• No results found

VOORWOORD. Voorwoord

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VOORWOORD. Voorwoord"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voorwoord

Toen opleidingscoördinator Joop de Kleijn mij vroeg of ik de interviews voor dit jubileumboek wilde afnemen en schrijven, wist ik dat ik het moest doen. Drie jaar geleden besloot ik als journalist de switch te maken naar het onderwijs op het Johan Cruyff College Nijmegen. Na diverse stages als leraar in opleiding, was JCC dé opleiding waarvoor ik deze stap wilde maken. Het dagelijks werken met studenten met een passie, ze individueel begeleiden, motiveren en zien groeien. Creativiteit gebruiken om voor topsporters het onderwijs dichterbij te brengen met afstandsleren en leren leuker te maken, is een nieuwe passie.

Het jubileumboek, dat begon als een klus erbij, sloeg al gauw om in onvergetelijke ontmoetingen met topsporters die in de afgelopen tien jaar met ons verbonden waren. Niet routineus schrijven, maar met hart en ziel een portret optekenen. Iedere sporter heeft niet alleen een bijzonder verhaal, maar ook een bijzondere illustratie gekregen, gemaakt door Koos de Vries en nabewerkt door de Grafische

Werkplaats van ROC Nijmegen. Dit omlijst met prachtige sportfoto’s die Joop tijdens honderden wedstrijdbezoeken maakte. We herkenden thema’s, oftewel eigenschappen, die volgens ons steeds weer zorgen voor succes in sport én studie. Een wil ik nu alvast in het kader van dit voorwoord noemen: passie. De icoon en stichter van onze opleiding, Johan Cruijff, is namelijk één brok passie. Mijn vragen werden in

Barcelona op video aan hem gesteld door communicatiemanager Dick Scholten. Aan de hand hiervan is zijn interview ontstaan. Het laat zien waarom Johan Cruijff inspirerend voor zijn opleidingen is.

Veel lees- en kijkplezier!

A N O U S H K A V A N B E M M E L Docent Communicatie

2 3

V

(2)

Johan Cruijff |

“Dit is het houtje dat ik doorgeef aan de volgende generatie”

Slank en gebruind in een lichtblauwe polo en met vriendelijke, blauwgrijze ogen. Bij aanvang van het interview spreekt Johan Cruijff (68) rustig en uiteraard met het herkenbare Amsterdamse accent en het typische cruijffiaans met veel ‘je’ en ‘wie’ in plaats van ‘die’. Al gauw ontstaat een aanstekelijk enthousiasme, gebaart hij veel met zijn handen, laat hij hiermee de film zien die zich afspeelt in zijn hoofd van vroeger en de toekomst. Hier zit een man met een passie en een visie. “Ik geef dit houtje door aan de volgende generatie”.

n 1999 startte Cruijff de eerste Cruyffopleiding: Cruyff University in Amsterdam.

Hoe kwam hij als voetballer en coach op het idee? “Het begon eigenlijk uit

kwaaiigheid. Ik was klaar met voetballen en coachen. Ik heb een mening, ben over de hele wereld geweest, maar mensen zeiden: ‘Je hebt niet gestudeerd, wat weet je nu eigenlijk?’ Ik geloofde dit in het begin.” Hij ontmoette op een dag professor doctor Pieter Winsemius, destijds minister van VROM. “Hij vroeg me een paar dingen. ‘Waarom vraag je het in godsnaam aan mij?

Ik heb geen enkele opleiding gehad. Jij weet twintig keer meer als ik’, zei ik. Maar hij reageerde met: ‘Dat is niet waar. Je hebt de universiteit van het leven gehad op het allerhoogste niveau.

Onder druk presteren in een vol stadion, bijvoorbeeld. Studeren is zoveel meer dan alleen leren.

Het is zien en kijken.’ Dat was mooi om te horen. Dat was het zaadje. ”Deze ontmoeting gaf Cruijff het inzicht om de Cruyff University voor sporters te starten.

PA S S I E

I

INTERVIEW

4 5

(3)

“Het was een belachelijke situatie,” lacht hij, “want geen enkele sporter had een basisopleiding, dus hoe kan ie dan in godsnaam naar de universiteit? Maar we dachten: begin bovenin, als het niet lukt doen we een stapje naar beneden. Onbewust is het goed gegaan. We hadden mensen nodig zoals Joop de Kleijn die het ook zagen en ervoor gaan. Dat is nu alweer tien jaar geleden…” Hij schudt zijn hoofd van ongeloof. Alsof het gisteren was. Vrolijk: “Ik weet nog goed dat we het Johan Cruyff College Nijmegen gingen openen en erheen reden. Onderweg vroegen we ons af wat ervan zou komen. Tsja, wat wist ik er nou eigenlijk van?” Cruijff is twee keer in Nijmegen geweest. Wat hem is bijgebleven – “wat ik voélde”- was het enthousiasme van het team. Hij zocht mensen die het met passie wilden doen. “Dat zag ik daar bij verschillende mensen terug, ook bij de leraren. Op een normale opleiding moesten ze met klassen omgaan en nu moesten ze kijken naar individuen, inschatten hoe iemand erbij zit. Te maken hebben met jongeren die met passie met hun sport bezig zijn. Dat is heel anders lesgeven.”

W AT M A A K T S P O R T E N D E S T U D E N T E N A N D E R S D A N G E W O N E   S T U D E N T E N ?

“De eerste keer dat wij een klas hadden, zaten we in een lokaaltje naast het toilet weggestopt.”

Lachend: “Het grote verschil was dat als de zwemmers binnenkwamen, ze er al een dagtaak op hadden zitten dus die kwamen fris binnen. De anderen waren net wakker geworden, hadden hun haren nog niet gekamd.” Smekkend: “Ik vind het altijd leuk om een analyse te maken. Zwemt ie of hockeyt ie? En dan voor jezelf een lotto maken.” Brede lach: “Dat is het leuke van het spel. Je kijkt eerst naar de mens, het karakter. Een zwemmer moet elke ochtend om zes uur in het zwembad liggen. Het water is altijd dezelfde temperatuur. Tweetiende is al een gigantische vooruitgang. Die moet dus een karakter hebben van ‘ik heb nergens tijd voor, want iedere seconde telt’. Als je kijkt naar voetballers zie je een duidelijk verschil tussen betaalde en niet betaalde voetballers. De niet betaalde voetballer weet dat hij ook moet eten als de wedstrijd afgelopen is. De betaalde voetballer denkt altijd dat hij rijk wordt. Zijn omgeving ook. Dus die denkt niet na over als het niet gaat lukken. Als het een beetje goed gaat, dan wordt alles voor ze geregeld, maar op een gegeven moment houdt het op. Die bomen reiken niet tot in de hemel. Je moet je prepareren voor na die tijd. Niemand, ook ik niet, komt zijn sportcarrière door zonder fouten.

Je moet alleen zorgen dat die fouten niet te groot worden.” Zijn grootste fout herinnert hij zich nog levendig: “Okay je hebt gevoetbald, alles zag er goed uit, maar waarom werd ik in gódsnaam eigenaar van een varkensfokkerij?” Met zijn handpalmen naar boven gericht en schouders opgetrokken, lijkt hij het over iemand te hebben die hij niet meer kent. “Dat is toch ongelooflijk? Ik vraag het me nu nog steeds af. Ik verloor veel geld, maar het is voor mij de allerbeste les geweest. Ik besefte dat het mijn wereld niet was. Ik ging echt op mijn bek. Dat was nodig om een stap verder te maken.”

W A A R O M M A A K J E B I J N A A LT I J D T I J D V R I J V O O R E E N M E E T & G R E E T M E T D E N I J M E E G S E S T U D E N T E N D I E O P S T U D I E R E I S N A A R B A R C E L O N A K O M E N ?

“Je ziet jezelf terug. Je ziet dat je iets gecreëerd hebt en dat zij wel die stap kunnen zetten die ik niet hebt gemaakt. Ik heb zoveel klappen opgelopen,” wuift het weg, “maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik de opleidingen ben begonnen. Het is dus alleen maar positief. Het is mooi om jonge sporters te zien die een grote verwachting van de toekomst hebben.”

W AT V R A A G T H E T J O H A N C R U Y F F C O L L E G E V A N D O C E N T E N ?

Zijn pretogen beginnen nog meer te glimmen en zijn gebaren worden heviger. “Als je naar een gemiddelde beroepsopleiding kijkt, wordt er als leraar van je verwacht dat je op een bepaalde manier aan een klas moet lesgeven. Dit onderwijs is een stap verder. Het is kijken: wat voor type heb ik voor me? Het is elke keer anticiperen op de student. Hoe moet je hem vandaag aanpakken? Heeft hij een blessure? Heeft hij in het weekend de wedstrijd gewonnen? Moet ik hem een beetje voorzichtig aanpakken of moet ik hem bij wijze van spreken een paar klappen geven zodat hij weer met zijn beide benen op de grond staat? Dat spel is ook voor de leraren fantastisch. Het is niet een klas die je lesgeeft, maar een individu. Je pakket is veel breder dan op een normale opleiding. Dat is hartstikke leuk.”

Smekkend: “Natuurlijk ben je met het team bezig, maar het is altijd het individu dat een fout maakt, nooit het team. Het individu moet je begeleiden in het team. Dat is zo verschrikkelijk leuk werk.” Als een blij kind: “Ik zie het als een puzzel. Ik zit elke dag gewoon lachend op de bank. Over het algemeen heb je er natuurlijk zwaar de pest in als je op iets gehamerd hebt en hij het nog fout doet. Dan moet je dat weer oppakken via de training. Het is kijken, oefenen en in werking zetten. Elke keer die kleine details zien en aan het einde van de rit het ze natuurlijk zelf laten doen. Eigenlijk is coachen en lesgeven hetzelfde. Daarom is het ook zo leuk.”

W AT W I L H I J I N D E T O E K O M S T B E R E I K E N M E T D E C O L L E G E S ?

“Ik denk dat we onderweg zijn, we komen steeds een stapje dichterbij. Als je professor Scherder hoort spreken over dat sport een wezenlijk onderdeel is van het goed functioneren van de hersenen, dan weet je dat beweging onontkoombaar is in ons leven. Vroeger waren er geen liften en nam je de trap. Er waren geen auto’s, dus je ging op de fiets of lopen. De lichamelijke opvoeding was al aanwezig.

Vandaag de dag moet je zelf beweging opzoeken. Sporten is een noodzakelijk onderdeel van het leven geworden. Kijk naar het obesitasprobleem en de mensen die het veroorzaken. Dan denk ik: ‘Mensen doe er nou wat aan.’ Je eet om te overleven, sport dan ook om te overleven. Dit raakt met wat wij doen.

Je hebt mensen nodig die weten wat sport is en die het door hun opleiding over kunnen brengen. Dat is eigenlijk waar de Cruyffopleidingen voor zijn, op elk niveau. Hoe kun je mensen beter maken? Het is een mooie taak voor de studenten. Dit is het houtje dat ik doorgeef aan deze volgende generatie.”

INT

6 7

“Niemand, ook ik niet, komt zijn sportcarrière door zonder fouten. Je moet alleen zorgen dat die fouten niet te groot worden.”

P A S S I E

(4)

O

E N E R G I E

INTERVIEW

8 9

Arnold Vanderlyde |

“ Deze opleiding maakt verbinding met sporters ”

Drie keer brons op de Olympische Spelen, twee keer zilver op het wereldkampioenschap, drie keer Europees kampioen en zes keer Nederlands kampioen. Voor het Johan Cruyff College Nijmegen is het een eer dat deze legendarische Nederlandse topsporter al tien jaar lang het studiejaar voor de eerstejaars aftrapt. Arnold Vanderlyde is niet alleen een innemende persoonlijkheid, maar ook steeds weer een brok inspiratie voor

JCC Nijmegen.

ndanks dat ik hem al een paar keer eerder heb ontmoet op de introductiedag, maakt de lange gestalte weer indruk.

Hij buigt zich naar mij over om met een ruim gebaar een grote hand te geven. Zijn huidskleur, die hij zelf ‘cappuccino’ noemt, en zijn smetteloos witte smile steken af tegen zijn felblauwe trainingspak.

Hij moet straks een training geven op Papendal voor zijn Fighting Fit Academy, maar even tijd vrijmaken in zijn drukke schema voor een interview, wil hij graag.

(5)

er zeker niet makkelijker op. Waar hij wel goed in was, was in gym. Daar voelde hij zich als een vis in het water, want hij groeide thuis al op met sporten. “Dan had ik niet meer het gevoel dat ik een domkop was”. Vooral voetballen was favoriet bij ‘kleine Arnoldje’ – zoals hij naar zichzelf als kind verwijst - . Daarin kon hij zijn frustratie van school en zijn strenge opvoeding kwijt. Hij leed aan een minderwaardigheidscomplex en dacht destijds alleen te kunnen winnen door de aanval in te zetten. Hij was op straat een vechter. “Ik balanceerde op het randje, weet je.

Het had ook de verkeerde kant op kunnen gaan. Ik was geen gemakkelijke jongen.” Met zijn lange, magere lijf haalde hij met VV Sittard vaak het kampioenschap. Zijn overlevingsdrang en doorzettingsvermogen hielpen hem te presteren, dat beseft hij nu wel.

W A R M E D E K E N

Om meer conditie op te bouwen, ging Arnold Vanderlyde op zijn vijftiende mee met een vriend naar de boksclub. “Het was in een gymzaal naast de kerk. Door de ene deur ging je de kerk in, door de ander deur de gymzaal. Het was een nieuwe wereld. De trainer zette me in de basishouding voor de spiegel en leerde me naar mezelf te kijken. Ik leerde het verschil tussen kijken en echt mezelf zien. Ik denk dat ik toen zag wie ik echt was. ‘Je doet het goed’, zei de trainer.

Het was de eerste keer in mijn leven dat iemand dat tegen me zei. Ik kon iets, ik had een talent.

Het voelde als een warme deken.” In zijn boek Fighting for Success beschrijft Arnold hoe hij door boksen een andere identiteit kreeg. Letterlijk door in de spiegel te kijken en zijn techniek te oefenen. “Je moet je als sporter altijd afvragen wie je bent en wie je wilt zijn. Ik besefte door het boksen steeds meer dat ik faalangstige ‘Kleine Arnoldje’ niet meer was.”

S E L F M A D E M A N

Zijn voetbaltrainer adviseerde hem: “Als je plezier in je sport wilt hebben, moet je doorgaan met voetballen. Als je de top wilt bereiken, moet je gaan boksen”. De keuze laat zich niet raden en dat hij talent had, mag duidelijk zijn. Hij wilde erkenning van Limburg, daarna Nederland, daarna de wereld en misschien nog wel het meest van zijn vader. “Ik ben een selfmade man. Boksen is in Nederland nog minder bekend dan bowlen”, lacht hij. “Ik heb door discipline gezorgd dat ik goed werd.” Het gaat om fysieke en mentale conditionering, legt hij uit. “In het schuurtje van mijn ouders heb ik uren getraind op een zak met zand. De spiegel in de keuken van mijn ouderlijk huis was mijn grootste vriend. Iedere keer als ik er langs kwam, oefende ik mijn stoten. Dat ik zo ver ben gekomen ondanks concurrentie uit het voormalig Oostblok en Cuba, komt daardoor.” Het boksen in Europa werd destijds beheerst door Oost-Europese landen. Toen hij als negentienjarige internationale wedstrijden ging boksen had hij vaak pech met de loting. Regelmatig kwam hij in de eerste ronde tegenover een favoriet te staan. Van de twintig gevechten die hij verloor, stammen de meeste uit deze periode. “Teleurstellingen die me uiteindelijk sterker hebben gemaakt.”

Zijn broer Eddy vormt mede de basis van zijn kracht als topsporter. Door zijn broer leerde hij om te gaan met tegenslagen. “Eddy werd geboren met een vergroeiing aan zijn rug en met zes vingers aan één hand. Toen ik begon met boksen, lag mijn broer voor de zoveelste keer in het G R O T E L I E F D E

Boksen heeft hem naar de top gebracht, maar nog steeds is zijn grote liefde voetbal. Dat Johan Cruijff het icoon is van JCC Nijmegen, sprak hem aan en daarom nam hij de opdracht aan te spreken voor de eerste lichting van veertig studenten van het Johan Cruyff College in september 2006 in Nijmegen. “Johan Cruijff is een van mijn helden, hij heeft een gave. Hij durft te benoemen wat er niet klopt en Cruijff ziet dingen, die anderen niet zien aankomen. Heel intuïtief.

Dat vind ik ongelooflijk sterk. Met de Cruyff-opleidingen combineert hij drie heel wezenlijke zaken in het leven van ieder mens die volgens mij noodzakelijk zijn om een betere wereld te maken: leven, werken en ontwikkelen op gebied van sport. Ik heb in 2015 voor de tiende keer een lezing gehouden voor de eerstejaarsstudenten van het Johan Cruyff College Nijmegen. Het is weleens bijna zo gelopen dat ik niet kon komen, maar ik heb er graag iets voor verzet. Het is een mooi ritueel geworden waarvan ik hoop dat ik het nog eens tien jaar mag doen. Voor jonge talentvolle sporters staan is speciaal, maar nog specialer omdat hun ouders erbij zijn. Die energie voelen, dat je het sámen doet, dat is bijzonder. Ik vind het een van mijn leukste opdrachtgevers.” Hij heeft een goed gevoel bij het Johan Cruyff College Nijmegen. “Dit team maakt verbinding met sporters. Ze zijn betrokken bij hun studenten en gaan goed met talenten om.

Ze geven sporters echt een kans zich te ontwikkelen. Niet alleen op sportgebied, maar ook op intellectueel en maatschappelijk terrein.”

Zijn zoon van tien is een ‘verdienstelijk’ voetballer. “Als hij bij NEC of Vitesse zou gaan spelen, zou ik hem zeker aanraden naar JCC Nijmegen te gaan. In mijn tijd bestond er geen Johan Cruyff College.

Als ik dat had gehad, had ik mezelf veel sneller kunnen ontwikkelen na mijn sportcarrière.”

T E G E N S TA N D E R

Hij haalde op zijn vijftiende een diploma constructiebankwerker op de LTS en richtte zich daarna volledig op het boksen. Aan de Olympische Spelen in Los Angeles 1984 had hij nog geen moment gedacht. “Ik was te jong en te onervaren en had internationaal nog niet veel gepresteerd.” Vlak voor de Olympische Spelen in Los Angeles meldde hij zich nog aan voor het CIOS in Sittard.

De oud-Olympisch sporter vertelt open hoe hij moeilijk kon leren op school. Dat zijn Surinaamse vader heel streng was, maakte het

10 11

E N E R GI

E

(6)

wint altijd iets.’ Hij onderstreept dit nog eens met een down to earth: “Je moet niet in de shit blijven zitten, maar altijd weer in de winningmood komen.” Een optimist in hart en nieren.

Naast zijn bedrijf is Vanderlyde ambassadeur van vijf goede doelen. Zijn sociale bewogenheid zat er al vroeg in. In het jaar dat hij begon met boksen en vijftien was, kreeg zijn moeder twee keer een hersenbloeding. Ze was links volledig verlamd en haar geheugen was aangetast. Doktoren voorspelden dat de kans klein was dat het weer goed zou komen. “Ze heeft jaren keihard gewerkt om toch te leren lopen en uiteindelijk voor ons zessen te kunnen zorgen. Met één hand runde ze het huishouden en ze trainde haar geheugen eindeloos tot het weer terug was.” Met zijn moeder runde hij het huishouden. De oud-bokser noemt zichzelf een idealist. “Ieder mens zou minimaal tien uur per jaar iets goeds moeten doen voor een bejaarde, een gehandicapte of iemand anders die hulp nodig heeft. Het is essentieel voor je persoonlijke ontwikkeling.”

T W E E D E B O E K

“Mag ik je even feedback geven?” vraagt hij tussendoor aan de horecastudent in het restaurant op de Plaza. Vertrouwelijk buigt hij naar hem over en geeft vriendelijk mee: “Een cappuccino moet echt héét zijn”.

Het is zijn passie mensen te inspireren en te coachen. Zijn bruine ogen worden donkerder als hij vertelt: “Dat is mijn drive, mijn identiteit. Ik hoop het tot mijn honderdste te kunnen doen.”

Als ervaren coach gebruikt hij vaak de metafoor. Hij is een storyteller. Ieder die zijn lezing heeft meegemaakt, kent zijn verhaal van de eilandbewoner en de generaal. “Die metafoor heeft mij erg geholpen in mijn eigen ontwikkeling. De metafoor is het meest krachtige instrument in coaching.”

Een andere metafoor die verbeeldt hoe de oud-topsporter zo ver heeft kunnen komen in de sport, is die van de polsstokhoogspringer en wereldrecordhouder Sergey Bubka. Steeds de lat een centimeter hoger zetten. Steeds weer een nieuwe ‘finishlijn’ bedenken. Zo heeft Arnold ook alsmaar nieuwe doelen gesteld in zijn sportcarrière. “Iedere finishlijn is een start van een nieuw begin.” De energieke inspirator wil op dit moment nog diverse finishlijnen behalen. Een tweede boek schrijven, verder groeien in coachen en trainen, maar bovenal wil hij coach zijn van zijn twee

‘kids’ en elke dag genieten. Zijn droom is te blijven groeien, zich te blijven ontwikkelen. “Ik vond een nieuwe identiteit door het boksen, maar ik ben nog niet wie ik wil zijn. Ik groei nog steeds.”

Het is allang tijd om naar Papendal te gaan, maar als hij hoort dat de jonge talentvolle bokser en student Elaige Camara op school is, wil hij tien minuten voor hem vrijmaken. Even sparren en vragen hoe het met hem gaat. “Als ik iets voor iemand kan betekenen, doe ik dat.”

Radboudziekenhuis. Acht weken op bed liggen met pinnen in zijn schenen en op zijn voorhoofd om zijn lichaam weer recht te trekken. Met iedere keer weer meer gewicht eraan. Dat beeld vergeet je niet. Als ik een wedstrijd verloor, dacht ik vaak daaraan en besefte ik dat ik niets verloren had. De kracht die hij had om al die behandelingen en operaties vol te houden, dat inspireerde mij.”

M O E

De sportsuccessen volgden nadat Arnold een loodzwaar gevecht won van de nummer één in de wereld, de Canadees Willie de Wit. “Daarna wist ik dat ik voortaan van iedereen kon winnen”.

Nadat hij brons won op zijn eerste Olympische Spelen, was hij opeens een bekende Nederlandse sportman “en ook een ander mens”. De worsteling met zijn eigen onzekerheid sloot hij af. De opleiding kwam er niet meer van, want het ene succes volgde het andere op. Van Europees kampioen, wereldkampioen tot nóg twee maal brons op de Olympische Spelen. Wat is zijn kracht? “Consequent zijn in beweging. Als je stilstaat word je geraakt. Dat heb ik wel geleerd van Savon.” Felix Savon, de Cubaan, heeft hem zeven keer verslagen en was zijn tegenstander in zijn laatste wedstrijd. “Je leert meer van je tegenstander dan van je beste vriend.” Door Savon leerde hij te analyseren wat er gebeurt, in zichzelf maar ook om zich heen. “Natuurlijk was ik bitter en gefrustreerd toen ik weer verloor, maar ik kon ermee omgaan door te relativeren. Dan maar de beste zijn van de rest.”

Na zijn derde Olympisch Spelen, in Barcelona 1992, nam hij afscheid. “Ik was moe, ik was op.

Ik had er zoveel energie ingestoken, ook buiten de ring. Sponsors zoeken, relaties met hen onderhouden, contacten met de media, optreden in tv-programma’s om mijn trainer maar te kunnen betalen. Ik voelde me enorm verantwoordelijk voor mijn team. Fysiek had ik overal pijn. Een week voor het toernooi kon ik niet eens mijn linkerarm optillen. Het had niet veel gescheeld of ik had niet in de ring gestaan.” Dat hij met voldoening terugkijkt op zijn sportcarrière komt omdat hij onderweg heeft genoten, meent hij.

S T O R Y T E L L E R

Vanderlyde volgde naast het boksen wel eens cursussen en las tijdens het rusten veel boeken over psychologie en filosofie. Na zijn bokscarrière in 1993 volgde hij de hbo-opleiding Sportmanagement. “Eerst moest ik een toelatingstest doen. Dat was wel even spannend. Ik haalde hem echter glansrijk en heb mijn onzekerheid doorbroken door het gewoon te doen. Door studie en cursussen heb ik me verder kunnen professionaliseren en heb ik mijn eigen methode bedacht in veranderingsmanagement, teambuilding en coaching.” Nog steeds volgt hij regelmatig trainingen en verslindt hij boeken. Hij heeft een veelzijdig bedrijf waarmee hij workshops, clinics, coaching, boks- en bedrijfstrainingen geeft. Een zwart notitieboekje diept hij op uit zijn archieftas. “In dit boekje schrijf ik overpeinzingen op. Veel ‘winningmood’-gedachtes.” Terwijl hij bladert door zijn notities en zijn leesbril opzet, citeert hij: ‘Groeien is een consequent proces en is een voorwaarde om gelukkig te zijn.’ De gedachte die hem de meeste kracht en inspiratie heeft gegeven tijdens zijn topsportcarrière herhaalt hij tijdens het interview verschillende keren: ‘Verliezen bestaat niet, je

INTERVIEW

12 13

*

(7)

Gert-Jan Schep |

“Space is the limit

when your heart is in it”

Door zijn leergierigheid, enthousiasme, gedrevenheid, maar vooral vanwege zijn persoonlijke verhaal en enorme doorzettingsvermogen, is Gert-Jan een oud- student die veel mensen is bijgebleven op het Johan Cruyff College Nijmegen. Na tien jaar JCC, valt nog regelmatig zijn naam.

k heb een wereldtijd gehad bij het Johan Cruyff College Nijmegen”, glundert deze jongen met sprankelende blik. Gert-Jan was paralympisch zwemmer en volgde van 2007 tot 2010 de opleiding marketing, communicatie en evenementenorganisatie op het JCC. Hij zat in de tweede lichting en volgde samen met veertig andere eerstejaarsstudenten de opleiding op de Energieweg in Nijmegen. “Het was de ideale combinatie met twintig uur trainen per week in de Nederlandse selectie. Het was superflexibel. Je merkte meteen dat de opleiding denkt in kansen en dat er altijd oprechte interesse was. Er hing een sfeer van betrokkenheid waarin we van elkaar leerden, zowel studenten als docenten.”

“I

V O L H A R D I N G

14 15

(8)

T E N I E U W S G I E R I G

Voordat hij op het JCC kwam, had hij met succes CIOS niveau 2 afgerond. Daarna nog een jaar niveau 3 en 4 geprobeerd, maar dat was lastig combineren met zijn steeds drukker wordende trainingsschema.

“Het was leuk, maar er werd niet echt meegedacht. Was ik in Zuid-Afrika voor het WK, kreeg ik een mail dat ik de volgende dag mijn verslag moest inleveren. Dat ging natuurlijk niet.” Toch wilde hij verder studeren. “Ik kan niet op bed liggen om te rusten na het trainen en dan ’s avonds ook nog vroeg naar bed. Dat is niets voor mij, daarvoor ben ik te nieuwsgierig.”

Gert-Jan heeft Cerebrale Parese. Hij werd tien weken te vroeg geboren en kreeg daardoor hersenbloedingen. Hierdoor heeft hij o.a. een verhoogde spierspanning, spasmen en motorische problemen aan overgehouden. Met schommelende tred begroet hij mij en krijg ik een zachte hand. “Ik heb je niet echt een hand gegeven. Als ik knijp, knijp ik namelijk drie keer zo hard. Ik slaap met gebalde vuisten en verbrand de hele dag door koolhydraten. Mijn benen doen helaas altijd pijn. Mijn kracht kan ik moeilijk doseren. Het is net als vol gas geven tijdens het autorijden. Er zit geen rem op.”

Toen Gert-Jan als baby thuiskwam, kregen zijn ouders te horen dat het nog afwachten was of hij ooit zou kunnen lopen, zwemmen of voetballen. Dat hij als CP-voetballer en twaalfjarig jongetje in de Nederlandse selectie zat, was daarom enorm bijzonder. Hij moest zelfs kiezen tussen voetbal en zwemmen. Met veel fysiotherapie leerde hij als jongetje zwemmen. “Gewoon blijven oefenen, totdat ik het kon”. Hij werd zelfs zo’n goede zwemmer dat trainer Jaap Tak aan de zevenjarige vroeg of hij niet wilde gaan wedstrijdzwemmen. “Zwemmen voelt nog altijd even geweldig als toen ik kind was. Ik geniet, voel power, passie en plezier. Dat het me lukte na al dat oefenen, dat was fantastisch. Dat gevoel van één zijn met het water. Ik was net een vis, had nog net geen kieuwen,” lacht hij. Zijn keuze voor zwemmen was snel gemaakt. Slechts één keer in zijn sportcarrière is hij met tegenzin gaan trainen.

V R I J

Op zijn vijftiende zwom hij al wedstrijden tegen ervaren dertigers. Zijn trainer voorspelde dat als hij zo hard bleef werken, hij de Olympische Spelen zou halen. Zijn droom om de Olympische Spelen te bereiken groeide. Daarbij had hij nog een droom: na zijn bijzondere schoolperiode, wilde hij zijn mbo- diploma halen. Door CP kost leren Gert-Jan veel moeite. Taks voorspelling kwam uit: in 2004 werd de

zwematleet op de Paralympische Spelen vijfde op de 200 m wisselslag, vijfde op de 50 m vrije slag en zesde op de 100 meter rugslag. “Toen ik op het startblok stond met 70.000 toeschouwers was ik niet bang of zenuwachtig. Ik dacht alleen maar: ‘laat maar komen’. Ik was er gewoon klaar voor. Van tevoren had ik al zo vaak die wedstrijden gevisualiseerd. Ik had ze in mijn hoofd al duizend keer gezwommen.

Als ik ’s morgens wakker werd en de Olympische vlam zag branden, kon ik gewoon niet geloven dat mijn droom was uitgekomen, dat ik er was. Ik putte heel veel kracht uit die vlam.” In Athene kreeg Gert-Jan last van zijn rechter schouder en moest hij pijnstillers slikken. Het was de vraag of hij de finale van de 200 m wissselslag kon gaan zwemmen. “Als je 2.40 zwemt, zit je dichtbij een medaille” zei zijn coach. “Ik had pijn, maar ik wilde het halen. Ik was nu zo dichtbij. Mijn arm kon ik niet meer bewegen toen ik uit het water kwam, maar ik was zo blij. Ik had 2.40 gezwommen”. Twee jaar later op het WK in Zuid-Afrika volgde nog een onvergetelijk moment: “Ik had toen geen last van blessures, voelde me vrij, alsof ik alles kon. Ik zwom zomaar 5 seconden onder mijn persoonlijke record. Met 2.35 verbrak ik het Europees record op de 200 m wisselslag op het WK in Zuid-Afrika. Hoe dat kon? Door heel hard te werken en door alles mee te hebben,” concludeert hij trots. In totaal vestigde hij drie wereldrecords en vier Europese records. Nog steeds staat het wereldrecord op zijn naam van 200m rugslag, korte baan in 2007.

M A G I S C H M O M E N T

Tijdens een training speelde zijn schouder acuut weer op. Hij kon al gauw niets meer met zijn arm. De oorzaak bleef jarenlang onbekend. Fysiek viel er niets te ontdekken omdat hij door de spierspanning moeilijk te onderzoeken is. Zijn coach beval hem op een dag dan maar weer het zwembad in te gaan, maar hij kon zijn arm niet eens optillen. Een schaduw valt over zijn ogen: “Dat was de enige dag in mijn leven dat ik geen zin had om te trainen.” Pas na twee jaar fysieke en psychische onderzoeken, zag dokter Van der Hoeven– “ik wil wel even zijn naam noemen” – na 10 seconden wat hij had: een gescheurde bicepspees. Het duurde in totaal vijf jaar om te revalideren na operaties. Een lange moeizame weg, mede doordat hij steeds vaker last kreeg van spierkrampen. Daarvan moest hij vaak een week herstellen. Zijn arts zei dat het een godswonder zou zijn als hij ooit weer zou kunnen zwemmen. Maar hij bleef oefenen, oefenen en oefenen.

Niet opgeven, doorgaan. Op de dag dat de Olympisch vlam op de Paralympische Spelen in Londen werd aangestoken, kon hij voor het eerst zijn arm weer optillen. “Dat was echt een magisch moment.” In 2012 begon hij voorzichtig zijn eerste training. Met het risico dat zijn schouder blijvend geblesseerd zou raken.

Toch merkte hij dat zijn lichaam achteruit was gegaan. “Mijn arm voelde anders en ik kreeg steeds vaker spierkrampen.

Het ergste was op vakantie met mijn ouders in Frankrijk. Daar kreeg ik veertig krampaanvallen achter elkaar over mijn hele lichaam. Door de pijn ben ik buiten bewustzijn geraakt. Dat was een enorme klap voor mijn benen die daardoor achteruit zijn gegaan. Maar het dieptepunt was pas echt, toen ik een krampaanval kreeg in het zwembad. Ik kon niets meer, riep nog

“shit” en zonk. Mijn zwemmaatjes doken me van de bodem op.

Daarna mocht ik niet meer zwemmen zonder begeleiding van mijn ouders. Als je aan de top hebt gestaan, doet dat heel zeer. “

INTERVIEW

16 17

VO LH AR D I N G

(9)

docenten. Je bent er geen nummer, maar een persoon.

In 2008 kreeg ik de Student Athlete Award op het Cruyff Forum en in 2010 werd ik benoemd tot Topstudent van JCC toen ik slaagde. Dat heeft veel voor mij betekend. Dat ik in 2010 mijn mbo-diploma haalde en in 2014 mijn bachelor aan het JCU, zijn stuk voor stuk dromen die zijn uitgekomen.”

De ex-topsporter heeft een nieuwe droom: een rijbewijs halen. “Hoewel de kans heel klein is dat dit gaat lukken omdat ik al eens ben afgekeurd. Maar de vrijheid die je hebt met een eigen auto, dat lijkt me fantastisch. Het gaat mij trouwens nooit om het doel, het gaat mij om de reis.

Iedere dag is voor mij een ontdekkingsreis. Natuurlijk baal ik wel eens van mijn handicap en kan ik niet alles, maar er valt nog zoveel te ontdekken.” De vraag wat hij (oud-) studenten op JCC zou willen meegeven, heeft hij zorgvuldig voorbereid en in zijn telefoon opgeslagen. Hij leest luid:

“Geniet van wat je nu meemaakt. Besef dat het ook

belangrijk is je naast de sport af en toe te ontspannen. Niet comazuipen, even gezellig uitgaan. Dat heb je nodig. Zorg dat je een back-up hebt door een diploma te halen. Wees je bewust van dat JCC Nijmegen een bijzonder concept is.

Sta open om te leren, ze zijn er om je te helpen.” Na even scrollen: “Geniet van je sport en opleiding. Morgen kan het zomaar anders zijn.”

A F S C H E I D

“In 2013 heb ik afscheid moeten nemen van zwemmen. Het gaat fysiek gewoon niet meer.

Een dag niet gezwommen was voor mij een dag niet geleefd, snap je? Ik heb gehuild

en gepraat met mijn ouders en vrienden.

Het was moeilijk, maar als ik bedenk wat ik allemaal heb bereikt, ben ik trots. Ik

draag altijd met me mee dat ik wel eens niet op deze wereld had kunnen

staan. Ik ben zo blij met alles wat ik heb kunnen bereiken.

De steun die ik heb gekregen op mijn afscheidsbericht op Facebook door reacties en kaartjes van studenten en docenten uit het Cruyff netwerk, heeft mij enorm geholpen om afscheid te nemen van het zwemmen. Het was om kippenvel van te krijgen.”

Natuurlijk mist hij het sporten, maar gelukkig heeft hij een brede interesse en ondertussen vier diploma’s.

“Ik speel gitaar, lees bijna een boek per dag en volg nu een studie Marketing Management aan de Open Universiteit. Door JCC heb ik ontdekt dat ik marketing erg leuk vind. Studeren is niet makkelijk voor mij, maar ik weet dat ik door

hard te werken het wel kan. Ik heb veel extra hulp gehad op JCC van

18 19

*

“Iedere dag is voor mij

een ontdekkingsreis”

(10)

J

Niels Meijer |

“Ik verveel me niet snel, maar ik moet wel

wat te doen hebben”

Sinds hij zes jaar geleden topsport achter zich gelaten heeft, groeide hij in een sneltreinvaart van student op het Cruyff Institute naar director van de Cruyff Foundation.

Snel stappen zetten, leidinggeven en er 100% voor gaan, dat heeft hij geleerd als een van de beste basketballers van Nederland. “Een topsporter heeft van nature de drive om het beste naar boven te halen bij zichzelf en bij anderen.”

e kunt niet om hem heen. Als hij binnenkomt, komt er ook echt een persoonlijkheid binnen. In de afgelopen drie jaar kwam hij als manager van het Cruyff Institute in Amsterdam regelmatig op het Johan Cruyff College Nijmegen. Bijvoorbeeld als gastspreker of -docent, zoals voor een workshop solliciteren of een clinic basketballen. Niels Meijer (34) heeft dit jaar afscheid genomen als manager. In die rol heeft hij zich onderscheiden door betrokkenheid met het onderwijs en het leggen van verbindingen binnen het Cruyffnetwerk.

C R U Y F F I A A N S

INTERVIEW

20 21

(11)

B L O E D S PA N N E N D

Hoogtepunt was toen hij voor het eerst Nederlands kampioen werd in 2001. “Oh ja, tegen Real Madrid was ook een heel mooi moment. In Spanje is basketbal de tweede sport. In Malaga speelden we voor 12.000 man. Dat is echt heel gaaf. Dat blijft je wel bij.” Oude tijden komen langzaam weer terug. Het lijkt lang geleden dat hij hierover heeft verteld. Dan komt hij tot de conclusie dat het echte hoogtepunt eigenlijk na het grootste dieptepunt was in zijn topsportcarrière. “We speelden tegen Groningen in Amsterdam. Het was mijn eerste wedstrijd na mijn langdurige knieblessure. Bussen vol Groningse supporters kwamen naar ons toe. De wedstrijd was bloedspannend. In de laatste seconde kon ik het winnende punt maken. Maar helaas lukte het schot niet en we verloren. Dat was heel emotioneel en beladen. Al het verdriet kwam langs van de afgelopen drie jaren. Ondanks dat we verloren, was het achteraf wel een heel gave wedstrijd.”

“Ik heb zo vaak gedacht dat ik zou stoppen.” Hij had net een driejarig contract getekend bij de Amsterdamse club Astronauts en toen gebeurde het. Tijdens de training nog wel, in de laatste vijf minuten. “Ik gleed uit over zweet op de vloer. Ik voelde meteen dat het helemaal fout zat. Alles scheurde in mijn knie af. Per ambulance konden ze me afvoeren.” Drie verkeerde operaties aan zijn knie volgden waardoor de blessureperiode drie jaar duurde. Uiteindelijk werd zijn kruisband vervangen op advies van de kniespecialist van Ajax, Cor van der Hart.

Toen moest hij nog een jaar revalideren. Het was een moeilijke tijd. “Iedere dag ben je met je fysiotherapeut bezig in het krachthok. Je staat buiten het team. Familie en vrienden hebben me door die jaren heen gepraat. Ik was gelukkig nog relatief jong. De gedachte ‘gewoon zorgen dat ik fit word’, hielp me doorzetten. En ik had een enorme drive om de club te laten zien dat ik het kon.” Onrustig verschuift hij. “Die drie jaren vormen je voor je hele leven, echt bizar. Je gaat door zoveel verschillende emotionele barrières. De ene keer ga je er volledig voor, de andere keer wil je stoppen. Je leert door te zetten en beseft dat je meer aankunt dan je denkt. Ik ben niet iemand die snel opgeeft. Ik kijk altijd naar de mogelijkheden. Dat optimisme heeft me enorm veel gebracht. Maar ik had ook veel verdriet. Dat zit me nog steeds dwars na al die jaren. Ik heb nog altijd het gevoel dat ik nooit weet wat ik had kunnen bereiken. Ik had nog in het buitenland willen spelen. Ik had veel meer uit mezelf kunnen en willen halen. Ondertussen heb ik het een plek kunnen geven, maar ik vind het nog steeds heel erg jammer.”

V E R S T E R K E N

“Ik geloof in investeren in mensen. Als je iets geeft, krijg je het ook terug. Dan creëer je een band. Ik vond het altijd heel leuk om workshops in Nijmegen te geven, ook al hoefde ik dat niet te doen.” Door contact te hebben met studenten hoopt hij dat ze hem weten te vinden als het nodig is. Ook is dit zijn manier om de band te versterken binnen het Cruyffnetwerk. “Ik kom graag in Nijmegen. De kracht van JCC Nijmegen zijn de personen die er werken. Een voor een zijn ze megagemotiveerd om zoveel mogelijk te doen voor de studenten. Ook door wedstrijden te bezoeken en in oplossingen te denken.

Bijvoorbeeld door een laptop verzegeld naar Italië te sturen zodat een student examen kan doen.

Daarnaast is hun manier van lesgeven uniek. De beperking is dat je niet meer dan honderd studenten kunt hebben, maar het is heel persoonlijk en heel effectief. De studiecoaches, de flexibele lessen, de docenten die de hele dag rondlopen, de individuele aanpak, het hoeft niet op elk College hetzelfde te zijn. Zonder wrijving, geen glans.” Wat zou hij mee willen geven voor de komende tien jaar? “Sowieso de samenwerking met Cruyff Colleges, Universities en institutes. Blijf om je heen kijken, zorg dat je niet in een tunnel komt. Leer van elkaar en wissel uit.”

Zijn lange benen gekruist en een bescheiden lach op het gezicht, maar een sterke kaaklijn verraadt zijn krachtig karakter. Niels is een dorpsjongen uit Santpoort, beschermd opgegroeid als middelste van drie uit een basketbalnest. Ooms, tantes, neefjes, nichtjes, vader en moeder, broer en zus, allemaal basketbalden ze bij Akrides in IJmuiden. Zijn zus heeft ook in het Nederlands team gespeeld. Al heel jong ging hij met zijn ouders mee naar de sporthal. “Lekker spelen met de bal met mijn neefjes en vriendjes. We mochten zelf weten welke sport we deden. Op redelijk niveau heb ik in atletiek de

zeskamp gedaan en ik ben nog Nederlands jeugdkampioen geweest.” Atletiek heeft hem geholpen goed te lopen. “Ik ben heel lang, maar wel beweeglijk en snel. Daarna heb ik getennist en gebasketbald. Toen ik 14 was, moest ik kiezen. In basketbal was ik het best en een teamsport vond ik leuk.”

H U I L E N D

Niels’ talent in basketballen werd door trainers herkend, daardoor trainde hij veel mee in selecties.

Op zijn vijftiende kreeg hij een groeispurt en mocht hij naar het Nederlands jeugdteam. Van jongs af aan wilde hij al topsporter worden. “Ik kon nooit tegen mijn verlies als kind. Ik kan me herinneren dat ik bordspelletjes de lucht in heb gegooid en huilend naar boven ben gerend.” In basketbal zocht hij steeds een voorbeeld. “Ik vond dat in de club. Dirk Duindam bijvoorbeeld, ik wilde net zo goed spelen als hij. Als ik dat dan beheerste, keek ik weer verder, bijvoorbeeld naar Harvey van Stein, een leeftijdgenoot en nu nog steeds topbasketballer. Zo ontwikkelde ik me stap voor stap verder. Ik droomde natuurlijk van spelen in de NBA (de meest prestigieuze basketbalcompetitie ter wereld, red.).”

“Basketbal is een sport waarin je kunt dunken, trucjes met de bal doen. De show stelen. Toen ik voor het eerst aan de ring kon hangen en ik voor het eerst een heel mooie paas gaf in een wedstrijd, kreeg ik een kick. Dat gevoel van vreugde als je even in de spotlight staat. Daar hou ik wel van. Nog steeds wel,” lacht hij. “Volgens mij heeft iedere topsporter dat.” Hij is langer dan de gemiddelde basketballer met 2,04 m en hij is snel. Bovendien kan hij op alle posities spelen. “Dat gaf me een voorsprong.”

22 23

“Je leert door te zetten en beseft

dat je meer aankunt dan je denkt”

(12)

N O O I T M E E R S P E L E N

Na de blessure kwam hij terug, maar hij kon nooit meer vol spelen. “Sinds 2000 ben ik nooit meer fit geworden. Altijd was er die pijn. Pijnstillers slikken voor de wedstrijd en daarna trainingen regelmatig skippen om te rusten. Het ging met ups en downs. Ik heb nog één seizoen pijnvrij gespeeld en dat ging meteen erg goed. Na zes jaar zei ik tegen mijn ouders: ‘ik ben er klaar mee.’ Ik was meer aan het vechten tegen mezelf dan tegen de tegenstander.” In 2009, 28 jaar oud, stopte hij definitief. De pijn had het gewonnen van het plezier. “Ik kon het jaar daarna niet komen kijken naar wedstrijden. Het heeft me drie jaar lang moeite gekost om naar basketbal op tv te kijken. Vooral naar het Nederlands team. Dan stond het zweet in mijn handen. Ik wilde meedoen. Ik heb dat gelukkig nu niet meer. Tijd heelt wonden.

Wat mij heel erg heeft geholpen zijn nieuwe uitdagingen. Ik had behoefte aan verantwoordelijkheden.

De functie van programmamanager bij het Cruyff Institute hielp me daarbij. Toen kon ik basketbal echt achter me laten.”

Zijn blessure had één voordeel. Hij had tijd om de opleiding tot fysiotherapie in Utrecht te volgen in een topsportklas. Toch was fysiotherapie niets voor hem. “Ik heb het drie maanden geprobeerd.”

Niels heeft geen zwart gat gekend na zijn topsportcarrière. “Maar wel een grijs gat. Het was zoeken naar een nieuwe uitdaging. Best een dilemma.” Via zijn sportnetwerk hoorde hij van de opleiding Sport Management op het Cruyff Institute. Ondertussen zette hij een sociaal-maatschappelijk project op voor zijn oude basketbalclub in Leiden om clinics op scholen te organiseren. “De doelstelling had raakvlakken.” De opleiding was een goede keuze en na een half jaar werd hij al gevraagd als programmacoördinator. “Ik voelde dat ik iets kon betekenen voor sporters na hun topsportleven. Ik wist zelf hoe belangrijk het is een nieuwe richting te vinden en kende heel veel basketballers die geen opleiding hadden gevolgd omdat ze toch wel goed betaald kregen. Het werd mijn nieuwe passie.” Kort daarna werd Niels programmamanager, vervolgens manager van het Cruyff Institute Amsterdam en nu drie jaar later is hij director van de Cruyff Foundation. “Ik zet snel stappen. Ik denk dat mijn ervaring in topsport daarbij heeft geholpen. Ik had geen idee hoe ik in werk zou zijn. Na de topsport sprak ik met mijn vrouw af dat ik me meer zou gaan richten op het gezin. ’Volgens mij ben ik niet zo ambitieus’, zei ik haar. Daar ben ik toch wel een beetje op terug gekomen. Ik hou van ontwikkelen en van grenzen verleggen.” Regelmatig verandert hij van houding tijdens het interview. Een onrustige natuur? “Ik verveel me niet snel, maar ik moet wel wat te doen hebben.”

K R A C H T

Hij kijkt positief terug op zijn sportcarrière. “Ik ben trots op wat ik uiteindelijk toch nog heb kunnen bereiken.” Door topsport is hij niet alleen gegroeid in zijn ontwikkeling als sporter, maar ook als mens.

“De ene dag win je, de andere dag verlies je en vier dagen later is de volgende wedstrijd. Dat contrast is onwijs groot. Dan leer je met je emoties om te gaan, te evalueren en het de volgende dag meteen mee te nemen in je training. Je moet als topsporter snel schakelen en vooruit kijken. Niet te lang stil staan en niet twee keer dezelfde fout maken.” Door teamsport leerde hij ook samenwerken. De laatste twee jaar bij Zorg en Zekerheid Leiden was hij aanvoerder en gaf hij ook leiding. “Dat was soms wel lastig.

Ik legde de lat voor mezelf hoog en gaf me voor 100%. Ik was de laatste die na de training wegging.

Dat verwachtte ik ook van anderen, maar niet iedereen wilde dat.” De vaardigheden die hij opdeed in basketbal past hij ook steeds toe in zijn werk. “Die leidinggevende capaciteiten komen ook in mijn werk van pas. Kwaliteiten herkennen van iemand en diegene in zijn kracht zetten. Soms herpositioneren, waardoor de doelstelling van het team duidelijk is. Maar ook reflecteren op jezelf. Ik vraag tijdens een functioneringsgesprek altijd wat ze van mij vinden.” Niet alleen op het veld, maar ook op de werkvloer is hij een allrounder. Hij ziet het niet alleen bij zichzelf. Zonder uitzondering constateert hij dat de kwaliteiten van sporters ook in werk hun kwaliteiten zijn.

“Een topsporter heeft van nature de drive om het beste naar boven te halen bij zichzelf en bij anderen.

Je wilt elk jaar kampioen worden. Ik wilde dat ook met het Cruyff Institute. We zaten op een dieptepunt en met drie man hebben we er een succesvolle opleiding van kunnen maken. Daar ben ik stiekem heel trots op. Achteraf is dat gevoel te vergelijken met het overwinningsgevoel in topsport. Er staan niet 10.000 man voor je te juichen, maar ik heb geleerd datzelfde gevoel uit het proces te halen en niet uit het resultaat.

Op de lange termijn kun je dat ook ervaren in het bedrijfsleven. Het is echter niet te vergelijken met dat euforische moment als je kampioen wordt. Dat is uniek in topsport. Dat krijg je nooit meer terug.”

O U T O F T H E B O X

“Mijn andere doel was het Nederlands Cruyffnetwerk meer met elkaar te verbinden. Ik denk dat dat zeker is gelukt. De eerste Onderwijsdag dit jaar was voor mij de kers op de taart. Ik hoop wel dat het nog een vervolg krijgt. Mijn droom heb ik meegegeven aan mijn opvolger: we kunnen onderscheidend zijn door het Cruijffiaanse denken. De unieke manier waarop Johan denkt kunnen we meegeven als methode aan studenten, maar ook aan docenten. Als dat gebeurt, is mijn missie geslaagd.” Out-of-the- box-denken en een persoonlijke aanpak dragen bij aan het begeleiden van sporters. Daarnaast zou sport en onderwijs meer kunnen integreren. “Een sporter moet soms verwend worden, maar soms moet je hem ook aanpakken. De balans slaat weleens door naar pamperen, heeft hij zelf ervaren.

Daarin zou meer contact met oud-topsporters en coaches kunnen helpen. “School en sport zijn nu nog heel erg gescheiden. Een sporter gebruikt zijn sport als excuus bij school en school als excuus bij zijn sport. Als je dat beter kan doorzien door te overleggen met de coach, zou dat veel beter werken in de begeleiding. Soms moet je dwingend zijn, zodat er iets gebeurt. Zelf heb ik die aanpak ook gehad van een oud-docent. Dat heb je ook nodig als sporter.” Wat wil hij studenten meegeven voor een goede toekomst? “Wees authentiek, wees jezelf. Dat is trouwens ook Cruijffiaans. Kijk wat jouw krachten zijn en focus daarop. Wees niet bang om je ontwikkelpunten te noemen. Het is goed je af en toe kwetsbaar op te stellen en hulp te vragen. Dan kom je verder.”

Zijn doel bij de Cruyff Foundation is het ontwikkelen van een internationale strategie. Daarnaast minder afhankelijk worden van een aantal partners zoals de Nationale Postcode Loterij. Hij ziet ook kansen voor meer samenwerking met de Cruyffopleidingen. “Studenten kunnen bijvoorbeeld vaker ingezet worden bij het openen van een nieuw Schoolplein 14 of Cruyff Court.”

Of hij het basketbal nog mist? Beslist klinkt er ‘ja’. “Ik droom nog heel vaak over dat ik speel. Dat ik een wedstrijd win, opeens een bal vang. Of mijn oud-coach Ton Boot spreek.” Het zit in zijn systeem.

Na zes jaar is Niels niet alleen director van de Cruyff Foundation, maar van lijf en leden nog steeds een topsporter.

INTERVIEW

24 25

*

C R U Y F F I AA N S

(13)

T R O T S

Mohamed Ali Mohamed |

“School laat zien dat ze

vertrouwen in mij hebben”

Zijn ogen glanzen regelmatig als het gaat om mensen die hem hebben geholpen. Maar zijn donkere blik verraadt ook zijn bagage, zijn vechtlust en zijn enorme drive om alles uit het leven te halen wat er in zit. Nog geen zes jaar in Nederland en dan al een veelbelovende hardloopatleet én student op het Johan Cruyff College Nijmegen. Het is niet voor niets dat de Somalische Mohamed Ali Mohamed in 2015 als ambassadeur van de opleiding is verkozen.

ls ambassadeur van het Johan Cruyff College Nijmegen wil hij een voorbeeld zijn voor vluchtelingen in Nederland. “Door mijn verhaal te delen, hoop ik hun vertrouwen te geven. Ik ben veranderd op een positieve manier. Als ik een kans heb gekregen, krijgen zij die ook.”

Met vijftien familieleden groeide Mohamed op in het huis van zijn oma in een dorpje vlak bij Mogadishu in Somalië. Op dat moment heerst er een burgeroorlog.

Clans bevechten elkaar, Al Shabaab, een extremistische moslimorganisatie, terroriseert het land. Zijn vader en zijn moeder vluchten ieder met hun eigen clan, want alleen zo kunnen ze overleven. Grootmoeder vangt alle kinderen op die achterblijven. Ze wonen vlak bij de rivier en hebben veel land. Met zijn vieren

A

26 27

(14)

A S I E L Z O E K E R S C E N T R U M

Zodra hij wordt overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum in Eindhoven, meldt hij zich aan bij de atletiekvereniging. Van hardlopen hoopt hij te kunnen leven, maar of hij talent heeft weet hij nog niet.

Op de baan leert hij trainer René Godlieb kennen. Mohamed heeft nog nooit meegedaan aan een wedstrijd, maar René ziet Mohameds talent en traint hem op zijn vrije dag in de bossen van Laren als de atleet wordt overgeplaatst naar het Larens asielzoekerscentrum. “Hij haalde me op van de training, hij regelde fitness en massage. We zijn goede vrienden geworden.”

Wonen in het asielzoekerscentrum beïnvloedt hem in het begin negatief. “Veel mensen denken dat ze toch geen kans krijgen. Ik dacht dat ook. Maar ik voelde ergens wel dat ik niet gelijk had.”

Door de atletiek krijgt Mohamed veel contact met Nederlanders en dat verandert hem. Hij staat bekend als een ‘aardige jongen’. Door Mohameds charme en gedrevenheid, willen mensen hem helpen. “Ik had twee tasjes met kleding en één paar hardloopschoenen, helemaal afgesleten aan de voorkant.” In 2009 ontmoet hij de Olympiër Mo Farah. Farah wordt zijn grote voorbeeld en vriend waarmee hij nog steeds regelmatig skypet. “Dat hij ook uit Mogadishu komt en zo hard werkt, is heel inspirerend voor mij. Ik kan met hem in mijn eigen taal spreken over trainingen. Met zo’n wereldatleet praten die ook Somalische thee drinkt en jouw eten eet, is nog motiverender omdat je hem zo goed begrijpt.”

Z E L F V E R T R O U W E N

Als Global Athletics in Nijmegen in 2010 ziet dat hij een goede tijd neerzet op de 5000 meter, 14.02, vragen ze hem te komen trainen. Breeduit lachend: “Ik kreeg allemaal nieuwe kleding en schoenen mee na de training. Het was ongelooflijk om met zoveel nieuwe spullen naar het asielzoekerscentrum terug te gaan. Ik kreeg er extra energie van en het motiveerde mij.” Theo Joosten neemt de training over van Godlieb en regelt een huis voor hem in Cuijk zodat de atleet iedere dag kan trainen.” Ook hielp hij me mijn leven op te bouwen. Ik leer veel van hem en hij heeft veel voor mij geregeld. Echt geweldig.” Mohamed beseft al snel dat hij zijn kansen moet pakken en niet moet blijven hangen in de negatieve sfeer die in het asielzoekerscentrum hangt. Hij is eigenwijs en besluit het te proberen. “Ik koos mijn eigen weg. Ik ben enorm veranderd sinds ik in Nederland ben. Enerzijds komt dit doordat Nederland een land is waar je kansen krijgt als je laat zien dat je goed bent en dat je echt wilt. Aan de andere kant kwam het doordat ik succes kreeg met het hardlopen. Ik kwam hier zonder iets, mijn oude leven was weg, dat maakte me onzeker. Maar op de atletiekbaan kreeg ik zelfvertrouwen. Door mijn slapen ze in één bed. “Dat was best gezellig.” Iedere ochtend voor het ontbijt helpt hij al

als driejarige met zijn twee zussen en broer mee op de boerderij. “We hielpen dorsen op het land, sprokkelden brandhout en mochten mee met de koeien.” Hij fluit vrolijk het deuntje waarmee hij de koeien begeleidde. “Een stok was niet nodig, zo lopen ze ook mee.” Pas als hij acht jaar is leert hij schrijven tijdens Koranles en krijgt hij Engelse les en rekenen bij iemand thuis. Zijn ouders hopen zo hun kinderen een goede basis mee te geven voor als het ooit beter gaat in Somalië. “Mijn zussen, broer en ik beseften dat school heel belangrijk was, dat het een kans op een beter leven zou kunnen

betekenen. We wilden enorm graag leren.”

H A I L E G E B R S E L A S S I

Hij voetbalt vaak met jongens uit de buurt. “Daar was ik niet goed in,” lacht hij. “Op een dag deden we een wedstrijd. Diegene die het snelste tien rondjes rond het veld rende, kreeg de prijs. Na negen rondjes, zei ik dat ik er tien had gelopen. Ze geloofden mij en jubelden dat ik net zo snel was als mijn achterneef Abdi Bile. Hij is de enige Somalische wereldkampioen op de 1500 meter. Nu staat het nationaal record in Somalië op de 5 km op naam van Mohamed. ” De zeventienjarige Mohamed wordt verliefd op hardlopen. Op straat koopt hij tweedehands spikes. “In een versleten hardloopboekje had ik deze gezien. Daaruit had ik plaatjes gescheurd en op de deur gehangen. Ik had geen idee dat je met spikes op een atletiekbaan moest lopen en liep er heel trots mee, pam-pam-pam, over het asfalt.” De spikes liggen ’s nachts naast zijn bed. “Ik kon nooit wachten tot het licht werd en ik weer kon gaan hardlopen.” Tientallen keren kijkt hij met zijn vrienden de film over de legendarische langeafstandloper Haile Gebrselassi. “Dat was toen mijn held en echt een voorbeeld voor ons. Hij inspireerde me te geloven dat ik als hardloper een beter leven kon krijgen.”

Mohamed beleeft in Somalië ook levensgevaarlijke situaties. Zijn oma wordt ’s nachts overvallen en mishandeld. De jonge Mohamed is hier met de andere kinderen getuige van. “Het doet nog steeds pijn als ik eraan terugdenk. Je begrijpt niet waarom zoiets gebeurt. Zo’n goede vrouw die voor de kinderen zorgde.” Emotioneel vertelt de atleet verder: “Dit gebeurt in Somalië. Mensen vechten met elkaar, er gaan mensen dood.

Maar iedereen is uiteindelijk slachtoffer. Ik geloof niet dat mensen vanbinnen slecht zijn. Ze worden zo door de omstandigheden.” Ieder jaar hoopt zijn familie op betere tijden voor haar land en dat ze weer bij elkaar kan wonen. Zijn ouders leren hem vooruit te kijken. Dat als je het beter wilt hebben, je het zelf moet willen, zelf initiatief moet nemen. “Maar na 25 jaar oorlog heb je geen hoop meer. Ik droomde ervan weg te gaan, naar Europa.” Op zijn negentiende hoort hij via via over een vluchtmogelijkheid naar Europa. Ongelooflijk blij grijpt hij de gelegenheid. Hij is dan in Kenia en kan geen afscheid meer nemen van zijn familie. Per ongeluk komt hij in Nederland terecht, in Groningen. Hij herinnert zich: “Veel water en kaarsrechte rivieren. Echt een mooi land.”

Grinnikend: “ Later begreep ik pas dat het kanalen waren.”

INTERVIEW

28 29

T R

T O

S

(15)

Z O M O E

In 2013 hoort hij voor het eerst op trainingsstage in Ethiopië van het Johan Cruyff College. Dat het een school is voor topsporters, begrijpt hij door atleet Jesper van der Wielen, oud-student en ambassadeur van JCC Nijmegen. “Ik wilde ook studeren en vroeg hem hoe hij dat had gedaan. Eigenlijk dacht ik dat ik het niet zou kunnen.

Jesper ging met me mee op gesprek bij Joop, de opleidingscoördinator. Om toegelaten te worden moest ik het Staatsexamen NT2 halen. ” Deze investering is een offer voor een atleet die het financieel moeilijk heeft. Maar in acht maanden haalt hij het examen. Aan intelligentie ontbreekt het hem dus niet. “Ik zag het als een kans. Als je het nooit probeert, gaat het zeker niet lukken.” In 2014 startte hij op de opleiding Commercieel Medewerker. Alles is nieuw: Nederlands leren, werken op een laptop, naar school gaan, studeren. “Toch als ik nu terugkijk, zie ik hoe ik in een jaar gegroeid ben. Bovendien weet ik dat de docenten mij steunen.” Hij grapt: “Ik heb 23 jaar vakantie gehad en nu ga ik naar school. En zelfs dan haal ik jullie nog in.” Hij is een trein die voort dendert, komt ondanks zijn trainingen altijd vier dagen per week naar school, werkt door als hij ziek is en heeft alle toetsen tot nu toe gehaald. JCC noemt hem ‘unstoppable’. Regelmatig komt hij uitgeput thuis van het sporten en studeren.

“Als andere studenten één stap zetten, moet ik er drie zetten. Soms ben ik zó moe.

Maar dan denk ik aan dat er mensen zijn die sterker en slimmer zijn dan ik en die geen kans hebben gekregen.” Hij heeft de smaak van het studeren te pakken gekregen. Zijn doel is ook niveau 4 te gaan doen. Prettig vindt hij het dat hij de regie in eigen handen heeft op het JCC. “De school laat zien dat ze vertrouwen in mij heeft door mij zelf mijn rooster te laten maken. Als ik gedwongen zou worden om iedere dag van half negen tot vijf te komen, zou ik smoesjes gaan verzinnen,” bekent hij.

Hij is trots op wat hij nu bereikt heeft. Zijn Nederlandse paspoort heeft hij na zes jaar wachten kunnen aanvragen en hij verwacht over een half jaar – “na het WK” - Nederlander te zijn. “Dat is de dag waarop ik al zo lang wacht. Het is een droom voor mij. Het eerste wat ik dan doe is praten met mijn trainer en met mijn coach op het Johan Cruyff College, omdat ik op trainingsstage wil gaan. Ook ga ik meteen met bedrijven praten over sponsoring, want als Nederlandse atleet ben ik veel interessanter. ” Dan hoort hij officieel bij het Nederlands team, zal hij ook wedstrijdgeld ontvangen en hoopt hij aan het EK te kunnen meedoen. Zijn ouders, broer en zussen wonen nog steeds in Somalië. Als hij kan, stuurt hij ze een beetje geld. “Ik vind het normaal om iets voor ze terug te doen.” Na de Olympische Spelen wil hij zijn familie gaan opzoeken. “Ik vraag me ook af of mijn vrienden er nog zijn.

Ik zou graag weer willen praten over vroeger. Mensen ontmoeten die mij hebben gekend als kind. ‘Weet je nog?’ zeggen tegen een oude bekende. Dat mis ik wel.”

sportsuccessen zag ik dat ik ook buiten de baan vertrouwen kon hebben. Niet bang

zijn, gewoon proberen. Alle begin is moeilijk.”

Als de atleet eenmaal begint mee te doen aan wedstrijden en hard

gaat trainen, worden zijn tijden steeds beter. In 2010 wint hij het

NK 10 km in Tilburg. Daarna bereikt hij regelmatig een

plaats in de top drie. Op het moment richt hij zich vooral

op de 5000 meter. Van 14.02 heeft hij zijn tijd nu verbeterd

naar 13.32,39. Zijn doel is naar de Olympische Spelen in Rio te gaan. Daarvoor moet hij 13.20 lopen. Of hem dat gaat lukken? Nuchter:

“Het hangt niet alleen van mij af. Ik doe het samen met mijn trainer, fysiotherapeut en diëtist. Natuurlijk wil ik mijn droom bereiken, maar het gaat mij niet alleen om de secondes, maar ook om een goede toekomst. Zowel voor mij als mijn ouders. Die kans krijg ik hier in Nederland en dat is nog veel meer waard dan sport.” Hij relativeert, maar zijn drive is groot. “Ik geniet nog steeds van hardlopen. De lat leg ik steeds hoger. Ik wil alles eruit halen, de beste worden. Alleen nu telt, want ik ben 25 jaar en je kunt je leven niet terugspoelen. Ik ga

pas relaxen als ik oud ben.

Dan zal ik terugkijken en enorm trots zijn

op wat ik heb bereikt.”

30 31

*

(16)

S N E L H E I D

Wout Poels |

“Als je ziet dat anderen nog meer pijn hebben dan jij, dan wordt het echt leuk”

Vanaf de afslag Venray strekt zich een Noord-Limburgs landschap uit met velden, bosranden en even later het bruine kerkje

van Meerlo vlak bij Blitterswijck. Dit is het thuisland van Wout Poels (28), Sky-wielrenner en oud-student van het Johan Cruyff College Nijmegen. De koffer staat nog ingepakt in de gang, want gisteravond is hij teruggekomen van de Abu Dhabi Tour. Op zijn elleboog een flinke schaafwond na de schuiver vlak voor de finish.

“Die val is wel even een dieptepunt voor mij.”

a de Tour de France is hij in dit rustige wijkje gaan wonen. Zijn vader is drie jaar geleden in Meerlo begraven en veel familie woont hier. “Ik vind het prettig om familie en vrienden om me heen te hebben.” Nu, drie maanden na de Tour, heeft hij nog maar twee weken echt in zijn huis gewoond. “Mijn koffer pak ik liever niet uit, dan weet ik zeker dat ik niets vergeet.” Internationale wedstrijden zijn voor hem als profwielrenner al zeven jaar de gewoonste zaak van de wereld. Als jongen van dertien ontdekte hij het wielrennen door zijn oudere broer

N

INTERVIEW

32 33

(17)

Norbert die een talent was bij de Rabobank junioren. “Het leek me wel leuk al die reizen, maar ik wist niet dat het in deze sport zoveel afzien was,” bekent hij. Diep gaan heeft hij moeten leren. “Op een gegeven moment begin je uitslagen te rijden en dan zie je dat anderen nog meer pijn hebben dan jij. Dan wordt het wel heel leuk.”

Relaxt leunt hij achterover. Deze jongen heeft de komende vier weken rust na een topseizoen. Geen pocherij, Wout is vriendelijk, eerlijk en bescheiden. “Ik wil niet naast mijn schoenen lopen, want als het dan minder gaat krijg je het terug. Ik blijf ook wel met beide voeten op de grond door mijn familie. Zij vinden het supermooi, maar ik kan echt niet alles maken.” Over een week is zijn fanclubdag in Blitterswijck. Het dorp waar hij is opgegroeid en waar zijn

moeder woont. Hij vindt het wel ‘apart’ dat mensen speciaal voor hem komen. Enigszins gelaten: “Ik vind het wel gezellig, hoor, maar de hele dag op een podium staan hoeft voor mij niet.”

S T O P P E N M E T S C H O O L

De beats van de laatste hits klinken stevig door zijn nieuwe speaker in de modern ingerichte woonkamer. Een kameraad die Wout nog kent van de basisschool schenkt koffie in. Aan de kast op een hanger glanst de gele trui die Chris Froome met Poels veroverde in de laatste Tour de France. Hij luistert graag naar muziek, het liefst Nederlandstalig zoals Guus Meeuwis , de Drie J’s of Rowwen Heze. “Ik vind het echt mooi om mee te zingen op de fiets of in de bus.” Vaak is hij vijf dagen thuis en dan weer twee weken in het buitenland. Zijn neef heeft hem geholpen met de aankoop van zijn huis en zijn kameraad heeft veel geklust. Met zijn ex-vriendin woonde hij een jaar in Den Bosch, maar dat was geen succes. “Ik vond die stad helemaal niets. Ik miste mijn familie en vrienden in de buurt.”

Tien jaar geleden kwam hij met zijn moeder op intakegesprek bij opleidingscoördinator Joop de Kleijn op JCC Nijmegen. Hij had net vmbo kader, vmbo-t en een jaar havo achter de rug. De laatste opleiding zonder succes. “Het JCC werd net opgericht en het leek me een betere combinatie met mijn sport. Ik had echt geen idee wat ik moest verwachten, maar economie sprak me wel aan.

Talen zijn nooit mijn ding geweest. Samen met veertig andere studenten waren we de eerste lichting. Ik ben nooit graag naar school gegaan, maar op deze opleiding kijk ik met plezier terug. We zaten toen in een klein gebouw op de Energieweg in Nijmegen. Het

was een warm huiskamergevoel, heel gemoedelijk. In het derde jaar, toen ik 21 was, kreeg ik een profcontract bij Vacancesoleil en was ik heel veel onderweg. Ik verdiende mijn eigen centen en zag niet in waarom ik nog door zou gaan met de opleiding. Mijn ouders keken me verbaasd aan toen ik zei dat ik met school ging stoppen. ‘Dat is goed,’ zei pap, ‘ maar dan moet je ook op jezelf gaan wonen.’ Ik maakte een rekensommetje en besefte dat ik niets zou overhouden van mijn salaris.

Een diploma halen vond ik toen toch wel een goed idee.” Topsport en studie combineren was niet makkelijk. “Het was wel erg druk. Ik keek vaak best tegen al die opdrachten op. Maar als ik eenmaal was begonnen, kon ik wel redelijk mijn focus erop zetten.” Gelukkig kon hij een jaar langer over de opleiding doen. Hij weet nog dat hij zondag terugkwam van de Bayer Rundfahrt en dat maandag de proeve was. Op het vliegveld heeft hij nog de boeken ingekeken. Er viel een last van zijn schouders toen hij zijn diploma had. “Ik was echt superblij dat ik het kon afsluiten en als prof verder kon. ” Als ik hem vraag of hij nog iets met zijn diploma gaat doen, antwoordt hij eerlijk: “Ik zou echt niet weten wat ik ermee zou gaan doen.” Wout werd door JCC Nijmegen verkozen tot ambassadeur van de opleiding. “Toen moest mijn vader wel lachen.” Hij had nota bene willen stoppen. In 2013 werd hij door het Cruyff-netwerk verkozen tot Alumni of the Year. “Op deze manier doe ik graag iets terug voor JCC en ik hoop dat ik hierdoor ook andere sporters inspireer.”

C H R I S F R O O M E

Wout heeft tientallen keren in de top tien van klassementen gestaan. Hij is nu een belangrijke renner in een van de beste teams ter wereld: team Sky. Chris Froome heeft hij op sleutelmomenten tijdens de laatste ronde van Frankrijk aan een overwinning kunnen helpen. Deze vierde Tour de France was wel heel speciaal voor hem. “Dat je aan de winst van Chris Froome je steentje bijdraagt en dat je waardering van de ploeg krijgt, dat is toch wel geweldig.” Hij droomt even weg. Alsof hij zich nu pas realiseert wat hij heeft meegemaakt. “Vooral het moment dat we in één lijn op de Champs Elysées over de finish kwamen. Dat is wel tof.” Ooit droomde hij hier als tiener van.

Ondertussen dienen zich alweer nieuwe dromen aan. “Uiteindelijk wil je zelf een keer winnen. Ik ben een klassementsrijder en hoop in de top tien van een van de Grand Tours te komen. Ook zou ik heel graag een keer een rit winnen in de ronde van Italië, Spanje of Frankrijk.” Hij geeft toe het liefst de etappe met de Alpe d’Huez of de Mont Ventoux te willen winnen. Die overwinning wil hij wel visualiseren: “Het liefst rijd ik iemand uit het wiel en wordt het een solo waarbij ik anderhalve minuut voorsprong heb. Dat vind ik mooi, dat je de laatste 700 meter je overwinning al stiekem aan het vieren bent. Dat vind ik een klasse apart. En dat iedereen denkt: ‘Die Wout was vandaag niet te houden.’” Hij komt dan over de finish, de witte toren aan zijn voeten op de grijze top van de mythische berg. Naar eigen zeggen zal hij vrij rustig blijven, een high five geven aan de verzorgers, wellicht nog een omhelzing. “Het zou wel mooi zijn als mijn toekomstige vriendin er dan staat,”

lacht hij. Voor een vriendin is weinig tijd als je in turboboost leeft. Ook voor genieten is weinig gelegenheid. De volgende dag is vaak alweer de volgende rit. “Je moet door.” Die mooie momenten komen soms even terug als hij een rustperiode heeft, zoals nu. Een mooi moment vond hij toen hij de koninginnerit in de Ronde van Luxemburg won en deze aan zijn pas overleden vader opdroeg.

Het moment waarop hij naar de hemel wijst met zijn wijsvinger, is veel mensen bijgebleven.

34 35

N E S H L

D E

I

(18)

S P L I T S E C O N D

Wat was het dieptepunt in zijn sportcarrière? “Ik heb nu nog

even afgelopen zaterdag in mijn hoofd”, lacht hij. Ondanks zijn

val vlak voor de finish tijdens de bergetappe in Abu Dhabi,

is hij derde in het algemeen klassement geworden. Een

mooi resultaat, maar die val zit hem nog dwars. Hij had de tweede dag eerste kunnen worden. In zijn

donkerbruine ogen is de verse teleurstelling af

te lezen. “Het was echt een zuur moment en ik heb flink lopen vloeken.

Maar weet je wat het is, je kunt er niets meer aan veranderen. Als ik weet dat ik er alles aan heb gedaan, dan accepteer ik verlies. Maar zo’n val is wel heel zuur.

Ik heb verschillende keren teruggekeken wat er nou fout is gegaan in de bocht. Misschien lag er een beetje zand, maar waarschijnlijk ging ik gewoon te hard. In een split second moet je heel veel beslissingen maken. Negen van de tien keer gaat dat goed.” Het geeft hem troost dat iedereen zag dat hij die dag de beste was in Abu Dhabi. “Je kunt beter naar het positieve kijken.”

2013 was een zware periode voor de Limburgse renner. In januari verloor hij zijn

vader aan longkanker. Vijf maanden later was die vreselijke val in de Tour de

France. Wie de beelden op televisie zag, kon niet toekijken zonder rillingen. “Stond mijn moeder en mijn broer in Frankrijk aan zijn bed op de intensive care. Dat was natuurlijk wel heel heftig.” Een gescheurde milt, nier en gekneusde longen en ribben overleefde hij, maar het was afwachten of hij weer goed zou herstellen. “Ik raakte wel in paniek toen een arts me vertelde dat ik misschien nooit meer topsporter kon zijn.” Hij herstelde echter goed. Heeft de val hem veranderd? “Mijn rechter nier is nu wel een stukje kleiner,” grapt hij. Hij kan er prima mee leven, heeft er ook geen last van. Dan geeft hij toe: “Ik ben nu wel af en toe een beetje trots op wat ik allemaal bereikt heb.” Dat hij na de val nog uit de ambulance is gestapt en tien kilometer is doorgefietst, begrijpt hij zelf ook niet. “Het jaar ervoor had ik door ziekte de Tour de France niet uit kunnen rijden. Ik wilde alleen maar doorrijden. Het was misschien ook wel de adrenaline.” Het had fout kunnen gaan. Zijn nier had verder af kunnen scheuren. “Het deed redelijk veel pijn. Ik kon niet meer afstappen.” Wout kan heel diep gaan. Nuchter: “Dat kunnen er wel meer. Dat is onderdeel van het wielrennen. Afzien hoort erbij. Daar train je voor.” Nooit heeft hij overwogen te stoppen met wielrennen. “Dat is wel apart eigenlijk.”

C R E E P Y

Zijn fietsen wil hij wel laten zien. Twee zwarte, supersonische wielrenfietsen staan in de garage, een voor de weg en een voor de tijdrit, spik en span gepoetst. Zijn voornaam klein op het frame. Wout glundert: “Dat vind ik mooi spul. Ik kan wel genieten van zo’n fiets. Het is een beetje creepy om te zeggen dat ik er een band mee heb, maar ik ga na een reis wel altijd even kijken of ze er nog staan. Mijn fiets moet weer perfect zijn na de training. Geen piepje, geen kraakje en altijd een gesmeerde ketting.

Alsof hij weer als nieuw is.”

Hij heeft nog een jaar voor de boeg bij Sky. Het liefst zou hij nog langer willen blijven. “Ik heb het er heel goed naar mijn zin en heb wel stappen gemaakt. Ik heb goede uitslagen gereden na de Tour en in de Tour reed ik ook goed. Dat gaf me veel voldoening. Ik word steeds beter en wil er meer uit halen.

Maar goed, je weet nooit hoe het loopt.” Dan besluit hij: “En met mijn Engels gaat het ook niet slecht. Ik denk dat Dana (docent Engels JCC Nijmegen, red.) trots op me zou zijn.”

“Ik raakte wel in paniek toen een arts me vertelde dat ik misschien nooit meer topsporter kon zijn”

INTERVIEW

36 37

*

(19)

Z

Hanneke Berben |

“Door mijn roots kan ik me identificeren met mbo’ers”

Onderwijs en arbeidsmarkt is altijd de rode draad geweest in haar leven, van haar opvoeding tot nu. Ruim zeven jaar geleden werd Hanneke Berben voorzitter van het College van Bestuur van ROC Nijmegen. De kracht die het mbo-onderwijs volgens haar nodig heeft, ziet ze terug bij het Johan Cruyff College.

“Jullie hebben een vonk die meteen overslaat.”

e werkte o.a. in Amsterdam in de Raad van Bestuur van het Centrum voor Werk en Inkomen. “Ik zag dat de langstblijvende werklozen, de werklozen waren zonder startkwalificatie. Ik werd me er nog meer van bewust hoe belangrijk onderwijs is.” Van haar ouders leerde ze al dat het belangrijk is dat je iets met je talent doet en dat je goed opgeleid moet zijn.

Onderwijs was dus altijd een thema. Ze werd benaderd voor ROC Nijmegen en greep haar kans. “Ik vind het zó mooi. De studenten staan vaak met beide benen op de grond, zijn beroepsgericht. Het mbo is het mooiste onderwijs dat er is, omdat je echt een vak leert en er een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven is.”

R E S P E C T

38 39

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De meest waarschijnlijke verklaring voor deze paradoxale uitkomst is dat zowel mannen als vrouwen huiselijk geweld plegen, maar dat ernstige verwondingen vaker door mannen

Verwaarlozing (niet zorgen voor een oudere) kan lichamelijke of psychische verwaarlozing zijn.. Onder lichamelij- ke verwaarlozing verstaan we situaties waarin er niet voldoende

Omdat ouders dit niet kunnen op- brengen, er niet aan denken dat hun kind best havo of vwo kan doen of omdat bijles geen optie is.. Kinderen die in armoede leven, bouwen

"Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?" vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: "Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

Nu heb je voor die specifieke interpretatie van zeggen als ‘verzekeren’ wel altijd een meewerkend voorwerp nodig - dus niet ik zeg, maar ik zeg u/je/jullie - maar het laat wel

In relation to the ecclesiastical paradosis (tradition), relevant scriptural texts will be analyzed regarding their exegesis within the first two centuries of the

Je mag niet knuffelen of seks hebben Kom niet dicht bij andere mensen Neem altijd 2 grote stappen afstand. Andere bewoners mogen in het huis blijven

Jezus’ hart brak aan het kruis Roepend in de zwartste nacht Hij gaf zijn eigen leven prijs Omdat Hij aan de toekomst dacht Hij overwon, is opgestaan. Hij draagt ons op, op weg