• No results found

GEMEENTE MEDEMBLIK BESTEMMINGSPLAN WERVERSHOOF - HET EILAND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEMEENTE MEDEMBLIK BESTEMMINGSPLAN WERVERSHOOF - HET EILAND"

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

INHOUDSOPGAVE

TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1

1.1 Aanleiding 1

1.2 Plangebied 1

1.3 Planologische regeling 2

1.4 Leeswijzer 3

HOOFDSTUK 2 PLANBESCHRIJVING 4

2.1 Huidige situatie 4

2.2 Toekomstige situatie 5

HOOFDSTUK 3 BELEIDSKADER 7

3.1 Rijksbeleid 7

3.2 Provinciaal beleid 8

3.3 Regionaal beleid 9

3.4 Gemeentelijk beleid 10

HOOFDSTUK 4 PLANOLOGISCHE RANDVOORWAARDEN 13

4.1 Bedrijven en milieuzonering 13

4.2 Ecologie 14

4.3 Geluid wegverkeer 16

4.4 Water 17

4.5 Bodem 18

4.6 Archeologie en cultuurhistorie 18

4.7 Luchtkwaliteit 19

4.8 Externe veiligheid 20

4.9 Kabels en leidingen 21

HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE REGELING 22

(4)

BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING Bijlage 1 Geluidsonderzoek Bijlage 2 Watertoets Bijlage 3 Bodemonderzoek Bijlage 4 Reactienota zienswijzen REGELS

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 25

Artikel 1 Begrippen 25

Artikel 2 Wijze van meten 30

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 31

Artikel 3 Wonen 31

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 35

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 35

Artikel 5 Algemene gebruiksregels 36

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 37

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels 38

Artikel 8 Overige regels 39

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 40

Artikel 9 Overgangsrecht 40

Artikel 10 Slotregel 41

BIJLAGEN BIJ DE REGELS

Bijlage 1 Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

(5)

20161473 blz 1

TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

In het westen van Wervershoof is in 2004 het woningbouwplan Kromme Leek (Het Ei- land) ontwikkeld. Deze wijk bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en half-vrijstaande wo- ningen. Daarnaast staat in het zuidelijk deel een appartementengebouw. Langs de oost- zijde ligt een groenstrook, die is gereserveerd voor een tweede fase van de ontwikkeling van Het Eiland.

Bij de gemeente is het verzoek ingediend om deze tweede fase te realiseren. Het plan gaat uit van de realisatie van twee vrijstaande woningen en acht half-vrijstaande wonin- gen. De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan (zie ook paragraaf 1.3). In dit bestemmingsplan hebben de gronden namelijk een groenbe- stemming waarbinnen (burger)woningen niet zijn toegestaan. Wel ligt het plangebied binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4'. Hiermee kan de be- stemming, met een wijzigingsplan, gewijzigd worden naar een woonbestemming. Van de wijzigingsbevoegdheid kan in dit geval echter geen gebruik worden gemaakt, omdat aan een van de wijzigingscriteria niet kan worden voldaan (hier wordt in paragraaf 1.3 nader op ingegaan).

De gemeente Medemblik wil in principe medewerking verlenen aan de ontwikkeling. In plaats van met een wijzigingsplan kan dit door middel van een bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan geeft dan ook een invulling aan het wijzigen van de hui- dige bestemming ten behoeve van de voorgestelde ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de groenstrook in het oostelijke deel van de nieuwbouwwijk Het Eiland in Wervershoof. De begrenzing is afgestemd op het geldende bestemmingsplan en op het ingediende stedenbouwkundig ontwerp. De lig- ging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 1.1.

(6)

blz 2 20161473

figuur 1.1: De globale ligging van het plangebied 1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Dorpskernen III' van de gemeente Medemblik, vastgesteld op 29 september 2016. In dit bestemmingsplan heeft het plan- gebied de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming is het niet toegestaan om wo- ningen te bouwen. Het voorgenomen gebruik van dit gebied is dan ook in strijd met de bestemming.

Het gebied is daarnaast voorzien van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigings- gebied 4'. De regels met betrekking tot deze wijzigingsbevoegdheid zijn in het bestem- mingsplan opgenomen in artikel 49 lid 49.5. Op basis van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Aan het toe- passen van de wijzigingsbevoegdheid is onder andere als voorwaarde opgenomen dat de planopzet zodanig is dat de aanleg van een calamiteitenontsluiting met een brug mogelijk blijft. Hierbij was de veronderstelling dat er ook ten oosten van Het Eiland een woningbouwontwikkeling zou plaatsvinden. Om exploitatietechnische redenen vindt die ontwikkeling echter geen doorgang. Daarmee is ook de verbinding tussen beide plange- bieden niet meer reëel en is het stedenbouwkundig plan voor Het Eiland zodanig aange- past dat er geen ontsluiting naar het oostelijk daarvan gelegen gebied meer wordt gere- aliseerd. Met het vervallen van die ontsluiting kan ook geen toepassing meer worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. Het voorliggende bestemmingsplan is wel opge- steld naar analogie van de wijzigingsbevoegdheid en voorziet in die zin niet in een nieu- we ontwikkeling.

(7)

20161473 blz 3

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de rele- vante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestem- mingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

(8)

blz 4 20161473

HOOFDSTUK 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de oostkant van de straat Het Eiland in de gelijknamige nieuw- bouwwijk. Momenteel is het nog niet ontwikkeld en betreft het een groenstrook. Deze strook ligt aan een watergang rondom Het Eiland.

De nieuwbouwwijk Het Eiland is gelegen ten zuiden van de Vok Koomenweg en ten oos- ten van de Simon Koopmanstraat. De bebouwing ten westen, ook wel Het Eiland ge- noemd, waar het plangebied onderdeel van vormt, bestaat uit recent gebouwde wonin- gen die vanaf de jaren negentig ontwikkeld zijn. Hier bevinden zich voornamelijk moder- ne woningen die zowel vrijstaand als van het type twee-onder-één-kap gebouwd zijn. De gebouwen zijn met de voorgevels naar de straat gericht, waarbij de rooilijnen evenwij- dig lopen aan de straat. De woningen bestaan voornamelijk uit twee lagen met kap. Ten westen van het plangebied bevinden zich naast deze type woningen ook nog ouderen- woningen met een andere vormgeving.

In de omgeving overheerst de woonfunctie. Er zijn twee bedrijven in de omgeving aan- wezig, namelijk een bouwmarkt ten zuidoosten van het plangebied en een bloembollen- droogbedrijf direct ten oosten van het plangebied.

figuur 2.1 Het plangebied

(9)

20161473 blz 5

2.2 Toekomstige situatie

Het initiatief betreft het inrichten van de groenstrook met woningbouw. Deze woning- bouw bestaat uit 8 twee-onder-een-kap woningen, en 2 vrijstaande woningen die aan de noord- en zuideinde van de rij (op de kopse kanten) geplaatst worden. Op figuur 2.2 is de toekomstige situatie van het plangebied weergegeven.

(10)

blz 6 20161473

Stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit

De woningen worden ingepast in de stedelijke structuur van Het Eiland. Van belang is dat het ontwerp zodanig is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Net als op Het Eiland worden de woningen uitgevoerd in de vorm van vrij- staande woningen dan wel van het type twee-onder-één-kap. De woningen bestaan voornamelijk uit twee lagen met kap en zijn gericht op de weg. Het bebouwingsbeeld dat ontstaat is vergelijkbaar met dat aan de noordzijde van Het Eiland. Dit is ter vergelij- king weergeven in figuur 2.3. Binnen het plangebied staan de woningen met de achter- tuin richting het water.

De gebouwen worden met de voorgevels naar de straat gericht, en de rooilijnen volgen de straat. De rooilijn komt hierbij op 4 meter van de weg te liggen, overeenkomstig de gebruikelijke afstand van de woningen op Het Eiland. Het bebouwingsbeeld dat ontstaat is vergelijkbaar met dat aan de noordzijde van Het Eiland. Dit is ter vergelijking weerge- ven in figuur 2.3.

Figuur 2.3 Bebouwingsbeeld noordzijde Het Eiland Verkeer en parkeren

De ontsluiting van de nieuwe wooneenheden vindt plaats via de straat Het Eiland. De verkeersgeneratie van de 10 woningen in dit bestemmingsplan bedraagt 87 mvt/etmaal op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatie 317, oktober 2012) van het CROW. Bij de aanleg van de nieuwbouwwijk Het Eiland is reke- ning gehouden met deze verkeersgeneratie. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de straat Het Eiland en vervolgens via de Vok Koomenweg, of in andere rich- ting via de Kromme Leekstraat en de Bonstraat naar de Simon Koopmanstraat. De extra verkeersgeneratie zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

Op basis van CROW-publicatie 317 bedraagt de parkeerbehoefte 2,3 parkeerplaatsen per woning. Op basis van de 10 nieuwe woningen die in dit plan gerealiseerd worden, dienen er 23 parkeerplaatsen aangelegd te worden, waarvan 1 per woning op eigen erf en de overige openbaar. Het plan voldoet hieraan.

(11)

20161473 blz 7

HOOFDSTUK 3 BELEIDSKADER

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit bestemmingsplan. Hierbij komt het rijks-, provinciaal, regionaal en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelij- ke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 be- langen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikke- lingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in wer- king getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt.

Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:

1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actue- le regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het be- staand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benut- ting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

(12)

blz 8 20161473

Wel is het in het kader van de economische uitvoerbaarheid van belang om in te gaan op de regionale woonbehoefte. Daarom vindt onderstaand een beknopte toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats:

Toetsing

1. Is er een actuele regionale behoefte aan de beoogde ontwikkeling?

In paragraaf 3.4 gemeentelijke beleid wordt beschreven dat de voorgenomen woning- bouw ontwikkeling past binnen de Structuurvisie 2012-2022 en de Woonvisie Medemblik 2012-2020.

2. Kan de actuele regionale behoefte worden opgevangen binnen bestaand stedelijk ge- bied?

Aan de tweede trede van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt voldaan, om- dat de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand bebouwd gebied.

3. Kan een nieuwe locatie worden gevonden die passend multimodaal is ontsloten?

Deze derde trede is niet van toepassing op het plangebied omdat deze zich bevindt bin- nen bestaand stedelijk gebied en er sprake is van een actuele regionale behoefte. Bo- vendien is ten tijde van de aanleg van de nieuwbouwwijk Het Eiland al rekening gehou- den met de invulling van deze locatie. De ontsluitingsweg voor de nieuwe woningen is al aangelegd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan raakt geen van de 14 nationale belangen genoemd in de SVIR het Barro. Daarnaast voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Daar- mee is het plan passend binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie en Provinciale Verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concur- rerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening, vastgesteld op 12 december 2016 en in werking getreden op 1 maart 2017, zijn regels verbonden aan deze hoofdbelangen.

(13)

20161473 blz 9

De Provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toe- komstige bewoners van Noord-Holland. De Provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op die het kader biedt voor de door de regio's op te stellen regio- nale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwpro- gramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woning- vraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Stedelijk Gebied.

Conclusie

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een binnenstedelijk gebied en valt volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening binnen het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG) (zie figuur 3.1). Met het oog hierop is het voorgenomen ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal beleid.

Figuur 3.1 Begrenzing van het BSG met daarin de ligging van het plangebied 3.3 Regionaal beleid

(14)

blz 10 20161473

 vrijkomend vastgoed binnen de kernen, waarvoor herbestemming nodig is, wordt gefaciliteerd;

 Inbreiding voor uitbreiding.

Op grond van de Structuurvisie van de Provincie Noord-Holland moet de regio West- Friesland in de periode van 2015 tot 2030 in totaal 9.160 woningen bouwen. Voor de gemeente Medemblik is dit kwantitatief vertaald in gemiddeld 108 woningen per jaar tot 2030. Dit betreffen echter geen harde cijfers. De woonvisie wil namelijk per situatie ruimte bieden voor creativiteit en maatwerk. Er is daarom ook geen vast programma opgesteld, maar er wordt gewerkt met het zogenaamde flexibel strategisch programme- ren. Daardoor blijft voldoende ruimte voor marktinitiatieven. Wel worden vier concrete acties binnen de programmering opgenomen:

1. Elke gemeente heeft één onderscheidend nieuwbouwproject;

2. Platform voor marktpartijen opzetten om nieuwe initiatieven te ontwikkelen;

3. Vraaggestuurd bouwen: ook voor de oudere doelgroep;

4. Kansen bij transformatie van vrijkomend vastgoed.

Met dit bestemmingsplan worden woningen, ontstaan vanuit een marktinitiatief, moge- lijk gemaakt. De bouw van 10 extra woningen past binnen de genoemde aantallen van 108 woningen per jaar voor de gemeente Medemblik. De ontwikkeling is daarmee pas- send binnen de ambitie van de Regionaal Actie Programma Wonen (RAP) en Woonvisie West-Friesland 2016.

3.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie 2012-2022

In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Me- demblik 'Sterke kust en sterk achterland' is het nieuwe beleid van de gefuseerde voor- malige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze struc- tuurvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid.

Medemblik wil de komende jaren het vestigen in de gemeente zo aantrekkelijk mogelijk maken. Met oog voor realiteit stimuleert de gemeente dorpsvernieuwingen en geeft ruimte om nieuwe woningen te bouwen. Deze ruimte vult de gemeente als volgt in:

 Er zijn voldoende woningbouwlocaties aanwezig, waarbij de gemeente de vinger aan de pols houdt bij het op gang brengen van de ontwikkeling van de locaties.

 Daarbij biedt de gemeente ruimte om programmatisch af te wijken van de oor- spronkelijke plannen voor een locatie.

 In de afweging van de locaties vormt de herontwikkeling van de kwaliteitslocaties (dorpsvernieuwing) een belangrijke rol om verpaupering in de dorpen tegen te gaan.

De gemeente heeft voor de toekomst voldoende woningbouwlocaties op het oog; het tempo waarin deze worden ontwikkeld, is afhankelijk van de directe vraag. In de Struc- tuurvisie zijn woningbouwlocaties aangewezen in het uitvoeringsprogramma.

(15)

20161473 blz 11

In de Structuurvisie is het uitvoeringsprogramma beschreven als een dynamisch proces, waarmee de gemeente tot 2022 actief mee aan de slag is. In deze periode maakt de gemeente telkens afwegingen tussen kansen die zich voordoen, het gedefinieerde pro- gramma, de ruimtelijke mogelijkheden, de maatschappelijke wensen, de marktconfor- miteit en de financiële haalbaarheid. Nieuwe keuzes hebben consequenties voor de uitvoeringsagenda. Het woningbouwprogramma is ambitieus en regionaal afgestemd. Er is gekozen voor een dynamische in plaats van een statische kernenhiërarchie. Dit bete- kent onder meer dat indien in andere kernen (meer) behoefte ontstaat aan nieuwbouw, afwijking van het woningbouwprogramma mogelijk is. Deze flexibiliteit is er, binnen kwalitatieve randvoorwaarden, ook voor de invulling van het programma op basis van actuele behoeften Stedelijke vernieuwing (inbreidingslocaties) heeft prioriteit boven uitbreiding van de dorpen.

Conclusie

Het plangebied van dit bestemmingsplan staat op de uitvoeringsagenda van de Struc- tuurvisie als woningbouwlocatie 24c Het Eiland. Tot 2018 zijn de locaties in Wervershoof Centrumplan, S. Koopmanstraat, Westrand en Het Eiland in beeld als woningbouwloca- ties met een totale capaciteit van 169 woningen(zie figuur 3.2). Een groot deel van de nieuwbouw op het Eiland is reeds gerealiseerd en met dit bestemmingsplan wordt ook het laatste deel van de nieuwbouw mogelijk gemaakt. Hiermee is de bouw van 10 extra woningen passend binnen het gemeentelijk beleid.

(16)

blz 12 20161473

Speerpunten uit deze woonvisie zijn:

 800 levensloopbestendige nieuwbouwwoningen realiseren in de prijsklasse tot € 250.000 (koop), respectievelijk € 652 (huur);

 voldoen aan de eisen van duurzaamheid volgens het meetinstrument GPR gebouw, zowel bij nieuwbouw als bij renovatie;

 ruimte bieden aan nieuwe woonvormen en experimenten, waaronder kangoeroe- woningen, zorg- en woongemeenschappen, collectief particulier opdrachtgever- schap, et cetera;

 starters ondersteunen;

 huisvesting voor statushouders.

In de woonvisie wordt vanaf 2015 uitgegaan van 95 nieuwe woningen per jaar. Dit komt neer op circa 1.500 nieuwbouw woningen tot 2030. De bouwopgave bestaat voorname- lijk uit twee-onder-een kap en vrijstaande levensloopbestendige nieuwbouwwoningen.

In de kern Wervershoof is de planning om tot 2030 270 nieuwbouw woningen te bou- wen. In de capaciteitsplanning woningbouw is de locatie als woningbouwlocatie opge- nomen. De ontwikkeling is daarmee passend binnen de woonvisie Medemblik 2012- 2020.

(17)

20161473 blz 13

HOOFDSTUK 4 PLANOLOGISCHE RANDVOORWAARDEN

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie, regio en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehou- den met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het be- stemmingsplan is dat een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen be- drijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzake- lijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG- brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelij- kerwijs kan worden uitgesloten.

In de omgeving van het plangebied komen voornamelijk woonfuncties voor. Wel bevin- den zich aan de oost- en zuidoostzijde van het plangebied enkele relevante bedrijfsfunc- ties.

Ten zuidoosten, aan de overzijde van de watergang van het plangebied, betreft dit de Hubo Wervershoof. Voor dit bedrijf is een milieucategorie 2 van toepassing. Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter, wat betreft het aspect geluid. Hoewel de hindercontour van dit bedrijf deels over het plangebied valt, is met de totstandkoming van de situering van de bouwvlakken rekening gehouden met de genoemde richtafstand, door het bouwvlak van de woningen op meer dan 30 meter te plaatsen. Dit is weergegeven op figuur 4.1. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Nader onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

Ten oosten van het plangebied en ten noorden van de Hubo, is Bloembollendroogbedrijf Gebr. Breg, Simon Koopmanstraat 79, gevestigd. Een dergelijk bedrijf is eveneens een bedrijf uit milieucategorie 2. De woningen worden binnen 30 meter van de inrichting van het bedrijf gebouwd, waardoor niet wordt voldaan aan de richtafstand. In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is een zorgvuldige afweging gewenst. Daarom is akoestisch onderzoek (bijlage 1) verricht naar de geluidsuitstraling van het bedrijf, om met zekerheid te kunnen stellen dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefkli- maat.

(18)

blz 14 20161473

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

Figuur 4.1 Weergave van het meest zuidelijke bouwvlak in relatie tot de hindercontour van de Hubo

4.2 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de nieuwe Wet Natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vo- gelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

(19)

20161473 blz 15

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is ge- regeld in de Wet Natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aan- tasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het rijksbeleid voor de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Het NNN wordt beschermd via het ruimtelijke spoor en is opgenomen in de Provinciale Structuur- visie. Ook de aanduiding Weidevogelleefgebied is opgenomen in de Provinciale Struc- tuurvisie. Ruimtelijke ontwikkelingen, die de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en weidevogelleefgebieden aantasten, staat de provincie in beginsel niet toe.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het IJsselmeergebied en is gelegen op ongeveer 840 meter ten noordoosten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN- gebied valt samen met dit gebied en ligt ook op ongeveer 840 meter.

Voor de Natura 2000 geldt dat gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000 areaalverlies, verstoring, verdroging en versnippering kunnen worden uitgesloten. Als gevolg van het toevoegen van 10 woningen is de toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000 ook als nihil in te schatten. Een berekening hiervan is terug te vinden in paragraaf 4.7. Er zijn dus geen significant negatieve effecten op de Natura 2000 te ver- wachten.

Een deel van de gronden 840 meter ten noordoosten van het plangebied in het Natura 2000-gebied is opgenomen als NNN-gebied. Het plan voorziet niet in areaalverlies van dit NNN-gebied. Alleen verstoring door geluid zou in beginsel invloed kunnen hebben op de NNN. De extra geluidseffecten van tien woningen zijn echter als zeer gering in te schatten. Op deze locatie wordt dit ook nog eens overstemd door de geluidsproductie van een zeer groot aantal tussenliggende woningen. De gevolgen voor het NNN gebied zijn daarom als nihil in te schatten.

Voor wat betreft gebiedsbescherming is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.

Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernie- len of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1

(20)

blz 16 20161473

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ont- heffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ont- wikkeling van gebieden.

Het plangebied betreft een groenstrook binnen stedelijk gebied en is omsloten door bebouwing. Het braakliggende perceel is op dit moment in afwachting van de ontwikke- ling ingezaaid met gras en wordt continu gemaaid en onderhouden. De locatie is daarom ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Het vormt ook geen waardevol habitat voor beschermde dieren. Daarnaast worden geen werk- zaamheden uitgevoerd in het water of aan de walkant, waardoor ter plaatse van deze gronden niets te verwachten is. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.

Een (verkennend) veldonderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is dan ook niet nodig. Effecten op beschermde planten- en diersoorten worden niet verwacht.

De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet Natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegen- heid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Hiermee zal tijdens de uitvoe- ring van de werkzaamheden rekening worden gehouden.

4.3 Geluid wegverkeer

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder ver- oorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te to- nen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vast- gelegd.

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige func- ties enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een indu- striegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrens- waarde. In dit geval is alleen het aspect wegverkeerslawaai relevant.

Op Het Eiland geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Deze wegen hebben geen geluidszone. Voor het plan zijn de Simon van Koopmanstraat en de Vok Koomenweg relevant. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Enkelbaanswegen in het stedelijk gebied hebben op grond van de Wgh een geluidszone van 200 meter. Het plangebied ligt circa 65 meter van de Vok Koomenweg en op ten minste 110 meter van de Simon Koopmanstraat.

(21)

20161473 blz 17

Beide wegen zijn lokale ontsluitingswegen. Deze dienen ter ontsluiting op de hoofdinfra- structuur in de omgeving, namelijk de N240. Er is sprake van een relatief lage verkeers- intensiteit op beide wegen. Gezien de reeds aanwezige (dicht) bebouwde bebouwing rondom het plangebied en de daarmee samen gaande geluidswerende werking, wordt verwacht dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en dat nader onderzoek daarom niet noodzakelijk is.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effec- ten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelan- gen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemel- water en afvalwater en de waterkwaliteit.

Digitale watertoets

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noor- derkwartier (HHNK). Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het hoogheemraadschap. Met de gegevens die zijn opgegeven is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Op het plan is daarom de korte proce- dure van toepassing. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de water- huishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in het wateradvies (zie bijlage 2) dat het waterschap heeft gegeven en dat in deze paragraaf wordt behandeld.

Verharding en compenserende maatregelen

Er is slechts in zeer beperkte mate sprake van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Daarnaast heeft HHNK in zijn zienswijze op het voorliggende bestemmingsplan aangegeven dat het bestemmingsplan onderdeel vormt van het oorspronkelijke grotere woningbouwplan 'Het Eiland'. Voor dit bouwplan is in 2005 ontheffing verleend. Hierin is vastgelegd dat watercompensatie, in verband met de toename verharding, op het bungalowpark 'Zuiderzee' gerealiseerd kan worden. Dit is ondertussen ook gebeurd. HHNK geeft aan dat voor de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan geen extra oppervlaktewater meer gegraven hoeft te worden.

(22)

blz 18 20161473

Omdat er geen verder onderzoek nodig is naar het aspect water en geen gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen vormt dit aspect geen belemmering voor dit be- stemmingsplan.

4.5 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zo- danig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie.

Zowel de ontgravings- als de toepassingskaart bovengrond van het Bodemloket geven aan dat de grond van het plangebied geschikt is voor de functie 'Wonen'. In de huidige situatie is het plangebied ingericht als grasveld waarop geen bijzondere (vervuilende) activiteiten plaatsvinden.

Om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de bodem heeft daarnaast een verkennend bodemonderzoek plaats gevonden. Dit is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. In de grond en in het grondwater zijn lichte verontreiningen aangetroffen. Deze vormen ech- ter geen belemmering voor de beoogde woningen. Er ontstaan dan ook geen risico's voor de volksgezondheid.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvor- ming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de da- tum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangs- recht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omge- vingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krij- gen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Door de dienst Archeologie West Friesland is een archeologische verwachtingskaart opgesteld, die als uitgangspunt geldt voor beschermde regelingen in de herzieningen van de verschillende bestemmingsplannen. Het plangebied valt volgens deze kaart in een vrijgegeven gebied. Eerder archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er geen archeologische resten in het geding zijn. Vanuit het aspect archeologie bestaan dus geen belemmeringen voor het plan. In het geldende bestemmingsplan zijn archeologisch waardevolle gebieden op basis van de archeologische verwachtingskaart voorzien van een beschermende regeling, opgenomen in dubbelbestemmingen.

(23)

20161473 blz 19

Voor het plangebied is een dergelijke dubbelbestemming niet van toepassing. Archeolo- gisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestem- mingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cul- tuurhistorische waarden in het plangebied.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van specifieke cultuurhistorische waarden in bijvoorbeeld de vorm van historische structuurlijnen en/of karakteristieke panden.

De aspecten archeologie en cultuurhistorie hebben dan ook geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

Voor het aspect luchtkwaliteit is de Wet Milieubeheer van toepassing. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2020) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3. De norm voor deze stof ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Daarnaast geldt een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 15 µg/m3. De norm voor deze stof ligt eveneens op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Binnen dit plan worden negen extra woningen gerealiseerd. In paragraaf 2.2 is berekend dat dit een verkeersgeneratie van 87 mvt/etmaal veroorzaakt. Met behulp van de NIBM- tool is berekend wat het effect van deze extra verkeersgeneratie op de luchtkwaliteit is.

Het resultaat is weergegeven in figuur 4.2.

Deze ontwikkeling is van dermate geringe omvang dat het plan niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is bij dit plan niet noodzakelijk.

(24)

blz 20 20161473

Figuur 4.2 Weergave van het resultaat van de NIBM-tool. (Bron: Infomil.nl) 4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omge- ving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veilig- heid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buis- leidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt ge- toetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisi- co (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grens- waarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsba- re objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsba- re objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van tien woningen mogelijk. Woningen zijn aan te merken als kwetsbaar object. Aan de hand van de risicokaart is geconcludeerd dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle leidingen aanwezig zijn, die van invloed zijn op het groepsrisico. Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Een verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.

(25)

20161473 blz 21

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die be- perkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te den- ken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarmee in dit plan rekening dient te worden gehouden.

(26)

blz 22 20161473

HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE REGELING

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimte- lijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen vol- gens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog.

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmings- plan 'Dorpskernen III'.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf wordt de bestemming zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende be- stemmingsplan Dorpskernen III.

Wonen

De nieuwe woonkavels krijgen de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming wordt voorzien in woonhuizen, eventueel in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. De woonhuizen zijn vastgelegd in een bouwvlak. Met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aantal van 10 woningen aangeven.

Voor de bouwregels wordt aangesloten bij de regels die gelden voor de bestemming 'Wonen' uit het geldende bestemmingsplan Dorpskernen III, die betrekking heeft op de bestaande, aangrenzende woningen. Dat betekent onder andere dat de woningen mo- gen worden gebouwd in 2 bouwlagen met een kap en dat de in de gemeente Medemblik gebruikelijke erfbebouwingsmogelijkheden van toepassing zijn.

(27)

20161473 blz 23

HOOFDSTUK 6 ECONOMISCHE EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een be- stemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerp- plan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Er zijn 6 zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend. In de reactienota zienswijzen zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie (bijlage 4). De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van de ver- beelding of de regels van het bestemmingsplan. Enkel de toelichting is op enkele onder- geschikte onderdelen aangepast. Het betreft wijzigingen in paragraaf 4.2, 4.4 en 4.5.

Tot slot hebben de provincie Noord - Holland en de gemeente Opmeer aangegeven geen aanleiding te hebben tot het indienen van een zienswijze.

Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad van Medemblik vastgesteld op 5 oktober 2017. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte ge- steld. Het vaststellingsbesluit is bij het (digitale) bestemmingsplan gevoegd.

Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Be- stuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te we- ten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaar- heid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostendekking/kostenverhaal van de gemeente (grond- exploitatie).

(28)

blz 24 20161473

6.2.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkhe- den voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze ver- plichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.

In dit geval is een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin is onder andere het aspect plan- schade afgedekt. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.

(29)
(30)
(31)

Rapport

Akoestisch onderzoek naar de

geluidsbelasting op woningbouwplan

M+P | MBBM groep Mensen met oplossingen

(32)

Colofon

Opdrachtnemer M+P raadgevende ingenieurs BV

Opdrachtgever Ontwikkelingsmaatschappij De Molen Maelsonstraat 26

1624 NP Hoorn

Opdrachtnummer dd. 3 april 2017

Titel Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op woningbouwplan Het Eiland te Wervershoof vanwege omliggende bedrijven

Rapportnummer M+P.ODM.17.01

Revisie 2

Datum 13 april 2017

Aantal pagina‘s 26

Auteurs Ing. R.A.O. Gijsel R.L. Florentinus

Contactpersoon Ronald Gijsel | 0297-320651 | aalsmeer@mp.nl

M+P Visserstraat 50 | 1431 GJ Aalsmeer Wolfskamerweg 47 | 5262 ES Vught

www.mp.nl | onderdeel van de Müller-BBM groep | Lid NLingenieurs | ISO 9001 gecertificeerd Copyright © M+P raadgevende ingenieurs BV | Niets van deze rapportage mag worden gebruikt voor andere

doeleinden dan is overeengekomen tussen de opdrachtgever en M+P (DNR 2011 Artikel 46).

(33)

Samenvatting

In opdracht van Ontwikkelingsmaatschappij de Molen te Hoorn is door M+P akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsemissie van de omliggende bedrijven op de geplande locatie van de woningen in het bouwplan Het Eiland.

De mogelijk relevante bedrijven zijn:

Bloembollendroogbedrijf Gebr. Breg, Simon Koopmanstraat 79 Bouwmarkt Hubo, Simon Koopmanstraat 63

Bij Gebr. Breg worden de woningen gepland binnen de richtsafstand van de Handreiking bedrijven en milieuzonering en komen de geplande woningen ook dichterbij de inrichting dan de bestaande woningen.

De geluidsbelasting vanwege Gebr. Breg op de woningbouwlocatie is derhalve nader onderzocht.

Bij Hubo worden de woningen niet gepland binnen de richtsafstand van de Handreiking bedrijven en milieuzonering en komen de geplande woningen ook niet dichterbij de inrichting, dan de bestaande woningen.

Hubo behoeft verder niet te worden onderzocht.

De geluidsemissie van Gebr. Breg is bepaald op basis van overleg met de drijver van de inrichting.

Voor de nieuwe of gerenoveerde koelmachine is uitgegaan van een geluidsvermogen van maximaal 84 dB(A).

Uit de berekeningen blijkt dat zowel bij de woningen op de bouwlocatie als op de grens van het bouwvlak wordt voldaan aan de standaardgeluidsvoorwaarden uit het Activiteitenbesluit, zowel voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als voor wat betreft de maximaal optredende geluidsniveaus.

Hieruit volgt dat de bedrijfsvoering van de Gebr. Breg niet wordt gehinderd door het realiseren van de woningen en ook dat de geluidsbelasting vanwege de Gebr. Breg de realisatie van de woningen niet in de weg staat.

Geconcludeerd kan worden, dat de omliggende bedrijven niet worden gehinderd in hun

bedrijfsvoering, indien het woningbouwplan wordt gerealiseerd. Tevens is er sprake van een goed akoestisch woon- en leefklimaat op de woningbouwlocatie vanwege de omliggende bedrijven.

(34)

Inhoud

Samenvatting 3

1 Inleiding 5

2 Richtafstanden bedrijven en Milieuzonering 6

3 Geluidsmetingen 8

4 Representatieve bedrijfssituatie Gebr. Breg 9

5 Geluidsvoorschriften Gebr. Breg 10

6 Methode overdrachtsberekeningen 11

7 Berekeningsresultaten Gebr. Breg 13

7.1 Toetsing aan mogelijke stedelijke indeling van het bouwvlak 13

7.2 Toetsing op de grens van het bouwvlak 14

bijlage A Figuren 15

bijlage B Modelgegevens 19

bijlage C Bijdrageanalyse 23

bijlage D Maximaal optredende geluidsniveaus 25

(35)

1 Inleiding

In opdracht van Ontwikkelingsmaatschappij de Molen te Hoorn is door M+P Raadgevende ingenieurs bv akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting op het woningbouwplan Het eiland te Wervershoof vanwege omliggende bedrijven.

De volgende bedrijven worden beschouwd:

Bloembollendroogbedrijf Gebr. Breg, Simon Koopmanstraat 79 Bouwmarkt Hubo, Simon Koopmanstraat 63

In de directe omgeving zijn geen andere mogelijk relevante bedrijven aanwezig.

In figuur 2 van bijlage A is de situatie weergegeven.

(36)

2 Richtafstanden bedrijven en Milieuzonering

In dit onderzoek worden de volgende bedrijven worden beschouwd:

Bloembollendroogbedrijf Gebr. Breg, Simon Koopmanstraat 79 Bouwmarkt Hubo, Simon Koopmanstraat 63

In de Handreiking “Bedrijven en Milieuzonering “ (het zogenaamde groene boekje) is per categorie van inrichting een richtafstand voor geluid opgenomen. De richtafstand is de afstand tussen inrichting en woning, die in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangehouden om zonder verder onderzoek te kunnen concluderen, dat

een inrichting niet wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering, door de aanwezigheid van de woning(en)

er ter plaatse van de voorgenomen woningbouw sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat vanwege die inrichting

In onderstaande figuur 1 is de situatie gegeven.

figuur 1 situering Gebr. Breg en Hubo ten opzichte van bouwlocatie

Bloembollendroogbedrijf Gebr. Breg is een bloembollendroogbedrijf, SBI-2008 code 0163, cat. 2, met een richtafstand voor geluid van 30 m. De afstand van de inrichting tot de grens van het bouwvlak bedraagt circa 25 m. De meest nabij gelegen bestaande woningen, in de richting van het bouwplan, zijn de woningen Het Eiland 46-52 op een afstand van circa 50 m.

Gesteld kan worden:

dat de geplande woningen (deels) binnen de richtafstand voor geluid worden gerealiseerd dat de geplande woningen dichterbij de inrichting komen, dan de in de richting van de geplande woningen gelegen nu bestaande woningen

Hieruit volgt dat nader onderzoek dient te worden uitgevoerd naar de feitelijke geluidsbelasting vanwege Gebr. Breg op de gevel van de woningen op de bouwlocatie.

(37)

Hubo is een bouwmarkt, SBI-2008 code 4752, cat. 2, met een richtafstand voor geluid van 30 m.

De afstand van de inrichting tot de grens van het bouwvlak bedraagt circa 30 m. De meest nabij gelegen bestaande woning in de richting van het bouwplan, is de woning Kromme Leekstraat 14 op een afstand van eveneens circa 30 m.

Gesteld kan worden:

dat de geplande woningen niet binnen de richtafstand voor geluid worden gerealiseerd dat de geplande woningen niet dichterbij de inrichting komen, dan de in de richting van de geplande woningen gelegen nu bestaande woningen

Hieruit volgt dat nader onderzoek achterwege kan blijven.

Dit rapport betreft verder het onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege Gebr. Breg op de gevels van de op de bouwlocatie te bouwen woningen.

(38)

3 Geluidsmetingen

In het kader van dit onderzoek zijn geen aanvullende geluidsmetingen verricht bij Gebr. Breg, omdat de relevante geluidsbronnen deels niet aanwezig waren (vrachtverkeer, heftruck) en deels niet in bedrijf konden worden gezet (koelmachine). De akoestische gegevens zijn afkomstig uit M+P ervaringsgegevens.

De koelmachine zal worden gemoderniseerd of vervangen.

In dit onderzoek zal worden bepaald wat het geluidsvermogen van de koelmachine in de toekomstige situatie maximaal mag zijn.

(39)

4 Representatieve bedrijfssituatie Gebr. Breg

De geluidsemissie van het bedrijf Gebr. Breg is eerder geïnventariseerd in 2011 (rapport M+P.ODM1101 van 12 oktober 2011).

Op 5 april 2017 heeft nader overleg plaats gevonden over de gewenste bedrijfssituatie.

De bepalende periode per jaar is het winterseizoen, waarin bloembollen worden aangevoerd, bewaard (gedroogd en eventueel gekoeld) en weer afgevoerd. Voor de representatieve bedrijfssituatie wordt uitgegaan van:

aanvoer met twee vrachtwagens in de dagperiode

lossen van de vrachtwagens met een elektrische heftruck aan de oostzijde van de hal bezoek van drie stuks personenwagens

koelen met de koelmachine. De aanwezige koelmachine is sterk verouderd. Deze wordt gemoderniseerd of vervangen. Uitgegaan wordt van een maximaal toelaatbaar

geluidsvermogen van de toekomstige koelmachine van 84 dB(A). De bedrijfstijd van deze machine is variabel. Conservatieverwijze wordt uitgegaan van 75% in de dagperiode, 50% in de avondperiode en 35 % in de nachtperiode.

De gesloten overheaddeur in de oostgevel is niet relevant voor de geluidsbelasting in de omgeving.

Met deze bedrijfssituatie is een berekening gemaakt naar de locatie waar de nieuw te bouwen woningen zijn gepland.

In tabel I is een omschrijving van de geluidsbronnen gegeven.

tabel I Overzicht geluidsbronnen

Nr.

Bron

Geluidsvermogen in dB(A) Bedrijfsduur/aantal bewegingen

LWAeq LWAmax dag avond nacht

1,2 Rijden vrachtwagen 104 108 4 x -- --

3 Personenwagen 93 98 6 x -- --

4 Heftruck 94 110 1 uur -- --

6 Koelmachine 84 84 75% 50% 35%

In bijlage B zijn de brongegevens opgenomen.

(40)

5 Geluidsvoorschriften Gebr. Breg

De inrichting valt onder het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Hierin zijn onder andere de onderstaande grenswaarden gegeven:

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en de daarin plaatsvindende activiteiten, mag op de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan:

50 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur (dag);

45 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur (avond);

40 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur (nacht).

Het maximaal optredende geluidsniveau mag op de gevel van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan:

70 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur (dag);

65 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur (avond);

60 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur (nacht).

De in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur opgenomen grenswaarden voor de maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn niet van toepassing op laad- en losactiviteiten.

(41)

6 Methode overdrachtsberekeningen

De overdrachtsberekeningen zijn uitgevoerd volgens methode II van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI-II.8 uitgave 1999) teneinde het langtijdgemiddeld

beoordelingsniveau te bepalen. Hierbij is als basisformule gehanteerd:

(1) Li =LWR

D, waarin:

LWR = immissierelevante bronsterkte;

ΣD = verzamelterm van alle verzwakkingen;

Li = gestandaardiseerde immissieniveau bij de ontvanger.

Als overdrachtstermen zijn de volgende termen in rekening gebracht:

(2) D =Dgeo +Dlucht +Drefl +Dscherm +Dveg +Dterrein +Dbodem +Dhuis , waarin:

Dgeo = afname van het geluidsniveau door geometrische uitbreiding;

Dlucht = afname van het geluidsniveau door absorptie in lucht;

Drefl = afname door reflecties tegen obstakels (deze term is negatief);

Dscherm= afname ten gevolge van afscherming door akoestisch goed isolerende obstakels (dijken, wallen, gebouwen);

Dveg = afname vanwege geluidsverstrooiing aan en absorptie door vegetatie;

Dterrein = afname door verstrooiing en absorptie door installaties op het industrieterrein voor zover deze niet in de overige termen is inbegrepen;

Dbodem = afname ten gevolge van reflectie tegen, verstrooiing aan, en absorptie door de bodem (deze term kan ook negatief zijn);

Dhuis = afname door reflecties tegen bebouwing in de buurt van het immissiepunt. Ook de invloed van geluidsvoortplanting door de bebouwing (reflectie, buiging, verstrooiing) wordt in deze term betrokken.

Ter bepaling van het langtijdgemiddeld deelgeluidsniveau is de volgende formule toegepast:

(3) LAeqi,LT =Li Cb Cm Cg, waarin

LAeqi, = langtijdgemiddeld deelgeluidsniveau;

Cb = tijdsduurcorrectie per deelbron in verband met het gedeeltelijk in bedrijf zijn tijdens de beoordelingsperiode;

(42)

Dit geluidsniveau wordt eventueel gecorrigeerd voor het geluidskarakter (tonaal-, impulsachtig of muziekgeluid) middels:

(4) LAri,LT =LAeqi,LT +Kx, waarin:

LAri,LT = langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveau;

Kx = toeslagen voor geluidskarakter.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt uiteindelijk bepaald uit de energetische sommatie van de bijdragen van de verschillende geluidsbronnen volgens de volgende formule:

(5) LAr,LT =10log

(

10LAri,LT 10

)

, waarin:

LAr,LT = langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

In bijlage B zijn de modelgegevens weergegeven. In figuur 3 van bijlage A is het rekenmodel grafisch weergegeven.

(43)

7 Berekeningsresultaten Gebr. Breg

7.1 Toetsing aan mogelijke stedelijke indeling van het bouwvlak

Op basis van de hiervoor weergegeven bedrijfssituatie en de bijbehorende bronvermogens en bedrijfsduren, is een rekenmodel opgesteld conform de in hoofdstuk 5 beschreven methode.

De geluidsbelasting vanwege Gebr. Breg is bepaald bij de nieuw te bouwen woningen op basis van een mogelijke stedelijke indeling van het bouwvlak.

Bij de eengezinswoningen wordt, conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, in de dagperiode op een hoogte van 1,5 m boven plaatselijk maaiveld gerekend. In de avond- en nachtperiode wordt op 5 m boven plaatselijk maaiveld gerekend.

In tabel II zijn de resultaten gegeven op de rekenpunten.

tabel II langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT vanwege Gebr. Breg

Nr. Immissiepunt Langtijdgemiddeld

beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A)

Etmaalwaarde Letmaal

in dB(A) Dag

1,5 m

Avond 5 m

Nacht 5 m

berekend

101 nieuwbouw 27 17 15 27

102 nieuwbouw 24 18 16 26

103 nieuwbouw 24 20 19 29

104 nieuwbouw 23 22 20 30

105 nieuwbouw 24 24 22 32

106 nieuwbouw 26 26 24 34

107 nieuwbouw 31 30 29 39

108 nieuwbouw 40 39 37 47

109 nieuwbouw 42 41 40 50

110 nieuwbouw 42 41 39 49

standaardgeluidsvoorwaarde 50 45 40 50

(44)

tabel III maximaal optredende geluidsniveaus LA,max op de nieuw te bouwen woningen

Nr. Immissiepunt Maximaal geluidsniveau LA,max in dB(A)

dag avond nacht

101 nieuwbouw < 50 20 20

102 nieuwbouw < 50 17 17

103 nieuwbouw < 50 23 23

104 nieuwbouw < 50 25 25

105 nieuwbouw < 50 27 27

106 nieuwbouw < 50 29 29

107 nieuwbouw < 50 33 33

108 nieuwbouw < 50 42 42

109 nieuwbouw < 50 44 44

110 nieuwbouw < 50 44 44

standaardgeluidsvoorwaarde 70 65 60

Uit tabel III blijkt dat de maximaal optredende geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen LA,max = <50/44/44 dB(A) bedraagt voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Toetsing van de berekende waarden aan de standaardgeluidsvoorwaarden leert dat hieraan wordt voldaan, voor wat betreft de maximaal optredende geluidsniveaus.

In bijlage D is een overzicht gegeven van de maximaal optredende geluidsniveaus op de bepalende rekenpunten. Hierbij zijn ook de geluidspieken vanwege het laden en lossen beschouwd.

7.2 Toetsing op de grens van het bouwvlak

In figuur 4 van bijlage A is de grens van het bouwvlak aangegeven, zoals is opgenomen in het bestemmingsplan ter plaatse.

Op de grens van het bouwvlak bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege Gebr.

Breg maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde.

In figuur 4 van bijlage A is de 50 dB(A) etmaalwaarde contour gegeven. Uit deze figuur kan worden gelezen, dat het hele bouwvlak buiten deze contour is gesitueerd. Met andere woorden, de

geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen is nergens hoger dan 50 dB(A).

Het maximaal optredende geluidsniveau bedraagt op de grens van het bouwvlak maximaal:

57 dB(A) in de dagperiode vanwege laden en lossen bij gebr. Breg

< 50 dB(A) vin de dagperiode vanwege overige bronnen

< 50 dB(A) in de avond- en de nachtperiode

(45)

Bijlage A

Figuren

(46)
(47)
(48)

Grens bouwvlak

(49)

Bijlage B

Modelgegevens

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Afhankelijk van het aantal geanalyseerde stoffen mag voor een aantal parameters de Achtergrondwaarde wel worden overschreden met maximaal een factor twee, mits de Maximale Waarde

Afhankelijk van het aantal geanalyseerde stoffen mag voor een aantal parameters de Achtergrondwaarde wel worden overschreden met maximaal een factor twee, mits de Maximale Waarde

1: Er wordt met ingang van 1 september 2015 ten voordele van de gemeente Koksijde een retributie gevestigd op het gebruik van het gemeenschappelijk leerlingenvervoer buiten

Het college heeft ingestemd met een pilot om de 5 rotondes bij wijze van proef te laten onderhouden door Goirlese of Rielse bedrijven. Niet zozeer om kosten te besparen (er zijn

softwarerelease 12.2(2)T introduceert deze maximale IDB-limieten voor Cisco 2600 en 3600 Series platforms:Zie Maximum aantal interfaces en subinterfaces voor Cisco

slaaptijden en wat het kind prettig vindt om zo de wenperiode voor zowel ouder als kind prettig te laten verlopen op de locatie. Hierbij wordt altijd gekeken naar het aantal

Thirdly, extending the Kyoto protocol with other (environmental) treaties may also increase the belief in future reciprocal exchanges and group identity. These three solutions

Aan de algemene vergadering komen in de vereniging alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan het bestuur zijn opgedragen.. Jaarlijks, uiterlijk zes maanden