• No results found

PARLEMENT DE LA RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT SESSION ORDINAIRE GEWONE ZITTING OKTOBER 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PARLEMENT DE LA RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT SESSION ORDINAIRE GEWONE ZITTING OKTOBER 2021"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GEWONE ZITTING 2021-2022

25 OKTOBER 2021 _____

SESSION ORDINAIRE 2021-2022

25 OCTOBRE 2021 _____

BRUSSELS

HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT _____

PARLEMENT DE LA RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE

_____

VOORSTEL VAN RESOLUTIE

waarbij een onderzoek wordt gevraagd over het ontvangstenverlies voor het Gewest als gevolg van het ontwijken van registratierechten

door vastgoedmaatschappijen.

_____

PROPOSITION DE RÉSOLUTION

demandant une étude sur le manque à gagner pour la Région dû à l'évitement des droits d'enregistrement par les sociétés immobilières.

_____

VERSLAG

uitgebracht namens de commissie voor de Financiën en de Algemene Zaken.

door de heer Juan BENJUMEA MORENO (N) _____

RAPPORT

fait au nom de la commission des finances et des affaires générales.

par M. Juan BENJUMEA MORENO (N) _____

__________

Aan de werkzaamheden van de commissie hebben deelgenomen : Vaste leden : Mevr. Nadia El Yousfi, de heren Marc-Jean Ghyssels, Rachid Madrane, mevr. Marie Lecocq, de heer John Pitseys, mevr. Latifa Aït Baala, de heer Christophe Magdalijns, de heren Petya Obolensky, Luc Vancauwenberge, de heer Christophe De Beukelaer, de heer Juan Benjumea Moreno, mevr. Cieltje Van Achter, de heer Guy Vanhengel.

Plaatsvervangers : Mevr. Viviane Teitelbaum, mevr. Céline Fremault.

Andere leden : Mevr. Aurélie Czekalski, de heren Jamal Ikazban, Sadik Köksal, mevr. Véronique Lefrancq.

__________

Ont participé aux travaux de la commission :

Membres effectifs : Mme Nadia El Yousfi, MM. Marc-Jean Ghyssels, Rachid Madrane, Mme Marie Lecocq, M. John Pitseys, Mme Latifa Aït Baala, M. Christophe Magdalijns, MM. Petya Obolensky, Luc Vancauwenberge, M. Christophe De Beukelaer, M. Juan Benjumea Moreno., Mme Cieltje Van Achter, M. Guy Vanhengel.

Membres suppléants : Mme Viviane Teitelbaum, Mme Céline Fremault Autres membres : Mme Aurélie Czekalski, MM. Jamal Ikazban, Sadik Köksal, Mme Véronique Lefrancq.

__________

Zie :

Stuk van het Parlement :

A-204/1 – 2019/2020 : Voorstel van resolutie

__________

Voir :

Document du Parlement :

A-204/1 – 2019/2020 : Proposition de résolution

(2)

I. Inleidende uiteenzetting van de heer Luc Vancauwenberge, mede-indiener van het

voorstel van resolutie

I. Exposé introductif de M. Luc Vancauwenberge, coauteur de la proposition

de résolution

De heer Luc Vancauwenberge is van mening dat registratierechten een belangrijke bron van inkomsten voor het Gewest vormen ; hij merkt echter op dat het Gewest op dit gebied elk jaar tientallen miljoenen euro te weinig ontvangt.

Hoewel de burgers 12,5 % registratierechten betalen, omzeilen sommigen deze door gebruik te maken van de techniek van de ontwijking, bijvoorbeeld door aandelen in een vastgoedmaatschappij te verkopen in plaats van het onroerend goed zelf. In dit verband had een studie van de Facultés Universitaires Saint-Louis uit 2010 berekend dat het Gewest 83 miljoen euro was misgelopen in 2005, dat dit cijfer 71 miljoen euro bedroeg in 2007 en dat het 62,5 miljoen euro bedroeg in 2008, een aanzienlijk bedrag. Hij acht het onaanvaardbaar dat vermogende vennootschappen aan belasting ontsnappen, terwijl andere delen van de bevolking tegelijkertijd te lijden hebben onder fiscale bezuinigingsmaatregelen.

Vervolgens benadrukt de volksvertegenwoordiger dat dit onder de bevoegdheid van de federale wetgever valt, maar dat de besproken resolutie tot doel heeft dat de Brusselse regering de federale wetgever verzoekt een studie uit te voeren om de verliezen, in termen van ontdoken belastingen, te kwantificeren die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest misloopt, teneinde hem op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.

M. Luc Vancauwenberge considère que les droits d’enregistrement sont une source importante de revenus pour la Région ; il relève cependant que, chaque année, la Région manque de dizaines de millions d’euros en la matière. En effet, alors que les citoyens paient les droits d’enregistrement à concurrence de 12,5 %, certains y échappent en recourant à la technique de l’évitement, par exemple en cédant des titres d’une société immobilière au lieu de céder l’immeuble lui-même. À cet égard, une étude de 2010 des Facultés Universitaires Saint-Louis avait calculé qu’en 2005, 83 millions d’euros avaient échappé à la Région ; qu’en 2007, ce chiffre s’élevait à 71 millions d’euros ; qu’en 2008, il était de 62,5 millions d’euros, ce qui constitue des sommes importantes. L’intervenant estime inacceptable que des riches sociétés échappent à l’impôt, tandis que d’autres couches de la population souffrent en même temps de mesures fiscales d’austérité.

Le député souligne ensuite que cette technique relève bel et bien de la compétence du législateur fédéral, mais que la résolution discutée vise à ce que le gouvernement bruxellois demande au législateur fédéral de mener une étude afin de quantifier les pertes, en taxes éludées, qui échappent à la Région de Bruxelles-Capitale, de telle sorte à mettre celui-ci devant ses responsabilités.

II. Algemene bespreking II. Discussion générale

De heer Guy Vanhengel merkt op dat het huidige proportionele registratierecht in het Brussels Gewest 12,5 % bedraagt, een hoger percentage dan in verschillende buurlanden, zoals Frankrijk, waar het percentage tussen 2 en 7 % ligt. Hij voegt eraan toe dat, wegens dit gebrek aan mededingingsvermogen, grote vastgoedtransacties vaak elders worden verricht, of door gebruik te maken van juridische technieken die het mogelijk maken de betaling van registratierechten te vermijden : de overdracht van zakelijke rechten is bijvoorbeeld fiscaal gezien inderdaad voordeliger dan de overdracht van eigendom.

Voorts stelt de volksvertegenwoordiger dat de studie van de Facultés Universitaires Saint-Louis uit 2010 duidelijk aantoont hoe complex het voor de gewesten is om het gebruik van deze technieken te beperken, omdat ze daarvoor niet bevoegd zijn. Hij herinnert eraan dat in 2012 op federaal niveau antimisbruikmaatregelen zijn aangenomen, zoals de maatregel waarbij het instellen van een erfpacht of de eenvoudige verwerving van een onroerend goed door twee verbonden vennootschappen voortaan als fiscaal misbruik kan worden aangemerkt, tenzij de belastingplichtige bewijst dat deze keuze om andere dan fiscale redenen is gemaakt. De groep van deskundigen die de Brusselse belastinghervorming van 2016-2017 heeft voorbereid, kwam ook tot de conclusie dat de actiemiddelen van de federale wetgever om de

M. Guy Vanhengel constate que le droit d’enregistrement proportionnel actuel, en Région bruxelloise, est de 12,5 %, ce qui est un pourcentage plus élevé que dans plusieurs pays limitrophes comme la France, où ce pourcentage se situe entre 2 et 7 %. Il ajoute que, de par ce manque de compétitivité, les grandes transactions immobilières se font souvent ailleurs, ou en recourant à des techniques légales permettant d’éviter le paiement des droits d’enregistrement : ainsi, la cession de droits réels s’avère effectivement plus avantageuse, d’un point de vue fiscal, que la cession de la propriété.

Le député poursuit en affirmant que l’étude des Facultés Universitaires Saint-Louis de 2010 montre bien la complexité, incombant aux régions, de limiter le recours à ces techniques, en raison de la compétence qui leur échappe.

Il rappelle qu’il fut adopté au niveau fédéral, en 2012, des mesures anti-abus, par exemple celle par laquelle une constitution d’emphytéose ou acquisition simple d’un bien par deux sociétés liées risque désormais d’être considérée comme un abus fiscal, à moins que le contribuable prouve que ce choix réponde à des motifs autres que fiscaux. Le groupe d’experts qui a préparé la réforme fiscale bruxelloise de 2016-2017 concluait également que les moyens d’action du législateur fédéral pour contrer des techniques légales d’évitement étaient excessivement limités.

(3)

technieken voor wettelijke ontwijking tegen te gaan, uiterst beperkt waren.

Tot slot, en om de complexiteit van de kwestie te illustreren, haalt de heer Vanhengel het meerderheidsakkoord 2019-2024 aan, waarin wordt bepaald dat de regering de openbare vastgoedoperatoren uitnodigt om gebruik te maken van de mechanismen inzake erfpacht en recht van opstal en de invoering bestudeert van nieuwe mechanismen voor het loskoppelen van grond en gebouwen bij het creëren van een deel van de nieuw verworven woningen, om de aankoopprijs voor de gezinnen te verlagen en tegelijk de overheidscontrole over de grond te bestendigen.

De heer Vanhengel voegt hieraan toe dat het nogal simplistisch is om te zeggen dat sommige mensen de belastingen willen “ontduiken”. Hij wijst erop dat de besproken techniek legaal is en soms zelfs door de overheid wordt toegepast. Het maakt ook huisvesting toegankelijker voor de Brusselaars. Hij is van mening dat een rechtlijniger beleid op dit gebied noodzakelijkerwijs een optreden van de federale wetgever vereist, die de enige is die ter zake bevoegd is. De heer Vanhengel komt tot de conclusie dat deze resolutie niet op haar plaats is en dat, als men haar nuttig wil maken, zij in de Kamer moet worden ingediend, waar zij het onderwerp kan zijn van een nuttig debat met het oog op een concrete tussenkomst van de wetgever. Hij herhaalt dat het Brussels Parlement zich niet in deze aangelegenheid kan mengen.

De heer Juan Benjumea Moreno herinnert eraan dat de inning van registratierechten een bevoegdheid is van de federale overheid, en dat het Brussels Parlement noch bevoegd is om vastgoedtransacties te controleren, noch om een antimisbruikwet aan te nemen. De handelswetgeving, en meer bepaald de regelgeving inzake de overdracht van onroerende goederen, behoort immers tot de bevoegdheid van het federale niveau.

Wat de resolutie zelf betreft, merkt de heer Benjumea Moreno op dat in de tekst om een nieuwe studie wordt gevraagd. Hij vraagt zich af wat een nieuwe studie zou kunnen aantonen, aangezien in het besproken voorstel reeds naar verschillende studies wordt verwezen. Zullen er nieuwe technieken worden gebruikt of zal het onderzoek op gewestelijk niveau worden uitgevoerd, ook al is de federale wetgever bevoegd voor fiscale aangelegenheden op het gebied van registratie?

De heer Benjumea Moreno is voorts van mening dat de resolutie zeer kort is, maar op dit moment niet thuishoort in het Brusselse Parlement. Hij concludeert dat het nuttiger of zinvoller zou zijn als het debat op federaal niveau zou worden gevoerd.

De heer Christophe Magdalijns benadrukt dat het besproken onderwerp interessant is, aangezien de vastgoedbelasting van essentieel belang is voor Brussel, vooral omdat de basis voor de PB dreigt te veranderen. Volgens hem kan deze kwestie op verschillende manieren worden aangepakt.

Hij merkt op dat het hier niet gaat om een fiscale uitgave op zich - er is immers geen initiatief genomen om sommige

En guise de conclusion, et pour illustrer la complexité du dossier, M. Vanhengel cite l’accord de majorité 2019- 2024, qui prévoit que le gouvernement invite les opérateurs immobiliers publics à faire usage des mécanismes d’emphytéose et de superficie et étudie l’implémentation de nouveaux mécanismes de dissociation du foncier et du bâti lors de la création d’une partie des nouveaux logements acquisitifs, de manière à réduire le prix d’achat pour les ménages tout en pérennisant la maîtrise foncière publique.

M. Vanhengel ajoute qu’il est en quelque sorte réducteur d’affirmer que certains veulent « éluder » l’impôt. Il rappelle que la technique discutée est légale, et même parfois utilisée par les autorités publiques. Elle permet en outre de rendre plus accessible les logements pour les Bruxellois. Il considère qu’une politique plus rectiligne en la matière devrait nécessairement impliquer l’action du législateur fédéral, qui est seul compétent sur ce point. M.

Vanhengel revient à la conclusion que cette résolution n’a pas sa place et que, si l’on souhaitait la rendre utile, il faudrait la déposer à la Chambre, où elle pourrait faire l’objet d’un débat utile en vue d’une intervention concrète du législateur. Il réaffirme que le Parlement bruxellois ne pourra pas intervenir en la matière.

M. Juan Benjumea Moreno rappelle que la perception du droit d’enregistrement est une compétence qui revient à l’autorité fédérale, et que le Parlement bruxellois n’a ni la compétence du contrôle sur les transactions immobilières, ni la compétence d’adopter une loi anti-abus. En effet, la législation commerciale, et plus précisément la réglementation sur le transfert des biens immobiliers, est attribuée à la compétence du niveau fédéral.

Quant à la résolution en elle-même, M. Benjumea Moreno relève que le texte demande à ce qu’une nouvelle étude soit conduite. Or, il se demande ce qu’une nouvelle étude pourra démontrer, alors que la proposition discutée fait déjà état de différentes études. Sera-t-il mis en œuvre de nouvelles techniques, ou l’étude sera-t-elle réalisée à l’échelle de la Région, quand bien même la compétence fiscale, en matière d’enregistrement, revient au législateur fédéral ?

M. Benjumea Moreno considère ensuite que la résolution est très courte mais n’a pas sa place au niveau du Parlement bruxellois pour le moment. Il conclut qu’il serait plus utile, ou significatif, que le débat prenne place au niveau fédéral.

M. Christophe Magdalijns souligne que le sujet mis sur la table est intéressant, tant la fiscalité immobilière est essentielle pour Bruxelles, d’autant que la base à l’IPP a tendance à évoluer. Cette question peut selon lui être abordée de différentes façons.

Le député note que la question abordée ne relève pas d’une dépense fiscale en soi – en effet, il n’y a pas eu

(4)

mensen van belasting te vrijwaren -, en deze ontwijkingsmechanismen zijn in feite legaal zonder dat er sprake is van misbruik of onrechtmatigheid. Anderzijds meent hij dat het duidelijk is dat wanneer rechtsstelsels naast elkaar bestaan, zij geen contraproductieve concurrentie in het leven roepen; hij verwijst bijvoorbeeld naar de meest bescheiden Brusselse gezinnen, die belast moeten worden en toch gemakkelijk eigendom moeten kunnen verwerven. Hij concludeert dat, indien de besproken kwestie inderdaad zou worden aangepakt, dit een verlies aan belastinginkomsten zou kunnen betekenen.

Vervolgens herinnert de spreker eraan dat de federale regering op deze punten niet heeft stilgezeten en zelfs een ingrijpende belastinghervorming overweegt die het land dringend nodig heeft. In die zin is het van belang dat het debat op het juiste niveau plaatsvindt, d.w.z. daar waar het parlement bevoegd is voor de besluitvorming.

Tot slot zegt de heer Magdalijns dat hij veel belang hecht aan de vrijheid van ondernemerschap. Hij wijst erop dat een handelsvennootschap in de regel wordt belast tegen 25 % van haar belastbare winst. Hij concludeert dat het belangrijkste punt is dat er een belastingstelsel wordt gehandhaafd dat Brusselse gezinnen, uit alle sociale klassen, in staat stelt een eerste woning te verwerven.

Mevrouw Latifa Aït Baala is van mening dat de strijd tegen de misbruiken in verband met registratierechten ernstig moet worden genomen, zoals iedereen zal beamen. In het voorstel van de PTB worden cijfers aangehaald uit een studie van de Université Saint-Louis uit 2010, die betrekking hebben op een raming van de registratiekosten die op basis van gegevens uit 2002 in 2005 zouden zijn ontdoken. De federale wetgever heeft niet gewacht op de PTB om een reeks hervormingen op dit gebied door te voeren : om het akkoord van de regering-Di Rupo, waarin een intensievere en hardere bestrijding van belastingfraude en -misbruik werd aangekondigd, ten uitvoer te leggen, heeft de federale wetgever de Europese trend gevolgd door tal van belastingwetten aan te nemen. Een daarvan is de programmawet van 29 maart 2012, die de algemene bepaling tegen misbruik herformuleert om haar doeltreffender te maken.

In dat verband verzoekt de volksvertegenwoordiger de indieners van het voorstel om artikel 18, § 2, van voornoemde wet te herlezen, waarin wordt bepaald dat de belastingplichtige moet bewijzen dat de keuze van deze rechtshandeling of dit geheel van rechtshandelingen wordt gerechtvaardigd door andere redenen dan de wens om registratierechten te vermijden. Het bewijs van deze elementen, en dus van het misbruik, moet, zoals in de tekst van de bepaling ter bestrijding van misbruik is bepaald, van geval tot geval worden geleverd, en kan worden geleverd door middel van alle bewijsmiddelen waarin het Wetboek voorziet. Zo zou het instellen van een erfpacht of de gesplitste verwerving van een onroerend goed door twee verbonden ondernemingen voortaan als fiscaal misbruik kunnen worden beschouwd.

Tot slot zou de spreker op een dag in het Brussels Parlement de kern van het probleem willen aanpakken, namelijk dat de registratierechten van 12,5 % die in ons Gewest worden toegepast, tot de hoogste behoren in

d’initiative pour épargner certains de l’impôt, et ces mécanismes d’évitement sont en fait légaux sans être dans l’abus ou le méfait. Il estime évident, en revanche, que lorsque des systèmes légaux cohabitent, ils ne créent pas une concurrence contreproductive ; le député fait référence, par exemple, aux familles bruxelloises les plus modestes, qui devraient être imposées tout en pouvant accéder facilement à la propriété. Il conclut que, si l’on devait effectivement aborder la question discutée, cela signifierait peut-être une perte de recettes fiscales.

L’orateur rappelle ensuite que le Fédéral n’est pas resté inactif face à ces questions, et réfléchit même à une grande réforme fiscale dont le pays a impérativement besoin. En ce sens, il est important que le débat se fasse au bon niveau, c’est-à-dire là où le parlement est décisionnel.

Enfin, M. Magdalijns se dit attaché à la liberté d’entreprise. Il souligne à ce titre qu’une société commerciale est, en règle, imposée à 25 % quant à ses bénéfices fiscaux. Il conclut que, dans l’absolu, ce qui est important est de maintenir une fiscalité qui permette aux familles bruxelloises, de toutes classes sociales, d’acquérir un premier bien.

Mme Latifa Aït Baala estime que la lutte contre les abus en matière d’évitement des droits d’enregistrement doit être considérée sérieusement, ce dont tout le monde conviendra.

La proposition du PTB cite des chiffres d’une étude de l’Université Saint-Louis de 2010 qui concernent une estimation des droits d’enregistrement qui auraient éludés en 2005 sur la base de données de 2002. Le législateur fédéral n’a pas attendu le PTB pour mener une série de réformes en la matière : pour mémoire, voulant mettre en œuvre l’accord de gouvernement Di Rupo annonçant une lutte accrue et plus sévère contre la fraude fiscale et les abus en matière fiscale, le législateur fédéral a suivi la tendance européenne en adoptant une multitude de lois fiscales.

Parmi celles- ci, on compte la loi-programme du 29 mars 2012, reformulant la disposition générale anti-abus afin de la rendre plus efficace.

À cet égard, la députée invite les auteurs de la proposition à relire l’article 18 § 2 de ladite loi, qui prévoit qu’il appartient au redevable de prouver que le choix de cet acte juridique ou de cet ensemble d'actes juridiques se justifie par d'autres motifs que la volonté d'éviter les droits d'enregistrement. La preuve de ces éléments, et donc de l’abus, doit, comme le prévoit le texte de la disposition anti- abus, être apportée au cas par cas, et peut l’être par le biais de tous les moyens de preuve de droit commun prévus par le Code. Ainsi, une constitution d’emphytéose ou une acquisition scindée d’un bien par deux sociétés liées risque bel et bien aujourd’hui d’être considérée comme abus fiscal.

En conclusion, l’intervenante souhaiterait aborder un jour au sein du parlement bruxellois le fond du problème, à savoir que les droits d’enregistrement de 12,5 % appliqués dans notre Région font partie des plus élevés si on les

(5)

vergelijking met de buurlanden (tussen 2 en 7 %) - om nog maar te zwijgen van de concurrentie tussen de drie Gewesten wat betreft de particulieren voor een enige, schone woning ! Het is het gebrek aan concurrentievermogen van ons Gewest en meer in het algemeen van ons land dat ter discussie moet worden gesteld. Voor het overige verzoekt de volksvertegenwoordiger de PTB-Kamerleden alle vragen ter zake te stellen, aangezien het om een strikt federale aangelegenheid gaat, gelet op de in 2012 doorgevoerde hervorming en, meer in het algemeen, dat het voorbarig zou zijn te denken dat met een strenger belastingstelsel alle ontdoken bedragen zouden kunnen worden teruggevorderd, aangezien een reeks verrichtingen niet meer zou plaatsvinden of zou worden verplaatst.

Overwegende dat het voorstel van de PTB geen enkele oplossing biedt om eventuele misbruiken te voorkomen, overwegende dat de hervorming die reeds in 2012 op federaal niveau werd doorgevoerd het juridisch arsenaal op het vlak van misbruiken in verband met de ontwijking van registratierechten heeft uitgebreid, overwegende dat het voor het Gewest technisch onmogelijk is om in deze materie op te treden, gelet op de bevoegdheidsverdeling, overwegende dat het noodzakelijk is om het probleem bij de wortel aan te pakken, namelijk het bestaan van uiterst hoge registratierechten voor zowel ondernemingen als particulieren, zal de MR-fractie tegen het voorstel van resolutie stemmen.

De heer Luc Vancauwenberge wenst te reageren op enkele opmerkingen van zijn collega's. Hij herinnert eraan dat minister Sven Gatz reeds op vele misstanden heeft gewezen en om een studie heeft verzocht om de in het voorstel vermelde cijfers te actualiseren. Hij zegt dan ook niet te begrijpen waarom iemand zich tegen de besproken resolutie zou verzetten, aangezien het om het geld van het Gewest gaat.

Volgens de volksvertegenwoordiger is het probleem nu juist dat deze ontwijkingstechniek legaal is. Hij hekelt het feit dat sommige partijen het kennelijk gemakkelijker vinden om belastingen te innen bij de werknemers en niet bij de grote bedrijven die “vals spelen”.

De heer Guy Vanhengel wijst er echter op dat de kern van het probleem is dat de kwestie alleen op federaal niveau kan worden opgelost.

Hij maakt ook bezwaar tegen het gebruik van de uitdrukking “vals spelen” door de heer Vancauwenberge om deze ondernemingen te omschrijven die de wet omzeilen:

volgens hem moet hetgeen de wet al dan niet toestaat noodzakelijkerwijs deel uitmaken van de beslissing, aangezien de wet de wet is. Naleving van de regels kan volgens hem niet worden beschouwd als vals spelen. Integendeel, aangezien de regels dergelijke verrichtingen mogelijk maken, lijkt het normaal dat de ondernemingen er gebruik van maken.

De heer Juan Benjumea Moreno benadrukt dat de federale wetgever gemotiveerd moet worden om de wet te verbeteren, maar dat dit debat in elk geval in de Kamer moet worden gevoerd en niet in het Brussels Parlement. Hij herinnert eraan dat daar in het verleden reeds een initiatief in die zin werd

compare avec les pays limitrophes (entre 2 et 7 %) – sans parler de la concurrence entre les trois régions pour ce qui concerne les particuliers pour une habitation unique et propre ! C’est bien le manque de compétitivité de notre Région et plus globalement de notre pays qui doit interpeller. Pour le reste, la députée invite les élus PTB à la Chambre à poser toutes les questions en la matière compte tenu qu’il s’agit ici d’une matière strictement fédérale, vu la réforme menée en 2012 et, plus globalement, qu’il serait hâtif de croire qu’une fiscalité plus stricte permettrait de récupérer la totalité des montants éludés, dès lors qu’une série d’opérations n’auraient alors plus lieu ou seraient délocalisées.

Attendu que la proposition du PTB n’apporte aucune solution à l’évitement d’éventuels abus, considérant la réforme déjà menée en 2012 au niveau fédéral augmentant l’arsenal juridique en matière d’abus relatif à l’évitement des droits d’enregistrement, considérant l’impossibilité technique pour la Région d’agir dans ce dossier compte tenu de la répartition des compétences, considérant qu’il faut examiner le fond du problème à savoir l’existence de taux d’enregistrement prohibitifs tant pour les entreprises que pour les particuliers, le groupe MR votera contre la proposition de résolution.

M. Luc Vancauwenberge souhaite réagir à certaines des interventions de ses collègues. Il rappelle que de nombreux abus ayant eu lieu ont déjà été épinglés par le ministre Sven Gatz lui-même : celui-ci s’était d’ailleurs déclaré demandeur pour qu’étude soit réalisée afin d’actualiser les chiffres repris dans la proposition. Dès lors, l’orateur dit ne pas comprendre que l’on puisse s’opposer à la résolution discutée, puisque c’est bien l’argent de la Région qui est en jeu.

Le député affirme que le problème est précisément le fait que cette technique d’évitement soit légale. Il dénonce le fait que certains partis considèrent vraisemblablement plus facile d’aller chercher l’impôt auprès des travailleurs et non auprès des grandes sociétés qui « trichent ».

M. Guy Vanhengel rappelle néanmoins que la clé du problème tient au fait que la matière ne puisse être résolue qu’au niveau fédéral.

Il s’insurge aussi quant à l’usage du mot « triche » par M. Vancauwenberge pour désigner ces entreprises qui procèdent à l’évitement : il affirme que, la loi étant la loi, ce que la loi permet ou non doit nécessairement faire partie de la décision. On ne peut, selon lui, considérer que le respect des règles aboutisse à de la triche. Au contraire, puisque les règles autorisent de telles opérations, il semble normal que les entreprises en profitent.

M. Juan Benjumea Moreno souligne qu’il appartiendrait de motiver le législateur fédéral à améliorer la loi, mais que ce débat devrait de toute manière avoir lieu à la Chambre et non au Parlement bruxellois. Il rappelle qu’une initiative en ce sens y a d’ailleurs déjà été déposée par le passé.

(6)

ingediend. Tot slot bevestigt hij nogmaals dat de beslissing de juiste vorm moet aannemen ; zij kan echter niet de juiste vorm aannemen door een beslissing in het Brussels Parlement, dat ter zake niet bevoegd is. Daarom kondigt hij aan tegen de resolutie te zullen stemmen, hoewel hij niet uitsluit dat zijn collega's in de Kamer er aandacht aan zullen besteden als er daar een voorstel wordt ingediend.

Mevrouw Latifa Aït Baala vraagt de PTB het antwoord te herlezen dat minister Gatz op 9 januari 2020 op deze vraag heeft gegeven. Op geen enkel moment heeft de minister de door de PTB gegeven elementen bevestigd : hij heeft zich ertoe beperkt te preciseren dat de opstellers van de studie volgens dezelfde methode de ontdoken rechten ten gunste van de ondernemingen hebben geraamd.

L’intervenant conclut en réaffirmant que la décision doit prendre la juste forme ; or elle ne pourrait revêtir une telle juste forme via une prise de décision au Parlement bruxellois, qui n’est pas compétent en la matière. Pour cette raison, il annonce son intention de voter contre la résolution, bien qu’il n’exclue pas que ses collègues à la Chambre y prêtent attention si une proposition venait à y être portée.

Mme Latifa Aït Baala invite le PTB à relire la réponse donnée le 9 janvier 2020 par le ministre Gatz à cette question. À aucun moment le ministre n’a confirmé les éléments donnés par le PTB : il précise simplement que les auteurs de l’étude estiment, selon la même méthodologie, les droits éludés au profit des entreprise..

III. Bespreking van de consideransen en de streepjes van het verzoekend gedeelte

III. Discussion des considérants et des tirets du dispositif

De voorzitter stelt vast dat niemand nog wenst in te gaan op de inhoud van de tekst en stelt voor rechtstreeks over te gaan tot de stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel.

Le président, constatant que personne ne souhaite intervenir sur le fond du texte, propose de passer directement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

IV. Stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel

IV. Vote sur l’ensemble de la proposition de résolution

Het voorstel van resolutie wordt in zijn geheel verworpen met 13 stemmen tegen 2.

La proposition de résolution dans son ensemble est rejetée par 13 voix contre 2.

 Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van het verslag.

 Confiance est faite au rapporteur pour la rédaction du rapport.

De Rapporteur De Voorzitter Le Rapporteur Le Président

Juan BENJUMEA MORENO Rachid MADRANE Juan BENJUMEA MORENO Rachid MADRANE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dans le cadre de la modification de l’article 16 de la Nouvelle loi communale, l’article 19, § 2, premier alinéa, 1° est modifié en ce sens que, lorsque le

La situation spécifique du Meylemeersch est également à prendre en considération : jouxtant le site classé de 33 hectares du Vogelzang, le cimetière d’Anderlecht de 18

Hij vraagt om welke objectieve redenen alle historische taxi’s meteen, zonder iets te doen, standplaatstaxi’s worden, terwijl chauffeurs van VVC’s pas na de stemming over

Au § 1 er , remplacer les mots « Les titulaires d’une autorisation d’exploiter un service de location de voitures avec chauffeur délivrée en application de l’ordonnance de

Par dérogation à l’article 44 de l’ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle, les

Voorts dient opgemerkt te worden dat er geen enkele specifieke wettelijke bepaling bestaat ter waarborging van het welzijn van dieren die worden verhandeld op bepaalde plaatsen

Op 22 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie

Deze voorstellen tot wijziging zijn noodzakelijk als gevolg van de aanzienlijke hervorming van de wetgeving op de overheidsopdrachten die zal leiden tot de opheffing van