in uiterst fijn zand Zn30A : kalkrijke vlakvaagronden in grof zand

T : oude bewoningsplaats

Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: DLO-Staring Centrum, 1994).

 

(14)

  2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied

In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd:

• Centraal Archeologisch Archief (CAA)

• Centraal Monumenten Archief (CMA)

• Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)

Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

• Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland

• Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Zijpe

• Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH)

Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland heeft het plangebied een geen specifieke archeologische waarde. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten.

Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Zijpe (afbeelding 2.4) heeft het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidinggevend beschouwd.

Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Wel ligt het plangebied binnen twee onderzoeksmeldingen die betrekking hebben op grotere delen van de Zijpe. Op basis van onderzoeksmelding 45.543, dat een bureauonderzoek door Oranjewoud betreft, is op verschillende locaties (Westfriese Ringdijk, bewwoningslinten) een booronderzoek geadviseerd. Grontmij heeft de booronderzoeken uitgevoerd (onderzoeksmelding 46.746). Binnen het plangebied zijn daarbij geen waarnemingen gedaan.

Uit de directe omgeving (binnen een straal van 200 m) zijn drie onderzoeksmeldingen bekend. Uit de gegevens van de KICH blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische waarden aanwezig zijn.9

        

9 www.kich.nl

(15)

 

Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Zijpe, aangegeven met het rode kader (Bron: gemeente Zijpe).

Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 200 m van het plangebied:

Onderzoeksmelding 48.050

Grontmij heeft in 2012 een bureaustudie uitgevooerd voor een terrein aan de westzijde van de Grote Sloot, op circa 200 m van het plangebied. Er werd geen vervolgonderzoek geadviseerd, een advies dat door de gemeente is overgenomen.

Onderzoeksmelding 50.156

Ten zuidwesten van het plangebied, op een afstand van 200 m, is begin 2012 een booronderzoek uitgevoerd door RAAP. De resultaten van het onderzoek zijn vanwege de recente uitvoering (nog) niet in Archis opgenomen.

Onderzoeksmeldingen 30.284

In 2010 heeft het ARC op twee locaties in Burgerbrug onderzoek gedaan. Eén van deze locaties bevindt zich ten zuidwesten van het plangebied, op circa 160 m. De onderzoekslocatie ligt in het historische bebouwingslint langs de Grote Sloot. Hierdoor kunnen eventueel sporen van bebouwing van vlak na de ontginning worden aangetroffen. Uit het bureauonderzoek is echter gebleken dat hiervoor geen aanwijzingen zijn. Om de mogelijke aanwezigheid van Hollandveen op de locaties vast te stellen, is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op de locatie werden getijde-afzettingen van het Laagpakket van Walcheren (afgezet in de Middeleeuwen) op een afwisseling van lagunaire afzettingen van het Laagpakket van Wormer

(16)

 

en veen van de Formatie van Nieuwkoop (afgezet in het Midden-Holoceen) aangetroffen. Op de locatie is geen veen aangetroffen dat geïdentificeerd kan worden met het Romeinse en/of vroegmiddeleeuwse bewoningsniveau in het Hollandveen.

 

(17)

  2.4 Historische ontwikkeling

Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven.

De Zijpe maakte tot in de vroege middeleeuwen deel uit van een groot hoogveengebied, waar vanaf de Romeinse tijd bewoning op het veen plaats heeft kunnen vinden. Vanaf de 9e eeuw vinden er inbraken door de zee plaats, waardoor uiteindelijk een zeegat ontstaat, de Zijpe. In de late middeleeuwen wordt meerdere malen gepoogd om het gebied in te polderen, maar de invloed van de zee is te groot om het gebied te kunnen bewonen. Meerdere stormvloeden in de late middeleeuwen zijn hier de voornaamste oorzaken van.10 Het zeegat wordt uiteindelijk in de 16e eeuw ingepolderd, waarna er weer bewoning plaats vindt.

Burgerbrug is gelijk na de droogmaking van de polder, in 1597, gesticht. Hier heeft zich een lintvormige bebouwing langs de (Eenigen)Burgerweg en met name de Grote Sloot ontwikkeld. Men leefde er van de landbouw en veeteelt met enige verzorgingsnijverheid.11 De naam ‘Burgerbrug’ verwijst direct naar de ligging van de nederzetting bij de brug over de Grote Sloot.12 In Burgerbrug maakt een hofstede deel uit van de historische kern, de oorspronkelijke naam ervan is onbekend.13

Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (afbeelding 2.4)14 is te zien dat het plangebied niet bebouwd is. De oorspronkelijke blokverkaveling van de percelen is duidelijk herkenbaar. Op het meest oostelijke deel van de kaart is de grillige ligging van de oude Westfriese Ringdijk te zien die uit de late middeleeuwen dateert.

Uit de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)15 behorende bij het minuutplan blijkt dat het plangebied in gebruik is als weiland. De bebouwing in de omgeving van het plangebied staat op de geomorfologische kaart (afbeelding 2.1) aangegeven in de vorm van een verhoogde woonplaats. Binnen het plangebied is een dergelijke woonplaats niet aanwezig.

Op de kaart uit circa 1900 (afbeelding 2.5) is te zien dat de bebouwing langs de Grote Sloot is toegenomen.

Ten noordwesten van het plangebied is de bebouwing te zien ter hoogte van de huidige bebouwing aan nummer 128. Aangenomen wordt dat deze bebouwing vanaf dat moment niet gewijzigd is. In de huidige situatie (afbeelding 1.1) is te zien dat er op een later tijdstip in de 20e eeuw enkele opstallen zijn bijgebouwd op het achtererf.

        

10 www.zijpermuseum.nl

11 www.zijpermuseum.nl

12 Van Berkel en Samplonius 2006, 82.

13 Alders en Husken 2007, 48.

14 www.watwaswaar.nl Gemeente Zijpe, sectie E, blad 2. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.

15 OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte.

(18)

 

Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl).

Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1923, aangegeven met het rode kader (Bron:

Uitgeverij Nieuwland 2005, Noord-Holland, blad 227).

(19)

 

Bodemverstoring

Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.16

 

        

16 www.bodemloket.nl

(20)

  2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.

Op de Gemeentelijke Verwachtingskaart (afbeelding 2.4) heeft het plangebied een lage archeologische waarde. Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidinggevend beschouwd.

Het plangebied ligt in een zee-erosielaagte, waar kalkrijke kleiafzettingen aan de oppervlakte liggen (poldervaaggronden in zandige klei). De top van de pleistocene afzettingen zijn in het holoceen door de zee geërodeerd. Op basis van onderzoek in de directe omgeving, waarbij getijde-afzettingen van het Laagpakket van Walcheren (afgezet in de middeleeuwen) op een afwisseling van lagunaire afzettingen van het Laagpakket van Wormer en (verspoelde) veenresten van de Formatie van Nieuwkoop (afgezet in het midden- holoceen) werden aangetroffen, wordt verwacht dat deze afzettingen ook binnen het plangebied aanwezig zijn. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het midden-neolithicum tot en met de nieuwe tijd.

Vanaf het midden-neolithicum begint de veengroei in de latere Zijpe. Het grondwaterpeil stijgt zodat in eerste instantie laagveen ontstaat. Naarmate het veenpakket boven het grondwaterpeil verder groeit is een hoogveenpakket ontstaan (Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop). Het plangebied is in deze periode naar verwachting geen geschikte bewoningslocatie, hoewel bewoning op het veen vanaf deze periode wel mogelijk was. Ook in latere perioden, tot en met de vroege middeleeuwen, is bewoning mogelijk. Latere erosie door de zee heeft de het merendeel van het Hollandveen echter geërodeerd in de late middeleeuwen, zodat de verwachting voor archeologische resten uit de periode midden-neolithicum tot en met de late middeleeuwen op laag wordt gesteld.

Vanaf de late middeleeuwen zijn diverse pogingen ondernomen om het zeegat de Zijpe in te polderen. Het zeegat vormde namelijk een bedreiging voor het gebied dat binnen de laatmiddeleeuwse Westfriese Ringdijk lag. Inpoldering geschiedde uiteindelijk in 1597. Burgerbrug is vrij snel na de inpoldering gesticht en heeft lange tijd uit slechts enkele huizen bestaan. Binnen het plangebied zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor bebouwing in de nieuwe tijd, zodat de verwachting voor archeologische resten uit de nieuwe tijd op laag kan worden gesteld.

Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen midden-neolithicum

– late

middeleeuwen

zeer laag Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen,

gebruiksvoorwerpen

vanaf maaiveld,

vermoedelijk geërodeerd door de zee (zeegat van de Zijpe)

nieuwe tijd laag vanaf maaiveld

Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.

 

(21)

 

3 Conclusies en aanbevelingen

3.1 Inleiding

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied geldt een (zeer) lage verwachting voor nederzettingsresten uit het midden-neolithicum tot en met de nieuwe tijd.

3.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen

Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype?

Binnen het plangebied komen naar verwachting getijde-afzettingen (Laagpakket van Walcheren) op een afwisseling van lagunaire afzettingen ( Laagpakket van Wormer) en (verspoelde) veenresten (Formatie van Nieuwkoop) voor. De bodem bestaat uit kalkrijke, zandige klei en wordt getypeerd als een poldervaaggrond.

Worden archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied verwacht?

Binnen het plangebied worden op basis van de onderzoeksresultaten geen archeologische vindplaatsen verwacht.

Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan?

Op basis van het antwoordt op de bovenstaande vraag is deze vraag niet meer van toepassing.

In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

De voorgenomen werkzaamheden in het plangebied vormen naar verwachting geen bedreiging voor eventuele archeologische resten.

3.3 Aanbevelingen

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Zijpe), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Zijpe.

(22)

 

Literatuur en kaarten

Literatuur

Alders, G.P. en S. Husken, 2007: Beleidsnota Archeologie gemeente Zijpe. SCENH-rapport cultuurhistorie 28,Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland,Wormer.

Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus.

Staring Centrum, Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen.

Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht.

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten

Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 5104 Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel:

karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda.

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda.

DLO-Staring Centrum, 1995: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij de kaartbladen 9 West (Texel, gedeeltelijk), 14 West (Medemblik), 14 Oost (Medemblik), 15 West (Stavoren, gedeeltelijk) en 19 West (Alkmaar), Wageningen.

Kaarten

DLO-Staring Centurm, 1994: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 9 West (gedeeltelijk, Den Helder) en 14 West (Medemblik), Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1981: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 14 (Medemblik), 9 (Den Helder), 10 (Sneek) en 15 (Stavoren, gedeeltelijk), Wageningen/Haarlem.

TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl)

Topografische Dienst, 1998: Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Emmen.

(23)

 

Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische Atlas van Noord-Holland, circa 1905, schaal 1:25.000. Tilburg.

Internet (geraadpleegd april 2012) archis2.archis.nl

www.ahn.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.kich.nl www.watwaswaar.nl www.zijpermuseum.nl

(24)

Bijlagen:

(25)

Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische

tijdvakken

(26)

Ouderdom

in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie

Holoceen 1

Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas

(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas

(koud) Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling (warm)

2

Laat- Pleniglaciaal

Midden- Pleniglaciaal Midden- 3

Weichselien (Pleniglaciaal)

Vroeg-

Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-

Weichselien (Vroeg- Glaciaal)

5d Eemien

(warme periode) 5e Eem

Formatie Formatie

van Kreftenheye

Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6

Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)

Formatie van

Urk Formatie

van Peelo

Formatie van Boxtel

Cromerien (warme periode)

Pre-Cromerien

Formatie van Sterksel

Formatie van Beegden

11.755 12.745 13.675 14.025 15.700

29.000

50.000

75.000

115.000 130.000

370.000 410.000

475.000

850.000

2.600.000

(27)

Middeleeuwen

Vb1 Romeinse tijd

IJzertijd Subatlanticum

koeler vochtiger

Va

eik en hazelaar overheersen

haagbeuk veel cultuurplanten

rogge, boekweit, korenbloem

IVb Bronstijd

Subboreaal koeler

droger IVa

Loofbos eik en hazelaar

overheersen beuk>1% invloed

landbouw

(granen) Neolithicum

Atlanticum warm vochtig

III

Loofbos eik, els en hazelaar

overheersen in zuiden speelt linde een grote rol

Boreaal

warmer II

den overheerst hazelaar, eik, iep,

linde, es

Mesolithicum

Preboreaal

warmer I

eerst berk en later den overheersend

Late Dryas LW III parklandschap

Allerød LW II dennen- en

berkenbossen

Vroege Dryas open

parklandschap Laat-

Weichselien (Laat- Glaciaal)

Bølling

LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen

Laat-Paleolithicum

Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)

perioden met een poolwoestijn en perioden met een

toendra

Vroeg- Weichselien

(Vroeg- Glaciaal)

perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien

(warme periode) loofbos

Midden-Paleolithicum

Saalien (ijstijd)

Vroeg-Paleolithicum

2650

5000

8000

9000

10.150 10.800 11.800 12.000

13.000 815

3755

7020

8240

11.755 12.745 13.675 14.025

15.700

75.000

115.000 130.000

300.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450

Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder . (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot . (1994). Atmosferische data volgens Stuiver . (1998).

Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.

Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).

Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).

et al

et al et al et al

(28)

Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen

(29)

Legenda

Vondsten per periode

Romeinse tijd Late middeleeuwen Nieuwe tijd

410171 14943

10602 46746

45543

13548

21742 34475 24496

24497 30285

32412 30284

15031

109000 110000

529000530000

0 250 500 Meter

Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis

Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde

Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd plangebied

onderzoeksmeldingen archeologische verwachting trefkans

hoog (water) middelhoog (water) laag (water) water hoog middelhoog laag zeer laag niet gekarteerd onbekend

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The objectives of this research were to: (i) see if cooling time can be reduced by cooling to higher pulp temperatures of 1.5 ° C and 3 ° C without causing quality losses,

This study proposed to look at ways to implement motion media (specifically the moving image) technology effectively as a supplementary instructional medium

Studies show that, especially in the mining industry, compressed air is commonly used for unauthorised activities. Such activities include cooling of bearings, cooling

Cardiac catheteriza- tion and selective coronary angiography showed evidence of an anterolateral myocardial infarction and that there was no coronary ostial stenosis, but

Table 2 indicates that no significant differences occurred in two clusters between the perceptions of faculty members and the observations of the e-Learning Manager between: (i) the

In an attempt to explore and compare mathematics knowledge and practice standards for the education and training of foundation phase teachers in math- ematics,

In support of the dual employer interpretation, Cachalia AJ highlighted that by coercing an employee into an employment contract based on unknown terms, the sole

1) Further studies are warranted to identify the range of Liriomyza spp. horticultural host plants in which endophytic properties could be expressed by fungal endophyte isolates.