• No results found

Van Ves en dingen die voorbijgaan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Van Ves en dingen die voorbijgaan"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van Ves en dingen die voorbijgaan

Tienermeisjes, interpretatieve repertoires en identiteitsconstructie

Ellen Hijmans

1 Achtergrond: media en genderidentiteit

De sociologische belangstelling voor het begrip identiteit is in ruim tien jaar explo­

sief gegroeid. Diverse moderniseringstheorieën richten zich op de gevolgen van modernisering, globalisering, of ook wel detraditionalisering (vgl. Heelas, Lash en Morris 1996) voor allerhande aspecten van het modeme individuele bestaan. Zo is er aandacht voor de moraal (Bellah e.a. 1985; Giddens 1992; Taylor 1994), voor cul­

turele identiteit (Hall en DuGay 1992), en het probleem van de persoonlijke identi­

teit of het ‘zelf’ (Taylor 1989;Gergen 1991; Giddens 1991).

In de communicatiewetenschap is deze trend eveneens herkenbaar (Meyrowitz 1985; Thompson 1995; Morley en Robins 1995; Grodin en Lindlof 1996; Turkle 1997). Uitgangspunt is dat de media een integraal bestanddeel uitmaken van de dynamiek van het moderniseringsproces. Dit artikel sluit aan bij deze gedachte, maar in aanvulling op het bovenstaande richt ik mij op het proces van identiteitsconstruc­

tie. Ik zal dat illustreren met behulp van interviews met lezeressen van het meiden- blad Yes' vanuit een symbolisch-interactionistisch perspectief.

Tegelijkertijd wil ik een leemte opvullen in het onderzoek naar het lezen van vrou­

wenbladen. Dit is veelal verricht vanuit de invalshoek van vrouwenstudies (Van Zoonen en Hermes 1987; Hermes en Schutgens 1991; Hermes 1993) en wordt meestal in verband gebracht met het ontwikkelen van een vrouwelijke identiteit. Zo stellen Van Zoonen en Hermes (1987) dat voor vrouwelijke adolescenten met name tijdschriften van belang zijn in de seksespecifieke socialisatie. Meisjes hebben bij­

voorbeeld al talloze ideeën over jongens voordat ze werkelijk met hen in contact komen. Die ideeën nemen ze over van ouders, vriendinnen en tijdschriften (De Waal 1989). Naast de massamedia spelen het gezin, de school en de peergroup een rol.

Deze instituties vormen tezamen de (leef)wereld en de achtergrond van de beteke­

nisverleningen waarop dit onderzoek zich richt.

Verschillende onderzoeken naar tienermeisjes en identiteitsontwikkeling (De Waal 1987; 1989) laten zien dat meisjes naast een zogenaamde ‘slaapkamercultuur’

een subcultuur ontwikkelen, waarin de twee-relatie centraal staat. Door m et elkaar te praten over jongens scherpen meisjes hun visie op hun eigen identiteit als meisje.

Ze ontwikkelen op deze manier een genderidentiteit, ze leren hoe ze zich moeten

(2)

gedragen en bereiden zich voor op hun rol als toekomstige vrouw (De Waal 1987).

In dit artikel wordt een secundaire analyse uitgevoerd op kwalitatief onderzoeks­

materiaal dat eerder is verzameld en geanalyseerd door Van Knippenberg en De Lange (1995). Zij onderzochten het belang van Yes in het leven van lezeressen.2 Uit hun analyse bleek dat het blad voor deze onderzoeksgroep inderdaad een functie ver­

vult in een meisjescultuur. De inhoud van het blad wordt besproken, het wordt aan elkaar doorgegeven en veel lezeressen zijn Yes via vriendinnen gaan lezen (1995:60).

Hun eindconclusie luidt dat Yes een bevestigende rol speelt in de constructie van vrouwelijkheid, in de zin dat het blad aansluit bij reeds bestaande genderopvattingen en ideeën, afkomstig van andere socialiserende instanties. Yes levert ‘een soort assis­

tentie bij het ontwikkelen van ideeën over vrouwelijkheid’ (1995: 67).

De moeilijkheid met deze en andere analyses is, dat de feitelijke bijdrage die vrou­

wenbladen leveren aan identiteitsconstructie eenvoudig wordt verondersteld op grond van populariteit, de boodschap o f lezing van de inhoud. Wat ontbreekt is een theoretisch perspectief op identiteitsconstructie, waarbinnen de uitspraken van de respondenten begrepen kunnen worden. Hermes probeert dit wel te doen, door de betekenis van vrouwenbladen op te vatten als empowerment, hetgeen staat voor de constructie van autoriteit en identiteit. Lezen over de ervaringen van andere vrouwen brengt een subjectieve vorm van weten voort, aldus Hermes, die bijdraagt aan het proces van subject-wording. ‘Lezen is een spel van jezelf vergelijken met de in het artikel opgevoerde sprekers, hetgeen een gevoel van identiteit bewerkstelligt: “Ik ben ook zo” o f “Ik ben meer zo en zo’” (Hermes 1989: 289). Wat we hieruit kunnen leren is dat identiteitsconstructie (subject-wording) het gevolg is van een vergelijkings- proces. Dit lijkt plausibel maar het hoe en waarom is onduidelijk.

2 Het symbolisch-interactionistisch perspectief

Het symbolisch-interactionisme gaat uit van de reflexiviteit van het denken en het zelf(bewustzijn) en legt het zwaartepunt van de analyse bij betekenis- en interactie­

processen. Het lezen van Yes beschouw ik als een vorm van interactie met de tekst, waardoor betekenissen worden gegenereerd die niet op zichzelf staan, maar die func­

tioneel zijn in het dagelijks leven, bijvoorbeeld de meisjescultuur. Identiteitscon­

structie vat ik ten eerste op als het proces waarmee individuen zich een plaats ver­

werven temidden van anderen. Dit identiteitsbegrip stelt de verbondenheid van indi­

vidu en samenleving centraal (selfen society in termen van Mead (1934)). Binnen de theorie zijn deze twee niveaus op elkaar betrokken: het ik, o f zelf, is altijd een soci­

aal zelf en komt tot stand op basis van sociale interacties en relaties met anderen (Mead 1934: 140). De betekenissen die het individu op zichzelf van toepassing vindt, zijn dan ook sociaal bepaald. Zogenoemde ‘belangrijke anderen’ (significant others) vormen een kernelement in het proces, evenals reflexiviteit (zelfobjectivatie) en role- taking (zich verplaatsen in het standpunt van de ander). Theoretisch is interactie met

(3)

Ellen Hijmans Van Yes en dingen die voorbijgaan

belangrijke anderen het primaire ankerpunt voor identiteitsontwikkeling. Gaande­

weg de socialisatie breidt het aantal belangrijke anderen zich uit, totdat het individu de generalised other, alle maatschappelijk relevante kennis, heeft geïncorporeerd.

Aangezien identiteitsontwikkeling een bij uitstek sociaal en relationeel proces is en Yes slechts op afstand (gemedieerd) de rol van symbolische hulpbron kan vervullen, stel ik mij de vraag of het blad een herkenbare rol vervult bij het ontwikkelen van de identiteit, bijvoorbeeld als symbolische belangrijke andere.

Een tweede aandachtspunt is de inperking van identiteitsconstructie tot relaties van overeenkomst en verschil. Identiteit is een meerdimensionaal verschijnsel, dat vanuit verschillende invalshoeken bestudeerd kan worden. Men kan de persoonlijke o f sociale identiteit bestuderen en daarbij kiezen voor een historisch-continue, dan wel een interactionele benadering. Ik beschouw het besef van ‘overeenkomst en ver­

schil' tussen het zelf en de ander als een van de kernpunten van identiteit.

Interpretatieve repertoires en betekenisverlening. In dit onderzoek gaat het om pro­

cessen van definitie en betekenisverlening in relatie tot het lezen van een meidenblad.

Hermes en Schutgens (1991) en Hermes (1993) spreken in dat verband van ‘inter­

pretatieve repertoires’ ( ‘systematisch terugkerende termen’), die lezers gebruiken om betekenis te verlenen aan bladen en die onderzoekers kunnen reconstrueren om onderliggende betekenisstructuren bloot te leggen (Hermes 1993: 59).

Dit lijkt een goed startpunt voor een analyse, maar in tegenstelling tot de aan Pot­

ter en Wetherell (1987) ontleende talige benadering van repertoires, volg ik een meer op inhoudelijke betekenissen toegesneden benadering. Deze sluit beter aan bij het symbolisch-interactionistische idee van perspectief, waarin de definitie van de situ­

atie het uitgangspunt is (vgl. Shibutani 1955; Beckere.a. 1961; Hijmans 1985).

3 Probleemstelling en onderzoeksopzet

Het doel is na te gaan o f een symbolisch-interactionistisch perspectief duidelijkheid kan verschaffen over de vraag o f en hoe het lezen van Yes bijdraagt aan het proces van identiteitsconstructie. Het antwoord hebben we gezocht via twee deelvragen, die gezien de beperkte omvang van onze onderzoeksgroep weliswaar voorlopige maar toch interessante antwoorden opleveren:

1 Hoe wordt Yes gelezen? Welke interpretatieve repertoires zijn te onderscheiden?

2 Wat is het verband met identiteitsconstructie? Vervult Yes een functie als symbo­

lische belangrijke andere?

Onderzoek naar betekenisverlening behoort tot het interpretatieve of kwalitatieve para­

digma, dat zich sinds de jaren tachtig mag verheugen in een groeiende belangstelling, ook vanuit de communicatiewetenschap (Servaes en Frissen 1997). Binnen dit para-

(4)

digma gaat men uit van de gedachte dat het sociale handelen van mensen plaatsvindt op basis van betekenisverlening ( ‘constructies’) o f ‘definitie van de situatie’. Een nood­

zakelijke voorwaarde voor onderzoek binnen dit paradigma is de aansluiting bij de interpretaties van de handelende subjecten (het zogenaamde ‘actorperspectief’).

Met het oog daarop zijn in dit onderzoek uitvoerige interviews gehouden met 21 meisjes, afkomstig uit de doelgroep. De steekproef is statistisch niet representatief, maar contrastrijk om de inhoudelijke variatiebreedte van betekenissen zoveel moge­

lijk te dekken. Zo is zowel gesproken met ‘trouwe’ lezeressen als met ex-lezeressen.

Er is zowel gesproken met individuele meisjes als in kleine groepen, waarbij een nummer van Yes gebruikt werd als uitlokker van concrete alledaagse betekenissen.

De analyse vond plaats op transcripties van de interviews en volgde in grote lijnen de beginfasen van de gefundeerde theoriebenadering van Glaser en Strauss (Wester 1995). De kwalitatieve analyse is een vergelijkende analyse, waarin aansluiting wordt gezocht bij in het veld levende betekenissen, die via constante vergelijking worden geobjectiveerd tot substantieve en formele begrippen.

4 Repertoires

Eerder onderzoek maakt duidelijk dat een en hetzelfde blad op uiteenlopende manie­

ren gelezen kan worden (Hermes 1989; 1993; Van Selm 1995). Repertoireonderzoek is gericht op het ontdekken en benoemen van onderlinge verschillen en overeen­

komsten. De meest algemene overeenkomst is in dit geval het beeld dat de lezeres­

sen, ook de jongsten, van Yes hebben. Ze zien het als een aan leeftijd of levensfase gebonden blad voor meisjes, dat inspeelt op ‘de behoeften en problemen van meis­

jes in deze leeftijd’. Zoals een 14-jarige zegt: ‘Iedere generatie groeit op in Yes, snap je ? ’ Dit generatie-idee lijkt in grote lijnen zichtbaar bij twee verschillende groepen lezeressen. Enerzijds de ‘marginale’ lezeressen, die veelal in retrospectief hun ver­

haal vertellen, en anderzijds de ‘trouw e’ lezeressen, voor wie het lezen van Yes een integraal onderdeel is van hun leven. Toch vallen de verschillen tussen beide groepen niet exact samen met leeftijdverschillen (enkele oudere lezeressen behoren tot de

‘trouwe’ groep en sommige jongere tot de ‘marginale’ groep), of met bepaalde reper­

toires. Het is eerder zo dat de onderscheiden repertoires in beide groepen worden (of werden) gehanteerd.

De vraag ‘hoe’ het blad gelezen wordt, is in letterlijke zin te beantwoorden met:

‘alleen’ o f ‘met een groepje vriendinnen’. In deze laatste situatie komen bepaalde repertoires naar voren, zoals het ‘(leed)vermaak’-repertoire, waaruit de groepsdy­

namiek van de meisjescultuur spreekt. Lezen in groepsverband versterkt de onder­

linge band, en zeker als Yes fungeert als ‘aangever’ voor het gesprek, is de bemid­

delende rol van Yes in sociaal en in inhoudelijk opzicht duidelijk. Sociale bemidde­

ling komt naar voren in het ‘tussenpersoon’-repertoire en het ‘vriendin’-repertoire, terwijl er bij het ‘vraagbaak’- en ‘romantisch rimeel’-repertoire veeleer sprake is van

(5)

Ellen Hijmans Van Ves en dingen die voorbijgaan

inhoudelijke bemiddeling. De lezeressen putten vrijelijk uit deze vijf repertoires.

Elke lezeres hanteert verschillende repertoires, maar niet noodzakelijk alle vijf. De repertoires laten zien dat Yes niet uitsluitend is verbonden met cognitieve aspecten.

Daarnaast is het blad verweven met alledaagse bezigheden. We zullen zien dat Yes op een instrumentele manier wordt ingezet. Het dient als gespreksmateriaal, maar is ook functioneel als loutere ontspanning, als m anier om de tijd te doden, als am use­

ment en als sociaal bindmiddel.

Het (leed)vermaak-repertoire. Zoals gezegd, is dit repertoire vooral functioneel in groepsverband. M et name de ingezonden brieven en de problemenrubriek zijn aan­

leiding tot spot en roddel over moeilijkheden van anderen. De functie van (leed)ver- maak voor de groep wordt duidelijk uit onderstaand fragment, waarin een meisje van 13 antwoordt op de vraag o f familieleden ook Yes lezen:

R2 ‘Ja, mijn zus en de vriendinnen van mijn zus lezen ze ook. En de vriend van mijn zus. Dan zitten ze gewoon heel maf te doen, te lachen als er een pro­

bleem in staat. (...)

I Hebben jullie het nooit over wat er in de Yes staat?

R2 Ja, over hoe stom de problemen zijn. Bijvoorbeeld in de aula, dan zitten we al die problemen op te noemen, en dan ben ik zo’n Monafïguur en dan zit zij dat te vertellen (gelach)’ (5: 3)3.

Dat dit niet het enige repertoire is waarmee deze 13-jarige Yes leest en interpreteert, wordt later in het gesprek duidelijk. Bij de overige voorbeelden van dit repertoire vonden wij echter een ambivalente houding, waaruit bleek dat men naast enige afstand ook betrokkenheid voelt, of in het verleden had gevoeld, met de inhoud van het blad. Yes wordt dus op verschillende manieren tegelijk gelezen, dan wel volgen lezingen elkaar op. Met name de marginale en de wat meer gedistantieerde lezeres­

sen lijken uit dit repertoire te putten. Opvallend hierbij is dat deze lezeressen vooral in het begin van het gesprek dit aspect benadrukten, als om de interviewsters ervan te overtuigen dat Yes voor hen een gepasseerd station was. In die gevallen kan de spottende lezing zich ook op individueel niveau voordoen; het heeft dan geen groeps- functie meer, maar is een teken van een naderend afscheid van Yes. Dan wordt voor­

al het beperkte domein van Yes benadrukt en de gebrekkige aansluiting bij de belang­

stelling van de lezeres.

Omdat dit repertoire vooral in een groep optreedt, versterkt het de groepscohesie.

Spot heeft daarnaast de functie om voor zichzelf en elkaar te benadrukken dat men zelf qua ontwikkeling intussen ‘verder’ is, o f juist andersom, dat men nog niet zover is. Met dit repertoire wordt emotionele afstand uitgedrukt.

Het vriendin-repertoire. D it repertoire is de tegenhanger van het vorige. H ier komt juist gevoelsmatige betrokkenheid tot uitdrukking. Het is vrij diffuus en heeft niet

(6)

betrekking op bepaalde rubrieken maar op het blad als geheel. Individuele lezeres­

sen hebben een affectieve band met Yes en de manier waarop voor meisjes belang­

rijke zaken worden aangekaart. Het repertoire benoemt een positief gevoel dat het lezen van Yes kleurt, vooral als het om intieme zaken gaat waar Yes naadloos aansluit bij de behoeften van meisjes. Onnodig te zeggen dat hier vooral trouwe lezeressen uit putten, maar ook voor marginale lezeressen is dit repertoire herkenbaar uit het ver­

leden. In onderstaand voorbeeld is een 24-jarige aan het woord:

R ‘Ik heb het idee dat het best een bepaalde functie vervult.

I Wat voor functie dan?

R Ja, voor die doelgroep echt een praatpaal. Of hoe moet je dat zeggen, ja her­

kenning van dingen, toch kijken: heb ik dat ook. Je leert een beetje wat anderen bezighoudt. Het is gewoon lekker om te lezen wat jezelf ook bezighoudt, dat is wel leuk. Net zoals je er met vriendinnen over praat, zo praatje ook met de Yes erover. Dat zou ik jammer vinden als dat wegging’ (8: 39).

Lezeressen ervaren een vertrouwelijke, persoonlijke band, zoals blijkt uit uitdruk­

kingen waarin sfeer en affectie domineren. Ze vinden Yes ‘gezellig’, ‘ontspannend’,

‘aantrekkelijk’ en ‘gewoon leuk’ o f ‘grappig’ en ‘geinig’ om te lezen’. Herkenning, aansluiting en bevestiging lijken de algemene noemers die een gevoel van ver- trouwd-zijn oproepen. De aanduiding van Yes als reële gesprekspartner illustreert ons uitgangspunt dat lezen een vorm is van (indirecte) interactie met de tekst.

Het tussenpersoon-repertoire. Ook als lezeressen Yes individueel lezen, kan Yes bij­

dragen aan de gezamenlijke meisjescultuur in de vorm van gespreksstof of, en dit is heel typerend, als bedekte manier om iets over zichzelf te berde te brengen tegenover vriendinnen o f ouders. Yes fungeert dan als veiligheidsschakeling tussen het indivi­

du en de groep. Zoals in het onderstaande voorbeeld waarin een 18-jarige mdgo-leer- ling4 op een indirecte manier iets over zichzelf kwijt wil via Yes:

I ‘Zijn er ook onderwerpen in de Yes waar je met niemand of alleen met bepaal­

de personen over praat, omdat ze te persoonlijk zijn?

A Ja, alleen als het over jezelf gaat. Maar het gaat in de Yes over anderen, dus dan kan je er wel over praten. (...)

1 Je zei: het gaat over die meisjes, niet over mij. Breng je jezelf wel eens ter spra­

ke naar aanleiding van Yes?

R Ja, dat is wel fijn. Het is meestal van: “Heb je in de Yes gelezen d at"... en dat heb ik dan ook meegemaakt. Zo kom je er op.

I Is het dan makkelijker?

R Ja, want dan heb je altijd zo’n smoesje: “Ik heb het in de Yes gelezen”, maar ik heb het zelf ook meegemaakt.

I Gebeurt dat vaak, dat Yes aanleiding is?

R Ja, meestal wel, hè’ (18: 2).

(7)

Ellen Hijmans Van Yfes en dingen die voorbijgaan

Het blad kan vooral voor trouwe lezeressen in sociaal opzicht bemiddelend zijn; de autoriteit van Yes wordt dan strategisch ingezet bijvoorbeeld in een twistpunt met ouders over de leeftijd waarop je uit mag gaan, o f om een heikel probleem aan de orde te stellen zonder dat je jezelf blootstelt aan kritiek van anderen. Dit laatste blijkt voor de meeste meisjes uit de onderzoeksgroep een gevoelig punt. Er wordt geanti­

cipeerd op de kritische blik waarmee meisjes elkaar bezien, en Yes dient als inter­

mediair om directe kritiek te vermijden.

Naast de besproken repertoires, die vrij algemene betekenissen en het sociale gebruik van Yes naar voren brengen, zijn er twee repertoires onderscheiden die meer inhou­

delijk ingaan op het lezen en de verschillende rubrieken van Yes. Want Yes wordt vooral gezien als ‘praktisch gebruiksblad’, luidde de eindconclusie van Van Knip­

penberg en De Lange (1995:66). Samen vormen deze repertoires de ‘harde kern’ van het lezen van Yes. Deze kern noemen we ‘hard’, omdat deze beide repertoires bij vrij­

wel alle lezeressen uit onze onderzoeksgroep zijn aangetroffen. De kern bestaat uit twee complementaire delen. Tegenover het realisme van de ‘vraagbaak’ staat het idealisme van het ‘romantisch ritueel’. Gezamenlijk bestrijken zij een belangrijk deel van het ‘socialisatiepotentieel’ van het blad.

Het vraagbaak-repertoire. De praktische en informatieve aspecten van moderepor­

tages, uiterlijke verzorging en trendy lifestyle-producten ( ‘meisjesspulletjes’), wor­

den hoog gewaardeerd. Ook lezeressen die wat meer afstand hebben genomen van Yes, blijven het langste ‘hangen’ in dit repertoire. Het levert direct bruikbare kennis, zoals een 15-jarige zegt: ‘M aar ja, over dat uiterlijk, dat vind ik eigenlijk wel goed.

D atje een beetje weet w atje er allemaal voor kan doen’ (1: 15). In het volgende voor­

beeld vertelt een 15-jarige over de leukste rubriek:

R ‘Die vragen en zo’n verhaal achterin, en het verhaal dat echt gebeurd is, bij­

voorbeeld van dat meisje dat haar moeder heeft verloren, zulke verhalen vind ik altijd wel mooi. (...) Ik ken nou toevallig een meisje dat ook haar moeder heeft verloren. En dan denk je van : Oh, dat ga ik eerst even lezen, weetje wel, ja. (...) Ik denk omdat je ook zo’n persoon kent (...) en dan kijk je hoe dat verhaal beschreven staat en hoe ze het uitleggen en die dingen’ (9: 4).

Een aanvulling op de praktisch-informatieve kant van dit repertoire is het meer op problemen gerichte vraagaspect. De vragen uit de probleem- en adviesrubrieken fun­

geren niet alleen als bron van (leed)vermaak. Ze roepen daarnaast sympathie en nieuwsgierigheid op naar de door Yes gegeven adviezen. Ook dit maakt deel uit van de ‘harde kern’. Dit aspect trekt lezeressen aan en het is dan ook een veel genoem­

de aanleiding tot uitwisseling met anderen. De interesse geldt niet louter de adviezen, maar ook de pluraliteit van meningen en het toetsen van je eigen mening aan die van anderen.

(8)

M et het oog op het instandhouden van de meisjescultuur is Yes van evident belang.

Het samen lachen en praten versterkt de groep en biedt een forum voor de uitwisse­

ling van ideeën. Als cultuur verschilt de meisjescultuur van andere culturen, en in het bijzonder van de jongenscultuur, hoewel beide culturen ook sterk op elkaar gericht zijn. Wat opvalt is dat de meisjes- en jongensculturen twee gescheiden werelden zijn, die zelfs onbekend is voor meisjes met broers. Althans, deze meisjes lijken hun eigen praktijkkennis niet zonder meer te vertrouwen, ze blijven nieuwsgierig naar de mening van Yes. Pas als meisjes een tijdje een vriendje hebben, kan de nieuwsgie­

righeid afnemen, maar evengoed verhevigen, zoals in onderstaand voorbeeld:

R ‘Er stond laatst: “De fijne plekjes bij jongens”. Ja, dat lees ik dan wel even door ja-

I Wat vind je ervan?

R Ja, dat vind ik wel fijn. Dat is wel handig omdat ik dan verkering heb, dan helpt dat toch weer in je relatie. Of als hel niet goed gaat, dan staat er doe dit, doe dat (...) dan ga ik dat een keer uitproberen’ (7: 11; 15 jr).

Jongens zijn anders, maar hóe anders, vertelt Yes. Het blad fungeert als deskundige bemiddelaar tussen beide culturen en cultiveert daarmee tegelijk de verschillen. De geheimzinnigheid van het andere geslacht blijkt een sterk motief om Yes te lezen. Een van de functies van Yes is kennis verschaffen over de belevingswereld van jongens en de praktijk van relaties. Veel trouwe lezeressen zijn uitermate nieuwsgierig naar de opvattingen en ideeën van jongens en ze nemen ook daadwerkelijk kennis op, zoals uit het onderstaande voorbeeld blijkt:

R ‘Fantaseren over jongens, w eetje een beetje wat ze voelen. Van: “Als ze stoer doen, dan vinden ze je juist leuk” of zo. Of: “Als ze je plagen, dan vinden ze je leuk” en dat wist ik nooit, en dat leerde ik dan uit Yes’ (14: 30; 23 jr).

Dit repertoire is sterk vertegenwoordigd in het materiaal, het lijkt een belangrijke manier waarop Yes gelezen wordt. Zowel marginale als trouwe lezeressen putten uit dit repertoire. Het gaat hier dan ook om een breed gebied waarin de lezeressen fei­

tenkennis opdoen over uiterlijk, gezondheid en lifestyle. Daarnaast doen zij m en­

senkennis en zelfkennis op, wanneer zij zich inleven in situaties en hun mening toet­

sen aan die van anderen.

Het romantisch ritueel-repertoire. Het inleven in (fictionele) levens van anderen is nog nadrukkelijker aanwezig in dit repertoire, zelfs zodanig dat deze manier van lezen als vorm van idealisme getypeerd kan worden. Uit dit repertoire blijkt dat het fictionele karakter van de romantische verhalen in Yes aanlokkelijk is voor beide groepen lezeressen, zelfs als Yes nog maar sporadisch wordt gelezen. Slechts een enkeling keert zich ervan af. Het maakt daarom naast de ‘vraagbaak’ deel uit van de

‘harde kern’ van het lezen van Yes. De verhaalvorm wordt interessant en spannend

(9)

Ellen Hljmans Van Vesen dingen die voorbijgaan

gevonden, en ook al weet men dat het allemaal niet echt en wellicht overdreven en

‘mooier gemaakt’ is, juist dit imaginaire gegeven blijkt in de beleving van de leze­

ressen cruciaal als iets wat hen ook zou kunnen overkomen.

De verhalen worden nogal eens in bed gelezen, in de intimiteit van de eigen kamer en gezien als ‘echt iets voor jezelf ’, waarbij je heerlijk kunt wegdromen. Zoals in het onderstaande citaat duidelijk wordt, is de ‘ontmoeting’ een veel genoemd thema, waar zeker de meisjes zonder vriendje volop over fantaseren. In onderstaand fragment legt een 24-jarige uit waarom het korte romantische verhaal haar favoriete rubriek is:

I ‘En wat is daar leuk aan?

R Dat er een ontmoeting is en meestal een leuke afloop. Ja, je weet gewoon van te voren, het loopt goed af, maar het is gewoon altijd een beetje spannend om te lezen. Ik vind verhaaltjes gewoon altijd heel leuk, als er echt een verhaalvorm in zit. Daarom vind ik die kolommetjes ook zo leuk. het is echt een verhaal, het begon zo en zo en eindigde zo en z o ... Ja, er zit een loop in, een beetje spanning zo. Zo begint het en hoe zou het aflopen (...) ik vind die dingen die mensen heb­

ben meegemaakt, verhalen en zo, dat vind ik altijd leuk om te lezen’ (8: 12).

Andere voorbeelden maken duidelijk dat niet wat ‘is’, maar wat ‘zou kunnen zijn’ telt.

Verbeelding, (dag)droom, en fantasie zijn middelen om te anticiperen op het domein van de romantische liefdesrelaties en de problemen die je daar kunt aantreffen.

Romantische relaties, liefde en intimiteit vormen volgens Illouz (1997) het hoofdbe­

standdeel van wat zij het ‘romantisch utopia’ noemt, een van de hoekstenen van de hedendaagse cultuur. Onderdeel daarvan is het aanleren van een ‘vocabulaire van het gevoel’, dat we als een van de functies van dit repertoire kunnen aanmerken.

De grondgedachte van het ‘rituele’ element van dit repertoire is, dat de respon­

denten duidelijk maken dat het minder om de concrete inhoud gaat als wel om de herhaling van de vorm, het avontuurlijke liefdesverhaal, waarin de knappe tegen­

speler het hart van de heldin moet zien te veroveren of andersom. Het herlezen van oude Yessen bij logeerpartijtjes, op vakantie of anderszins past ook in deze gedach­

te. Zoals een van de marginale lezeressen het verwoordt: ‘Gevoelens en relaties zijn sowieso interessant.’

Het gaat dus in dit repertoire om de lichtelijke overdrijving van het gevoelsleven, het nog niet werkelijke, maar niet geheel onmogelijke waarmee toekomstige scena­

rio’s worden geprojecteerd. Dit laatste kunnen we beschouwen als een vorm van anticiperende socialisatie, die ook in groepsvorm kan optreden binnen dit repertoi­

re. Het sluit dan aan bij de reeds besproken meisjescultuur.

5 Repertoires en identiteitsconstructie

De repertoires laten zien dat Yes op uiteenlopende en verschillende manieren tege­

lijk wordt gelezen. We hebben kunnen zien dat er een mengeling optreedt van afstand en betrokkenheid, en dat in repertoires het ene o f het andere wordt benadrukt. Van-

(10)

uit het gezichtspunt van identiteitsontwikkeling als sociaal proces, vervult Yes in eer­

ste instantie een functie als positieve m aar soms ook als negatieve ‘aangever’. Yes is in die zin een symbolische hulpbron bij de identiteitsconstructie. Het blad levert gespreksstof, maar ook stof tot nadenken, feiten- en mensenkennis. We hebben de kern van het lezen getypeerd als een combinatie van realisme en idealisme, als een dubbele bron van kennis en verbeelding waaruit geput kan worden. Yes bemiddelt niet alleen inhoudelijk maar ook sociaal. De autoriteit die dan aan Yes wordt toege­

schreven, wekt minstens de suggestie dat er sprake is van Yes als een symbolische belangrijke andere.

Emotionele betrokkenheid bij belangrijke anderen is als vorm van openheid een voorwaarde voor identiteitsconstructie. Alle repertoires laten in meer of mindere mate een gevoelsmatige binding zien met de inhoud van het blad. Bij het leedver- maak-repertoire is die binding negatief (hetgeen niettemin constructief kan zijn voor de identiteit), bij het vriendin-repertoire uitgesproken positief. Openstaan voor de inhoud van Yes geeft ruimte voor identificatie. In het symbolisch-interactionisme staat identificatie zowel voor het proces van verwerving als toewijzing van identiteit aan anderen. Op het gebied van de media bespreekt Donders (1989) de affectieve band tussen kijkers en de inhoud van tv-programma’s en komt tot de conclusie, dat identificatie een verondersteld begrip is, dat zowel leren verklaart, als conformiteit.

Fuss beschouwt identificatie vanuit psychoanalytisch perspectief, wat wonderwel aansluit bij het symbolisch-interactionisme: ‘Identification is the detour through the other that defines a self’ (Fuss 1995: 2). Ik vat identificatie op als proces, als een spel van overeenkomst en verschil tussen het zelf en anderen, tussen de eigen en de ande­

re groep, om de eigen plaats temidden van anderen te bepalen. Identiteit is als besef van ‘overeenkomst en verschil’, als besef van eigenheid, de (voorlopige) uitkomst van dat proces, waarmee dus altijd een relatie en een positie ten opzichte van ande­

ren wordt uitgedrukt. In deze zin is Hermes’ omschrijving van lezen als ‘vergelijken’

met het gevoel ‘ik ben zo’ o f ‘meer zo’ (1989:289) inderdaad op te vatten als een uit­

drukking van identificatie.

In het verlengde van identificatie is het eigenlijke proces pas goed zichtbaar in het role-taking mechanisme, waarmee Mead de sociale herkomst van de identiteit bena­

drukt. Identiteit is, evenals het denken, een samenwerking tussen het ‘ik’ en de ande­

ren. Role-taking o f rolovemame is de oorsprong van de identiteit, waarmee het over­

nemen en zichzelf verplaatsen in de attitude van de ander wordt bedoeld. Dit proces geldt als een fundamentele menselijke eigenschap, verbonden met het proces van reflexie. Het bewustzijn van de ander brengt zelfbewustzijn voort, dat wil zeggen een besef dat men zelf ‘een ander’ is en tegelijk deelgenoot van dezelfde cultuur. Het zelf is altijd voor een deel een gesocialiseerd zelf, dat in bezit is van de vereiste culture­

le kennis om te overleven in de groep. Identificatie en role-taking zijn in die zin te beschouwen als leer- en kennisoverdrachtsprocessen. Het gaat dus om meer dan een subjectieve vorm van weten, zoals Hermes beweert (1989: 289) Er zijn vanuit het

(11)

Ellen Hijmans Van Yes en dingen die voorbijgaan

oogpunt van socialisatie juist objectieve vormen van weten mee gemoeid. Yes fun­

geert zoals gezegd als kennisbron én als bron van verbeelding.

In wat volgt zullen we identificatie en role-taking kort illustreren, zoals zij in de repertoires naar voren komen, als antwoord op de vraag o f Yes als een symbolische belangrijke andere beschouwd kan worden. We richten ons eerst op identificatie in de vorm van relaties van overeenkomst en verschil. Bij positieve identificatie staat de overeenkomst met de inhoud van Yes centraal; negatieve identificatie benadrukt het verschil, de emotionele afstand. Deze relaties zijn bovendien zichtbaar in het trekken van symbolische grenzen en symbolische in- en uitsluiting. Vervolgens zal identifi­

catie aan de hand van de centrale rubrieken uit de kernrepertoires besproken worden m et oog voor het kennisaspect.

Negatieve identificatie. Zoals in het repertoire (leed)vermaak naar voren komt, staat het verschil met Yes daarin op de voorgrond. M en geeft aan hoe men niet wil zijn of wat men achter zich heeft gelaten. Yes is hier geen belangrijke andere (meer), maar vervult wel een functie in het proces waarin men zijn eigen plaats definieert ten opzichte van anderen, namelijk in de vorm van het trekken van symbolische grenzen tussen fe(-lezeresscn) en zichzelf/de eigen groep. Juist door het benadrukken van verschillen maakt men aan zichzelf en anderen duidelijk dat de eigen identiteit

‘anders’ is. Zoals in onderstaand fragment waarin een 13-jarige en een 14-jarige pra­

ten over de verhalen, die ze te geromantiseerd, te ideaal vinden:

I ‘Zouden jullie het leuker vinden als er wat anders in stond?

R2 Ik vind het wel leuk zo.

R 1 Ja, misschien is het wel leuk daarom, dat je denkt, je kan er wel om lachen.

Misschien is het daarom wel leuk, je voelt je beter omdat je niet zo’n raar geromantiseerd mens bent. Heb ik tenminste zelf’ (5: 14).

Bovenstaand fragment illustreert het gegeven dat identiteit altijd een relatie ten opzichte van anderen uitdrukt, en in dit geval is dat een negatieve relatie. In de eer­

dere bespreking van dit repertoire is duidelijk geworden dat de emotionele afstand een uitdrukking kan zijn van een zich ontwikkelende identiteit, waarin het trekken van een symbolische grens een uiting is van niet (meer) aansluiten van betekenis- werelden.

Positieve identificatie. De tegenhanger van bovengenoemd proces zien we vooral terug in het vriendin-repertoire, en iets minder duidelijk in het tussenpersoon-reper- toire. In algemene zin fungeert Yes hier als symbolische belangrijke andere, waarop lezeressen positief betrokken zijn. Dit lijkt vooral voor jongere lezeressen op te gaan, zoals een lezeres die terugkijkt, verwoordt: ‘Vroeger was Yes echt alles voor mij.’ Er worden symbolische grenzen getrokken, maar ze sluiten nu Yes en haar lezeressen

(12)

binnen de eigen gelederen. Niet de verschillen maar de overeenkomsten staan cen­

traal, zoals in onderstaand voorbeeld:

R ‘Hoe ze op de foto staan, datje denkt, goh, zo zou ik mezelf ook wel zien staan.

Het is soms in de verhalen ook wel dat ik denk: zo zou ik misschien ook wel reageren.

I Vind je dat leuk om die ...

R Ja, ik denk wel dat je daar een beetje naar op zoek bent, want als je een verhaal krijgt over iemand die gewoon absoluut helemaal anders is, dan heb je meer zoiets van, eh, oh interessant. Maar volgens mij ga je dan niet nog eens de Yes kopen om te kijken van, goh, wat voor vreemd iemand staat er nou weer in’

(1: 9; 15 jr).

Een bij zonder geval, waarin positieve identificatie tegelijk acculturatie is, is het 18- jarige Marokkaanse meisje, dat Yes sinds 3 jaar leest, maar van thuis geen abonne­

ment mag:

R ‘Seks en dat soort onderwerpen, ja dat wordt gewoon niet besproken bij ons thuis. Zo ben ik opgevoed. En dan vind ik het best wel fijn als het in zo’n blad zit. Dat je gewoon alles weet en op de hoogte bent van alles dat met seks te maken heeft’ (12:4).

R ‘ Yes zegt wat ik graag wil, en m ’ n ouders weer niet, dus ik ben voor de mening van Yes' (12: 33).

Herkenning, en daarmee overeenkomst, lijkt de essentie te zijn zoals een 15-jarige zegt: ‘Er staan dingen in waar je jezelf helemaal in tegenkomt’ (7: 20). De positieve en negatieve identificatieprocessen, gekoppeld aan de repertoires, geven in grote lij­

nen een beeld van de rol van Yes als algemeen vergelijkings- en identificatiepunt. Met het bepalen van overeenkomsten en verschillen ten opzichte van Yes werkt het indi­

vidu aan een zelfbewuste identiteit. Yes bezit als belangrijke andere echter geen scherp omlijnd profiel, alleen algemene contouren. Uit de analyse van de kernre­

pertoires blijkt, dat de houding ten opzichte van rubrieken verschillend kan zijn. Yes levert in feite diverse ‘anderen’, verspreid over de rubrieken, die samen voor de gene- ralised other van de meisjescultuur en voor een deel ook voor een ruimere cultuur staan. De identiteitsformatie is daarmee in een ander stadium beland. Tienermeisjes bezitten, gezien hun leeftijd, reeds een redelijk ontwikkeld zelfbewustzijn en zullen vooral gericht zijn op internalisering van genderaspecten als relatief nieuw identi- teitsaspect.

De kernrepertoires ‘vraagbaak’ en ‘romantisch ritueel’ omvatten de belangrijkste rubrieken van het blad. Zij bestrijken zoals gezegd met hun realisme enerzijds en hun idealisme anderzijds een belangrijk deel van het socialisatiepotentieel van het blad.

Voor lezeressen is Yes een gebruiksblad, een bron van kennis en verbeelding. Speci­

ficatie naar vier rubrieken laat zien dat identificatie en role-taking naast plaatsbepa­

ling kennisverwerving inhoudt.

(13)

Ellen Hijmans Van Yes en dingen die voorbijgaan

Het romantisch verhaal. Deze rubriek valt samen met het repertoire ‘romantisch ritu­

eel’. Het centrale mechanisme is ook hier positieve identificatie met de personages, waarmee hier wordt gedoeld op het meebeleven van de romance en vereenzelviging met de heldin.

Positieve identificatie betekent bij deze rubriek niet zomaar overeenkomst of her­

kenning, maar een affectief bondgenootschap met een imaginaire ander, een tijde­

lijke opheffing van het zelf, het transcenderen van de feitelijke situatie. Deze pro­

cessen van vereenzelviging verlopen subtiel, de aansluiting tussen lezeres en heldin kan zeer precair zijn, zoals blijkt wanneer lezeressen het romantisch verhaal over­

slaan als de jongen op het begeleidende plaatje niet knap genoeg is (om hun fictieve tegenspeler te zijn).

De nieuwsgierigheid naar deze verhalen en de waardering ervan doen vermoeden, dat deze rubriek een prettige leeservaring oplevert. Wegdromen wordt in de literatuur wat neerbuigend aangeduid als ‘escapisme’, maar is in verband met identiteitscon- structie te beschouwen als een omweg, via de ander, naar het zelf. Het eigen leven maakt even plaats voor het leven van de fictieve ander. Het doen alsof is een spel, een imaginaire overname van de toekomstige rol van minnares en partner. Daarom kun­

nen we zeggen dat de rubriek aansluit bij een levende behoefte aan kennis van het

‘vocabulaire van het gevoel’ en het genoemde ‘romantische utopia’ en wat zich hier­

in aan mogelijkheden en moeilijkheden kan voordoen. Identificatie is, zoals gezegd in de visie van Donders, een voorwaarde voor conformiteit en leren, in dit geval leren van toekomstige scenario’s. Op deze manier dragen deze en ook andere rubrieken bij aan de ontwikkeling van een gevoel van eigenheid. Met andere woorden, via deze rubriek leert de lezeres zichzelf kennen via imaginaire rolovemame en projectie van toekomstige scenario’s.

Het vraagbaak-repertoire omvat drie verschillende rubrieken:

Probleem- en adviesrubrieken. Deze behandelen naast andere problemen deels ook (liefdes)relaties, maar focussen nu op de meer praktische kant van het vrouw/meis­

je zijn. Dit kan eveneens gezien worden als een vorm van kennisverwerving, en daar­

mee als gendersocialisatie. Ook hier is het belangrijkste mechanisme identificatie, maar nu met concrete anderen, die ingezonden brieven schrijven o f die in reporta- gevorm vertellen over hoe het bijvoorbeeld is om geen moeder meer te hebben.

Nieuwsgierigheid naar de ervaringen en meningen van anderen en empathisch m ee­

leven met meisjes die spijt hebben van bepaalde dingen, worden hier genoemd. We zien reflectie optreden in de zin van toetsing van de eigen mening aan die van ande­

ren, hetgeen bijdraagt aan het idee van Yes als forum voor uitwisseling. We zien hier eveneens als tweede mechanisme role-taking optreden. Het graduele verschil met het romantisch verhaal ligt hierin, dat men daar (tijdelijk) de ander ‘is gew orden’, hier blijft het zelf duidelijk gescheiden van de ander. Tenslotte wordt herkenning van

(14)

zichzelf in anderen als vorm van bevestiging veelal positief gewaardeerd. Dit kunnen we opvatten als teken van een identiteit die tot stand komt in (indirecte) wisselwer­

king met anderen.

De mode en beauty-rubrieken. Dit lijken op het eerste gezicht pure informatieve rubrieken, waarin het praktische element overheerst. H et belang van kennis van het uiterlijk voor de schijnbaar innerlijke processen van identiteitsconstructie kan ech­

ter niet overschat worden. De uiterlijke verschijning o f appearance, is volgens Stone (1962) als visuele presentatie even belangrijk als de verbale presentatie van het zelf.

Wij vertellen elkaar niet alleen wie we zijn, we laten het ook zien. Natuurlijke tekens fungeren in de identificatie van jezelf en anderen als een bepaalde persoon. Het gaat hier dus niet zozeer om identificatie ‘m et’ iemand (tenzij als voorbeeld), maar om identificatie ‘van’ jezelf en anderen als een bepaald type persoon.

In Davis’ formulering is kleding en uiterlijk een visuele m etafoor voor identiteit (Davis 1992: 25). Verschillende respondenten verwijzen hiernaar in uitingen zoals:

‘Hoe je eruit ziet zegt ook iets over hoe je bent.’ Het relatief grote belang dat de respondenten aan deze rubrieken hechten, houdt verband met het veranderlijke aspect van mode en kleding. Lezeressen benadrukken het belang van kennis van trends, en niet te veel af te wijken van de groep waartoe zij behoren. De innerlijke onzekerheid vertaalt zich dus voor een deel ook in de gerichtheid op de uiterlijke vormgeving van identiteit, waarvoor Yes visueel vergelijkingsmateriaal aandraagt.

Lezeressen verplaatsen zich geregeld in de fotomodellen, passen de foto aan o f gaan met de foto naar de kapper of winkel, hetgeen als vorm van ‘fysieke’ role-taking gezien kan worden.

De test o f quiz. Dit is een rubriek die niet wekelijks verschijnt, maar die wel sterk in de belangstelling staat. We brengen deze rubriek in verband met de al genoemde behoefte aan kennis, die in deze rubriek als zelfkennis naar voren komt. Op welke manier Yes ook gelezen wordt: de test wordt gedaan, half ironisch o f zeer serieus, hij wordt steevast gemaakt. Alleen o f samen. Uit nieuwsgierigheid, om te kijken wat eruit komt, om te vergelijken met elkaar, om te kijken o f het klopt met w atje al weet over jezelf. Soms wordt de wekelijkse horoscoop hier nog bij betrokken. Hoe dan ook geeft deze praktijk aan dat men ernstig op zoek is naar informatie over zichzelf, zelfkennis, kennis over wat ‘normaal’ is en reductie van de onzekerheid over wie men ‘eigenlijk’ is.

Qua aanknopingspunt voor identiteitsconstructie is de test rechtstreeks te verbin­

den met de ik-identiteit, het zelfbeeld en daarmee de relatie van het ‘ik’ tegenover de anderen. Het ‘ik’ is deels een mysterie, met onbegrepen kanten en diepere lagen. De test biedt de mogelijkheid zichzelf van een onverwachte kant te leren kennen, het­

geen hoe dan ook een reflexieproces op gang brengt dat bijdraagt aan de construc­

tie van de identiteit in de zin van zelfbewustzijn. Uitingen als: ‘De tests zijn leuk,

(15)

Ellen Hljmans Van Yes en dingen die voorbijgaan

want dan kun je kijken hoe je zelf bent, w atje zelf eigenlijk nog niet doorhebt’ wij­

zen in deze richting. Rolovername komen we hier niet tegen, wel processen van zel- fidentificatie: wie ben ik eigenlijk?

6 Besluit

A ls antwoord op de hoofdvraag kunnen we stellen dat Yes, voor de leeftijdsgroep waar het op gericht is, op indirecte wijze bijdraagt aan de seksespecifieke socialisa­

tie. Yes bemiddelt zowel in inhoudelijk opzicht als bron van kennis en verbeelding, als in sociaal opzicht, met name tussen de lezeressen en hun peergroup. De meis- jescultuur lijkt in theoretisch opzicht een sterkere rol te kunnen spelen, omdat de interactieprocessen reëel en wederkerig zijn. Ook in praktisch opzicht lijkt de rol van de meisjescultuur sterker. Yes fungeert als sociaal bindmiddel en draagt in die zin bij aan de instandhouding van de meisjescultuur. Zoals Van Knippenberg en De Lange al stelden:

‘ Yes sluit aan bij reeds bestaande ge/Mferopvattingen en ideeën, afkomstig van andere socialiserende instanties. Yes levert een soort assistentie bij het ontwikke­

len van ideeën over vrouwelijkheid’ (1995: 67).

De invloed van Yes kan niet geïsoleerd worden, daarvoor zou ook een andere, bio­

grafische, opzet nodig zijn, waarin tekstonderzoek gecombineerd wordt met recep­

tieonderzoek.

De invloed van Yes moet dus niet overdreven worden, maar kunnen w e ook niet negeren. Yes biedt, als alle media, de mogelijkheid tot verruiming van de horizon. Er is dan, zoals met name het Marokkaanse meisje laat zien, geen weg terug. De con­

centratie van kennis en informatie, de mogelijkheid om feiten en verbeelding naar eigen inzicht te combineren, maakt Yes tot een van de spelers in het veld van sekse­

specifieke socialisatie. Anticipatie op de toekomst vraagt om zelfkennis, maar ook om kennis van de omringende wereld. Beiden zijn in termen van Mead verbonden:

zelfkennis houdt altijd kennis in van de groep waartoe men behoort. We hebben laten zien, hoe met name de mechanismen van identificatie en role-taking herkenbaar zijn in dit materiaal.

De rol van Yes als belangrijke andere is per definitie indirect, omdat de interac­

tieprocessen gemedieerd en niet-wederkerig zijn. Thompson (1995: 218) spreekt in dit verband van ‘gemedieerde quasi-interactie’, die een vorm van ‘niet-wederkerige intimiteit’ teweegbrengt. De media zijn volgens hem niettemin een belangrijke hulp­

bron voor de hedendaagse identiteit. Het feit dat Yes gebruikt wordt als kennisbron geeft aan dat het voor de doelgroep inderdaad een hulpmiddel is bij de identiteits- constructie en aansluit bij de leefwereld van de lezeres. Het blad heeft verschillen­

de betekenissen in verschillende fasen van het proces. Als hulpbron is Yes vooral voor de beginnende lezeres van waarde als symbolische belangrijke andere. Voor

109

(16)

andere lezeressen geldt dat zij in Yes verschillende belangrijke anderen ontwaren en zich meer identificeren met de generalised other van de meisjescultuur. En ook dit gaat voorbij, zoals de marginale en ex-lezeressen laten zien. In die zin is Yes een tus­

senstation op weg naar de abstracte generalised other van de ruimere cultuur.

Noten

1. Het blad werd ten tijde van het onderzoek wekelijks door ongeveer 635.000 meisjes gele­

zen en bereikte 50% van de kerndoelgroep (16-19 jaar) (Van Knippenberg en D e Lange 1995:

1). Doelgroep is de leeftijdsgroep van 15-24 jaar. Recent is de leeftijd van de kerndoelgroep verschoven naar 19+.

2. Het diende als vooronderzoek voor het aio-project dat door drs. Annette van der Moor- en wordt uitgevoerd bij de Sectie Com municatiewetenschap aan de KU Nijmegen. Zij heeft tevens nuttig comm entaar geleverd op een eerdere versie van dit artikel.

3. De nummers verwijzen naar het num mer en de pagina van het interview.

4. M iddelbaar beroepsonderwijs D ienstverlening en Gezondheidszorg.

Geraadpleegde literatuur

Becker, H., B. Geer, E. Hughes, en A. Strauss (1961) Boys in white. Chicago: University of Chicago Press.

Bellah, R., R. Madsen, W. Sullivan, A. Swiddler, en S. Tipton (1985) Habits o f the heart. Lon­

don: University o f California Press.

Davis, F. (1992) Fashion, culture and identity. Chicago: University o f Chicago Press.

Denzin, N. (1970) Sociological methods. Chicago: Aldine.

Donders, C. (1989) Identificatie en massamedia, een verkenning. In: J. Hahn en F. Tillmans (red.) Kijken naar levensbeschouwing. Hilversum: Gooi & Sticht, pp. 38-59.

Fuss, D. (1995) Identification papers. New York/London: Routledge.

Gergen, K. (1991) The saturated self. New York: Basic Books.

Giddens, A. (1991) Modernity and self-identity. Cambridge: Polity Press.

Giddens, A. (1992) The transformation o f intimacy. Cambridge: Polity Press.

Grodin, D. en Th. Lindlof (red.) (1996) Constructing the se lf in a mediated world. Thousand Oaks: Sage.

Hall, S. en P. Du Gay (red.) (1996) Questions o f cultural identity. London: Sage.

Heelas, P., S. Lash en P. Morris (red.) (1996) Detraditionalization; Critical reflections on authority and identity. Oxford: Blackwell.

Hermes, J. (1989) ‘Sommige dingen doe ik alleen op uit vrouwenbladen en niet uit de praktijk’.

Over het gebruik van vrouwenbladen en empowerment. Massacommunicatie 17 (4) 283- 304.

Hermes, J. (1993) Easily put down; Women’s magazines, readers, repertoires and everyday life.

Amsterdam: diss. University o f Amsterdam.

Hermes, J. en Schutgens, V. (1991) Voor slimme, linkse, boekenlezende poezengekken: Een receptie- en tekstanalyse van het feministisch maandblad Opzij. Tijdschrift voor Vrou­

wenstudies 12 (4) 453-469.

Hijmans, E. (1985) Leerkrachtperspectieven in het basisonderwijs. In: W. Arts, H. Hilhorst en F. Wester (red.) Betekenis en interactie: Symbolisch interactionisme als onderzoeksper­

spectief. Deventer: Van Loghum Slaterus, pp. 22-36.

(17)

Ellen Hijmans Van Yes en dingen die voorbijgaan

Knippenberg, van K. en E. de Lange (1995) Iedere lezeres heeft haar Yes: D e betekenis van het meidenblad Yes voor lezeressen. Nijmegen: Doctoraalscriptie Communicatiewetenschap.

Illouz, E. (1997) Consuming the romantic utopia. Berkeley: University of California Press.

Mead, G.H. (1934) Mind, self and society. Chicago: University o f Chicago Press.

Meyrowitz, J. (1985) No sense o f place: The impact o f electronic media on social behavior.

New York: Oxford University Press.

Morley, D. en K. Robins (1995) Spaces o f identity. London: Routledge.

Potter, J. en M. Wetherell (1987) Discourse and social psychology. London: Sage.

Seim, M. van (1995) Zingeven, ouder worden en mediagebruik. Massacommunicatie 1:2-17.

Servaes, J. en V. Frissen (red.)(1997) D e interpretatieve benadering in de communicatiewe­

tenschap. Leuven: Acco.

Shibutani, T. (1955) Reference groups as perspectives. American Journal o f Sociology 60:562- 569.

Stone, G. (1962) Appearance and the self. In: A. Rose (red.) Human behavior and social pro­

cesses. Boston: Houghton Mifflin, pp. 86-118.

Taylor, C. (1989) Sources o f the self. Cambridge: Cambridge University Press.

Taylor, C. (1994) D e malaise van de moderniteit. Kampen: Kok.

Thompson, J. (1995) The media and modernity. Cambridge: Polity Press.

Turkle, S. (1997) Identity in the age o f the internet. London: Phoenix.

Waal, M. de (1987) W ho's that girl? In: B. Klap, S. Rijven en P. Rutten (red.) Tachtigers, glimp van een generatie. Hilversum/Baarn: IKON/Anthos, pp. 69-84.

Waal, M. de (1989) Meisjes, een wereld apart: Een etnografie van meisjes op de middelbare school. Meppel: Boom.

Wester, F. (1991) Strategieën voor kwalitatief onderzoek. Muiderberg: Coutinho.

Zoonen, L. van (1988) Tussen plezier en politiek: Inleidende opmerkingen over feminisme en media. In: L. van Zoonen (red.) Tussen plezieren politiek: Feminisme en media. Amster­

dam: SUA, pp. 7-21.

Zoonen, L. van en J. Hermes (1987) Karrière en kerels: Over vrouwenbladen en het ontbreken van mannenbladen. Massacommunicatie 15 (3) 257-267.

Zoonen, L. van (1994) Feminist media studies. London: Sage.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 Geef de absolute en de relatieve ligging van het dorp Pahoa, een van de bedreigde dorpjes waar lava naar toe stroomde.. Gebruik Google Earth of

Met deze kaart kun je laten zien in welke andere landen zware aardbevingen kunnen plaatsvinden.. Gebruik daarbij de databestanden in het

Verwoestijning als samenspel van ecologische, endogene (interne) en exogene (externe) factoren en systemen.. vrij naar: Hammer, T., Geographische Rundschau,

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

Broeder van Liefde Stan Goetschalckx neemt het voor hen op en vergeet daarbij de inheemse jongeren niet. Ook zij verdienen een degelijke vorming en

Een grote molen met een ashoogte op 150M zie ik niet zitten en veel mensen ook niet, aangezien ze geluid produceren en verpesten de horizon welke nu nog mooi landelijk is. Ik

Omdat positief affect en negatief affect in dit onderzoek de uitkomstmaten voor de effectiviteit van de 3GT zijn, kan verwacht worden dat persoonlijkheidstrekken, zoals de

aan de lange lellen der ooren twee kolossale brillanten, die haar hel bruskjes omschitterden en niet schenen te behooren bij haar toilet – de ruime flanellen zak – maar meer bij