• No results found

Scriptie gekocht; mastertitel inleveren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Scriptie gekocht; mastertitel inleveren?"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Scriptie gekocht; mastertitel inleveren?

Een onderzoek naar de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter

Masterthesis Rechtsgeleerdheid 2020-2021, eindversie

Auteur : Iris de Bruijn

Studentnummer : 2039124

Begeleider : mr. L.H.A.M. Kemperman-Boeren

Instelling : Tilburg University

Faculteit : Tilburg Law School

Plaats, datum : Nijmegen, 13 mei 2021

(2)

Voorwoord

Nog geen twee jaar geleden wandelde ik voor het eerst de campus van Tilburg University op.

Nooit eerder was ik op een universiteit geweest, dus ik wist niet wat mij overkwam: “het lijkt wel een klein dorp”, zei ik tegen mijn medestudenten, die we voortaan ‘collega’s’ zouden noemen. Een aantal maanden daarvoor ondertekende ik mijn HBO diploma en nam ik deze tijdens een feestelijke uitreiking in ontvangst. Toch voelde dit niet als de overwinning waarvan werd gezegd dat het was; ik moest immers nog twee jaar de schoolbanken in om mijn Master af te ronden. Zin om nieuwe mensen te leren kennen en nieuwe kennis op te doen had ik wel.

Dat deze laatste fase compleet anders zou lopen dan verwacht, werd duidelijk toen het Coronavirus uitbrak en alles online doorging. Na nog geen half jaar fysieke lessen zaten we in ons eentje (buiten de katten over het toetsenbord om) achter een scherm colleges te volgen en scripties te schrijven: ‘het nieuwe normaal’. Hoe leerzaam de colleges ook bleven en hoeveel moeite docenten ook deden, hier was niets normaals aan. Veel van mijn medestudenten heb ik hierdoor nog nooit fysiek ontmoet, dus ik mag van geluk spreken dat ik in het begin van de Premaster twee meiden heb ontmoet waar ik veel steun aan heb gehad gedurende de studie en dit scriptietraject. Via deze weg wil ik hen dan ook bedanken voor het bieden van een luisterend oor, het geven van adviezen en het sussen van de stress die een studie zo nu en dan teweeg kan brengen.

Niet alleen deze meiden hebben mij gedurende dit traject bijgestaan, ook mijn scriptiebegeleider mevrouw Kemperman-Boeren heeft zich, ondanks de ‘beperkingen’ van online begeleiding, geweldig ingezet. Haar goede adviezen en kritische blik hielpen mij waar nodig. Helaas voor de universiteit is dit haar laatste jaar hier; ze zal vast en zeker gemist worden.

Nogmaals hartelijk dank voor alles, mevrouw Kemperman-Boeren, en heel veel geluk en werkplezier gewenst voor de toekomst. Wie weet tot ziens.

Op naar betere tijden.

Aan alle geïnteresseerden in deze masterscriptie wens ik veel leesplezier toe.

Iris de Bruijn

Nijmegen, 13 mei 2021

(3)

Inhoudsopgave

Lijst van afkortingen 5

Hoofdstuk 1 Inleiding ... 6

1.1 Probleemanalyse ... 6

1.2 Onderzoeksdoel ... 8

1.3 Onderzoeksvraag en deelvragen ... 8

1.4 Leeswijzer ... 9

Hoofdstuk 2 Strafbaarheid van scriptiefraude op grond van de huidige wetgeving ... 10

2.1 Inleiding ... 10

2.2 Valsheid in geschrifte, artikel 225 Sr ... 10

2.2.1 Geschrift ... 11

2.2.2 Bestemd tot bewijs van enig feit ... 11

2.2.3 Vervalsen of valselijk opmaken en oogmerk ... 12

2.2.4 Artikel 225 lid 2 Sr ... 13

2.3 Vervalsen naam auteur, artikel 326b Sr ... 14

2.4 Vervolging scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter ... 15

2.4.1 Vervolging op grond van artikel 225 Sr ... 15

2.4.2 Vervolging op grond van artikel 326b Sr ... 18

2.5 Conclusie ... 18

Hoofdstuk 3 Strafbaarheid van ghostwriting in Australië en Ierland ... 20

3.1 Inleiding ... 20

3.2 Wetgeving ‘contract cheating’ Australië ... 20

3.2.1 Strafbaarheid van de ghostwriters in Australië ... 20

3.2.2 Strafbaarheid van de inhuurder in Australië ... 21

3.2.3 Conclusie strafbaarheid in Australië ... 23

3.3 Wetgeving ‘contract cheating’ Ierland ... 23

3.3.1 Strafbaarheid van de ghostwriter in Ierland ... 23

3.3.2 Strafbaarheid van de inhuurder in Ierland ... 24

3.3.3 Conclusie strafbaarheid in Ierland ... 25

3.4 Conclusie ... 25

Hoofdstuk 4 Proportionele sanctie voor het inhuren van ghostwriters ... 27

4.1 Inleiding ... 27

4.2 Proportionaliteitsbeginsel ... 27

(4)

4.3 Sanctie in geval van veroordeling op grond van huidige wetgeving ... 28

4.3.1 Gevangenisstraf of geldboete ... 28

4.3.2 Onttrekking aan het verkeer ... 29

4.3.3 Verbeurdverklaring ... 31

4.3.4 Ontzetting van bepaalde rechten ... 32

4.4 Conclusie ... 35

Hoofdstuk 5 Conclusies ... 36

5.1 Inleiding ... 36

5.2 Strafbaarheid inhuurder op grond van de huidige strafwetgeving ... 36

5.3 Strafbaarheid ghostwriting in Australië en Ierland ... 37

5.4 Proportionaliteit van de op te leggen sanctie ... 37

5.5 Conclusie ... 38

Bibliografie ... 40

Jurisprudentielijst ... 44

Bijlage 1 Artikelen Australië ... 45

Bijlage 2 Artikelen Ierland ... 48

(5)

Lijst van afkortingen

BW Burgerlijk Wetboek

Crimes Act 1900 (NSW) Crimes Act 1900 New South Wales

OM Openbaar Ministerie

QQA Quality and Qualifications Ireland Act

Sr Wetboek van Strafrecht

TEQSA Tertiary Education Quality and Standards Act 2011

THO-register Register van Titels na Hoger Onderwijs

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Probleemanalyse

Voor maar € 1.950,- een volledige scriptie laten schrijven door een onbekende, oftewel een zogenaamde ‘ghostwriter’. Anne deed het en met haar nog vele andere studenten. Gewoon via Marktplaats, zo gemakkelijk kan dat gaan tegenwoordig.1 Waarom studenten ghostwriters inhuren, verschilt per persoon. Vaak lopen studenten aan tegen gebrek aan motivatie, ontoereikende begeleiding of onvoldoende kennis over hoe je wetenschappelijke stukken schrijft. Bovendien voelt het schrijven van een scriptie gedurende vijf maanden erg eenzaam, zo blijkt uit onderzoek.2

Nu het inhuren van ghostwriters voor het schrijven van een scriptie steeds vaker voorkomt doordat het gemakkelijker wordt ze te benaderen, kan dit een probleem vormen voor onderwijsinstellingen. Een afstudeerscriptie is bedoeld als eigen werk van de student ter afsluiting van een studie, dus als de scriptie door een ander is geschreven, wat zijn de scriptie en het hiermee behaalde diploma dan nog waard? Indien dergelijke fraude boven water komt ten tijde van de studie, kan de onderwijsinstelling zelf maatregelen treffen, maar wat nou als de fraude pas (ver) na het uitreiken van de bul ontdekt wordt? Kan scriptiefraude door het gebruik van ghostwriters in dergelijke gevallen ook strafrechtelijk worden aangepakt via bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, art. 225 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) of vervalsen naam auteur, art. 326b Sr? Het onderzoek richt zich op het studentperspectief, alhoewel de strafbaarheid van de ghostwriter in hoofdstuk 3 kort wordt besproken ter vergelijking van de straffen.

Om te beginnen blijkt uit art. 225 Sr dat van valsheid in geschrifte sprake is, indien een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit, valselijk is opgemaakt of is vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. De sanctie die hierop is gesteld, betreft een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar of een geldboete uit de vijfde categorie.3 Het belang van deze strafbaarstelling voor dit onderzoek blijkt uit het feit dat zal worden onderzocht of studenten bij het inhuren van een ghostwriter een geschrift, hun scriptie, valselijk opmaken om het als echt en onvervalst te gebruiken. Zo kan immers worden beoordeeld of de (ex)student via dit artikel strafbaar kan zijn.

1 www.npo3.nl (zoeken op: ik liet mijn scriptie schrijven).

2 www.parool.nl (zoeken op: scriptie kopen?).

3 www.wetrecht.nl (zoeken op: valsheid in geschrifte).

(7)

In art. 326b Sr is een van de vormen van bedrog opgenomen: het vervalsen van de naam van de auteur of kunstenaar. Hierbij dient de verdachte op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valselijk enige naam of enig teken te plaatsen, of de echte naam of het echte teken te vervalsen, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken dat het werk zou zijn van degene wiens naam of teken hij daarop of daarin aanbracht. De straf die hierop staat is een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete uit de vijfde categorie. Onderzocht wordt onderzocht of aan de bestanddelen is voldaan, zodat kan blijken of dergelijke fraude via deze strafbepaling vervolgd kan worden.

Voor de beoordeling of deze vorm van scriptiefraude strafbaar kan zijn op grond van de huidige strafwetgeving, vormen de twee bovenstaande strafbaarstellingen zogezegd de leidraad.

Scriptiefraude kan een probleem vormen voor de onderwijsinstelling waar de fraude plaatsvond, maar wellicht ook voor de werkgever of cliënten van de fraudeur. De vraag is immers wat het diploma van de fraudeur nog waard is na het plegen van scriptiefraude. Wellicht dat met een strengere aanpak studenten zich onthouden van het inhuren van ghostwriters en meer begeleiding vragen aan de onderwijsinstelling zelf, indien zij het spoor bijster zijn.

In dit onderzoek zal enkel aandacht worden besteed aan het frauderen door studenten bij het schrijven van hun scriptie door gebruik te maken van een ghostwriter. Andere vormen van scriptiefraude, zoals plagiaat, zullen buiten beschouwing worden gelaten, nu het inhuren van ghostwriters steeds meer in opkomst is en het voor onderwijsinstellingen lastig is dit soort fraude te ontdekken.

Ondanks het feit dat de onderwijsinstelling of werkgever schade kunnen lijden door deze vorm van fraude, wordt dit perspectief buiten beschouwing gelaten. De strafbaarheid van de ghostwriter wordt enkel besproken in het licht van wetgeving in Ierland en Australië. Ten aanzien van strafbaarheid van scriptiefraude in Nederland, wordt enkel aandacht besteed aan het perspectief van de frauderende student. Ook komt aan bod of de uitgereikte bul nog geldig kan blijven na het ontdekken van scriptiefraude en wordt onderzocht wat te doen met de hiermee behaalde titel.

Vanuit student-perspectief bezien, wordt in dit onderzoek aandacht besteed aan de vraag of een frauderende student waarvan de scriptie tot stand kwam middels het inhuren van een ghostwriter al dan niet via het commune strafrecht kan worden vervolgd. Hiervoor spelen de strafbepalingen voor valsheid in geschrifte, art. 225 Sr, en bedrog, art. 326b Sr, een rol.

Eveneens wordt onderzocht of het ongeldig verklaren van de bul als sanctie kan dienen. Aan

(8)

het eind van dit onderzoek kan worden geconcludeerd of het inhuren van een ghostwriter voor het schrijven van een scriptie strafrechtelijk kan worden aangepakt.

1.2 Onderzoeksdoel

Het doel van dit onderzoek is om inzichtelijk te maken of het plegen van scriptiefraude door het inhuren van een ghostwriter strafrechtelijk kan worden vervolgd middels de strafbepaling van valsheid in geschrifte, art. 225 Sr, dan wel vervalsen naam auteur uit art. 326b Sr, dan wel een geheel nieuwe stafbepaling en welke straf of maatregel bij een eventuele veroordeling passend kan zijn.

1.3 Onderzoeksvraag en deelvragen

Bij de uitvoering van het onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:

“Behoeft het Wetboek van Strafrecht aanpassingen om het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter strafbaar te stellen of volstaan de huidige strafbepalingen voor valsheid in geschrifte, art. 225 Sr, dan wel vervalsen naam auteur, art. 326b Sr?”

Het betreft een onderzoek naar de strafrechtelijke vervolging van de (ex-)student, mede gelet op wetgeving in Australië en Ierland en passende en proportionele straffen en/of maatregelen.

Ter beantwoording van de onderzoeksvraag, zijn de volgende deelvragen van belang:

Deelvraag 1

Kan scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter strafbaar zijn op grond van artikel art. 225 Sr, valsheid in geschrifte, dan wel op grond van art. 326b Sr, vervalsen naam auteur, gelet op de strekking van deze artikelen?

Deelvraag 2

Australië en Ierland kennen wetgeving omtrent de strafbaarheid van ghostwriting. Hoe gaan deze landen om met de problematiek omtrent het plegen van academische fraude middels het inhuren van ghostwriters?

(9)

Deelvraag 3

Welke huidige, dan wel nieuwe straf en/of maatregel kan proportioneel zijn om aan de fraudeur op te leggen in geval van strafrechtelijke veroordeling voor het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter?

Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag is het theoretisch kader van belang. Hiervoor zal ten eerste gebruik worden gemaakt van het leerstuk omtrent fraude, meer specifiek valsheid in geschrifte en bedrog. Ter bestudering hiervan zullen de wetsgeschiedenis en relevante literatuur worden geraadpleegd. Aan de hand van deze bronnen zal worden beschreven hoe het recht hieromtrent werkt en wat dan precies onder de strafbaarheid van de artikelen 225 en 326b Sr valt.

Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de wetgeving uit Ierland en Australië waar academische fraude strafbaar is. De strekking van de artikelen uit deze twee landen, alsmede de strafmaat zullen worden geanalyseerd.

Ten slotte wordt gekeken naar een passende en proportionele op te leggen straf en/of maatregel.

Valsheid in geschrifte kent in art. 225 Sr immers een strafmaximum van zes jaar gevangenis en het bedrog uit art. 326b Sr kent een strafmaximum van twee jaar gevangenis. Er zal dus aandacht worden besteed aan het proportionaliteitsbeginsel in het licht van de sanctionering van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter. Ten slotte zullen de huidige en eventuele nieuwe straffen en maatregelen worden geanalyseerd.

Om bovenstaande informatie te vergaren, zal gebruik worden gemaakt van literatuuronderzoek.

1.4 Leeswijzer

Het onderzoek bestaat uit vijf hoofdstukken, waarvan dit eerste hoofdstuk de inleiding is.

In hoofdstuk 2 wordt eerste deelvraag behandeld met hierin een analyse van wat precies onder de strekking van art. 225 Sr en art. 326b Sr valt.

In hoofdstuk 3 wordt besproken hoe de strafbaarstellingen in Ierland en Australië luiden, waarmee de tweede deelvraag kan worden beantwoord.

In hoofdstuk 4 zal de laatste deelvraag aan bod komen. Hier worden passende en proportionele straffen en maatregelen besproken om op te leggen in geval van dergelijke fraude.

In het vijfde en tevens laatste hoofdstuk zal de conclusie aan bod komen met hierbij een beantwoording van de centrale onderzoeksvraag.

(10)

Hoofdstuk 2 Strafbaarheid van scriptiefraude op grond van de huidige wetgeving

2.1 Inleiding

Een eigen strafbepaling in ons wetboek kent scriptiefraude middels het inhuren van ghostwriters niet. Wellicht is het desondanks mogelijk om plegers van dergelijke fraude via het commune strafrecht te vervolgen middels de strafbepaling voor valsheid in geschrifte, art. 225 Sr, dan wel via vervalsen naam auteur, art. 326b Sr. In dit hoofdstuk komt aan bod wat precies onder de strekking van deze strafbepalingen valt en of dit toereikend is om het inhuren van ghostwriters via (een van) deze bepalingen strafbaar te stellen.

In dit hoofdstuk wordt de eerste deelvraag beantwoord:

“Kan scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter strafbaar zijn op grond van artikel art. 225 Sr, valsheid in geschrifte, dan wel op grond van art. 326b Sr, vervalsen naam auteur, gelet op de strekking van deze artikelen?”

2.2 Valsheid in geschrifte, artikel 225 Sr

De strafbepaling van valsheid in geschrifte is sinds 18864 geregeld in art. 225 e.v. Sr. In lid 1 van art. 225 Sr is bepaald dat sprake is van valsheid in geschrifte, indien iemand een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. De sanctie die hierop is gesteld is een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie, ter waarde van € 87.000,- blijkens art. 23 lid 4 Sr.

In lid 2 van art. 225 Sr is bepaald dat dezelfde straf is gesteld op het feit dat iemand opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, dan wel het feit dat iemand opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het geschrift bestemd is voor zodanig gebruik. In het geval van lid 2 wordt het geschrift dus niet door de dader zelf vervalst, maar door een derde. Dat is het verschil met lid 1 waar het geschrift wel door de dader zelf is vervalst.

4 Kristen e.a. 2019, p. 98.

(11)

Vanaf het begin van de negentiende eeuw nam de betekenis van geschriften voor het maatschappelijk verkeer toe. Met deze toename nam ook de gelegenheid tot en het voordeel bij de geschreven leugen toe. In de twintigste eeuw werd de samenleving nog meer afhankelijk van papieren documentatie, doordat het gedeelte van de bevolking dat analfabeet was sterk was afgenomen.5 Zodoende ontstond de behoefte aan strafbaarheid van valsheid in geschrifte.

In de volgende subparagrafen zullen de bestanddelen van art. 225 Sr worden besproken.

2.2.1 Geschrift

Bij het ontwerp van art. 225 Sr werd onder geschrift enkel verstaan “alle in letter- of cijferschrift gestelde stukken”.6 Met de opkomst, en ondertussen ook onmisbaarheid, van computerbestanden, valt op grond van jurisprudentie uit 1991 ook dit soort ‘geschriften’ onder het begrip.7 Hierbij overwoog de Hoge Raad dat de gecreëerde bestanden bestonden uit met enige duurzaamheid vastgelegde gegevens die op tamelijk eenvoudige wijze leesbaar konden worden gemaakt. Het woord ‘geschrift’ moet dus ruim geïnterpreteerd worden, zodat ook computerbestanden eronder kunnen vallen.8 Of het geschrift al dan niet in een vreemde taal is opgesteld, maakt blijkens de Ahold-zaak uit 2009 geen verschil voor de valsheid van het geschrift.9

2.2.2 Bestemd tot bewijs van enig feit

In de loop der tijd is de kring van geschriften waaraan een bewijsbestemming wordt toegekend verbreed. In eerste instantie kon de bewijsbestemming enkel worden afgeleid uit een beperkte categorie stukken die bij wet door de wetgever was aangewezen. Het gaat hierbij om alle geschriften die worden genoemd in het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel en het Wetboek van Strafvordering.10 Sinds het arrest van de Hoge Raad de dato 14 mei 1957 is hieraan toegevoegd dat de bewijsbestemming kan volgen uit geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit wordt toegekend.11

Tegenwoordig hebben sommige stukken, die niet specifiek in de wet worden genoemd, blijkens rechtspraak een vaste bewijsbestemming. Het gaat onder andere om de volgende stukken:

5 Kristen e.a. 2019, p. 97-98.

6 Kristen e.a. 2019, p. 103.

7 HR 15 januari 1991, NJ 1991/668.

8 HR 14 juni 2016, NJ 2016/284.

9 Hof Amsterdam 28 januari 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH1789 t/m BH1792.

10 Kristen e.a. 2019, p. 105.

11 HR 14 mei 1957, NJ 1957/472.

(12)

kwitanties, offertes, facturen, werkgeversverklaring, verzekeringspolis, uittreksel uit bevolkingsregister, volmacht en een barcode met streepjescode en getallenreeks.12 Het gaat hier om een niet-limitatieve lijst van geaccepteerde bewijsbestemmingen vanuit jurisprudentie. Het is dus mogelijk dat er meer geaccepteerde bewijsbestemmingen zijn, zolang ze maar voldoen aan het criterium van de betekenis vanuit het maatschappelijke verkeer. Indien het geschrift duidelijk ongeloofwaardig of onvoldoende substantieel is, kan de aanwezigheid van de bewijsbestemming ontbreken waardoor niet kan worden voldaan aan het vereiste. Denk hierbij aan een nagebootst geschrift dat niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden.13

2.2.3 Vervalsen of valselijk opmaken en oogmerk

In art. 225 lid 1 Sr is de opzetvorm ‘oogmerk’ opgenomen. Dit oogmerk is gericht op de misleiding en houdt in dat het doelbewustheid behelst van het gebruik van het valse of vervalste geschrift. Het betreft dus geen oogmerk op het valselijk opmaken of vervalsen. Met het oogmerk op misleiding wordt geïmpliceerd dat er derden in het spel moeten zijn die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Om dit oogmerk te bewijzen, geldt daarentegen niet dat het gebruik van de vervalste geschriften jegens derden heeft plaatsgevonden; het eventuele gebruik ervan als bedoeling is voldoende.14

Daarnaast kent art. 225 lid 1 Sr een ingelezen vorm van opzet. In ‘vervalsen’ en ‘valselijk opmaken’ zit opzet op het vals maken van het geschrift ingebakken, waarbij voorwaardelijk opzet volstaat.

Valselijk opmaken kan worden onderscheiden in twee soorten: intellectuele en materiële valsheid. Onder intellectuele valsheid wordt verstaan het opmaken van een geschrift dat (inhoudelijk) niet de waarheid bevat. Met materiële valsheid wordt gedoeld op het onbevoegd opmaken van een geschrift, waardoor men wil doen overkomen de bevoegde te zijn, hetgeen vooral geschiedt middels het zetten van een valse handtekening.15 Hierdoor laat de vervalser blijken dat het stuk afkomstig is van een ander dan de daadwerkelijke schrijver.16

Ten aanzien van vervalsen geldt blijkens de kamerstukken dat dit op drie manieren kan geschieden, namelijk door een gedeelte van de tekst te verwijderen, door iets in de tekst te

12 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

13 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

14 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

15 Kamerstukken II 1988/89, 21 186, nr. 3.

16 Kristen e.a. 2019, p. 110.

(13)

wijzigen en door iets aan de tekst toe te voegen. Kenmerkend voor vervalsen is dat de vervalser inbreuk maakt op de originaliteit van het geschrift. Bovendien betreft vervalsen altijd een vorm van intellectuele valsheid, zoals hiervoor besproken.17 Gelet op het voorgaande gaat het bij vervalsen dus altijd om de inhoudelijke tekst waardoor het intellectuele valsheid betreft. Indien de vervalser een naam of handtekening verandert of toevoegt betreft dit dus materiële valsheid, omdat hij dan wil laten blijken dat een ander dan de daadwerkelijke schrijver het stuk heeft opgesteld. Het wijzigen van naam of handtekening is hierom geen intellectuele valsheid.

2.2.4 Artikel 225 lid 2 Sr

In tegenstelling tot lid 1, staat in lid 2 van art. 225 Sr het opzettelijk gebruikmaken en het afleveren of voorhanden hebben van een vals of vervalst geschrift centraal. Dit ‘gebruikmaken’

van een vals of vervalst geschrift moet strekken ter misleiding van degene ten aanzien van wie het geschrift wordt gebruikt. Als de ander weet heeft van de valsheid of vervalsing en de verdachte is hiervan op de hoogte, kan geen sprake zijn van gebruikmaken in de zin van lid 2.

Buiten dit geval om, blijkt dat het bestanddeel ‘gebruikmaken’ snel is vervuld. Zo kan hiervan sprake zijn als het geschrift wordt overlegd of ingediend daar waar het zijn werking moet hebben, als het stuk ter hand wordt gesteld aan degene die er gebruik van moet maken, als het gebeurt middels een afschrift – zoals in geval van een kopie – en als een ander wordt overgehaald tot gebruikmaken, zonder dat sprake is van doen plegen.18

Afleveren houdt in het ‘feitelijk ter beschikking stellen’, waardoor een derde het geschrift opzettelijk voorhanden heeft of krijgt. Tevens omvat voorhanden hebben het elders hebben liggen, nu essentieel is dat gebruik kan worden gemaakt van de bewijsbestemming van het geschrift, oftewel het tot zijn beschikking hebben. Daarnaast moet de verdachte, net als op grond van lid 1, weten of redelijkerwijs vermoeden dat het geschrift bestemd is tot gebruik als ware het geschrift echt en onvervalst. Het enkele weten of vermoeden van een bestemming tot gebruik van het geschrift is ontoereikend, indien dit gebruik geen betrekking heeft op het gebruik als echt en onvervalst. De wetenschap of het vermoeden van gebruik in algemene zin is dus ontoereikend.19

17 Kamerstukken II 1988/89, 21 186, nr. 3.

18 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

19 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

(14)

Blijkens het voorgaande richt het artikel zich niet alleen tegen degene die het stuk zelf als echt en onvervalst beoogt te gebruiken, maar ook tegen degene die weet of moet vermoeden dat het stuk door anderen zal worden gebruikt als echt en onvervalst en hiertoe ook gelegenheid schept door het stuk voorhanden te hebben of af te leveren. Uit de kamerstukken blijkt dat de rol van deze persoon immers niet van mindere betekenis is dan de rol van degene die de valsheid zelf teweeg heeft gebracht.20

Een opmerkelijk verschil tussen lid 1 en lid 2 is dat in lid 1 oogmerk als bestanddeel is opgenomen, terwijl lid 2 enkel opzet vereist. In lid 2 zijn het ‘gebruik maken van’, ‘voorhanden hebben’ en ‘afleveren’ immers niet gericht op het vervalsen of valselijk opmaken van het geschrift en bij ‘vervalsen’ en ‘valselijk opmaken’ uit lid 1 is dat wel het geval. In lid 1 zit opzet dus ingebakken, zie paragraaf 2.2.3. Om die reden bevat lid 1 niet specifiek het bestanddeel

‘opzet’ en lid 2 wel.21 Het oogmerk uit lid 1 heeft voorts betrekking op het gebruik van het stuk als echt en onvervalst (jegens een derde) en dus niet op het vervalsen of valselijk opmaken.22 Daarnaast valt op dat in lid 1 wordt gedoeld op vervalsen of valselijk opmaken door de verdachte zelf, terwijl dit in lid 2 ook door een derde kan gebeuren. Op deze manier kan strafbaarheid op grond van lid 1 niet worden omzeild door het geschrift door een ander te laten vervalsen, want in dat geval is lid 2 aan de orde.

2.3 Vervalsen naam auteur, artikel 326b Sr

In titel XXV Bedrog is art. 326b Sr opgenomen. Ondanks het feit dat de strekking van dit artikel erg lijkt op de bescherming van het auteursrechtelijke plagiaat, moet het hier toch van worden onderscheiden. In art. 326b sub 1 Sr is immers bepaald dat hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valselijk enige naam of enig teken plaatst, of de echte naam of het echte teken vervalst, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken dat het werk zou zijn van de hand van degene wiens naam of teken hij daarop of daarin aanbracht, gestraft wordt met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Het draait hier dus niet om het overnemen van teksten van een ander waardoor plagiaat wordt gepleegd, oftewel het auteursrechtelijke plagiaat, maar om het vervalsen van de naam van een auteur of kunstenaar, waardoor de vervalser wil doen overkomen zelf de auteur of kunstenaar van het stuk te zijn.23 Gelet op de beschrijving van art.

20 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

21 Verheul in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 225 Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

22 Kamerstukken II 1988/89, 21 186, nr. 3.

23 Van der Velden en De Jonge in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 326b Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

(15)

326b Sr in Tekst & Commentaar heeft dit artikel als doel om de koper van het werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid te beschermen.24 Er dient dus daadwerkelijk sprake te zijn van een (potentiële) koper van het werk waarin de valse/vervalste naam of het valse/vervalste teken in is aangebracht.

Art. 326b sub 2 Sr bepaalt dat hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valselijk enige naam of enig teken is geplaatst, of de echte naam of het echte teken is vervalst, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ter verkoop in voorraad heeft of binnen het Rijk in Europa invoert, als ware dat werk van de hand van degene wiens naam of teken daarop of daarin valselijk is aangebracht, gestraft wordt met dezelfde straf als in sub 1.

In art. 326b Sr wordt dus gesproken van verkopen, te koop aanbieden, ten verkoop in voorraad hebben en afleveren. De eerste drie worden klaarblijkelijk gezien in de zin van verkopen of willen verkopen van het vervalste werk. Ten aanzien van afleveren kan wel wat onduidelijkheid ontstaan wat hier precies mee wordt bedoeld. Blijkens de beschrijving van art. 326b Sr in Tekst

& Commentaar dient dit vereiste in feitelijke zin te worden verstaan, zodat het in overeenstemming is met de civielrechtelijke betekenis van ‘afleveren’ uit art. 6:27 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en art. 7:9 BW. Hierdoor dient ‘afleveren’ te worden onderscheiden van het civielrechtelijke ‘leveren krachtens geldige titel’ uit art. 3:84 BW en gaat het dus om het daadwerkelijke afgeven van het werk aan de koper.25

2.4 Vervolging scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter

Nu de strekking van de artikelen 225 en 326b Sr is geanalyseerd, kan worden bepaald of het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter wellicht via een van deze artikelen kan worden vervolgd.

2.4.1 Vervolging op grond van artikel 225 Sr

Om te beoordelen of scriptiefraude middels het inhuren van ghostwriters via art. 225 Sr kan worden vervolgd, moeten alle bestanddelen worden toegepast op scriptiefraude met in achtneming van de analyses uit paragraaf 2.2.

24 Van der Velden en De Jonge in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 326b Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

25 Van der Velden en De Jonge in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 326b Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

(16)

Geschrift

Zoals eerder besproken dient voor het bestanddeel ‘geschrift’ sprake te zijn van duurzame gegevens die op tamelijk eenvoudige wijze leesbaar zijn. In het geval van een scriptie is daaraan voldaan. Een scriptie bestaat immers uit duurzame gegevens, aangezien het uit tekens op papier dan wel digitale tekens bestaat. Bovendien is het leesbaar, want het wordt in een bepaalde taal geschreven die gelezen kan worden. Aan het eerste bestanddeel van art. 225 lid 1 Sr is derhalve voldaan.

Bestemd tot bewijs van enig feit

Voorts moet een scriptie voldoen aan de bewijsbestemming. Hiervoor moet het geschrift blijkens het maatschappelijk verkeer tot bewijs van enig feit kunnen dienen.26 Er zijn een aantal vaste bewijsbestemmingen, zie paragraaf 2.2.2, die altijd als geldige bewijsbestemming dienen.

Ondanks het feit dat een scriptie niet valt onder het rijtje met vaste bewijsbestemmingen, kan wel sprake zijn van een in het maatschappelijk verkeer geaccepteerde bewijsbestemming. Een scriptie dient immers als sluitstuk van een opleiding, waarna het diploma al dan niet zal worden verstrekt. Indien de scriptie met een voldoende wordt beoordeeld, tonen studenten aan dat zij het betreffende diploma verdienen en ook in staat zijn de opleiding goed af te ronden. Zij laten hiermee blijken dat zij klaar zijn voor de praktijk en het opent deuren die zonder dit diploma gesloten bleven. Een scriptie kan dus in het maatschappelijk verkeer als bewijsbestemming dienen, omdat een student hiermee aantoont in staat te zijn het laatste gedeelte van een opleiding goed af te ronden en hierna de praktijk in kan. Bovendien bevat een scriptie allerlei gegevens van de betreffende student, waardoor men kan achterhalen wie de schrijver was (of zou moeten zijn). Dit draagt ook bij aan de acceptatie van een scriptie als zijnde bewijsbestemming.

Valselijk opmaken of vervalsen

Zoals in paragraaf 2.2.3 aangegeven, bestaat er een onderscheid in materiële en intellectuele valsheid. Bij scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter huurt de student een ander in om de scriptie te schrijven. In dat geval is dus sprake van valselijk opmaken, meer specifiek materiële valsheid, doordat de student doet voorkomen alsof hij de schrijver van het stuk is, terwijl dit in feite de ghostwriter is. Aan dit bestanddeel kan derhalve worden voldaan in het geval van scriptiefraude. Bovendien heeft de student in zo’n geval ook opzet op het valselijk

26 HR 14 mei 1957, NJ 1957/472.

(17)

opmaken, aangezien hij een ander inhuurt met de bedoeling om voor hem de scriptie te schrijven en hierdoor dus ook de bedoeling heeft om de scriptie valselijk op te (laten) maken.

Oogmerk

Ten slotte moet de fraudeur oogmerk hebben op het gebruik van het vervalste geschrift. In het geval van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter is daar ook aan voldaan, aangezien de betreffende student in dergelijke gevallen het oogmerk heeft om de door de ghostwriter geschreven scriptie te gebruiken als ware het een door hemzelf geschreven scriptie.

Artikel 225 lid 2 Sr

Zoals eerder aangegeven, heeft lid 1 betrekking op de situatie dat de verdachte zelf het geschrift valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst. Studenten zouden dit kunnen omzeilen door aan de ghostwriter de opdracht te geven om naam en studentnummer van de betreffende inhuurder op het geschrift te zetten, zodat het geschrift niet door de student is vervalst of valselijk is opgemaakt, maar door een ‘derde’. Om deze gevallen te tackelen, kan vervolging op grond van lid 2 een optie zijn. In dat geval is het namelijk niet vereist dat de inhuurder het stuk zelf heeft vervalst of valselijk heeft opgemaakt door zelf zijn of haar naam op het stuk te plaatsen.

Voor lid 2 moet ten eerste sprake zijn van opzettelijk gebruikmaken, dan wel opzettelijk afleveren of voorhanden hebben. Daar is in het geval van scriptiefraude aan voldaan, nu de student de scriptie gebruikt als zijnde eigen werk en de scriptie tevens aflevert aan de onderwijsinstelling met de bedoeling het als echt en onvervalst te gebruiken. Bovendien weet de betreffende student dat de scriptie bestemd is voor gebruik als echt en onvervalst, aangezien een scriptie is bedoeld als sluitstuk van een studie en zonder het inleveren van een voldoendewaardige scriptie het diploma niet zal worden afgegeven.

Mocht de inhuurder dus lid 1 willen omzeilen door de ghostwriter naam en studentnummer op het stuk te laten zetten waardoor de ghostwriter als vervalser moet worden aangemerkt, kan de inhuurder dus alsnog op grond van lid 2 van art. 225 Sr strafrechtelijk worden vervolgd.

Nu alle bestanddelen van art. 225 Sr zijn toegepast op het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter, kan worden geconcludeerd dat de pleger van een dergelijke vorm van fraude op grond van valsheid in geschrifte vervolgd zou kunnen worden. Dit geldt zowel voor vervolging op grond van lid 1 als op grond van lid 2.

(18)

2.4.2 Vervolging op grond van artikel 326b Sr

In paragraaf 2.3 zijn zowel art. 326b sub 1 als sub 2 Sr geanalyseerd op basis van de beschrijving van dit artikel in Tekst & Commentaar. Hieronder worden sub 1 en 2 getoetst aan het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter.

Artikel 326b sub 1 Sr

Uit de beschrijving van art. 326b Sr in Tekst & Commentaar is gebleken dat dit artikel niet de kunstenaar van het werk beschermt waarin de valse/vervalste naam of het valse/vervalste teken in is aangebracht, maar juist de koper van dit werk.27 Hieruit kan worden opgemaakt dat het artikel enkel kan worden gebruikt indien de vervalser het werk wil gaan verkopen. Een scriptie wordt echter niet verkocht aan een onderwijsinstelling, maar wordt ingeleverd ter afsluiting van de studie. Indien een onderwijsinstelling dus een vervalste scriptie ontvangt, kan geen beroep worden gedaan op art. 326b lid 1 Sr aangezien zij de scriptie niet hebben gekocht. Vervolging op grond van dit artikel is dan ook niet mogelijk.

Artikel 326b sub 2 Sr

Vervolging op grond van sub 2 is eveneens niet mogelijk. Het probleem bij sub 2 is immers dat dit is geschreven ten aanzien van het verkopen van een werk met hierin een valse/vervalste naam dan wel vals/vervalst teken. Nu een scriptie niet aan een onderwijsinstelling wordt verkocht, te koop wordt aangeboden of wordt afgeleverd in civielrechtelijke zin (en dus ook niet ten verkoop in voorraad is bij de betreffende student) kan ook sub 2 voor vervolging van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter geen uitkomst bieden.

Gelet op het voorgaande kan derhalve worden geconcludeerd dat het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter niet via art. 326b Sr kan worden vervolgd.

2.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is onderzocht of scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter strafbaar kan zijn op grond van art. 225 Sr, valsheid in geschrifte, dan wel op grond van art.

326b Sr, vervalsen naam auteur. Hiervoor is de strekking van de artikelen onderzocht en zijn de bestanddelen van deze artikelen op een rijtje gezet en geanalyseerd.

27 Van der Velden en De Jonge in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2020, art. 326b Sr (online, actueel t/m 1 juli 2020).

(19)

Op basis van die analyses is geconcludeerd dat een eventuele vervolging op grond van art. 225 Sr mogelijk is, aangezien aan alle bestanddelen van zowel lid 1 als lid 2 is voldaan.

Een vervolging op grond van art. 326b Sr is daarentegen niet mogelijk, aangezien dit artikel betrekking heeft op een eventuele verkoop van het werk waarin de valse/vervalste naam of het valse/vervalste teken in is aangebracht. Nu een scriptie niet wordt verkocht aan een onderwijsinstelling, kan art. 326b Sr in zijn geheel geen vervolgingsmogelijkheid bieden.

In het volgende hoofdstuk wordt de wetgeving uit Ierland en Australië ten aanzien van de strafbaarheid van zowel inhuurder als ghostwriter geanalyseerd.

(20)

Hoofdstuk 3 Strafbaarheid van ghostwriting in Australië en Ierland

3.1 Inleiding

Zoals in het vorige hoofdstuk besproken, kent Nederland geen specifieke strafbepaling voor scriptiefraude. In Australië en Ierland daarentegen is een en ander wel strafrechtelijk geregeld.

Hoe dat in deze landen precies is geregeld wordt in dit hoofdstuk besproken.

De deelvraag die in dit hoofdstuk centraal staat is de volgende:

“Australië en Ierland kennen wetgeving omtrent de strafbaarheid van ghostwriting. Hoe gaan deze landen om met de problematiek omtrent het plegen van academische fraude middels het inhuren van ghostwriters?”

3.2 Wetgeving ‘contract cheating’ Australië

In Australië komt het gebruik van ghostwriters door studenten, ook wel ‘contract cheating’

genoemd, regelmatig voor. Daar wordt het gebruik van deze vorm van fraude aantrekkelijk gemaakt doordat ghostwriters adverteren met hun diensten via sociale media, schoolmails en zelfs via de deuren van toiletten op de universiteiten.28 De ghostwriters maken in Australië gebruik van zogenaamde ‘cheating services’ (fraudeservice) waaronder wordt verstaan het door buitenstaanders aanbieden van hulp aan studenten die (individueel) een opdracht moeten uitvoeren in opdracht van de onderwijsinstelling.29

3.2.1 Strafbaarheid van de ghostwriters in Australië

Om ‘contract cheating’ tegen te gaan, zijn in Australië sinds 4 september 2020 nieuwe wetsartikelen in de Tertiary Education Quality and Standards Act 2011 (hierna: TEQSA) opgenomen, waarin deze vorm van fraude strafbaar is gesteld.30 Het gaat hierbij om de artikelen 114A(1), 114A(3), 114B(1) en 114B(2) TEQSA, zie bijlage 1. Deze wetgeving in Australië is gericht op degenen die reclame maken voor de fraudeservices of het gebruik van fraudeservices bevorderen en dus uitdrukkelijk niet op de studenten die gebruik maken van dergelijke services.31

28 www.abc.net.au (zoeken op: ghostwriting services international students).

29 www.dese.gov.au (zoeken op: tackling contract cheating).

30 www.dese.gov.au (zoeken op: tackling contract cheating).

31 www.dese.gov.au (zoeken op: tackling contract cheating).

(21)

De nieuwe wetgeving omtrent contract cheating is onder te verdelen in ‘civil penalties’ en

‘offences’. In artikel 114A(1) TEQSA wordt het aanbieden van ghostwriting, dan wel het regelen van een ghostwriter met een commercieel doeleind als offence bestempeld. Artikel 114A(3) TEQSA omschrijft dezelfde gedraging, zonder commercieel doeleind, als zijnde een civil penalty.32 De strafbaarstellingen van het adverteren met een dergelijke cheating service worden geregeld in de artikelen 114B(1) en 114B(2) TEQSA, waarbij dezelfde onderverdeling in met en zonder commercieel doeleinde wordt gehanteerd.33 De straffen die zijn gesteld op overtreding van de offences uit artikel 114A(1) of artikel 114B(1) TEQSA zijn maximaal twee jaar gevangenis, dan wel een geldboete van maximaal $ 105.000, dan wel beiden. De civil penalties uit artikel 114A(3) en artikel 114B(2) TEQSA kunnen geen gevangenisstraf opleveren, maar wel een maximale geldboete van eveneens $ 105.000.34

3.2.2 Strafbaarheid van de inhuurder in Australië

In het voorafgaande is gebleken dat voor de ghostwriters in Australië aparte regelgeving is opgenomen in de TEQSA. Dit is echter niet het geval voor de studenten die gebruik maken van de cheating services; zij zullen in beginsel door de onderwijsinstelling zelf worden aangepakt met inachtneming van hun richtlijnen.35 Mochten de inhuurders niet meer verbonden zijn aan de onderwijsinstelling, dan kunnen zij op drie manieren via de reguliere Australische strafwetgeving worden vervolgd.36 In deze subparagraaf wordt gebruik gemaakt van de wetgeving van de staat New South Wales als voorbeeld voor een eventuele strafbaarstelling van de frauderende student via het reguliere strafrecht.

De eerste mogelijkheid voor strafbaarstelling van de frauderende student is via art. 192E Crimes Act 1900 New South Wales (hierna: Crimes Act 1900 (NSW)), zie bijlage 1, waar fraude strafbaar is gesteld met een maximale gevangenisstraf van tien jaar. Hiervoor moet worden bewezen dat het bedrog van de student tot een financieel voordeel heeft geleid. Dit financiële voordeel zit hem dan in het feit dat de student het vak niet had gehaald als hij helemaal niets of een slecht stuk had ingeleverd, wat had geleid tot extra kosten wegens studievertraging of herkansingen. Indien de student het vak dus wel haalt met behulp van een ghostwriter, kan dit

32 Bills digest no. 84 2019/20, Tertiary Education Quality and Standards Agency Amendment (Prohibiting Academic Cheating Services) Bill 2019, p. 11.

33 Bills digest no. 84 2019/20, Tertiary Education Quality and Standards Agency Amendment (Prohibiting Academic Cheating Services) Bill 2019, p. 11.

34 Bills digest no. 84 2019/20, Tertiary Education Quality and Standards Agency Amendment (Prohibiting Academic Cheating Services) Bill 2019, p. 12-13.

35 www.dese.gov.au (zoeken op: tackling contract cheating).

36 Steel, Alternative Law Journal 2017/42(2).

(22)

worden gezien als financieel voordeel voor de student.37 Daarnaast zou het financiële voordeel eventueel kunnen bestaan uit het verkrijgen van een (beter betaalde) baan die zonder een diploma niet kon worden verkregen.

Indien het financiële voordeel niet kan worden bewezen, kan de student ook strafbaar worden gesteld op grond van art. 192G Crimes Act 1900 (NSW), zie bijlage 1. In dit artikel is de intentie om te bedriegen middels valse verklaringen strafbaar gesteld met een strafmaximum van vijf jaar gevangenis. Voor deze bepaling is vereist dat de student een valse verklaring (“false statement”) heeft afgelegd met de intentie om financieel voordeel te verkrijgen. Dit financiële voordeel hoeft echter niet ingetreden te zijn. Met het vereiste van “false statement” wordt bedoeld dat er een leugen in de tekst van het document moet staan waardoor een valse verklaring wordt afgelegd.38 Dit vereiste kan dus worden vergeleken met de Nederlandse intellectuele valsheid, aangezien het document in dergelijke gevallen niet de waarheid bevat.

Strafbaarstelling van de student kan ten slotte geschieden op grond van de strafbaarstelling uit art. 253 en 254 Crimes Act 1900 (NSW), zie bijlage 1. In deze artikelen is het maken van (art.

253) of het gebruiken van (art. 254) een vervalst document met de intentie om er financieel voordeel mee te behalen strafbaar gesteld met een maximum gevangenisstraf van tien jaar. Ook hier kan het financiële voordeel bestaan uit het feit dat de fraudeur geen studievertraging heeft opgelopen of een bepaalde baan heeft verkregen die zonder diploma niet haalbaar was. Het verschil tussen deze artikelen en art. 192G is dat in geval van art. 253 en 254 het document een leugen over zichzelf moet bevatten en dus niet enkel een valse verklaring bevat zoals op grond van art. 192G het geval is. Met ‘een vals document met een leugen over zichzelf’ wordt bedoeld dat het document naar zijn inhoud op zichzelf niet vals is (intellectuele valsheid), maar kan het vals worden gemaakt wanneer de indiener zijn of haar eigen naam eronder zet om zichzelf als schrijver door te doen. In dat geval worden leugens gecreëerd waaronder het document zou zijn opgesteld, terwijl dit niet de juiste omstandigheden waren.39 Deze vorm van valsheid kan worden vergeleken met de Nederlandse materiële valsheid. Het document is dan immers zodanig aangepast waardoor de indiener, in strijd met de waarheid, laat blijken zelf de schrijver van het document te zijn.

37 Steel, Alternative Law Journal 2017/42(2), p. 125-126.

38 Steel, Alternative Law Journal 2017/42(2), p. 126.

39 Steel, Alternative Law Journal 2017/42(2), p. 126.

(23)

Gelet op de strekking van de artikelen 253 en 254 Crimes Act 1900 (NSW), zijn deze twee artikelen vergelijkbaar met het Nederlandse artikel voor valsheid in geschrifte, art. 225 Sr, met uitzondering van het vereiste voor financieel voordeel en de hoogte van de gevangenisstraf.

3.2.3 Conclusie strafbaarheid in Australië

Gebleken is dat in Australië enkel voor de aanbieder van cheating services een aparte strafbaarstelling is geregeld. In dergelijke gevallen kan een geldboete worden opgelegd of, in geval van overtreding met commercieel doeleind, eveneens een gevangenisstraf. Bij dit commerciële doeleind moet de ghostwriter dus wel geld hebben verdiend aan de cheating service.

Ten aanzien van de strafbaarheid van de student die gebruik maakt van de cheating service is gebleken dat het reguliere strafrecht kan worden gebruikt. De student kan op grond van vier verschillende artikelen strafrechtelijk worden vervolgd met strafmaxima variërend van vijf tot tien jaar gevangenis.

3.3 Wetgeving ‘contract cheating’ Ierland

Sinds het gebruik van ghostwriters voor schoolopdrachten ook in Ierland flink is toegenomen, heeft Ierland eveneens maatregelen getroffen in de vorm van nieuwe wetgeving. Het gaat naar schatting om één op de zeven Ierse studenten die hun individuele schoolwerk uit handen geeft.

Om dit terug te dringen, heeft Ierland een zogenoemde ‘anti-cheating law’ ingevoerd.40

Voor het laten schrijven van een schoolopdracht door een ander hebben Ierse studenten veel geld over. De bedragen variëren, maar het gaat bijvoorbeeld om € 150,- voor een opdracht van 2.500 woorden.41

3.3.1 Strafbaarheid van de ghostwriter in Ierland

Ook Ierland kent de term ‘contract cheating’. Deze term wordt gebruikt voor het plegen van fraude doordat bedrijven complete essays en andere opdrachten aanbieden die de studenten vervolgens kunnen inleveren als hun ‘eigen’ werk. Sinds november 2019 is hierom de ‘Quality and Qualifications Ireland Act’ (hierna: QQA) in werking getreden42. Uit art. 43A(4a) QQA, zie bijlage 2, blijkt dat het een overtreding is om een opdracht voor een student te maken die

40 www.evoke.ie (zoeken op: illegal to cheat on essay).

41 www.evoke.ie (zoeken op: illegal to cheat on essay).

42 www.qqi.ie (zoeken op: academic integrity).

(24)

deze student individueel zou moeten uitvoeren in opdracht van de onderwijsinstelling, zonder toestemming van de betreffende onderwijsinstelling.

Naast de strafbaarstelling uit art. 43A(4a) QQA is het blijkens art. 43A Principle Act ook strafbaar om een tentamen voor een student te maken, antwoorden van tentamens te verstrekken aan studenten of hiermee te adverteren.43 Elk van deze overtredingen kan blijkens art. 5(3b) QQA een boete opleveren van maximaal € 100.000,- per overtreding en/of een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar.44

Ierland en Australië hebben zelfs een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin onder andere is opgenomen dat ze informatie uitwisselen en elkaar professionele adviezen geven over academische fraude en ‘contract cheating’, om zo de academische integriteit te kunnen blijven waarborgen.45

3.3.2 Strafbaarheid van de inhuurder in Ierland

In paragraaf 3.2.2 is gebleken dat de inhuurder in Australië via de nationale strafwetgeving kan worden vervolgd. Ook de wetgeving in Ierland biedt een mogelijkheid tot strafbaarstelling van de inhuurder.

Ierland maakt gebruik van verschillende wetboeken, waaronder het wetboek ‘Criminal Justice (Theft and Fraud Offences) Act, 2001. In dit wetboek is onder andere ‘forgery’, oftewel vervalsing, strafbaar gesteld. Op grond van art. 25(1) van deze strafwet is bepaald dat iemand schuldig is aan vervalsing, indien hij of zij een ‘instrument’ vervalst met de intentie dat het door een ander gebruikt wordt als echt en onvervalst en die ander hierdoor wordt benadeeld. Indien iemand schuldig is aan ‘forgery’, kan aan hem op grond van art. 25(2) een boete, een gevangenisstraf ter hoogte van tien jaar of beiden worden opgelegd.

Bovendien is het gebruik van een vals ‘instrument’ strafbaar gesteld in art. 26(1). Op grond van dat artikel is het strafbaar om een vervalst document te gebruiken met de intentie om het door een ander als echt en onvervalst te laten gebruiken, waardoor die andere persoon wordt benadeeld. Ook deze gedraging kan blijkens art. 26(2) worden gestraft met een geldboete, een gevangenisstraf van ten hoogste tien jaar of beide. Zie bijlage 2 voor de betreffende artikelen.

43 Qualifications and Quality Assurance (education and Training) (Amendment) Act 2019, number 32 of 2019, p. 20-21.

44 www.qqi.ie (zoeken op: academic integrity).

45 www.qqi.ie (zoeken op: academic integrity).

(25)

Ten aanzien van ‘instrument’ zoals opgenomen in bovenstaande artikelen, is in art. 24 bepaald dat hieronder een document met zowel een formeel als informeel karakter valt. Voorts is de betekenis van ‘false’ en ‘making’ opgenomen in art. 30. Gelet op alle betekenissen, zou het door een ghostwriter laten schrijven van een scriptie of ander academisch werk kunnen vallen onder de beschrijving van art. 30(1)(g)): “to have been made or altered on a date on which, or at a place at which, or otherwise in circumstances in which, it was not in fact made or altered”, zie bijlage 2 voor het hele artikel. Indien aan een van deze voorwaarden is voldaan, kan worden gesproken van een vals instrument.

De bovenstaande artikelen uit de Ierse strafwetgeving zijn, gezien hun strekking, vergelijkbaar met de twee Australische artikelen van ‘forgery’ en ‘using an false document’ uit 253 en 254 Crimes Act 1900 (NSW) en het Nederlandse artikel voor valsheid in geschrifte, art. 225 Sr. In al deze artikelen is immers zowel het vervalsen van een document als het gebruik maken van een vervalst document strafbaar gesteld.

3.3.3 Conclusie strafbaarheid in Ierland

Zoals hierboven besproken, zijn ghostwriters in Ierland ook strafbaar voor het aanbieden van hun diensten als ghostwriter. In Ierland is de wetgeving wel wat uitgebreider en de gevangenisstraf hoger dan in Australië. Waar je in Australië voor dergelijke feiten een gevangenisstraf van twee jaar kunt krijgen, geldt in Ierland een strafmaximum van vijf jaar.

Ten slotte is duidelijk geworden dat Ierland en Australië met elkaar samenwerken en onderling informatie uitwisselen omtrent academische fraude.

Gelet op de commune strafwetgeving van Ierland kan aansluiting worden gezocht bij de strafwetgeving van Australië op grond waarvan de inhuurder kan worden vervolgd. Aangezien Ierland soortgelijke wetgeving kent, zou het in Ierland ook mogelijk kunnen zijn om de inhuurder via deze wetgeving te vervolgen. In dat geval kan aan de inhuurder een gevangenisstraf van maximaal tien jaar worden opgelegd.

3.4 Conclusie

Zowel in Ierland als Australië zijn ghostwriters en adverteerders strafbaar. Bovendien kan in beide landen tevens de inhuurder worden vervolgd voor het inhuren van een ghostwriter, maar dan via de reguliere strafwetgeving.

(26)

Ten aanzien van de strafbaarheid van inhuurders in Australië is gebleken dat zij kunnen worden vervolgd op grond van de reguliere strafwetgeving. De artikelen waar in Australië dan gebruik van kan worden gemaakt, komen overeen met het Nederlandse artikel voor valsheid in geschrifte.

Ook de Ierse strafwetgeving kent soortgelijke strafbepalingen zoals de Australische bepalingen voor ‘forgery’. Gebleken is dat ook in Ierland de inhuurders eventueel via het reguliere strafrecht kunnen worden vervolgd. Deze twee landen kennen zelfs hetzelfde strafmaximum voor ‘forgery’, namelijk maximaal tien jaar gevangenisstraf.

Het grootste verschil tussen de Ierse en Australische strafbaarstelling van ‘forgery’ aan de ene kant en de Nederlandse strafbaarstelling van valsheid in geschrifte aan de andere kant is de hoogte van de straf. In zowel Ierland als Australië wordt immers gestraft met een maximale gevangenisstraf van tien jaren, terwijl in Nederland maximaal zes jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd voor valsheid in geschrifte. In het verlengde hiervan wordt in het volgende hoofdstuk onderzocht welke sanctie proportioneel kan zijn voor de vervolging van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter.

(27)

Hoofdstuk 4 Proportionele sanctie voor het inhuren van ghostwriters

4.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is gebleken dat Australië en Ierland wel een strafbepaling kennen voor academische fraude middels het inhuren van ghostwriters. In deze landen zijn zowel de ghostwriter zelf en degene die met deze dienst adverteert, als de inhuurder strafbaar. De hoogte van de straffen variëren van elkaar. In dit hoofdstuk wordt besproken wat een proportionele straf zou kunnen zijn.

In dit hoofdstuk wordt de laatste deelvraag beantwoord:

“Welke huidige, dan wel nieuwe straf en/of maatregel kan proportioneel zijn om aan de fraudeur op te leggen in geval van strafrechtelijke veroordeling voor het plegen van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter?”

4.2 Proportionaliteitsbeginsel

Het strafrechtelijke beginsel van proportionaliteit is een ongeschreven rechtsbeginsel en houdt in dat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de wijze van optreden en het beoogde doel wat men met het optreden wil bereiken. Dit beginsel gaat vaak samen met het beginsel van subsidiariteit, wat inhoudt dat als het beoogde doel ook op een andere manier kan worden bereikt waardoor de betrokkene minder wordt getroffen, hiervoor moet worden gekozen.46

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit strekken zich in het strafprocesrecht uit over onder meer de opsporing, vervolging, berechting en straftoemeting. Het behoort zelfs tot de essentie van de democratische rechtsstaat om strafvorderlijk overheidsoptreden te laten plaatsvinden in overeenstemming met deze twee beginselen.47

Anders dan in het bestuursrecht, zijn de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in het strafrecht nog ongeschreven rechtsbeginselen. Dit zal wijzigen bij de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Dan worden deze beginselen namelijk in Boek 2 opgenomen, waardoor de beginselen ook binnen het strafrecht, ten aanzien van de opsporingsbevoegdheden,

46 Corstens e.a.2018, p. 63.

47 Van Kempen, DD 2018/8, p. 85-86.

(28)

geschreven beginselen worden.48 Het nieuwe Boek 3 en Boek 4 zullen betrekking hebben op de vervolging en berechting, maar gaan daarentegen geen codificatie van het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel bevatten. Evenmin komt een codificatie van deze beginselen aan de orde in relatie tot de straftoemeting, alhoewel ze hierbij wel degelijk een rol spelen.49

Hoewel het proportionaliteitsbeginsel ten aanzien van strafsancties nationaal niet wettelijk is geregeld, is het daarentegen wel Europeesrechtelijk geregeld. In artikel 49 Handvest grondrechten EU is immers bepaald dat de zwaarte van de straf niet onevenredig mag zijn ten opzichte van het gepleegde strafbare feit.50 Hier kan dus de grondslag worden gevonden voor proportionaliteit van de strafmaat van een strafbaar feit. Aangezien artikel 49 doorwerkt in onze nationale rechtsorde, zal de Nederlandse wetgever zich moeten houden aan de proportionaliteit van de strafmaat.

4.3 Sanctie in geval van veroordeling op grond van huidige wetgeving

In hoofdstuk 2 is reeds geconcludeerd dat vervolging van scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter niet via art. 326b Sr kan plaatsvinden. Daarentegen is vervolging op grond van art. 225 Sr wel mogelijk. Bij overtreding van dit artikel kan zowel een gevangenisstraf als een geldboete worden opgelegd. Bovendien kunnen eventueel bijkomende straffen of maatregelen worden opgelegd.

4.3.1 Gevangenisstraf of geldboete

De sanctie die op het overtreden van art. 225 Sr is gesteld betreft een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vijfde categorie, ter waarde van € 87.000, -.

Nu is gebleken dat scriptiefraude middels het inhuren van een ghostwriter eventueel via art.

225 Sr kan worden vervolgd, wordt onderzocht of de hierop gestelde straf proportioneel is in geval van veroordeling voor dergelijke fraude.

Het afsluiten van een master middels het schrijven van een scriptie is iets wat van vrijwel alle masterstudenten wordt gevraagd en waarvan ook wordt verwacht dat zij hier (individueel) toe in staat zijn. Als studenten het scriptietraject middels fraude afronden en zo hun masterdiploma in ontvangst nemen, kan dit bestempeld worden als een ernstige vorm van fraude. Bovendien

48 Van Kempen, DD 2018/8, p. 85-86.

49 Van Kempen, DD 2018/8, p. 99.

50 Van Kempen, DD 2018/8, p. 99.

(29)

is overtreding van art. 225 Sr een misdrijf, wat valsheid in geschrifte een ernstig strafbaar feit maakt. Daarnaast kan de straf uit art. 225 Sr worden vergeleken met de straffen die in Ierland en Australië in vergelijkbare strafbepalingen op fraude zijn gesteld, zie hoofdstuk 3. Zowel Ierland als Australië kennen voor fraude middels valsheid in geschrifte een strafmaximum van tien jaar gevangenis. Dit maximum ligt dus hoger dan het strafmaximum van zes jaar in art. 225 Sr. Rechters in Ierland en Australië zouden voor een soortgelijk feit dus een hogere straf kunnen opleggen dan een rechter in Nederland. Of de maximale straf in zaken omtrent ghostwriting daadwerkelijk wordt opgelegd, kan worden betwijfeld. In elke zaak vindt immers een afweging van alle omstandigheden van het geval plaats, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte alsmede de ernst van het feit.51 Dit geeft de rechter veel ruimte om maatwerk te leveren in elke individuele zaak, waardoor het opleggen van het strafmaximum van zes jaar gevangenis in elke zaak van valsheid in geschrifte niet de norm zal zijn.

Gelet op de bovenstaande bevindingen, kan worden geconcludeerd dat het strafmaximum uit art. 225 Sr niet te hoog en dus ook niet buitenproportioneel is als zijnde een maximum. De rechter houdt immers in elke zaak rekening met alle omstandigheden van het geval, waardoor in elke individueel zaak een passende straf kan worden opgelegd. Het maximum van zes jaar gevangenisstraf dient enkel als plafond wat de rechter niet mag overschrijden in geval van veroordeling op grond van art. 225 lid 1 of lid 2 Sr.

4.3.2 Onttrekking aan het verkeer

Naast het opleggen van een in art. 225 Sr genoemde straf kan de rechter op grond van art. 36b lid 3 Sr ook de maatregel ‘onttrekking aan het verkeer’ opleggen. Deze maatregel kan op grond van lid 1 van art. 36b Sr tevens worden opgelegd in gevallen van art. 9a Sr (schuldverklaring zonder strafoplegging), vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, bij afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en bij strafbeschikking. Onttrekking aan het verkeer kan alleen ten aanzien van voorwerpen worden uitgesproken; onttrekking van zakelijke en persoonlijke rechten, alsmede onroerende zaken, is niet mogelijk.52 Indien daarentegen afstand is gedaan van het voorwerp, vervalt de inbeslagneming van rechtswege en is onttrekking aan het verkeer niet meer mogelijk.53

51 www.rechtspraak.nl (zoeken op: hoe bepaalt de rechter zijn straf?).

52Hofstee in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 36b Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

53 Hofstee in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 36b Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

(30)

Het opleggen van deze maatregel is toebedeeld aan de rechter. Bovendien zou het onwenselijk zijn om de onderwijsinstelling bij dit strafproces te betrekken door zelf de bul ongeldig te laten verklaren. Indien de fraude nog gedurende de studie wordt ontdekt, zal het treffen van maatregelen wel aan de onderwijsinstelling zijn toebedeeld en zullen zij handelen naar de regels van hun eigen regelementen.

In art. 36c Sr is bepaald welke voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Het gaat conform dit artikel om voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen, voorwerpen met betrekking tot alsmede met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid, voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd en/of voorwerpen die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd. Dit allemaal voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Volgens de Tekst & Commentaar op art. 36c Sr is de aard van het voorwerp relevant in die zin dat het ongecontroleerde bezit van het voorwerp strijd moet opleveren met de wet of het algemeen belang, juist vanwege de aard van het voorwerp.

Deze strijdigheid moet dus uitdrukkelijk zijn vastgesteld.54 Het hoeft niet per se te gaan om voorwerpen die naar hun aard als gevaarlijk kunnen worden aangemerkt; ook voorwerpen die op zichzelf ongevaarlijk zijn, maar in verband staan tot wel gevaarlijke voorwerpen kunnen worden onttrokken.55

Indien een student een frauduleuze eindscriptie heeft ingediend, waarna de bul aan deze student is uitgereikt, kan worden gesteld dat deze bul onterecht is uitgereikt. De student kan hiervoor tevens worden vervolgd op grond van het misdrijf ‘valsheid in geschrifte’ uit art. 225 Sr.

Ondanks het feit dat een bul op grond van art. 36c sub 1 Sr vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, is een bul op zichzelf of in samenhang met andere voorwerpen niet als gevaarlijk aan te merken. Het ongecontroleerde bezit van een bul zal daarom niet in strijd zijn met de wet of het algemeen belang.

Uit het voorgaande blijkt dat het onwenselijk is om de maatregel ‘onttrekking aan het verkeer’

op te leggen om zo de uitgereikte bul uit het bezit van de fraudeur te halen. Het is immers niet aan te merken als gevaarlijk voorwerp en daardoor zal het ongecontroleerde bezit ervan ook niet in strijd zijn met de wet of het algemeen belang.

54 Hofstee in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 36c Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

55Hofstee in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 36c Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

(31)

4.3.3 Verbeurdverklaring

In art. 9 lid 1 sub b Sr zijn de bijkomende straffen geregeld. De verbeurdverklaring uit art. 9 lid 1 sub b onder 2 Sr, nader uitgewerkt in art. 33 en verder Sr, valt ook onder de bijkomende straffen. Het betreft dus wel daadwerkelijk een straf, waardoor het moet worden onderscheiden van de hierboven genoemde maatregel. Om die reden kan dus ook meer worden afgepakt dan met de gepleegde strafbare feiten is verdiend.56

De verbeurdverklaring is een vermogensstraf, wat inhoudt dat bij oplegging de veroordeelde in zijn vermogen zal worden getroffen. Hierin verschilt de verbeurdverklaring dus van onttrekking aan het verkeer, aangezien het bij deze laatste draait om bescherming van de maatschappij tegen gevaarlijke voorwerpen.57

Er gelden drie voorwaarden voor verbeurdverklaring. Ten eerste kan verbeurdverklaring op grond van art. 33 lid 1 Sr enkel worden uitgesproken bij een veroordeling wegens enig strafbaar feit. Op grond van lid 2 van dit artikel moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de veroordeelde en de ernst van het feit, zodat de veroordeelde niet onevenredig in zijn vermogen wordt getroffen, art. 24 Sr.58 Voorts moeten de voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Welke voorwerpen dit zijn, staat in art. 33a lid 1 Sr en komt verderop aan bod. In tegenstelling tot de voor onttrekking aan het verkeer vatbare voorwerpen, kent de verbeurdverklaring als laatste voorwaarde nadere regels omtrent het toebehoren van de voorwerpen.59 In beginsel dienen de voor verbeurdverklaring vatbare voorwerpen namelijk toe te behoren aan de veroordeelde, art. 33a lid 1 sub a Sr. Is dit niet het geval, dan kunnen de voorwerpen op grond van art. 33a lid 2 Sr enkel verbeurd worden verklaard indien aan de vereisten in sub a en b is voldaan; voor dit onderzoek verder niet relevant.

Art. 33a Sr bepaalt dat alle voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar zijn; blijkens lid 4 zijn dit alle zaken en vermogensrechten. Het moet volgens art. 33a lid 1 sub a t/m f Sr gaan om voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van een strafbaar feit zijn begaan, voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan, voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid (de instrumenten moeten bij de voorbereiding of uitvoering daadwerkelijk zijn gebruikt), voorwerpen die de opsporing van het misdrijf hebben

56 www.kantoorvanbreukelen.nl (zoeken op: verbeurdverklaring).

57 Schuyt in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 33 Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

58 Schuyt in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 33 Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

59 Schuyt in: Tekst & Commentaar Strafrecht 2021, art. 33 Sr (online, actueel t/m 1 februari 2021).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The aim of this retrospective study is to review the medical records and to describe the signalment, clini- cal signs, physical examination findings, laboratory and medical

Hij of zij zal je zeggen welke medicatie voor de ingreep gestopt moet worden en welke medicatie je de ochtend van de operatie met een klein slokje water moet innemen.. Vergeet

9") Dit instituut HOU men niet moeten Kien als een nieuw, zelfstandig laboratorium naast de bestaande laboratoria en instituten van de universiteit. Zou Ken een

• Smarttag leg voor de registratie van staan/liggen, en aantal stappen • SensOor voor de registratie van

Gewenst resultaat Verzamelt de juiste materialen en gereedschappen, maakt ze klaar voor gebruik en stelt ze in, zodat de werkzaamheden goed zijn voorbereid.. Competentie

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Soos ook in die literatuur aangedui is daar in dié studie bevind dat studente steeds deur middel van afstandsleer ʼn kwalifikasie kan verwerf ongeag uitdagings om tyd in te ruim

We attempt to address this gap by presenting an evaluation framework for assessing the effectiveness of research networks and using it to evaluate two New Partnership for