• No results found

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, Hoofdstuk 1 Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, Hoofdstuk 1 Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

(b. en w.-besluit 27 februari 2007, waarin opgenomen de besluiten van 15 juli 2008, 3 februari 2009, 4 november 2009, 16 februari, 6 juli en 28 september 2010)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

Organisatieregeling Gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Organisatiestructuur van de ambtelijke organisatie Artikel 1.1 Kaders van het college

Het college heeft de verantwoordelijkheid om de ambtelijke organisatie in te richten en te besturen.

Door middel van dit organisatiereglement stelt het college de belangrijkste kaders voor inrichting en aansturing vast. Het college draagt daarbij een aantal in het organisatiereglement benoemde bevoegdheden en verantwoordelijkheden over aan leden van de ambtelijke organisatie.

Artikel 1.2 Hoofdstructuur ambtelijke organisatie

1. De hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie wordt vastgesteld door het college. Deze hoofdstructuur bestaat uit organisatorische eenheden die we aanduiden als diensten.

2. De hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie bestaat uit de volgende diensten:

1. Bestuurs- en Concerndienst;

2. Dienst Ondersteuning;

3. Stadsontwikkeling;

4. Stadswerken;

5. Dienst Wijken;

6. Dienst Burgerzaken en Gemeente Belastingen;

7. Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling;

8. Gemeentelijk Geneeskundige en Gezondheidsdienst;

9. Dienst Gemeentelijke Musea;

10. Gemeentebibliotheek Utrecht;

11. Stadsschouwburg;

12. Muziekcentrum Vredenburg;

3. Elke dienst wordt geleid door een directeur. Uitzondering hierop vormt de Bestuurs- en Concern- dienst waar een directieteam de dienst leidt. De voorzitter van het directieteam heeft de eindver- antwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van de dienst en treedt namens het directieteam op als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.

4. Tot de Bestuurs- en Concerndienst behoren de sectoren:

5. Bestuurs- en Concernondersteuning;

6. Financiën en Personeel;

7. Bestuurs- en Concernzaken.

8. Elke sector van de Bestuurs- en Concerndienst wordt geleid door een sectordirecteur.

9. Het college kan tijdelijke organisatorische eenheden instellen in de hoofdstructuur. Aan die een- heden kunnen taken van diensten worden opgedragen.

10. Tot de tijdelijke organisatorische eenheden behoren:

1. Projectbureau Leidsche Rijn Utrecht 2. Projectorganisatie Stationsgebied

3. Degene die met de leiding van een tijdelijke organisatorische eenheid is belast heeft iden- tieke bevoegdheden aan die van een directeur.

4. Voordat het college een tijdelijke organisatorische eenheid instelt, stelt het college betrokken directeuren in de gelegenheid hun zienswijze daarover kenbaar te maken.

Waar in deze regeling gesproken wordt van diensten en directeuren wordt ook de tijdelijk organisatori- sche eenheid bedoeld en degene die belast is met de leiding daarvan.

Nr.

CVDR87412_9

CVDR

31 oktober2017

Officiële uitgave van Utrecht.

(2)

Artikel 1.3 Concerndirectie

1. Het college stelt op voordracht van de gemeentesecretaris/algemeen directeur de samenstelling van de concerndirectie vast bestaande uit directeuren.

2. De gemeentesecretaris / algemeen directeur is voorzitter van de concerndirectie.

3. De plaatsvervanger van de voorzitter van de concerndirectie wordt gekozen door de gemeentese- cretaris/ algemeen directeur.

4. De concerndirectie is onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur belast met de directie van de bedrijfsvoering op concernniveau.

5. Binnen de door het college gestelde kaders stelt de concerndirectie onder leiding van de gemeen- tesecretaris/algemeen directeur concernbrede kaders vast op het vlak van de bedrijfsvoeringsfunc- ties evenals dienstoverschrijdende reorganisaties.

6. De concerndirectie vervult onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur initiërende, coördinerende en regisserende taken op het gebied van de beleidsontwikkeling.

7. De concerndirectie is onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur verantwoordelijk voor de samenhang in bestuursadviezen over beleid en coördinatie van de uitvoering.

8. De concerndirectie is onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur verantwoordelijk voor dienstoverschrijdende reorganisaties. De concerndirectie is onder leiding van de gemeente- secretaris/ algemeen directeur verantwoordelijk voor de procesvoering bij dienstoverschrijdende reorganisaties.

9. Directeuren die geen lid zijn van de concerndirectie kunnen worden uitgenodigd voor de concern- directie indien een onderwerp hiertoe aanleiding geeft. Zij nemen geen deel aan de besluitvorming.

10. Met betrekking tot bedrijfsvoering op concernniveau is de stem van de gemeentesecretaris / alge- meen directeur beslissend. Bij dienstoverstijgende en strategisch relevante onderwerpen is de stem van de gemeentesecretaris/algemeen directeur beslissend als het gaat om de zorg voor overleg met het bestuur dat wil zeggen het opschakelen richting bestuur bij het ontstaan van problemen.

11 In een directiereglement stelt de concerndirectie onder leiding van de gemeentesecretaris/algemeen directeur nader regels vast voor het functioneren van de concerndirectie. Dit directiereglement wordt opgenomen als uitvoeringsregeling 1B.

Artikel 1.4 Gemeentesecretaris/algemeen directeur

1. De gemeentesecretaris is secretaris van het college.

2. De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voorzitter van de concerndirectie

3. De gemeentesecretaris/algemeen directeur is bevoegd om het college voorstellen te doen tot aanpassing van de samenstelling van de concerndirectie.

4. De gemeentesecretaris/algemeen directeur heeft binnen de door het bestuur (B&W en Raad) ge- stelde kaders de ambtelijke eindverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering.

5. De gemeentesecretaris/algemeen directeur legt verantwoording af aan het college over de be- drijfsvoering, het functioneren van de ambtelijke organisatie en de kwaliteit van het management.

6. De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan ingrijpen in het management van een afzonderlijke dienst indien sprake is van (grote) problemen in de bedrijfsvoering, het functioneren en manage- ment van de dienst.

7. De gemeentesecretaris/algemeen directeur draagt zorg voor overleg met het bestuur indien zich problemen bij de afstemming in de concerndirectie voordoen over strategisch relevante onder- werpen.

8. De gemeentesecretaris/algemeen directeur is, als lid van de CPD, medeverantwoordelijk voor de personeelszorg van de ambtelijke top.

9. De gemeentesecretaris/algemeen directeur brengt informatie over de kwaliteit van het management en het functioneren van de dienst in bij de beoordelingsgesprekken die de CPD periodiek met de directeuren voert.

10. De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voor de COR de bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden en als zodanig degene die de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid.

Artikel 1.5 Directeuren

1. De directeur is belast met de leiding van een dienst.

(3)

2. De directeur kan een nadere indeling van de interne organisatie van zijn dienst vaststellen.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3, vierde en vijfde lid, onverminderd de bevoegdheid van de gemeentesecretaris/algemeen directeur en onverminderd de bevoegdheid van het college berust het dagelijks beheer van de dienst bij de directeur.

4. De directeur draagt verantwoordelijkheid voor de voortbrenging van de door de dienst te leveren producten. Hij zorgt ervoor dat dit op doeltreffende, doelmatige en rechtmatige wijze gebeurt.

5. De directeur is daarbij gebonden aan de door de concerndirectie vastgestelde concernbrede kaders voor de bedrijfsvoering.

6. De directeuren zijn gebonden aan de beslissingen van de concerndirectie over de beleidscoördi- natie.

7. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden voor zover het zaken betreft die de eigen dienst aangaan.

8. De dienstdirecteuren leggen verantwoording af aan de gemeentesecretaris/algemeen directeur over de bedrijfsvoering, het functioneren van hun dienst en de kwaliteit van het management.

9. De dienstdirecteuren zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beleid en coördinatie van de uit- voering.

10. De dienstdirecteuren leggen voor het vakinhoudelijke deel van hun functie primair verantwoording af aan hun portefeuillewethouder.

Artikel 1.6 Eerste adviseurs

1. De sectordirecteuren zijn eerste adviseur van het college voor de onder hen ressorterende bedrijfs- voeringsfuncties.

2. Voor de overige bedrijfsvoeringsfuncties kan het college een eerste adviseur benoemen.

Artikel 1.7 Bestuurs- en Concerndienst

1. De Bestuurs- en Concerndienst ondersteunt het college en de afzonderlijke leden bij het dagelijks functioneren.

2. De Bestuurs- en Concerndienst bereidt concernbrede kaders voor op het terrein van de bedrijfs- voering en bewaakt de uitvoering hiervan..

3. De Bestuurs- en Concerndienst is daarnaast belast met de uitvoering van concernbrede onder- steunende taken en met taken die niet aan de overige diensten of tijdelijke organisatorische een- heden zijn opgedragen.

4. De Bestuurs- en Concerndienst heeft een directieteam, bestaande uit de drie sectordirecteuren Bestuurs- en Concernondersteuning, Financiën en Personeel en Bestuurs- en Concernzaken, dat samenwerkt op basis van gelijkwaardigheid en streeft naar consensus.

Artikel 1.8 Centrale Treasury

1. Het concernbrede beheer van de geldmiddelen, rekening-courantsaldi en andere financiële ver- mogenswaarden is ondergebracht in een afzonderlijke administratieve eenheid Centrale Treasury.

2. De Centrale Treasury is verantwoordelijk voor het aantrekken en uitzetten van middelen, het be- talingsverkeer, de interne bankfunctie alsmede de administratie van de concernposten.

3. De Centrale Treasury functioneert administratief als dienst. Artikel 1.9 is van toepassing op de Centrale Treasury.

4. In uitvoeringsregeling 1A worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot de dagelijkse uit- voering van de treasuryfunctie.

Artikel 1.9 Toedeling van taken en producten aan diensten

1. Voor een product is steeds één dienst eindverantwoordelijk, ook indien andere diensten daaraan bijdragen.

2. In het jaarplan van de dienst worden budgetten en producttaakstellingen opgenomen voor de voort te brengen producten door de dienst.

(4)

3. De producten kunnen maar behoren tot één door de raad vastgesteld programma uit de Program- mabegroting en dienen binnen de kaders van het desbetreffende programma te worden uitgevoerd.

Artikel 1.10 Bevoegdheid bij organisatiestructuurwijzigingen

1. Bij wijziging van de hoofdstructuur als gevolg van samenvoegingen van diensten, opheffing van diensten, privatiseringen of verzelfstandigingen van diensten is het college beslissingsbevoegd.

2. Bij verschuivingen van taken tussen diensten, zonder gevolgen voor de hoofdstructuur, is de concerndirectie beslissingsbevoegd.

3. Bij wijzigingen van de indeling van een dienst is de directeur beslissingsbevoegd.

Hoofdstuk 2 Beheerstructuur van de ambtelijke organisatie

Artikel 2.1 Concerncontroller

1. De sectordirecteur Financiën en Personeel van de Bestuurs- en Concerndienst is de concerncon- troller.

2. De concerncontroller is verantwoordelijk voor de kaderstelling, ondersteuning en toetsing voor de planning en control en financiën. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het opstellen van de geconsolideerde documenten in het kader van de Planning en Controlcyclus.

3. De concerncontroller is niet verantwoordelijk voor het beheer van de financiële vermogenswaarden.

4. In uitvoeringsregeling 2A worden de taken en verantwoordelijkheden van de concerncontroller vastgesteld.

Artikel 2.2 Centrale Treasurer

1. De Centrale Treasurer is verantwoordelijk voor het concernbrede beheer van financiële vermo- genswaarden, waaronder het (doen) uitvoeren van transacties op de geld- en kapitaalmarkt, het beheren van de financiële infrastructuur en het beheersen van de hieraan verbonden risico’s, zoals in het door de gemeenteraad vastgestelde treasurystatuut. Dit betekent onder meer dat in de gemeentelijke organisatie uitsluiten de Centrale Treasurer bevoegd is tot:

- het openen en opheffen van bankrekeningen

- het voeren van zakelijke onderhandelingen met bankinstellingen

- het aangaan en beheren van contracten met betrekking tot bancaire producten met bankinstel- lingen dan wel met het Ministerie van Financiën (schatkistbankieren) en

- het aantrekken en uitzetten van financiële middelen op de geld- en kapitaalmarkt.

2. De Centrale Treasurer is budgetverantwoordelijke voor de producten Financiering en Concernpos- ten.

3. De beleidsmedewerker Treasury bij de afdeling Financiën van de sector Financiën en Personeel vervult de functie van Centrale Treasurer.

4. In uitvoeringsregeling 1A worden nadere regels gesteld voor de dagelijkse uitvoering van de treasuryfunctie en het afleggen van verantwoording daarover.

Artikel 2.3 Dienstcontroller

1. De controlfunctie op dienstniveau wordt uitgeoefend door de directeur. De directeur kan een dienstcontroller aanwijzen die de controlfunctie uitoefent onder zijn verantwoordelijkheid.

2. In uitvoeringsregeling 2B worden de taken en verantwoordelijkheden van de dienstcontroller vastgesteld.

Artikel 2.4 Medewerker AO/IC

1. De directeur wijst een medewerker AO/IC aan.

2. De medewerker AO/IC is verantwoordelijk voor de opzet, de vastlegging en de rapportage over de administratieve organisatie en van het interne controlebeleid binnen de dienst.

3. De medewerker AO/IC is nooit de administrateur of kashouder van de dienst.

4. De mederwerker AO/IC stelt de periodieke rapportage administratieve organisatie en interne controle op.

5. De directeur c.q. de dienstcontroller en de ambtenaren van de dienst verstrekt aan de medewerker AO/IC de gegevens die hij in verband met zijn verantwoordelijkheden nodig oordeelt.

Artikel 2.5 Financiële administrateur

1.De directeur wijst een administrateur aan, die ten opzichte van hem c.q. de dienstcontroller verant- woordelijk is voor:

a. Het voeren van de financiële administratie van de dienst;

(5)

b. De bewaking van de rechtmatigheid van zowel de inkomsten van de dienst als de aan de dienst beschikbaar gestelde middelen;

c. Het tijdig vereffenen van de vorderingen en schulden van de dienst.

2. De administrateur neemt de aanwijzingen in acht die hem door de directeur c.q. de dienst- controller vanuit hun verantwoordelijkheid worden gegeven.

3. De directeur c.q. de dienstcontroller en de ambtenaren van de dienst verstrekken aan de administrateur de gegevens die hij in verband met zijn verantwoordelijkheden nodig vindt.

Artikel 2.6 Kashouder

1. De directeur wijst een kashouder aan die is belast met de bewaring en het beheer van contante geldmiddelen, het verrichten van contante betalingshandelingen en het in ontvangst nemen van contante betalingen aan de gemeente. Tevens wordt een plaatsvervangend kashouder aangewezen.

2. Over de aanwijzing van de kashouder wordt de dienstcontroller en de dienstadministrateur ge- hoord. De aanwijzing van een kashouder en plaatsvervangend kashouder wordt meegedeeld aan de Centrale Treasurer

Artikel 2.7 Interne auditafdeling

1. De Interne auditafdeling is de organisatorische eenheid die ten behoeve van het college audits uitvoert waaraan de gemeentelijke organisatie zekerheid kan ontlenen ten aanzien van de interne be- heersing, en die in de vorm van verbeteradviezen meerwaarde toevoegt aan de organisatie.

2. Het college is opdrachtgever voor de Interne auditafdeling.

3. Alle activiteiten, (geautomatiseerde) systemen, procedures, organisatieonderdelen en verbonden partijen van de gemeente Utrecht kunnen object van een audit worden, ongeacht het hiërarchische niveau waarop ze zich afspelen.

4. Op basis van een risicoanalyse en op voordracht van de Interne auditafdeling met behulp van het auditjaarplan beslist het college welke audits dienen te worden uitgevoerd.

5. Bij de voorbereiding van het auditjaarplan houdt de Interne auditafdeling rekening met:

• de behoefte van het college en de concerndirectie;

• verzoeken uit de diensten;

• ruimte voor ad hoc onderzoek, vanwege incidenten;

• de afstemming met de externe accountant, de subcommissie voor Controle en Financiën en de plannen van de Rekenkamer.

6. De Interne auditafdeling voert jaarlijks ook onderzoek uit naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het uitgevoerde beleid van het college, zoals bedoeld in artikel 213a van de Gemeentewet.7.

In een apart auditcharter, opgesteld door de Interne auditafdeling en vast te stellen door het college, worden de taken, bevoegdheden en werkwijze van de Interne auditafdeling nader geregeld.

Hoofdstuk 3 Afstemming en coördinatie van werkzaamheden binnen de ambtelijke organisatie

Artikel 3.1 Beleidscoördinatie

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1.3, zevende lid kan de gemeentesecretaris/algemeen directeur aanwijzingen geven aan de directeuren.

Artikel 3.2 Bedrijfsvoeringcoördinatie

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 1.3, vijfde lid maakt het college met de gemeentesecretaris/al- gemeen directeur afspraken over de verschillende bedrijfsvoeringsfuncties en de bedrijfsvoering in het algemeen.

Artikel 3.3 Wijkgericht werken

1. Waar mogelijk stemt de gemeente haar activiteiten af op de specifieke situaties in de wijk en betrekt de belanghebbenden uit de wijk in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van beleid.

2. De Dienst Wijken is belast met de afstemming en coördinatie van de wijkgerichte werkwijze van de gemeentelijke organisatie bij de programmering van beleid.

3. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de gemeentelijke producten ten behoeve van de wijk en voor het betrekken van de belanghebbenden uit de wijk bij de ontwikkeling ervan berust bij de dienst waaraan een product is toegewezen.

4. Het Wijkmanagementoverleg is het centrale ambtelijke afstemmingspunt waar de vraag van de burger (o.a. bewoners, maatschappelijke instellingen, bedrijven, projectontwikkelaars) en het aanbod van de gemeente (de vakdiensten) elkaar ontmoeten.

5. Het Wijkmanagementoverleg bestaat uit het wijkmanagement van de Dienst Wijken en het ac- countmanagement van de Dienst Stadsontwikkeling, het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Utrecht, de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en Stadswerken.

6. Het wijkmanagement is verantwoordelijk voor het tot stand komen van het proces dat leidt tot de opstelling van het wijkprogramma en de bewaking en uitvoering daarvan. De betrokken vak- diensten zijn verantwoordelijk voor het leveren van de afgesproken inhoudelijke productbijdragen aan het proces.

(6)

Artikel 3.4 Planning en Controlcyclus

1. De Planning en Controlcyclus geeft mede vorm aan de beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en bedrijfsvoering. Het omvat het planningsinstrumentarium en mogelijkheden tot verantwoording en bijsturing van het beleid en beheer.

2. De concerncontroller coördineert de Planning en Controlcyclus.

3. De cyclus heeft de besluitvormingsmomenten van de raad, zoals verwoord in de Financiële ver- ordening als uitgangspunt.

4. Ieder product uit de Planning en Controlcyclus wordt jaarlijks gemaakt, met uitzondering van de wijkvisie en wijkprogramma.

5. In uitvoeringsregeling 3A worden de sturingsinstrumenten van de planning en controlcyclus vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Beleidsvoorbereiding

Artikel 4.1 Voorbereiding van bestuursadviezen aan gemeentelijke bestuursorganen

1.De directeuren zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de bestuursadviezen tot uitdrukking komend in:

a. de juistheid en de volledigheid van de gegeven informatie;

b. rechtmatigheid;

c. doelmatigheid;

d. doeltreffendheid;

e. financiële aspecten;

f. juridische aspecten;

g. personele en organisatorische aspecten h. de juistheid van de te volgen procedure;

i. communicatieve aspecten;

j. de mate van aandacht die is geschonken aan relevante beleidsalternatieven;

k. de integraliteit van het voorgestelde beleid of de voorgestelde beleidswijziging op stedelijk en wijkniveau;

l. de juiste toedeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de besluiten waartoe het voorstel beoogt te leiden;

m. een heldere belangenafweging;

n. afstemming met andere beleidsterreinen en o. haalbaarheid.

2.Bestuursadviezen worden door tussenkomst van de gemeentesecretaris/algemeen directeur ingediend bij het college.

Artikel 4.2 Aanwijzingen over wijze waarop bestuursadviezen aan de gemeentelijke bestuursorganen worden voorbereid

1. Het college stelt aanwijzingen vast ten aanzien van de wijze waarop gemeentelijke beleidsbeslis- singen worden voorbereid.

2. De in het eerste lid bedoelde aanwijzingen voorzien in de verplichting tot:

a. het vroegtijdig samenstellen van een inzicht in bestuurlijke keuzemomenten;

b. het aangeven van een duidelijke fasering in beleids- en planningsprocessen;

c. het zodanig inrichten van beleids- en planningsprocessen dat beslissingen op een vlotte wijze tot stand kunnen komen en

d. het vroegtijdig aangeven op welke wijze de interne en externe communicatie wordt vorm- gegeven.

Hoofdstuk 5 Beheer

Artikel 5.1 Beheer

1. De directeur is verantwoordelijk voor een adequate inrichting van de interne organisatie binnen zijn dienst.

2. In uitvoeringsregeling 5A worden nadere regels vastgesteld op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

Artikel 5.2 Mandaat

1. Het college heeft in de mandaatregeling mandaat gegeven aan de directeuren, om namens de gemeente verplichtingen aan te kunnen gaan binnen de kaders van het door het college vastge- stelde jaarplan van de dienst. De directeuren leggen over deze verplichtingen verantwoording af.

2. De directeuren aan wie mandaat is verleend, dragen de zorg voor de realisatie van bij het jaarplan vastgestelde productie.

Artikel 5.3 Verzekeringsbeleid

(7)

1. De sectordirecteur Financiën en Personeel is verantwoordelijk voor de uitvoering van het verze- keringsbeleid en stelt daartoe een afdeling Risicobeheer in. De afdeling risicobeheer heeft de volgende taken:

a. het beheren van het assurantiefonds (brand- en aansprakelijkheidsfonds);

b. het adviseren van diensten bij het uitvoeren van het verzekeringsbeleid;

c. het vernieuwen en beheren van verzekeringscontracten en

d. behandeling van schades, zoals opgenomen in de uitvoeringsregeling.

2.De diensten moeten gebruik maken van het assurantiefonds. Regels met betrekking tot de orga- nisatie en uitvoering van het assurantiefonds zijn uitgewerkt in uitvoeringsbesluit 5B. De onder lid 1b en 1c vermelde taken worden uitgevoerd op verzoek van een dienst.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding; citeertitel

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2007.

2. Deze regeling kan worden aangehaald als: Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Artikel 6.2 Intrekking regeling

De "Organisatieregeling Gemeente Utrecht" vastgesteld door het college d.d. 26 oktober 2004 wordt per 1 maart 2007 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 27 februari 2007.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf Bekendmaking is geschied op 26 februari 2007.

Deze beleidsregels treedt in werking op 1 maart 2007.

Uitvoeringsregelingen

Uitvoeringsregeling 1A Treasury

Tekstuitgave van de Organisatieregeling gemeente Utrecht van de gemeente Utrecht, zoals vastgesteld bij collegebesluit van 27 februari 2007, inwerking getreden op 1 maart 2007 ter uitvoering van artikel 160, eerste lid, onderdeel c van de Gemeentewet en artikel 5, 13, 22 en 24 van de Financiële verordening gemeente Utrecht

Doel

Het vaststellen van regels met betrekking tot de dagelijkse uitvoering van de treasuryfunctie.

Inhoud

1.1 Treasurybeheer binnen de gemeente Utrecht

1. De Centrale Treasurer is verantwoordelijk voor het beheer van de treasuryfunctie voor zover de bevoegdheden aan hem zijn gemandateerd en volmacht is verleend.

2. Als Centrale Treasurer wordt aangewezen de beleidsmedewerker bij de afdeling Financiën van de sector Financiën en Personeel van de Bestuurs- en Concerndienst.

3. Bij afwezigheid wordt de functionaris vervangen door degene die hem vervangt als beleidsmede- werker bij de afdeling Financiën van de sector Financiën en Personeel van de Bestuurs- en Con- cerndienst.

4. De Centrale Treasurer heeft de volgende taken:

1. het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi en andere financiële vermogenswaar- den van de gemeente;

2. het beheren van de portefeuille van opgenomen geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen;

3. het uitzetten van geldmiddelen bij andere publiekrechtelijke lichamen en bij bankinstellingen binnen de kaders van het treasurystatuut;

4. het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelenbeheer;

5. het ondersteunen van de gemeentelijke diensten bij de veilige en doelmatige afwikkeling van externe betalingsverkeer en het contante geldverkeer;

6. VERVALLEN ;

7. het adviseren over de ontwerpcollegebesluiten met betrekking tot garantstellingen, het centraal registreren van door de gemeente verstrekte gegarandeerde geldleningen en het beheren van de uit hoofde van de overheidstaak verstrekte geldleningen. Het beheer van de gegarandeerde geldleningen ligt met in achtneming van het gestelde in de Algemene Subsidieverordening bij betreffende gemeentelijke diensten;

(8)

8. het op grond van een actuele rentevisie en liquiditeitsprognose opstellen en vaststellen van de strategie voor de activiteiten op de geld- en kapitaalmarkt.

5 a. De uitvoering van de taken als genoemd in het vierde lid wordt verricht door de uitvoerings- organisatie treasury binnen het servicecentrum Financiële Dienstverlening van de Dienst Ondersteuning, in deze uitvoeringsregeling 1A verder te noemen uitvoeringsorganisatie treasury.

b. De Centrale Treasurer stuurt de uitvoeringsorganisatie treasury inhoudelijk aan.

c. De Centrale Treasurer stelt de spelregel voor de informatievoorziening vast die nodig is om de bedrijfsprocessen binnen de treasuryorganisatie en de daarmee samenhangende risico's adequaat te kunnen beheersen. Daarin geeft de Centrale Treasurer aan welke informatie met welke frequentie door de uitvoeringsorganisatie treasury, door de diensten en door de Centrale Treasurer zelf moet worden verstrekt. De Centrale treasurer stelt tevens de administratieve orga- nisatie van de treasuryfunctie vast.

6. De Centrale Treasurer bespreekt periodiek (minimaal driemaal per jaar) de treasurystrategie en de uitvoering daarvan met de Concerncontroller. Indien tussentijds sprake is van majeure ontwikkelingen die niet eerder waren voorzien dan meldt de Centrale Treasurer deze direct aan de Concerncontroller. Ook meldt de Centrale Treasurer in het kader van de financiële cyclus de (verwachte) financiële uitkomsten aan de Concerncontroller. Daarnaast informeert de Centrale Treasurer onverwijld de wethouder Financiën over bestuurlijk relevante treasuryontwikkelingen.

1.2 Aantrekken van financieringsmiddelen

1. Met uitsluiting van alle diensten is slechts de Centrale Treasurer bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten op de geld- en kapitaalmarkt.

2. De Centrale Treasurer krijgt mandaat om binnen de kaders van wet- en regelgeving en uitsluitend ter beperking van renterisico's overeenkomsten af te sluiten met betrekking tot de volgende van onderliggende leningen afgeleide producten (derivaten): cap, Floor, colar, swaption, forward rate agreement en swap.

1.3 Verstrekken van langlopende financieringsmiddelen aan diensten VERVALLEN

1.4 Verstrekken van langlopende financieringsmiddelen aan derden

1. 1. Leningen aan derden worden slechts verstrekt op grond van een collegebesluit.

2. 2. Uitgezonderd hiervan is de verstrekking van leningen op grond van de door het college opgedragen taken en gegeven mandaat aan een dienstdirecteur bijvoorbeeld in het kader van de schuldhulpverlening of de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid.

3. 3. Voor een ontwerpbesluit tot verstrekking van een geldlening aan derden geldt een voorvisieplicht bij de Centrale Treasury. Voor de in het tweede lid bedoelde uitzonderingen is deze voorvisieplicht niet noodzakelijk.

4. 4. Bij het verstrekken van leningen aan derden dient grote terughoudendheid en zorgvul- digheid te worden betracht en de daaraan verbonden risico's dienen zoveel mogelijk te worden beperkt door het -waar mogelijk- vestigen van zakelijke zekerheden.

1.5 VERVALLEN

1.6 VERVALLEN

1.7 Betalingsverkeer

1. Alle betalingsopdrachten ten laste van de gemeentelijke bankrekeningen vinden plaats via ban- caire systemen. Uitsluitend de Centrale Treasurer voert hierover het beheer en stelt vast welke functionarissen betalingsopdrachten in bancaire systemen mogen fiatteren en uitvoeren.

2. Medewerkers van de Financiële Dienstverlening die het betaalverkeer voorbereiden en admini- streren zijn niet dezelfden die betaalopdrachten mogen ondertekenen.

(9)

3. De Centrale Treasurer kan bepalen dat daartoe bevoegde functionarissen bij de diensten zonder zijn tussenkomst betaalopdrachten aan bankinstellingen kunnen autoriseren en verzenden. De betalingsopdrachten dienen uitsluitend ten laste van een door hem aangegeven rekeningnummer te worden gebracht. Het besluit kan alle betalingen bevatten dan wel betalingen die daarvoor naar hun aard of hoogte in aanmerking komen. De Centrale Treasurer kan voorschriften geven ten aanzien van de wijze waarop de betalingsopdrachten aan de bank worden aangeboden.

4. Betalingsopdrachten van diensten worden slechts verstrekt na schriftelijke opdracht van een ge- meentelijke functionaris die bevoegd is te beschikken over het budget ten laste van waarvan de desbetreffende uitgaaf wordt gedaan. De opdracht dient mede te worden ondertekend door een tweede functionaris, niet zijnde de budgethouder.

5. VERVALLEN.

1.8 Saldobeheer

De uitvoeringsorganisatie treasury is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van de posities op de onderscheiden bankrekeningen.

1.9 Liquiditeitenbeheer

1. Ter uitvoering van artikel 10 van het Treasurystatuut bepaalt de Centrale Treasurer welke infor- matie nodig is voor het opstellen van adequate liquiditeitsprognoses voor de korte en de middel- lange termijn.

2. De gemeentelijke diensten verstrekken op diens verzoek de benodigde informatie aan de Centrale Treasurer.

3. VERVALLEN.

1.10 Relatiebeheer

1. Teneinde een duurzame toegang tot de financiële markten te verzekeren onderhoudt de Centrale Treasurer (op strategisch niveau) en de uitvoeringsorganisatie treasury (op operationeel niveau)con- tacten met relaties op deze markten.

2. Bij het aangaan van relaties door de Centrale Treasurer en de uitvoeringsorganisatie treasury zijn factoren als een goede naam, betrouwbaarheid, integriteit, continuïteit en deskundigheid bepalend.

1.11 Garantiebeleid

1. Voor het garanderen van door derden te sluiten geldleningen is een raadsbesluit vereist. Bij ga- ranties vallende binnen het kader van de door de gemeenteraad vastgestelde Subsidieverordening kan worden volstaan met een collegebesluit.

2. Bij het garanderen van door derden te sluiten geldleningen wordt grote terughoudendheid betracht en de daaraan verbonden risico's worden zoveel mogelijk beperkt door het, waar mogelijk, ver- langen van zakelijke zekerheden.

3. Voor een ontwerpcollegebesluit tot garantstelling geldt een voorvisieplicht bij Centrale Treasurer.

4. Gedurende de periode van de garantstelling blijft de initiatiefnemende dienst verantwoordelijk voor een adequaat toezicht op de ten behoeve van een derde verleende garantstelling en draagt ze het financiële risico.

5. De dienst voert het beheer over de gegarandeerde leningen en verstrekt zodanige informatie aan de uitvoeringsorganisatie treasury dat deze genoemde leningen adequaat kan vastleggen in de centrale leningenadministratie. Indien de betreffende dienst de vereiste informatie niet of niet tijdig verstrekt of indien de kwaliteit van de informatie tekort schiet, dan geeft de Concerncontroller een aanwijzing aan de dienst om alsnog informatie van voldoende kwaliteit te verstrekken.

6. De diensten verstrekken met het oog op het vijfde lid ook informatie met betrekking tot gestelde zekerheden aan de Uitvoeringsorganisatie Treasury. De diensten zijn er in voorkomende gevallen verantwoordelijk voor dat het beroep op deze zekerheden wordt geëffectueerd.

1.12 Beleggingen van reserves en voorzieningen VERVALLEN

Uitvoeringsregeling 1B Directiereglement Concerndirectiebesluit van 1 november 2006 ingangsdatum 1 maart 2007

ter uitvoering van artikel 1.3, dertiende lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

(10)

Regels vaststellen voor het functioneren van de concerndirectie.

1.1 Samenstelling van de concerndirectie

1. De concerndirectie wordt gevormd door de gemeentesecretaris/algemeen directeur en de direc- teuren van de beleids- en procesdiensten.

2. De sectordirecteuren Financiën en Personeel en Bestuurs- en Concernzaken zijn adviserend lid.

3. De overige directeuren nemen alleen op uitnodiging deel aan de concerndirectie. De concerndi- rectie nodigt een directeur uit wanneer er een onderwerp op de agenda staat dat over zijn beleids- terrein gaat.

4. De leden van de concerndirectie kunnen zich laten vervangen door plaatsvervangers van binnen de eigen dienst.

5. Ieder lid van de concerndirectie is verplicht de andere leden over alle belangrijke aangelegenheden te informeren die zich met betrekking tot zijn individuele verantwoordelijkheidsgebied voordoen en die van belang zijn in het kader van concernsturing.

1.2 Taken concerndirectie

1. De concerndirectie heeft de volgende taken:

a. het onderkennen, agenderen en in programma's vertalen van complexe maatschappelijke vraagstukken;

b. het sturen op de uitvoering van de programma's;

c. het zicht op 'de grote lijn' bewaken en de consequenties van strategische keuzes voor het college kunnen duiden;

d. het gemeentebrede relatiebeheer in relatie tot de strategische agenda van de concerndirectie;

e. de inhoudelijke afstemming van (de voortgang van) programma's uit de programmabegro- ting, inclusief de afstemming van de inzet van menskracht en middelen;

f. het bij strategische kwesties bewaken van de kwaliteit van de voorstellen aan het bestuur;

g. het gecoördineerd optreden bij 'incidenten';

h. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van de totale organisatie;

i. het stellen en handhaven van concernbrede kaders voor de bedrijfsvoeringsfuncties perso- neel, informatisering, automatisering, organisatie, financiën, juridische zaken, communicatie, huisvesting, inkoop, aanbestedingen en andere facilitaire zaken;

j. het zorgdragen voor de ontwikkeling van de organisatie;

k. het nemen van besluiten ten aanzien van dienstoverschrijdende vraagstukken en l. het geven van leiding aan dienstoverstijgende reorganisaties.

2. De concerndirectie heeft geen bevoegdheid om in te grijpen in het management van een afzon- derlijke dienst

3. De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan ingrijpen in het management van een afzonderlijke dienst indien sprake is van (grote) problemen in de bedrijfsvoering, het functioneren en manage- ment van de dienst.

1.3 Onderwerpen concerndirectie

De concerndirectie richt zich op de hoofdlijnen op het gebied van de ontwikkeling en uitvoering van beleid, beheer, dienstverlening en bedrijfsvoering. Daaruit voortkomend behandelt de concerndirectie in ieder geval de volgende onderwerpen:

a. de hoofdlijnen van het collegeprogramma;

b. kernthema's in het kader van de hoofdlijnen in beleid;

c. programmabegroting en overige producten in het kader van de Planning en controlcyclus;

d. bovenlokale ontwikkelingen en beleidskaders;

e. verplichtingen van college en raad en

f. de hoofdlijnen op het gebied van de bedrijfsvoeringsfuncties.

1.4 Gemeentesecretaris/algemeen directeur als voorzitter concerndirectie

1. De gemeentesecretaris/algemeen directeur is voorzitter van de concerndirectie en als zodanig verantwoordelijk voor het functioneren van de concerndirectie.

2. De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan direct afspraken maken met de Centrale Onderne- mingsraad.

3. De gemeentesecretaris/algemeen directeur draagt zorg voor het laten plaatsvinden van het con- cernberaad en het directeurenoverleg, zoals bedoeld in artikel 1.5.

4. De vaste plaatsvervangend voorzitter wordt gekozen door de gemeentesecretaris/algemeen direc- teur.

1.5 Concernberaad en directeurenoverleg

1. Het concernberaad bestaat uit het college, de directeuren en de sectordirecteuren.

2. Het directeurenoverleg bestaat uit de directeuren en de sectordirecteuren.

3. Het concernberaad en het directeurenoverleg hebben geen beslissingsbevoegdheid, maar hebben een informerend en opiniërend karakter.

4. Het concernberaad en het directeurenoverleg vinden beide tweemaal per jaar plaats.

(11)

1.6 Resultaatafspraken

1. Het college en de gemeentesecretaris/algemeen directeur maken (meetbare) resultaatafspraken voor de taken van de concerndirectie.

2. Deze afspraken zijn bij voorkeur meerjarig.

1.7 Dossiers en projecten van de concerndirectie

1. De gemeentesecretaris/algemeen directeur kan een aantal dossiers onder de leden van de con- cerndirectie verdelen.

2. De dossiers van de concerndirectie zijn geen weerspiegeling van bestuurlijke portefeuilles. Dossiers zijn algemene aandachtsgebieden.

3. Een dossierhouder wordt ingesteld als dit leidt tot betere voorwaarden voor de samenhang door samenwerking en het beter en sneller presteren. Over het algemeen zijn dit ontwikkelingen waar innovatie nodig is, stagnatie dreigt of grote risico's aan de orde zijn.

4. Iedere directeur (ook niet-leden) kan als gedelegeerd opdrachtgever namens de concerndirectie met een specifiek project of opdracht belast zijn.

1.8 Besluitvorming

1. De stem van de gemeentesecretaris/algemeen directeur is beslissend in concern bedrijfsvoerings- aangelegenheden.

2. Bij dienstoverstijgende en strategisch relevante onderwerpen is de stem van de gemeentesecre- taris/ algemeen directeur beslissend als het gaat om de zorg voor overleg met het bestuur dat wil zeggen het opschakelen richting bestuur bij het ontstaan van problemen.

3. Besluiten ten aanzien van concernbrede kaders voor bedrijfsvoering worden genomen, gehoord de directeuren, die niet in de concerndirectie zitten.

4. Bezwaren van directeuren, die geen lid van de concerndirectie zijn worden daarbij expliciet in de beraadslaging betrokken en indien niet gehonoreerd gemotiveerd afgewezen.

5. Indien een lid van de concerndirectie niet aanwezig kan zijn en geen vervanger heeft afgevaardigd, kan hij een ander lid mandateren om een stem namens hem uit te brengen. De voorzitter wordt hiervan bericht.

1.9 Besluitvorming over collegeadviezen

1. De directeur is verantwoordelijk voor het inbrengen van het advies in de concerndirectie, als dit een onderwerp op het gebied van concernsturing betreft.

2. De concerndirectie geeft commentaar en advies op het collegeadvies.

3. De betreffende directeur verwerkt het commentaar en het advies van de concerndirectie in het collegeadvies.

1.10 Instellen van overleggen

1. Per bedrijfsvoeringsfunctie of dossier kan een adviesorgaan worden ingesteld.

2. De inrichting en samenstelling van de adviesorganen vinden plaats op voorstel van de 1e adviseur of de dossierhouder en dit voorstel wordt door de concerndirectie behandeld.

3. Adviesorganen geven advies ten behoeve van de besluitvorming aan de eerste adviseur of dos- sierhouder.

4. De adviesorganen worden door tussenkomst van de 1e adviseur of de dossierhouder bij de be- sluitvorming in de concerndirectie betrokken.

5. Adviesorganen functioneren tevens als platform voor intercollegiaal consult en informatie-uitwis- seling.

6. De concerndirectie kan vooroverleggen instellen. Deze vooroverleggen bestaan uit directeuren.

De onderwerpen die besproken worden in de vooroverleggen worden in de concerndirectie marginaal getoetst.

1.11 Sector Bestuurs- en Concernondersteuning

1. De concerndirectie wordt ondersteund door de directiesecretaris.

2. Sector Bestuurs- en Concernondersteuning bereidt de vergaderingen van de concerndirectie in inhoudelijk en logistiek opzicht voor.

Het reglement is, gehoord de directeuren, vastgesteld door de concerndirectie op 1 november 2006 en gefiatteerd door het college op 27 februari 2007.

Uitvoeringsregeling 2A De concerncontroller B&W besluit van 26 oktober 2004, nr. 15364 ingangsdatum 1 januari 2005

ter uitvoering van artikel 2.1, vierde lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

Het vaststellen van de taken en verantwoordelijkheden van de concerncontroller.

Inhoud

1. De concerncontroller is, onverlet de verantwoordelijkheid van de directeuren, verantwoordelijk voor de bevordering en de bewaking van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het beheer en de administratie. De concerncontroller toetst in dit kader de opzet en de werking van de admi- nistratieve organisatie en interne controle van de diensten.

(12)

2. Wanneer de concerncontroller van oordeel is dat de doelmatigheid van het beheer van een dienst kan worden verbeterd, treedt hij in overleg met de betrokken directeur. Zo nodig legt hij zelfstandig voorstellen ter verbetering voor aan het college.

3. De concerncontroller kan het college, gevraagd en ongevraagd, rechtstreeks adviseren over de in dit artikel genoemde verantwoordelijkheden. De concerncontroller is rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan het college voor de aan hem in deze regeling opgedragen taken en verantwoor- delijkheden.

4. De concerncontroller heeft de zorg voor:

a. het voeren van de financiële administratie op concernniveau;

b. het opstellen van de programmabegroting;

c. het opstellen van de geconsolideerde programmarekening;

d. de advisering over de financieel-economische kaderstelling aan het college en de raad;

e. de opzet en werking van de administratieve organisatie op concernniveau;

f. het opstellen van kaders voor het concernbrede AO/IC beleid;

g. het ondersteunen van de diensten bij het instellen en laten functioneren van de administra- tieve organisatie en interne controle;

h. het bewaken van het functioneren van de administratieve organisatie en interne controle bij diensten door het maken van concern AO/IC rapportages (op basis van dienst AO/IC rapportages) voor het college.

i. het ontwikkelen, invoeren en bewaken van een samenhangend geheel van instrumenten, procedures en methoden die de sturing, bewaking, toetsing en verantwoording van de middelen en de doelmatige besteding daarvan mogelijk maken;

j. het op concernniveau analyseren en interpreteren van gegevens voor de bewaking van de financieel-economische kaders en

k. het bewaken van de tijdigheid, volledigheid, juistheid en toereikendheid van de in het kader van de beleids- en beheerscyclus aan het college en de raad verstrekte beheers- en verant- woordingsinformatie.

Uitvoeringsregeling 2B De dienstcontroller B&W besluit van 26 oktober 2004, nr. 15364 ingangsdatum 1 januari 2005

ter uitvoering van artikel 2.3, tweede lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

Het vaststellen van de taken en verantwoordelijkheden van de dienstcontroller.

Inhoud

1.De controlfunctie op dienstniveau omvat:

a. de advisering over de financieel-economische aspecten van de besluitvormingsvoorbereiding op dienstniveau;

b. Het ontwikkelen, invoeren en bewaken van een samenhangend geheel van instrumenten, proce- dures en methoden die de sturing, bewaking, toetsing en verantwoording van de middelen en de doelmatige besteding daarvan mogelijk maken;

c. het opstellen van:

- De ramingen in het kader van de begroting;

- De managementrapportage en bestuursrapportage;

- De dienstrekening en bijdragen voor de programmarekening;

d. Het analyseren en interpreteren van gegevens voor de sturing en beheersing van processen en activiteiten;

e. Het bewaken van de tijdigheid, volledigheid, juistheid en toereikendheid van de aan de gemeen- telijke bestuursorganen verstrekte informatie;

f. Het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid van het beheer en van de administratie.

Uitvoeringsregeling 2C VERVALLEN

Uitvoeringsregeling 3A Planning en controlcyclus B&W besluit van 26 oktober 2004, nr. 15364 ingangsdatum 1 januari 2005

ter uitvoering van artikel 3.4, vijfde lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

Het vaststellen van de instrumenten in het kader van de planning en controlcyclus.

Inhoud

1. Algemene bepalingen

1.1 Sturingsinstrumenten ten behoeve van de raad

De volgende documenten worden namens het college voorbereid ten behoeve van besluitvorming in de raad:

(13)

a. Voorjaarsnota;

b. Programmabegroting;

c. Bestuursrapportage;

d. Programmarekening.

1.2 Sturingsinstrumenten van het college

De volgende documenten worden ten behoeve van de aansturing van de ambtelijke organisatie door het college voorbereid:

a. Jaarplan en koepelnota;

b. Wijkprogramma;

c. Wijkrapportage;

d. Productenraming;

1.3 Kaders planning- en controlcyclus.

1. Ten behoeve van de Planning en Controlcyclus stelt het college jaarlijks tenminste tweemaal een actualisatie van de geldende kaders vast met betrekking op de wijzigingen in de kaders met be- trekking tot de voorbereiding, inhoud, vormgeving, proces en behandelingswijze van de verschil- lende cyclusdocumenten. De staande kaders zijn opgenomen op het handboek Financiën op in- tranet.

2. De actualisatie bevat daarnaast tenminste de wijzigingen in de voorschriften over:

a. de uitgangspunten en tijdschema's die gehanteerd worden bij het opstellen van de docu- menten in het kader van de Planning en Controlcyclus;

b. de wijze waarop nieuwe beleidsonderwerpen worden geïnitieerd en welke middelen daarvoor in het keuze- en afwegingsproces beschikbaar (kunnen) worden gesteld;

c. prioriteiten op het gebied van bedrijfsvoering;

d. de wijze waarop toepassing dient te worden gegeven aan het Besluit Begroting en Verant- woording Provincie en Gemeenten 1 februari 2003 en de gemeentelijke verordeningen en uitvoeringsregels.

3. De concerncontroller is belast met de voorbereiding van de actualisatie en houdt namens het college toezicht op de toepassing van de daarin gegeven voorschriften. De concerncontroller is belast met het actualiseren en actueel houden van het handboek Financiën.

2. Sturingsinstrumenten ten behoeve van de raad

2.1 Voorjaarsnota, Programmabegroting, Bestuursrapportage en Programmarekening

1. De concerncontroller draagt zorg voor de coördinatie en consolidatie van de diverse bijdragen van diensten en sectoren aan de voorjaarsnota, programmabegroting, bestuursrapportage en verantwoording.

2. Vervallen.

3. De concerncontroller draagt zorg voor de voorstellen tot vaststelling en besluitvorming naar aanleiding van de voorjaarsnota, programmabegroting, bestuursrapportage en programmareke- ning.

4. De concerncontroller biedt het college van B&W jaarlijks - tijdig ten bate van de deadline's genoemd in de financiële verordening - een ontwerp voorjaarsnota, programmabegroting, bestuursrappor- tage en programmaverantwoording aan.

2.2 Programmacoördinator

1. In de kadercirculaire respectievelijk het handboek Financiën is opgenomen welke dienst verant- woordelijk is voor de coördinatie van welk programma.

2. De directeur van de programmacoördinerende dienst stelt per programma een programmacoör- dinator aan. Dit kan ook de directeur zelf zijn.

3. De programmacoördinator heeft als taak ervoor te zorgen dat er een bijdrage wordt geleverd aan de documenten in het kader van de Planning en Controlcyclus. De programmacoördinator zorgt tevens voor afstemming tussen de verschillende diensten, die samenwerken aan de uitvoering van het programma.

4. De programmacoördinator bewaakt de samenhang met andere programma's en wijkvisies.

3. Sturingsinstrumenten van het college 3.1 Managementcontract

1. Vervallen.

2. In het managementcontract worden de resultaatafspraken over de productie en bedrijfsvoering vastgelegd tussen het college en de directeur.

3. Vervallen.

3.2 Managementrapportage

1. Per 1 juli stelt de directeur een dienstmanagementrapportage op waarin hij per product de ver- wachte uitkomst over het lopende jaar weergeeft en eventuele voorstellen tot bijsturing doet.

(14)

2. De concerncontroller draagt zorg voor de consolidatie tot de concernmanagementrapportage en voor de voorstellen tot vaststelling en besluitvorming naar aanleiding van de dienstmanagemen- trapportages.

3.3 Dienstrekening

In de dienstrekening legt de directeur verantwoording af over de realisatie van het jaarplan en maakt hij de dienstbalans op.

3.4 Uitvoeringsinformatie en informatie voor derden

1. De concerncontroller draagt zorg voor de opstelling van de productenraming, aansluitend bij de programmabegroting Ditzelfde geldt voor de productenrealisatie op concernniveau, aansluitend bij de programmarekening.

2. De concerncontroller draagt zorg voor de opstelling van de financiële informatie voor derden.

4. Sturingsinstrumenten voor het wijkgericht werken 4.1 Wijkvisie

1. Een wijkvisie beschrijft een toekomstige gewenste reële situatie in de komende 10 tot 15 jaar.

2. De wijkvisie wordt door het wijkmanagementoverleg opgesteld, onder verantwoordelijkheid van de wijkmanager, in zijn rol als voorzitter van het wijkmanagementoverleg, gehoord de wijkraden.

3. De wijkvisies worden vastgesteld door de raad.

4.2 Wijkprogramma's

1. Wijkprogramma's zijn een uitwerking per wijk van de programmabegroting.

2. De wijkprogramma's worden door het wijkmanagementoverleg opgesteld, onder verantwoorde- lijkheid van het wijkmanagement van de Dienst Wijken. De wijkprogramma's worden vastgesteld door het college.

4.3 Wijkrapportage

1. Een wijkrapportage bericht over de voortgang van de uitvoering van het wijkprogramma.

2. De wijkrapportage wordt 2x per jaar opgesteld door de Dienst Wijken in opdracht van het college.

Uitvoeringsregeling 5A Beheer

B&W besluit van 26 oktober 2004, nr. 15364 ingangsdatum 1 januari 2005

ter uitvoering van artikel 5.1, tweede lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

Het vaststellen van de hoofdlijnen in de beheersingsmaatregelen op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

Inhoud

1. Algemeen

1.1 Administratieve organisatie en interne controle

1. De AO/IC functie is het fundament onder de (stuur) informatievoorziening en het kwaliteitssysteem binnen de organisatie. Voor de realisering van het systeem van AO/IC als onderdeel van het be- heersinstrumentarium is de directeur (integraal management) zelf verantwoordelijk.

2. De administratieve organisatie heeft als doel het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens ten behoeve van het besturen, het doen functioneren en beheersen van de gemeen- telijke taakuitvoering en ten behoeve van verantwoordingen die daarover moeten worden afgelegd.

3. De Interne Controle heeft als doel het beoordelen van de opzet, het vaststellen van het bestaan en het toetsen van de werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van interne controle.

4. De opzet van de administratieve organisatie en interne controle dient waarborgen te verschaffen voor de tijdigheid, de betrouwbaarheid en de volledigheid van de informatie die wordt verstrekt aan de gemeentelijke bestuursorganen en anderen die deze informatie behoeven. De administra- tieve processen, inclusief de interne controle worden vastgelegd in procesbeschrijvingen en - schema's.

5. De in het vierde lid bedoelde tijdigheid, volledigheid en betrouwbaarheid dienen bevorderd te worden door gecontroleerde uitvoering en vastlegging en door scheiding van beherende, bewa- rende en beschikkende functies.

2. Beschikkende/beherende functie 2.1 Mandaat

1. De directeur functioneert als budgethouder van zijn dienst.

2. De directeuren kunnen onder volledig behoud van hun verantwoordelijkheid jegens het college sub-budgethouders aanwijzen en ondermandaat tot het aangaan van verplichtingen verlenen.

De directeur kan nadere kaders en voorschriften vaststellen die door de sub-budgethouders in acht dienen te worden genomen.

3. De directeur is bevoegd om aanbestedingen te houden en leveringen en de uitvoering van werken te gunnen.

(15)

4. Van de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen is uitgezonderd het verstrekken en aangaan van leningen en de verlening van garanties met betrekking tot de nakoming van verplichtingen door derden. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling is in het kader van de kredietbank wel bevoegd tot het verstrekken van leningen met betrekking tot de schuldhulpverlening.

5. In het rechtsverkeer met derden worden de algemene voorwaarden van de gemeente Utrecht gehanteerd, tenzij dit om bijzondere redenen ongewenst is.

6. Bij aanbestedingen is de directeur verplicht vooraf Concerninkoop te informeren 2.2 Verplichtingen van de budgethouders

1. Het is een budgethouder niet toegestaan verplichtingen aan te gaan indien daaruit een overschrij- ding volgt van de beschikbaar gestelde budgetten in dat jaar of daaropvolgende jaren.

2. Bij bedragen boven de EUR 10.000,00 is een handtekening van een tweede functionaris vereist.

3. De budgethouders zijn belast met en verantwoordelijk voor het realiseren van de inkomsten van derden die bij de begroting zijn geraamd ten behoeve van het product waarvoor zij beheersver- antwoordelijkheid dragen.

4. De budgethouders houden zich bij het aangaan van verplichtingen aan de algemene voorwaarden van de Gemeente Utrecht en de voorschriften uit de kadercirculaire.

2.3 Begrotingswijzigingen

1. Indien een beleidswijziging buiten de (financiële) kaders van de raad treedt, dient er een begro- tingswijziging ter goedkeuring aan de raad voorgelegd te worden. Meestal betreft dit een program- maoverstijgende wijziging.

2. Binnen de programma's is het college bevoegd tot het vaststellen van begrotingswijzigingen op product niveau.

3. Begrotingswijzigingen binnen de kaders van het managementcontract worden aangeleverd door de betreffende directeur.

4. Begrotingswijzigingen aan de raad worden door de programmacoördinerende dienst aangeleverd, in overleg en met goedkeuring van de directeuren van andere betrokken diensten.

2.4 Procedure bij uitblijvende interne betalingen

1. Indien een betaling niet binnen 30 dagen of de eventueel door de debiteur en de crediteur daarvoor in de plaats overeengekomen betalingstermijn heeft plaatsgevonden, zendt de crediteur een aanmaning aan debiteur. Hierbij wordt een termijn van tien werkdagen gegund waarbinnen de vordering alsnog kan worden voldaan.

2. Bij bezwaar van de debiteur kan door de crediteur de arbitragecommissie van de gemeente Utrecht worden ingeschakeld. Dit schriftelijke bezwaar zal dan wel binnen tien werkdagen moeten worden ingediend. De arbitragecommissie komt niet bijeen, voordat de beide directeuren alsnog getracht hebben er samen uit te komen.

3. Indien de betaling en het verweer zijn uitgebleven dan verzoekt de crediteur de Centrale Treasurer de vordering te doen ten laste van het rekeningcourantsaldo van de debiteur. In dat geval vervalt de betalingsopdracht.

4. Wanneer te laat wordt betaald wordt de wettelijke rente berekend, verhoogt met drie procenten vanaf de verstrijking van de betalingstermijn tot het tijdstip van betaling.

2.5 Beveiliging van informatie en persoonsgegevens

1. De directeur is verantwoordelijk voor de beveiliging van het gegevensbeheer, voor het ononder- broken gebruik van de door de dienst gebruikte informatiesystemen en voor de bescherming van persoonsgegevens.

2. De directeur draagt er zorg voor dat voor de dienst doeltreffende en actuele informatiebeveiligings- en calamiteitenplannen beschikbaar zijn.

3. De directeur draagt er zorg voor dat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt conform de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Privacyverordening Gemeente Utrecht 2003.

4. Over de stand van zaken met betrekking tot de informatiebeveiliging en de bescherming van persoonsgegevens wordt gerapporteerd door de directeur aan het college in het verslag van het gevoerde beheer in de dienstrekening.

2.6 Lease

1. Er wordt onderscheid gemaakt tussen financial lease en operational lease, waarbij financial lease staat voor een overeenkomst waarbij de eigenaar van een goed, de lessor, dat goed voor langere tijd afstaat tegen een bepaalde vergoeding aan de tegenpartij, de lessee, waarbij de lessee het economisch risico draagt. Bij operationele lease blijft het economisch risico bij de lessor.

2. Financial lease is niet toegestaan.

3. In het geval van operational lease zijn de diensten verantwoordelijk voor de financiële con- sequenties en de juiste verantwoording.

4. Het college heeft de mogelijkheid op voorstel van de sectordirecteur Financiën en Personeel nadere voorschriften geven met betrekking tot lease.

5. (Inter)nationale lease-constructies gebaseerd op fiscale voordelen zijn niet toegestaan.

(16)

3. Bewarende functie 3.1 Contante betalingen

1. Contante betalingen worden door de kashouders slechts verricht na een schriftelijke volledig in- gevulde opdracht van de budgethouder. De dienstcontroller stelt een formulier vast waarmee deze opdracht wordt verstrekt. Voordat de betaling plaatsvindt wordt eerst de legitimatie van de betrokkene gecontroleerd. Ook wordt de handtekening of de paraaf van de budgethouder gecon- troleerd.

2. Indien redelijkerwijs moet worden vermoed dat aan een betalingsopdracht onregelmatigheden kleven wordt door de kashouder de dienstcontroller of -administrateur en zo nodig ook de directeur geïnformeerd.

3. Betalingsopdrachten worden binnen 10 werkdagen afgehandeld en anders ongeldig geretourneerd door de kashouder.

4. Betalingen in contanten vinden uitsluitend plaats tegen deugdelijke kwijting. Wanneer de ontvanger niet in staat is een deugdelijke kwijting te verlenen vindt betaling plaats in tegenwoordigheid van twee andere ambtenaren die ter bevestiging van de betaling mede kwijting verlenen.

3.2 Contante ontvangsten

1. Voor alle in contanten dan wel in andere geldswaarden ontvangen betalingen wordt een schrifte- lijke kwijting verleend.

2. Alle in contanten dan wel in andere geldswaarden ontvangen betalingen worden direct in de kasadministratie geregistreerd.

3.3 Bewaring van contante geldmiddelen

1. Contant betalingsverkeer is mogelijk binnen de vastgestelde openingstijden. Buiten de openings- tijden wordt de kas veilig bewaard.

2. Wanneer de inhoud van de kas een door de dienstcontroller of -administrateur vast te stellen bedrag overschrijdt, wordt het meerdere gestort in een rekening-courant bij een bankinstelling.

Wanneer aanvulling van de kas noodzakelijk is wordt geld opgenomen na opdracht van de dienstadministrateur van de rekening-courant bij de bankinstelling. De opdracht wordt binnen 2 werkdagen geëffectueerd en anders nadat de opdracht ongeldig is gemaakt geretourneerd aan de dienstadministrateur.

3. Voorschriften van de Centrale Treasurer of het Assurantiefonds worden nageleefd.

3.4 Inning en incasso van contant te ontvangen bedragen

1. Alle opdrachten aan de kashouders tot inning van contante gelden worden geregistreerd. Alle ontvangen bedragen worden in deze registratie afgeboekt.

2. Alle contant ontvangen bedragen waarvoor geen opdracht tot inning is ontvangen worden onmid- dellijk ter kennis gebracht van de dienstadministrateur.

3. De dienstadministrateur stelt maandelijks voor de directeur een overzicht samen van de nog niet afgewikkelde opdrachten tot inning van contant te ontvangen bedragen, waaruit de ouderdom van de openstaande vorderingen blijkt.

4. Registrerende functie 4.1 Administratie en rapportage

1. De budgethouders zijn verplicht een zodanige administratie te voeren dat daaruit te allen tijde een goed inzicht kan worden verkregen met betrekking tot:

a. de mate waarin reeds verplichtingen zijn aangegaan ten laste van het beschikbaar gestelde budget die nog niet in de financiële administratie zijn verwerkt;

b. de mate waarin de geraamde inkomsten van derden zijn gerealiseerd;

c. het tijdig, juist, volledig en toereikend verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang en de aanwending van begrotings- en balansposten;

d. het bevorderen en waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het gevoerde beheer;

e. het afleggen van verantwoording over het gevoerde beheer in relatie tot de doelstellingen, de begroting en de ter zake geldende wet- en regelgeving;

f. de controle van de registratie van gegevens en van de daaraan ontleende informatie en de controle op de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het gevoerde beheer;

g. het verschaffen van informatie voor het opstellen van kostencalculaties.

2.De budgethouders rapporteren op de momenten zoals die opgenomen zijn in de kadercir- culaire.

4.2 Kasadministratie

1. Voor alle handelingen inzake betalingen en ontvangsten wordt aantekening gehouden in een administratie waarvan de inrichting door de dienstcontroller wordt vastgesteld.

2. De kas wordt tenminste wekelijks opgemaakt en de opgenomen stand wordt in de kasadministratie vermeld. Geconstateerde verschillen worden in de administratie verantwoord en gemeld aan de dienstcontroller of -administrateur.

(17)

3. De afgewikkelde betalingsopdrachten en de kwijtingen inzake contante betalingen worden gear- chiveerd en blijven beschikbaar als bewijsstuk voor de uitgevoerde kastransacties.

5 Overige artikelen

5.1 Het tegengaan van misstanden

1. Een ieder, in dienst van de gemeente of onder verantwoordelijkheid van de gemeente werkzaam, is verplicht afdoende maatregelen te nemen ter voorkoming van fraude, omkoping en andere misstanden.

2. Een ieder is verplicht om misstanden, zoals bedoeld in het eerste lid, te melden volgens de

“Klokkenluidersregeling” (URU 15ad) van de Rechtspositieregeling Utrecht.

Uitvoeringsregeling 5B Gemeentelijk assurantiefonds B&W besluit van 26 oktober 2004, nr. 15364

ingangsdatum 1 januari 2005

ter uitvoering van artikel 5.3, tweede lid van de Organisatieregeling Gemeente Utrecht.

Doel

Het vaststellen van de organisatie en uitvoering van het assurantiefonds.

Inhoud

1.1 Doelstelling Assurantiefonds

Het Assurantiefonds voorziet in de behoefte van de deelnemers aan verzekering van hun brand en aansprakelijkheidsrisico’s tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden en premietarieven.

1.2 De inkomsten van het assurantiefonds 1. Ten bate van het Fonds komen:

a. De bijdragen van de deelnemers;

b. De inkomsten, bestaande uit onder andere behandelingskosten, courtages en administratie- kosten, van het onderdeel van de gemeentelijke organisatie dat belast is met het beheer van het fonds;

c. Schade-uitkeringen en premierestituties van verzekeraars en/of verzekeringsmakelaars.

2. Het college stelt jaarlijks de hoogte van de bijdragen van de deelnemers aan het fonds vast, reke- ning houdend met de in artikel 1.3 genoemde verwachte uitgaven en de hoedanigheid, de activi- teiten en het schadeverleden van de deelnemer. De bijdragen worden aan iedere dienst afzonderlijk bekend gemaakt.

1.3 De uitgaven van het assurantiefonds 1. Ten laste van het Fonds komen:

a. schade-uitkeringen aan deelnemers bij vermogensverlies veroorzaakt door de gebeurtenissen waarvoor het fonds voorziening biedt;

b. schade-uitkeringen aan derden die uit hoofde van wettelijke of contractuele aansprakelijkheid een vordering op de gemeente hebben of met wie een overeenkomst wordt gesloten ter voorkoming of opheffing van een geschil omtrent aansprakelijkheid;

c. de kosten van administratie en van taxatie;

d. de premie van in relatie met het Fonds afgesloten verzekeringen;

e. de kosten gemoeid met schaderegeling, inclusief die van het voeren van rechtsgedingen waarbij de gemeente als eisende of verwerende partij optreedt in het kader van verzekerings- overeenkomsten c.q. uit hoofde van titel 3, boek 6 BW;

f. de kosten van het onderdeel van de gemeentelijke organisatie dat belast is met het beheer van het fonds, waaronder niet worden verstaan de kosten die voortvloeien uit het vervullen van de in artikel 1.8 genoemde adviesfunctie.

1.4 Saldo Fonds

1. Het saldo van het Fonds dient te allen tijde voldoende te zijn om de in artikel 1.3 genoemde uitgaven te kunnen doen.

2. Indien het saldo van het fonds een door het college vast te stellen maximum met tenminste 10%

overschrijdt wordt het bedrag waarmee het maximum wordt overschreden aan de deelnemers gerestitueerd naar rato van werkelijke bijdrage over het voorafgaande jaar. Dit gebeurt op voorstel van het afdelingshoofd Risicobeheer van de sector Financiën en Personeel.

3. Indien het Fonds een tekort vertoont wordt dit gedekt door een extra bijdrage van de deelnemers die door het college wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van deze extra bijdrage houdt het college rekening met de werkelijke hoogte van de in artikel 1.3 genoemde uitgaven en de hoedanigheid, de activiteiten en het schadeverleden van de deelnemer;

1.5 Beheer assurantiefonds

1. Het college geeft mandaat aan het sectordirecteur Financiën en Personeel voor:

a. het afsluiten van de aan het fonds gerelateerde verzekeringen waarvan de premie per jaar ten hoogste EUR 250.000,00 per verzekering bedraagt.

(18)

b. het ten laste van het fonds doen van schade-uitkeringen aan deelnemers en aan derden te- genover wie de gemeente krachtens aansprakelijkheid een verplichting heeft met een limiet van EUR 250.000,00.

2. Opdrachten dienen schriftelijk te worden bevestigd. Bij een verplichting die groter is dan EUR 12.500,00 is een 2e handtekening vereist van een bevoegde functionaris.

3. De sectordirecteur Financiën en Personeel kan ondermandaat verlenen aan het afde- lingshoofd Risicobeheer van de sector Financiën en Personeel. Het afdelingshoofd Risicobeheer is bevoegd tot een bedrag van EUR 50.000,00. De sectordirecteur Finan- ciën en Personeel kan nadere regels stellen m.b.t. het beheer.

4. De sectordirecteur Financiën en Personeel legt verantwoording af over de inkomsten en uitgaven van het fonds en het saldo van het fonds in de managementrapportage en de jaarrekening.

1.6 Gebeurtenissen waarvoor het fonds een voorziening biedt

1. Indien door de afdeling Risicobeheer een verzekering is aangegaan met een hoger eigen risico dan het risico voor de deelnemer dan wordt in geval van schade de uitkering aangevuld met middelen uit het assurantiefonds.

2. Indien er geen verzekering is afgesloten, maar de diensten wel premie betalen komt de schade ten laste van het assurantiefonds.

3. Voor schade geldt altijd een eigen risico van EUR 2.500,00 voor de deelnemer. Indien de schade voortvloeit uit aansprakelijkheid volgens artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek voor de zorg voor openbare wegen, dan bedraagt het bedrag dat ten laste van de deelnemer blijft EUR 7.500,00.

4. Indien het fonds aan een derde schade vergoedt is de deelnemer het eigen risico verschuldigd aan het fonds, tenzij het uitgekeerde bedrag lager is dan het eigen risico.

1.7 Afdekking van risico's ten laste van het fonds Het college stelt vast:

a. welke verzekeringen zullen worden afgesloten ter afdekking van risico’s die ten laste van het fonds worden gebracht en welke risico’s de gemeente zelf ten laste van het fonds draagt;

b. bij welke gebeurtenissen en onder welke voorwaarden de financiële gevolgen van zich gemani- festeerd hebbende risico’s ten laste van het Fonds worden gebracht.

1.8 Adviesfunctie over het beheer van gemeentelijke risico’s

De sectordirecteur Financiën en Personeel draagt naast de verantwoordelijkheid voor het beheer van het assurantiefonds tevens de verantwoordelijkheid voor:

a. de beleidsinhoudelijke advisering aan het college over het al dan niet verzekeren van risico's;

b. de advisering aan het college over de functie van het assurantiefonds in het kader van het gemeen- telijke risicobeheer.

1.9 Administratieve organisatie van het fonds

De administratieve organisatie van de Bestuurs- en Concerndienst bevat de nodige voorschriften ter bevordering van een rechtmatig en doelmatig beheer van het fonds.

Begrippenlijst Begrippenlijst

Nadere of specifieke richtlijn, afspraak of werkwijze aanwijzing

Degene die door de raad is aangewezen voor de controle van de programmarekening.

accountant

Vertegenwoordiger van een dienst in het wijkmanagementoverleg accountmanagement

Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens ten behoeve van het besturen, het doen functioneren en beheersen van de gemeentelijke taakuit- voering en ten behoeve van verantwoordingen die daarover moeten worden afgelegd.

administratieve organisatie

Het complex van organisatorische maatregelen gericht op het beoordelen van de opzet, het vaststellen van het bestaan en het toetsen van de werking van de administratieve organisatie en de daarin opgenomen controlemaatregelen.

administratieve organisatie en interne controle (AO/IC)

Arbeidsduurverkorting ADV

gehele gemeentelijke organisatie met uitzondering van college en raadsleden.

ambtelijke organisatie

Een voorziening ingesteld om (brand en aansprakelijkheids) schade te vergoeden.

assurantiefonds

Dit zijn de functies Personeel, Organisatie, Informatisering en Automatisering, Finan- ciën, Facilitaire Zaken.

bedrijfsvoeringsfunctie

Geld omzetten in andere waarden met het doel inkomen en een waardestijging te genereren.

beleggen

Functie, ook wel beherende functie genoemd, met de taak om (financiële) beheershan- delingen uit te voeren, in het kader van functiescheiding afgescheiden van de bewa- rende en registrerende functie.

beschikkende functie

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze wet vervangt de Wet op de Comptabiliteitsvoorschriften.

Besluit Begroting en Verantwoording

De kaders die door het college zijn gesteld.

bestuurlijke kaders

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

V.l.n.r.: Christ Koolen (Bras Fijnaart), Joost Lambregts (gemeente Bergen op Zoom), Mark van Tilburg (gemeente Bergen op Zoom), Sjaak van Treijen (Lepelstraatse Boys), Jeffrey

In de handreiking bestuursrapportage (bestemd voor de GR-en) wordt aangegeven welke informatie voor gemeenteraden (vanuit de eigenaarsrol) belangrijk is.. Zo wil

De onafhankelijke accountant waarmerkt bijlage 5 bij het aanvraagformulier wanneer hij heeft vastgesteld dat de bijlage juist en volledig is ingevuld door de

 Passend naar de omvang van de energieleverancier worden secundaire functiescheidingen aangebracht: er bestaat functiescheiding binnen de processen inkoop, verkoop, betaling

Wat is de invloed van de politieke ideologie van de politieke partijen binnen het college van burgemeester en wethouders op de bezuinigingen op de ambtelijke organisatie die

Administratieve organisatie en interne controle .... Uitgangspunten

Deze interim-controle was in belangrijke mate gericht op het vaststellen van de opzet, het bestaan en de werking van maatregelen van administratieve organisatie en de

Wij hebben deze werkzaamheden in de periode september 2015 – februari 2016 uitgevoerd als een uitbreiding van onze reguliere accountantscontrole en hebben van de bevindingen