• No results found

Participeren in Transitie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Participeren in Transitie"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Participeren in Transitie

Werkgroep Verduurzaming Apeldoorn De Maten

Overwegingen, conclusies en aanbevelingen september 2020

Inhoudsopgave

Samenvatting………1

1 Inleiding ………. 2

2 Overwegingen Werkgroep ……… 4

3 Vragen ………. 9

4 Conclusies en aanbevelingen ……….. 11 Bijlagen

Samenvatting

Een aantal burgers uit de Matenhoeve buurt is in 2019 een Werkgroep gestart in

samenwerking met de wijkraad, woningstichting Ons Huis en de energieregisseur De Maten.

Met als doel te komen tot een breed gedragen acceptatie en realisatie van een duurzame, toekomstgerichte, betaalbare en betrouwbare warmtevoorziening in de Apeldoornse wijk De Maten. Met een voor de burger wenkend en werkend perspectief dat ook werkbaar gaat zijn. In dat licht geeft de Werkgroep de Gemeente in overweging om een aantal belangrijke uitgangspunten te heroverwegen, zoals de ‘energieneutraliteit’ en ‘van het gas los’. Voor de betaalbaarheid is het van belang dat naast de projectkosten voor de gemeente en de collectieve voorziening, de burger een beeld krijgt van de totale kosten die met het verduurzamingsproject op hem/haar afkomen. Inclusief gebouwgebonden kosten zoals isolatiemaatregelen.

Op basis van haar overwegingen en afwegingen komt de Werkgroep tot een viertal alternatieven:

 Hybride technologie: elektrische warmtepomp in combinatie met groen gas;

 Groen gas en/of waterstof: hoog rendement CV-ketel;

 Warmtenetten (bodemenergie: TEO);

 All-electric technologie.

De Werkgroep ziet veel perspectief in de hybride technologie en de gastechnologie. Om tot een breed gedragen betaalbare, betrouwbare en duurzame warmtevoorziening in De Maten te komen adviseert de Werkgroep aan de Gemeente om alle vier de alternatieven nader te onderzoeken en op basis van relevante criteria te vergelijken. De Werkgroep biedt haar kennis en expertise daartoe graag aan om een volgende stap te maken. Met keuzevrijheid voor de bewoner wanneer hij overgaat, met keuzevrijheid wat betreft isolatie, keuzevrijheid m.b.t. een energieleverancier, doelmatige kosten en toekomstgerichtheid. Essentieel is dat onze participatie zich niet beperkt tot burgers/bewoners onderling. De gemeente, wijkraad, woningstichting, energiecoöperatie zullen op basis van gelijkwaardigheid aan die participatie – ieder vanuit zijn rol - moeten bijdragen om het tot een succes te maken:

samen werken op weg naar een duurzame Maten. Participeren is een werkwoord!

(2)

2 1 Inleiding

Naar aanleiding van de presentaties van de Gemeente Apeldoorn in 2019 over het voorgenomen project Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) in de buurt Matenhoeve (winter en lente 2019) zijn een aantal burgers een Werkgroep gestart in

samenwerking met de wijkraad, woningstichting Ons Huis en de energieregisseur De Maten.

Doel is door burgerparticipatie te komen tot een breed gedragen acceptatie tot het realiseren van duurzame voorzieningen (toekomstgericht, marktconforme prijs, warmtegarantie) voor de opwekking van warmte voor verwarmings- en

warmwaterdoeleinden in de Matenhoeve.

Omdat het alternatief Thermische Energie uit Oppervlaktewater (TEO) voor de Matenhoeve – in ieder geval tijdelijk - van de baan is door een negatieve beschikking van de provincie Gelderland op een subsidieaanvraag van de gemeente Apeldoorn voorjaar 2019, dient de vraag zich aan op welke manieren een duurzame warmtevoorziening in de Matenhoeve gerealiseerd kan worden. Dit is ook het moment om een stap opzij te doen en nog eens na te denken over een aantal uitgangspunten, want de energietransitie (‘van het gas af1’) heeft een lange doorlooptijd, met grote onzekerheden, consequenties en risico’s met betrekking tot het project zelf, de huurders en de eigenaren van woningen. De Werkgroep heeft als vertrekpunt het CE Delft rapport ‘Warmtekansenkaart Apeldoorn’ (27 juni 2018) genomen, omdat dit rapport een op Apeldoorn en De Maten toegesneden eerste inzicht geeft in de consequenties van de diverse mogelijke alternatieven om te komen tot een toekomstige CO2-neutrale energievoorziening in de Apeldoornse woningbouw. Het – openbare - rapport is mede bedoeld om een gewenste communicatie naar bewoners mogelijk te maken.

De Werkgroep moet helaas vaststellen dat het Warmtekansenkaart rapport op het niveau van bewoners moeilijk te begrijpen valt. Belangrijkste omissie is het ontbreken van de consequenties van de transitie opties ten opzichte van de huidige energievoorziening.

Daarnaast is er onduidelijkheid over onder meer de volgende zaken:

a) De definities van energiegebruiken2;

b) De opweklocatie van de (duurzaam) opgewekte energiedragers;

c) Definities zoals energieneutraal “op jaarbasis”3; d) Gevoeligheid van het rekenmodel voor aannamen;

e) Aannamen in relatie tot de huidige situatie;

f) Toedeling van kosten;

1 De term ‘van het gas af’ moet betekenen ‘van het aardgas af’ en zeker niet gasloos (aardgas, groen gas, waterstof, e.d.); zie bijlage 2

2 ‘Energiegebruiken’ zijn niet gedefinieerd en worden tegenstrijdig gehanteerd. Er worden omschrijvingen gegeven als het energiegebruik onder de definitie volgens normering (bijvoorbeeld de NTA 8800) waarin uitsluitend het gebouw gebonden energiegebruik (energiegebruiken voor verwarming, warmwater en verlichting) aan de orde komt. Het niet gebouw gebonden energiegebruik (bijv. koelkast, computer, wasmachine, vaatwasser) wordt niet meegenomen in de NTA 8800. Daarnaast wordt de term “totale”

energiegebruik gebezigd.

3 In het rapport Warmtekansenkaart is de volgende definitie opgenomen: “energieneutraal betekent dat op jaarbasis evenveel duurzame energie wordt opgewekt als dat er wordt gebruikt”. Volgens de Eerste Wet van de Thermodynamica gaat energie echter nooit verloren. Er vinden alleen omzettingen van energie plaats. Energie is dus per definitie neutraal. Voorbeeld: een gebruik van 1000 kWh voor verwarming in de winter en een opwekking met PV in de zomer van 1000 kWh is volgens de definitie “op jaarbasis” energieneutraal. De werkelijkheid zal zijn dat er in de winter 1000 kWh wordt onttrokken uit het openbare net en in de zomer 1000 kWh wordt geleverd aan het openbare net. Dit heeft dus in werkelijkheid niets te maken met een

energieneutraal zijn van Apeldoorn.

(3)

3 g) De keuze criteria en visie op lange termijn;

h) Het in gang zetten van de transitie.

Zonder duidelijkheid over de uitgangspunten kan aan bewoners niet gevraagd worden om een oordeel te geven over de diverse opties en evenmin om te komen tot een acceptatie van de transitie.

Met de genoemde beperkingen hebben we als Werkgroep getracht om toch tot een beoordeling te komen van het rapport. Op basis van een aantal overwegingen, vragen en afwegingen, die onderstaand zijn beschreven, komt de Werkgroep tot een aantal conclusies en aanbevelingen om een volgende stap om te kunnen zetten tot een breed gedragen duurzame invulling van de warmtebehoeften van de gebouwde omgeving in De Maten, en beperken we ons niet tot de Matenhoeve. Onze notitie bieden wij graag aan als input bij de invulling van de verduurzaming van de energievoorziening en de totstandkoming van de

“Startnotitie Transitievisie Warmte” (TVW) van de Gemeente Apeldoorn voor de wijk De Maten.

(4)

4 2 Overwegingen van de Werkgroep

Beleidsuitgangspunten

De gemeente Apeldoorn inventariseert in regionaal verband via de Regionale

Energiestrategie (RES) voor de Cleantech regio op welke plaatsen in de regio windturbines en zonneparken kunnen worden gerealiseerd4. Ook onderzoekt ze mogelijke

warmtebronnen voor verwarming van woningen.5 Helaas ontbreekt in de RES een

inventarisatie van de mogelijkheden tot opwekking van groen gas en/of waterstofgas. De concept-RES voor de regio is in maart 2020 afgerond.6

Conform het Klimaatakkoord moeten in Nederland voor 2050 ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen (utiliteits)gebouwen goed geïsoleerd worden en van het aardgas af.7 In het

Klimaatakkoord is afgesproken dat gemeenten daarvoor uiterlijk in 2021 een Transitievisie Warmte (TVW) vaststellen. In de TWV van Apeldoorn komt te staan welke alternatieven voor aardgas in Apeldoorn kansrijk zijn, welke wijken als eerste van het aardgas af kunnen, in welk tempo dat kan en hoe de gemeente dat samen met partners en inwoners gaat

aanpakken. De gemeente beslist uiteindelijk over de visie en ook over de uitvoeringsplannen op wijkniveau, die daarna volgen.

De gemeente onderzoekt in vier ‘Wijken van de Toekomst’ hoe de wijk of dorp het beste van het aardgas af zou kunnen gaan. Het gaat om het dorp Loenen en de wijken De Parken, Kerschoten / De Naald en De Maten.

In 2018 heeft de gemeente het adviesbureau CE Delft de opdracht gegeven te onderzoeken welke duurzame verwarmingsalternatieven per buurt mogelijk zijn en tegen welke kosten.

Dit resulteerde in de Warmtekansenkaart. Volgens deze studie zijn met name de all-electric warmtepomp en een hoog-temperatuur warmtenet in Apeldoorn interessant. Apeldoorn zet zelf ook al jaren sterk in op all-electric ('Nul-op-de Meter'8) en warmtenetten.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in 2020 een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd voor alle 16.000 buurten in Nederland. Bij het Expertise Centrum Warmte is informatie beschikbaar over de 95 Apeldoornse buurten. Het PBL komt met vergelijkbare uitkomsten9; voor de Matenhoeve acht het een midden- tot hoge temperatuur warmtenet het meest geschikt.10 Bij het opstellen van de Transitievisie Warmte zal de gemeente gebruik maken van de gegevens van het PBL.

4 De hoeveelheid duurzame opwek in de RES hangt samen met de ambitie van het Klimaatakkoord: 49% CO2

reductie in 2030. De Cleantech regio heeft een hogere ambitie: energieneutraal in 2030.

5 Dit betreft warmtebronnen boven het gemeentelijke niveau en die meer dan 1.500 woningen kunnen verwarmen. Doel is een efficiënte inzet van warmtebronnen, uit te werken in de Regionale Structuur Warmte (RSW).

6 De concept-RES moet uiterlijk 1 oktober 2020 worden vastgesteld. De gemeente wil in de tussentijd

bijeenkomsten en gesprekken met bewoners en raadsleden over de RES organiseren voor debat en uitwisseling over de concept-RES.

(5)

5 Wenkend én werkend perspectief

De betrouwbare en betaalbare energievoorziening waar de inwoners van Nederland,

Apeldoorn en De Maten sinds jaar en dag op kunnen vertrouwen moet omgebouwd worden naar een duurzame voorziening. Voor de burgers en bedrijven moet die ombouw een wenkend perspectief bieden dat niet alleen aan dat uitgangspunt van duurzaam voldoet, maar evenzeer aan de uitgangspunten van betrouwbaarheid en betaalbaarheid. De betrouwbaarheid staat onder druk door de verschuivingen in aanbod en de vraag naar hernieuwbare energie. De betaalbaarheid staat onder druk omdat het duurzame alternatief moet concurreren met een kostenefficiënte voorziening (aardgas). Veel burgers zijn bezorgd dat ze ‘van het gas’ af moeten, mogelijk afhankelijk worden van een monopolistische

warmte-aanbieder en fors moeten investeren in isolatie en installaties in de woning.

Bewoners en beleidsmakers hebben beperkt kennis over energiesystemen, zo blijkt onder meer uit de eerste evaluatie van 27 proeftuinen van het Programma Aardgasvrije Wijken eind 2019. Een wijk aardgasvrij maken blijkt veel meer voeten in aarde te hebben dan voorzien. Met hogere kosten dan initieel aangenomen. Tijdens het eerste jaarcongres van het Programma Aardgasvrije Wijken in januari 2020 bleek dat men geen idee heeft wat betaalbare alternatieven zijn, hoe deze gerealiseerd te krijgen, hoe de bewoners te

betrekken en hoe draagvlak te creëren. De Algemene Rekenkamer betitelde het programma als "Geld zoekt plan". Een logisch gevolg van de wens om een bepaald systeem te kunnen toepassen en de uitgangspunten daarop aan te passen, waarbij veel kosten niet zijn meegenomen. Gevolg: er wordt een beeld voorgespiegeld, dat niet wordt waargemaakt.

De Werkgroep wil hier in het belang van de bewoners participeren om tot een wenkend perspectief te kunnen komen, dat ook werkbaar is. Duurzaam én betrouwbaar én

betaalbaar. Met doelmatiger kosten, eenvoudiger, aansluitend op de behoeften en wensen van de bewoners. Volledig bijdragend aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord en de gemeente. “Sneller” is daarbij niet een doel op zich, maar met de voortschrijdende tijd kan snelheid een bepalende factor worden. Uit oogpunt van dat wenkend en werkend

perspectief stelt de Werkgroep onderstaand een aantal belangrijke uitgangspunten ter discussie.

7 Om de doelstelling van 3,4 Megaton CO2-reductie in 2030 in de gebouwde omgeving te halen, moeten volgens het Klimaatakkoord ca. 1,5 miljoen bestaande woningen en gebouwen verduurzaamd worden.

8 Er zijn overigens voorbeelden waarbij een Nul op de Meter woning wordt gerealiseerd met aardgas waarbij ter compensatie een paar extra zonnepanelen worden toegepast.

9 Het PBL gebruikt hiervoor een model (Vesta-MAIS) dat veel overeenkomsten heeft met het model van CE Delft (CEGOIA), terwijl PBL en CE ook samen uitgangspunten en inputdata vaststellen.

10 Bij een hoge temperatuur warmtenet hoeft verhoudingsgewijs het minste in de woning te worden aangepast. Hoge temperatuur warmtenetten hebben echter wel meer warmteverlies. Voorts is het de vraag hoe de hoge temperatuur warmte wordt opgewekt. Duurzame hoge temperatuur warmte is schaars. In de directe omgeving van de Matenhoeve zijn geen hoe temperatuur warmtebronnen. Het lijkt er derhalve op dat men voor de Matenhoeve eerder uitgaat van een midden temperatuur warmtenet, zoals aquathermie.

(6)

6 Ambitie energieneutraal: heroverwegen

De suggestie wordt gewekt dat in 2030 alle energie die voor de gebouwde omgeving gebruikt wordt binnen de gemeente Apeldoorn duurzaam binnen de gemeente Apeldoorn moet worden opgewekt. Dit uitgangspunt van energieneutraliteit11is ook gehanteerd in de rapportage door CE Delft (Warmtekansenkaart: in 2030, blz. 4; 2035, blz. 13, 17). De

Werkgroep vindt dit een sterk beperkend en economisch gezien onverstandig uitgangspunt, omdat:

 Het afwijkt van het centrale uitgangspunt van het Klimaatakkoord, zijnde CO2- neutraliteit;

 Het voorbijgaat aan de energiemarktmechanismen (commodity, flexibiliteit en garanties van oorsprong);

 Er geen doelmatige keuze gemaakt kan worden tussen lokale duurzame productie of een meer grootschalige en doelmatiger productie op landelijk of grensoverschrijdend niveau. Naar verwachting zal de optimale keuze voor een duurzame productie ook in 2050 een mix zijn van lokale en landelijke opwekking en import. Door te kiezen voor een distributie van duurzaam opgewekte elektriciteit en gas via de bestaande infrastructuren is er een langzame maar gestage introductie van duurzaam opgewekte energiedragers mogelijk;

 Voor 2030 geldt dat windturbines zullen zijn aangesloten op het landelijk net en dat er een bij een landelijk tekort aan elektriciteit fossiele brandstoffen zullen worden ingezet. Bij een inzet van elektrische warmtepompen voor verwarming (winter) zal inzet van een warmtepomp kunnen leiden tot een extra CO2-emissie die hoger is dan wanneer fossiel gas gebruikt zou zijn voor verwarming12. Er wordt hierover niet gerept in het CE-rapport, maar het bepaalt wel in hoge mate in hoeverre er

“energieneutraal” kan en mag worden geclaimd;

 Het rapport louter betrekking heeft op het zogenaamde gebouw gebonden energiegebruik. Het niet gebouw gebonden energiegebruik, waaronder alle huishoudelijke elektrische apparatuur (met uitzondering van verlichting) is niet opgenomen;

 Er geen volledige vrijheid voor partijen is om aan te sluiten op (toekomstige) technische ontwikkelingen die nog niet voorzien zijn, maar wel verwacht worden, zoals de verdere ontwikkeling van de toepassing van Photo Voltaïsche (PV) panelen, brandstofcellen en een verdere introductie van groen gas en groen waterstofgas;

11 De term energieneutraal betekent dat de in Apeldoorn gebruikte energie ook – duurzaam – in Apeldoorn wordt opgewekt; met hogere kosten (betaalbaarheid) en lokaal ervaren overlast (windturbines, zonneweides, e.d.). Dat is een ander uitgangspunt dan CO2-neutraal, waarbij de uitstoot die resulteert uit de in Apeldoorn verbruikte energie wordt geneutraliseerd bij de opwek, die niet noodzakelijkerwijs in Apeldoorn hoeft plaats te vinden. De vraag is in welke mate energieneutraal bijdraagt aan het centrale klimaat(akkoord) doel van CO2- reductie en CO2-neutraliteit. CO2-reductie kan worden bewerkstelligd door energie te besparen (bijvoorbeeld door isolatie), energie hernieuwbaar op te wekken (bijv. wind, zon, waterkracht), biomassa in te zetten (kortcyclisch CO2) of bij verbranding van fossiele brandstoffen (bijv. aardgas) de vrijkomende langcyclische CO2

af te vangen, te transporteren en op te slaan (CCS) of her te gebruiken (CCU). Door toepassing van CCS/CCU op biomassa worden zelfs negatieve emissies gerealiseerd

12 een elektrische warmtepomp ingezet voor verwarming leidt tot meer CO2-emissie dan inzet van fossiel gas wanneer de COP van de warmtepomp lager is dan circa 2. Een groot deel van de winter is de COP in het algemeen > 2. Op die momenten bespaart de warmtepomp t.o.v. de ketel. Pas als de COP <2 (hetgeen vaak het geval is in de echte winterpiek), is de warmtepomp slechter dan de ketel.

(7)

7

 Kiezen voor een lokale productie van duurzame energiedragers mogelijk is maar niet noodzakelijk. Een keuze op uitsluitend lokale opwekking kan de meest rendabele oplossing in de weg staan;

 In het CE rapport teveel nadruk is gelegd op de inzet van windturbines en de directe koppeling van deze windturbines met de lokale productie van waterstof. Dit leidt de aandacht af van de belangrijkste en meest moeilijk te realiseren doelstelling van het project, zijnde de aanpassing van woningen. ‘Eigen’ windturbines kunnen

kostentechnisch en qua rendement (los nog van draagvlak), niet concurreren tegen grootschalige windparken op zee.

De Werkgroep adviseert de gemeente dan ook om de ambitie ‘energieneutraal’ te

heroverwegen en aan te sluiten bij de centrale doelstelling van het Klimaatakkoord, zijnde CO2-reductie en -neutraliteit. Bij die overweging moet overigens meegenomen worden wat de systeemconsequenties (ruimtelijke inpassing, planning en kosten infrastructuur) van een keuze zijn.

Ambitie ‘van het gas af’: heroverwegen

Apeldoorn kiest politiek voor het uitgangspunt ‘van het gas af’. Dit uitgangspunt ‘van het gas af’ sluit kostenefficiënte routes met gas (ook groen gas of waterstof) uit, waarbij de

‘wijkgerichte aanpak’ aan de belangen en omstandigheden van individuele bewoners voorbij gaat, en maatschappelijke weerstand en kosten toenemen.

Landelijk is verduurzaming van het huidige – fossiele - aardgas door groen gas, blauwe waterstof (pre-combustion aardgas+CCS), en groene waterstof een streven voor 205013 en is nu nog slechts gedeeltelijk beschikbaar voor 2030 (blauwe waterstof voor de industrie en in beperkte mate groen gas). De Werkgroep adviseert de gemeente om de landelijke visie ten aanzien van duurzame gassen te volgen en deze niet lokaal uit te sluiten van de energiemix (zie ook bijlage 2).

Lange termijn visie: ontbreekt, maar is nodig

De Werkgroep mist in de Warmtekansenkaart een lange termijn visie (2050), waarbij zou moeten gelden dat de korte termijn oplossing (2025-2030) zo veel als mogelijk inpasbaar moet zijn in een gewenste lange termijn oplossing, zowel qua infrastructurele voorziening (opschaalbaarheid) als de aanpassingen in de woningen en andere gebouwen. Dit is van belang om niet al na bijvoorbeeld 15 jaar opnieuw een transitie te moeten doormaken.

Concrete voorbeelden zijn de inzet van geothermie en groen gas, alsmede de optie

waterstof, die wellicht op lange termijn een groot potentieel14 bieden maar op korte termijn

13 Kabinetsvisie Waterstof, Routekaart Groen Gas en EZK-notitie ‘De rol van gas in het energiesysteem van nu en in toekomst’ van 30 maart 2020

14zie Warmtekansenkaart blz. 46 en 57. Waar bij een warmtenet of all-electric oplossingen geen eisen worden gesteld dat alle elektriciteit en warmte lokaal moet worden opgewekt en ook gebruikt (in praktijk in zomer opwekking met zonnepanelen, in winter inzet van centrales), wordt de wijk verplicht om direct op 100 procent groen gas over te gaan (minder realistisch, omdat veel groen gassystemen zich op afstand bevinden). Behalve dat de warmteenet en all-electric oplossingen niet tot extra CO2 reductie leiden (maar deze vaker eerder toenemen t.o.v. hybride) zijn er hierbij ook nog toekomstige kosten (zoals beschikbaarheid elektriciteit voor verwarming in winter) die nu nog niet zijn benoemd, waarbij ze in de toekomst technisch waarschijnlijk door een op gas gebaseerd systeem (zoals H2) moeten worden getackeld.

(8)

8 als oplossing nog niet realiseerbaar kunnen blijken te zijn. In de uitwerking van de varianten is de elektrische warmtepomp als een goedkope oplossing gepresenteerd, waarbij het voor de Werkgroep onbegrijpelijk is dat voor de warmtepomp alleen de uitwerking is gegeven onder een randvoorwaarde van een isolatieschil N (nul op de meter): een schier onhaalbare eis voor het woningareaal in De Maten.

Advies van de Werkgroep: stel oplossingen voor de korte termijn voor, die lange termijn mogelijkheden niet uitsluiten.

Isolatie

De warmtebehoefte van de woning is één van de belangrijkste elementen die bepalend is voor de duurzame energie die gemiddeld per woning zal moeten worden opgewekt. De isolatie van in ieder geval een deel van De Maten zal moeten worden aangepast. Dit is een proces dat volledig onafhankelijk is van de technische keuzen binnen de energietransitie en dus parallel daaraan kan worden uitgevoerd. Reden is dat het vrijwel ondoenlijk is om duurzame energie op te wekken in de behoefte en hoeveelheid, waarin nu met aardgas wordt voorzien. De 2050 doelstelling kan alleen gehaald worden in de combinatie van warmtevraagbeperking en hogere rendementen van warmte-opwekkers, ook al omdat bijvoorbeeld groen gas en waterstof (nog) niet onbeperkt beschikbaar zijn, of in de toekomst niet onbeperkt beschikbaar zullen zijn. De Werkgroep adviseert om een actie tot na-isolatie zo snel mogelijk in gang te zetten en om hier ook doel stellend in te zijn: klaar in 2030! Het is ook een eerste binnenkomst bij bewoners die in dit proces veel hulp nodig hebben. Acties naar individuele bewoners zijn onvoldoende om de doelstelling 2030 te halen. Er zal sprake moeten zijn van een grootschaliger aanpak.

Nauwkeurigheidsmarge CE-kosten model: meer inzicht nodig

De kosten van de diverse alternatieven zijn een belangrijk - want concreet - criterium in het uiteindelijke keuzeproces. Dat roept de vraag op wat de nauwkeurigheidsmarge van dit kostenmodel is. Omdat de spreiding in de kosten van de alternatieven niet zo groot is, is het mogelijk dat deze binnen de nauwkeurigheidsmarge vallen.

CE heeft in haar rapportage aannamen gedaan die door de Werkgroep ter discussie worden gesteld. Ter verduidelijking het volgende voorbeeld: aannamen van rendementen van warmtepompen, hybride toestellen en collectieve systemen zijn niet onderbouwd en soms aanwijsbaar foutief.

Daarnaast wordt in het rapport onvoldoende aandacht gegeven aan de opwekking van warmwater. In een woning met C-klasse isolatie bedraagt dit ruim 30 procent van de totale warmtebehoefte. Voor de elektrische warmtepomp is de aanname gedaan dat warmwater wordt opgewekt met een elektrische boiler, zijnde het energetisch slechtste apparaat.

Tevens het meest risicovolle apparaat, want bij ieder meerverbruik van warmwater dan is aangenomen, gaan de energielasten met sprongen omhoog. Daarnaast is voor de

variantenberekening geen rekening gehouden met bewezen technieken om het energiegebruik voor warmwater te beperken waaronder zonneboilers en douche warmtewisselaars.

Ten aanzien van de kosten moet niet louter gekeken worden naar de kosten van de infrastructurele voorzieningen, maar nadrukkelijk ook naar de kosten in de woningen en andere gebouwen. Die verschillen nogal per optie. Tot slot moet ook meegenomen worden

(9)

9 wat uiteindelijk de totale kosten per maand15 zijn op basis van investeringen, kapitaalslasten en operationele kosten, die een warmtegebruiker bij benadering gaat betalen. Dit om de alternatieven te kunnen vergelijken en om inzichtelijk te maken hoeveel de kosten bedragen ten opzichte van de rekening gebaseerd op aardgas. Dat is uitermate belangrijk voor het draagvlak.

3 Vragen

Maatschappelijke en individuele kosten

In de Warmtekansenkaart wordt onderscheid gemaakt tussen maatschappelijke en individuele kosten16 (kosten per woning). Dit roept een paar vragen op:

Welke individuele kosten zijn meegenomen?

In de kostenplaatjes wordt uitgegaan van de maatschappelijke kosten, waarbij vaak de vraag is hoe de kosten verdeeld worden.Quagemiddelden klopt het dan ongeveer (denk aan bijvoorbeeld de koopkrachtplaatjes), maar omdat iedereen mee moet doen, is het effect op de individuele bewoner van belang. Alleen dan kan geduid worden wat het voor een

individuele bewoner betekent. Voorwaarde is natuurlijk dat alle daadwerkelijke kosten worden meegenomen en alle opties dezelfde inkoopkosten voor energie hanteren.

De individuele kosten lijken geen rol te spelen omdat ze worden gesocialiseerd17

(eenheidsprijs). Maar er zijn ook aansluitkosten per woning waarover niet wordt gerept. Te denken valt aan kosten die betrekking hebben op het opbreken van de bestrating op het eigen terrein, de doorvoer in het huis, de eventuele uitbreiding van de netaansluiting van 1 naar 3 fasen, de aansluiting op het bestaande CV-circuit, het verwijderen van de CV ketel, de eventuele vervanging van radiatoren, de vervanging van het gasfornuis, e.d.

Waarom op wijkniveau ook een mix van oplossingen?

Niet alleen voor heel Apeldoorn, maar ook op wijkniveau wordt steeds naar een mix van oplossingen gekeken. Waarom voor een wijk of buurt niet naar één oplossing, bijvoorbeeld geothermie, als die doelmatig blijkt te zijn (schaalgrootte). Natuurlijk is er de wens van keuzevrijheid, maar met een collectieve oplossing die goedkoper is dan individuele oplossingen zal de bewoner best te overtuigen zijn. Als voorbeeld de Matenhoeve: de kostenplaatjes op de bladzijden 94-95 van de Warmtekansenkaart suggereren dat al de tien alternatieven voorkomen in een bepaalde mix: wat is dan die mix? Stel dat alleen

geothermie wordt toegepast, wat zijn dan de kosten (vanuit schaalgrootte) voor deze oplossing?

15 Bij de totale kosten per maand moet ook goed gekeken worden naar de fiscaliteiten en

belastingvrijstellingen. Bij warmtenetten hoeft energiebelasting bijvoorbeeld vaak niet te worden afgedragen (geen EB op inkoop energie), daarnaast vaak voordeel als gevolg van collectieve inkoop (bij huidige gestaffelde tariefsysteem). Hierdoor fiscale bevoordeling van bepaalde routes. Voor een eerlijke vergelijking echter zijn keuzes obv idem onderliggende criteria noodzakelijk, dus of voor alle opties een vrijstelling, of alle opties tegen hetzelfde tarief.

16 zie Warmtekansenkaart blz. 5 en 10

17 zie Warmtekansenkaart blz. 11, 48, 62

(10)

10 Hoe worden alternatieven vergeleken?

Als voorbeeld de kosten opbouw Loenen (kosten opbouw per woning18): De goedkoopste oplossing, de hybride warmtepomp, wordt afgewezen vanwege de beperkte

beschikbaarheid van groen gas. Als zo wordt geredeneerd, dan zal deze oplossing altijd afvallen, terwijl binnen de beschikbaarheid van groen gas bepaalde wijkdelen waarschijnlijk wel in aanmerking zouden kunnen komen. Dezelfde redenatie geldt waarschijnlijk ook voor de op een na goedkoopste oplossing, de ‘HR-ketel (groen gas)’ en het alternatief

restwarmte. De op twee na beste is dan de elektrische warmtepomp, met een marginaal kostenverschil met de geothermie oplossing. Op blz. 10 wordt vervolgens echter gesteld dat

‘een warmtenet19 kostentechnisch een aantrekkelijke optie is voor veel bewoners, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een warmtepomp waarvoor veel investeringen in de woning gedaan moeten worden’. Een bladzijde daarvoor was de warmtepomp nog de beste keuze, hetgeen inconsistent lijkt. Bij de afweging van alternatieven is een consistente vergelijking essentieel om te kunnen komen tot een doelmatige oplossing én voor het creëren van draagvlak.

Weeg ook mee dat de eerste gemeentes bij raadsbesluit (Den Helder 30-06-2020) nu al afzien van het aanleggen van warmtenetten, omdat deze te kostbaar blijken en een grote kapitaal vernietiging zijn.

18 Zie Warmtekansenkaart blz. 9

19 In tegenstelling tot de individuele opties wordt de warmtenet optie steeds duurder als bewoners minder energie gebruiken. Vaste kosten en warmteverliezen blijven gelijk. Dekkingsbijdrage uit de variabele kosten wordt dan lager. Gevoeligheid van opties hiervoor meenemen. Idem t.a.v. aansluiting bij bewoners. Gemiddeld is een systeem mogelijk goed, in praktijk gebruikt de helft van de bewoners minder en de helft meer. Effect op energiekosten voor de helft die duurder uit is laten zien. Hoe gevoelig is kosteneffectiviteit van het systeem hiervoor?

(11)

11 4 Conclusies en aanbevelingen

Op basis van de Warmtekansenkaart en de overwegingen, vragen en afwegingen komt de Werkgroep tot de volgende conclusies en aanbevelingen.

Energieneutraliteit in 2030: heroverwegen

De gemeente Apeldoorn zou de ambitie voor 2030 om energieneutraliteit na te streven moeten heroverwegen uit oogpunt van economie, ruimtelijk beslag, consequenties voor de natuur en draagvlak onder de bevolking. De Werkgroep geeft in overweging na te gaan wat de reële en doelmatige mogelijkheden en de beperkingen zijn voor de productie van

duurzame energie in Apeldoorn en de lokale productie daartoe te beperken, en door rekening te houden met de vergaande landelijke plannen voor de opwekking van duurzame energie.

De Werkgroep geeft er de voorkeur aan om het begrip CO2-neutraal als uitgangspunt te nemen. Hiermee wordt aangesloten op de landelijke doelstellingen onder het

Klimaatakkoord en kan gebruik gemaakt worden van ruimere mogelijkheden om tot een gewenste CO2-reductie te komen.

Uitgangspunt ‘van het gas af’: heroverwegen

Apeldoorn kiest politiek voor het uitgangspunt ‘van het gas af’. Landelijk is verduurzaming van het huidige aardgas door groen gas, blauwe waterstof (pre-combustion aardgas+CCS), en groene waterstof een streven voor 2050. De beschikbaarheid tot 2030 zal echter beperkt zijn tot blauwe waterstof voor de industrie en in beperkte mate groen gas. De Werkgroep adviseert de gemeente om de landelijke visie ten aanzien van duurzame gassen te volgen en deze niet lokaal uit te sluiten van de energiemix (zie bijlage 2).

Kosten: breng totale kosten in beeld

De Werkgroep beveelt aan de uiteindelijke totale kosten per maand op basis van investeringen, kapitaalslasten en operationele kosten in beeld te brengen, die een warmtegebruiker bij benadering gaat betalen, inclusief kosten voor maatregelen op woningniveau (vraagbeperking, opwekking), wijkniveau (infrastructuur + opwekking) en hoger gelegen niveaus (infrastructuur + opwekking), en inclusief beschikbaarheid van de betreffende energiedragers in de tijd. Dit om aan gebruikers inzichtelijk te maken hoeveel de kosten bedragen ten opzichte van de huidige rekening gebaseerd op aardgas. Dat is

belangrijk voor het draagvlak: zonder een wenkend perspectief gaat de burger/bewoner niet overstag. Hierbij moet rekening gehouden worden met verschil in bewoners. De

gevoeligheid van een systeem voor afwijkend gedrag (of extra maatregelen) moet geduid worden. Een mogelijk veel lager energieverbruik kan leiden tot een slechtere business case.

Gevolg hiervan is hogere frictie- of transactiekosten om een bewoner toch te bewegen te participeren. Per oplossing kan de gevoeligheid hiervoor in kaart gebracht worden.

Isolatie nu al in gang zetten

De warmtebehoefte van de woning is één van de belangrijkste elementen die bepalend is voor de duurzame energie die gemiddeld per woning zal moeten worden opgewekt. De isolatie van in ieder geval een deel van De Maten zal moeten worden aangepast. Dat geldt

(12)

12 voor alle duurzame alternatieven, of dat nu all-electric, hybride of warmtenet is. De

Werkgroep adviseert om een actie tot na-isolatie zo snel mogelijk in gang te zetten en om hier ook doelstellend in te zijn: klaar in 2030! De Werkgroep concludeert dat acties naar individuele bewoners onvoldoende zijn om de doelstelling 2030 te halen. Er zal sprake moeten zijn van een grootschaliger aanpak.

Alternatieven: nader onderzoek naar vier opties

Bij de verduurzamingsoperatie moet het resultaat (een CO2-reductie op een bepaald moment) doelstellend zijn. Bij de afweging van alternatieven voor een duurzame

warmtevoorziening in De Maten is een consistente vergelijking essentieel om te kunnen komen tot een doelmatige oplossing én voor het creëren van draagvlak. Bewoners moeten daarbij waar mogelijk de keuze hebben om via verschillende stappen het doel te bereiken.

Met stimulering door gericht beleid (inclusief subsidie-instrumenten) en acties (actieve hulp aan bewoners bij gezamenlijke inkoop van materialen, installaties, e.d.) kunnen bepaalde oplossingen laagdrempeliger worden gemaakt.

Bij alle alternatieven pleit de Werkgroep voor het inzichtelijk maken van een combinatie van maatregelen zoals gerichte isolatie (aansluitend bij wensen en gedrag van de bewoner), en de mogelijkheid om ook gas - net als elektriciteit en warmte - zo kosteneffectief mogelijk op de juiste plek (en niet verplicht lokaal) op te wekken. Dit betreft dan zowel de waterstof- als groen gas route. De Werkgroep bepleit het opstellen van een ‘spoorboekje’ met een

gefaseerde invoering, die toekomstgericht is en de bewoners vrijheid geeft m.b.t. het moment van omschakeling en vrijheid van keuze wat betreft de energieleverancier.

CE Delft stelt in haar rapport uit 2015 en update uit 2016 dat er in Nederland voor ca. 25 procent van de woningen groen gas is20. De overige woningen moeten aansluiten op een warmtenet (50%) of op all-electric (25%). Op basis van onze overwegingen en afwegingen komt de Werkgroep tot het advies aan de gemeente om vier alternatieven nader te onderzoeken: hybride technologie, groen gas/waterstof, warmtenetten (bodemenergie:

TEO) en all-electric.

Alternatief 1 Hybride technologie: elektrische warmtepomp in combinatie met groen gas De Werkgroep ziet veel perspectief in de hybride HR groen gas variant op woningniveau met de combinatie van een elektrische warmtepomp en de gasgestookte CV-ketel die ook op waterstof of groen gas kan werken. Hiervoor zijn bij aansluiting op het landelijk gasnet geen speciale toestellen nodig. Dit systeem is vergelijkbaar met het collectieve warmtepomp- systeem, met als verschil dat geen warmtenet of wko wordt toegepast om de centraal gemaakte warmte te verplaatsen.

De route bestaat uit drie stappen, namelijk:

1. Gerichte isolatie, kierdichting en ventilatie,

2. Een warmtepomp voor verwarming naast de ketel, 3. Vergroenen van het resterende gas voor de ketel.

Hiermee kan tot ca. 50 procent op de CO2-emissies (tot 90% op gasverbruik voor

verwarming) worden bespaard, terwijl de bewoners deze stapsgewijs kunnen toepassen, in

20 Op weg naar een klimaatneutrale gebouwde omgeving, CE Delft, 2015 en Een klimaatneutrale

warmtevoorziening voor de gebouwde omgeving – update 2016, CE Delft, 2016. Deze vormen belangrijke inputs voor het overheidsbeleid.

(13)

13 combinatie met gerichte isolatie van de woning. In de Maten zal deze hybride optie met beperkte aanpassingen in de woning ca. 70 – 75 procent op het gasverbruik voor verwarmen reduceren. Met beperkte aanpassingen kan deze optie ook koelen.

Alternatief 2 Gasvariant: HR-ketel groen gas en/of waterstof

Groen gas kan zonder aanpassingen gedistribueerd worden via het bestaande aardgas distributienet in de wijk. De Werkgroep ziet voor de transitie overgangsfase (2020-2030) de oplossing ‘HR-groengas’ als een goed alternatief naast bijvoorbeeld geothermie21. De volledig-groengas oplossing wordt nu al aangeboden door commerciële aanbieders en het heeft nul aansluitingskosten22. De beperking is de beschikbaarheid van groengas23. In plaats van 25 procent van de woningen van beschikbaar groen gas te voorzien, kan ook gekozen worden voor reductie van het gasverbruik in alle bestaande woningen met 75 procent, waardoor 100 procent van de woningen op groen gas kan draaien.De werkgroep prefereert deze laatstgenoemde boven de eerstgenoemde optie.

De Werkgroep geeft in overweging om te onderzoeken of groen gas opgewekt kan worden in de regio (onderdeel RES), bijvoorbeeld op aanpalende bedrijventerreinen. Dit alternatief kan in de toekomst zonder grote transitiekosten in een (landelijk) gasnet opgaan.

De Werkgroep beveelt aan om oplossingen voor de korte termijn voor te stellen, die lange termijn mogelijkheden niet uitsluiten. Vanuit het lange termijn perspectief (2050) zou de positie van waterstof moeten worden onderzocht als mogelijke energiebron van de toekomst. Vervolgens zou moeten worden onderzocht of een lokale waterstof oplossing haalbaar is, die later kan worden uitgebreid naar een grotere schaal (wijk, stad, regio, land24). De kosten van de transitie naar de lange termijn oplossing zijn in dat geval

waarschijnlijk zeer beperkt, zeker voor de bewoners. Wanneer de gemeente de ambitie van energieneutraliteit laat varen zal de relatief grote hoeveelheid elektriciteit (uitgedrukt in aantal windturbines) die deze oplossing vraagt geen ruimtelijk probleem meer vormen.

Daarnaast is dit alternatief vanuit oogpunt van maatschappelijke kosten (opwekking, infrastructuur25) en individuele kosten (CV leidingen en radiatoren kunnen worden hergebruikt, CV ketel vervangen door een brandstofcel ketel) aantrekkelijk.

Dit waterstof pad – in combinatie met zon-PV op de daken - moet ook worden gezien in het licht van de plannen en investeringen in bijvoorbeeld het Midden-Oosten (Golfregio) en Verre Oosten (China, Japan) wat massa en snelheid geeft aan de ontwikkelingen op dit gebied. In Nederland worden projecten opgetuigd m.b.t. waterstofproductie op de Noordzee (TNO-rapport ‘Towards an inclusive and integrated design of North Sea energy

21 Geothermie vergt veel onderzoek, onder meer omdat er vragen zijn m.b.t. de levensduur van de bron (nu ca 30+ jaar) en de gevolgen voor de ondergrond (o.a. stabiliteit, wel/geen fracking, etc.) en drinkwater. Daarnaast is een minimale schaalgrootte nodig (4,000+ woningen?).

22 Doordat er al een aardgasnet en -aansluiting in de grond ligt

23 Anno 2019 wordt in Nederland 125 mln. m3 groen gas geproduceerd. Het potentieel wordt geschat op 2-4 mrd. m3.

24 In de Rijksbegroting van 2020 wordt €60 miljoen uitgetrokken voor testprojecten met waterstof en CO2 opvang.

25 De infrastructurele kosten zullen beperkt zijn door de mogelijkheid gebruik te maken van het bestaande aardgasdistributienet, tot en met de huisaansluiting. Verwacht wordt dat er na 2030 ook een landelijk waterstofnetwerk ontwikkeld zal worden om de grote industriële clusters te verbinden, die nu al 250 PJ aardgas gebruiken om waterstof te produceren. Zij zullen dit verbruik van grijs (aardgas) naar blauw (+CCS), groen (elektrolyse) en geel (import) transformeren.

(14)

14 systems’), een geïntegreerde duurzame windenergie- en waterstofproductie in Groningen (North2-project) en de ontwikkeling van een waterstof transport backbone (project HyWay27 van Gasunie). Dit biedt tevens interessante mogelijkheden om met een aantal Gelderse bedrijven een (lokaal) proefproject te starten. We vangen dan twee vliegen in een klap: een oplossing voor ‘van het gas af’ en de stimulering van ‘onze’ innovatieve industrie.

Denk aan het 2019-bezoek van Gelderse bedrijven aan China onder leiding van de Commissaris van de Koning.

Alternatief 3: Warmtenet op basis van bodemenergie (TEO)

Bij aquathermie (thermische energie uit oppervlaktewater, TEO) wordt de warmte in de wijk opgewekt met een combinatie van een warmtepomp en ketel, waarbij de warmte via een warmtenet naar de woningen wordt gedistribueerd. De warmte wordt dus niet in de woning, maar collectief in de wijk opgewekt. Het TEO-project wordt nog steeds als mogelijke optie gezien. In de Warmtekansenkaart door de aanwezigheid van de vijvers met kwel- en regenwater, en als technologie26. Interessant kan zijn de mix van bodemenergie en een collectieve elektrische warmtepomp, en het (t.o.v. alternatieven) relatief geringe

investeringsniveau in de woning. De Werkgroep ziet ook risico’s zoals het mogelijk hogere absolute energieverbruik e.d., zoals onder meer naar voren is gekomen in de Ecowijk De Teuge in Zutphen27.

De Werkgroep adviseert de gemeente voor wat betreft de Matenhoeve de mogelijkheden voor een proefproject28 als optie te blijven onderzoeken bij provincie, Rijk en

energiebedrijven (Vattenfall, EnNatuurlijk, Eneco). Daarbij moeten alle kosten in de woning, warmtenet, en opwek (bodemenergie én elektrische energie) worden meegenomen, evenals risicomitigatie, garantiestelling en garantie-eisen.

Alternatief 4: All-electric systeem

Bij all-electric zijn er twee varianten, Urgenda en Nul-op-de-Meter (NOM). Urgenda is een all-electric systeem waarbij de woning bouwkundig beperkt wordt aangepast (gerichte isolatie; analoog aan de hybride warmtepomp). Een warmtepomp en elektrische verwarming (zoals infrarood panelen) leveren de basis- en piekwarmte29. Voor warm water is er een warmtepompboiler of elektrische boiler. Deze variant vergt een forse verzwaring van het elektriciteitsnet30. De kosten hiervan zijn hoog. Bij NOM wordt de woning wel maximaal geïsoleerd - meestal aan de buitenzijde; de verzwaring van het elektriciteitsnet is veel lager.

Ook wordt gebruik gemaakt van lage temperatuur afgiftesystemen (zoals vloerverwarming),

26 In de verbrede SDEK subsidieregeling van het Rijk (uitvoering Klimaatakkoord) worden TEO

(oppervlaktewater) en TEA (afvalwater) in 2020 opgenomen als een van de vijf categorieën voor de opwekking van hernieuwbare energie.

27 Torenhoge energierekening, defecte warmtepomp, warmteopslag in de aarde onvoldoende, door extra maatregelen meer CO2 verbruik dan met gasketels, huishoudens regelmatig zonder warm water en in de kou, schade per huishouden geschat op €35.000-€75.000 (?), uiteindelijk naar gasgestookte ketels over gegaan, jarenlange juridische strijd tegen exploitant (De Stentor, 28 december 2019).

28 Wij pleiten voor eigendom bij bewoners en uitvoering (inhuur) door professionals. Dat heeft als voordeel dat er geen tegengestelde belangen en grip op totale kosten ontstaan, zowel in als buiten de woning. Anders ontstaat er continu discussie over de hoogte van tarieven, e.d.

29 Steeds vaker past men alleen elektrische verwarming als elektrische vloerverwarming en IR panelen toe.

Behalve een forse netverzwaring is het elektriciteitsverbruik dan ook veel hoger.

30 Het elektriciteitsnet heeft op wijkniveau een capaciteit van 1 - 1,2 kW per woning. Het is ook niet bedoeld voor verwarming. Daarvoor is het gasnet, met een capaciteit van ca. 10 kW. In de berekeningen is uitgegaan van een verzwaring van het elektriciteitsnet van 6 kW.

(15)

15 waardoor een warmtepomp alle warmte voor verwarming kan leveren. De kosten voor het aanpassen van de woning zijn zeer hoog.

Tenslotte Participatie

De Werkgroep biedt haar kennis en expertise graag aan om een volgende stap te maken om te komen tot een duurzame collectieve warmtevoorziening in De Maten. Met keuzevrijheid voor de bewoner wanneer hij overgaat, met keuzevrijheid wat betreft isolatie, keuzevrijheid m.b.t. een energieleverancier, doelmatige kosten en toekomstgerichtheid m.b.t. de

mogelijke transitie naar waterstof. Het is essentieel dat onze participatie zich niet beperkt tot burgers/bewoners onderling. De gemeente, wijkraad, woningstichting, energiecoöperatie zullen op basis van gelijkwaardigheid aan die participatie – ieder vanuit zijn rol - moeten bijdragen om het tot een succes te maken: samen werken op weg naar een duurzame Maten. Participeren is een werkwoord!

(16)

16 Bijlage 1 Bodemenergie (TEO, geothermie)

Voor TEO en geothermie is het belangrijk om alle kosten mee te nemen, als ook de benodigde bijstook van gas met een ketel buiten de woning

a. TEO vergt ook aanpassingen in de woningen. Om de collectieve warmtepomp in te kunnen zetten, moet de retour warmte een voldoende lage temperatuur hebben. Dat kan alleen door het afgiftesysteem in de woning te vergroten en/of de woning beter te isoleren. Ook hier zijn derhalve kosten in de woning.

b. De kosten in de woning zijn in de bestaande bouw hoger omdat er nog extra leidingwerk nodig is vanaf de afleverset van warmte in de meterkast naar de cv-binneninstallatie die zich meestal op zolder bevindt. Ook zijn (zoals ook genoemd) extra kosten voor aanpassing van de meterkast om elektrisch te koken + kookplaten en verwijderen van de gasleiding naar de keuken en cv-ketel.

c. Een warmtenet moet in de straat liggen (er is geen ruimte in de stoep). Ook mag het warmtenet niet te dicht bij het drinkwater liggen. De straat moet hierdoor open. Voorts moet per woning een aansluiting via de kruipruimte (indien mogelijk) worden gemaakt, en een afleverset in de meterkast worden geplaatst. In nieuwbouw is dit vaak al lastig af te stemmen en prijzig. In bestaande bouw zijn er nog veel extra kosten. Belangrijk dat deze goed worden meegenomen. De meeste studies gaan hier nauwelijks op in. De werkgroep kent in de praktijk nog geen projecten waar het gasnet tegen beperkte kosten voor een warmtenet is vervangen. De vervangingsprojecten tot nu toe betreffen projecten waarbij een collectieve cv-ketel voor veel woningen (appartementen complex) wordt vervangen door 1 warmte-aansluiting. Het (interne) warmtenet naar de woningen ligt er dan eigenlijk al.

d. Zowel TEO als geothermie, als nagenoeg alle bestaande warmteprojecten in NL maken gebruik van een gasketel. Ca 65-70 procent van de capaciteit en 25-30 procent van de

jaarlijkse energievraag wordt geleverd met gas. De indruk dat er geen gas meer is, is dan ook niet helemaal juist. Niet in de woning, maar wel in de wijk.

(17)

17 Bijlage 2 ‘Van het gas los’

Sinds 2015 wordt veelvuldig de uitdrukking ‘Van het gas los’ gebezigd. Die uitdrukking zou kunnen impliceren dat een gasvoorziening van welke aard dan ook (aardgas, groen gas, waterstof) niet langer wenselijk is en dat de bestaande -aard-gasvoorziening niet langer gebruikt mag worden en verwijderd moet worden uit de ondergrond.

De Werkgroep is van mening dat dit nooit de bedoeling is geweest – bedoeld is veeleer van het (fossiele) aardgas af - en ook niet de bedoeling geweest kan zijn, omdat daarmee

duurzame, klimaatneutrale opties worden uitgesloten, zoals groen gas en blauwe- en groene waterstof. De gasdistributie moet juist behouden blijven om de 2050-doelstellingen te kunnen realiseren. In 2050 zal er vrijwel geen distributie meer zijn van aardgas maar zal aardgas vervangen zijn door duurzaam opgewekt gas (groen gas en groene waterstof). Wel worden er door de minister van EZK nu al voorwaarden aangegeven voor het mogen

toepassen van het duurzaam opgewekt gas, te weten een sterke beperking van de

warmtebehoefte van gebouwen en een bewijsvoering dat de toepassing van duurzaam gas goedkoper is dan andere duurzame energetische oplossingen. De Werkgroep is van mening dat iedere gemeentelijke beslissing tot een gehele of gedeeltelijke afsluiting van het landelijk gasnet strijdig is met dit overheidsbeleid.

Door geen afscheid te nemen van het landelijk gasnet zal iedere inzet van groen gas

gebaseerd moeten zijn op een invoer van dit groene gas op “aardgaskwaliteit”. Ombouw van toestellen of inzet van speciale gastoestellen is bij groen gas op aardgaskwaliteit-niveau niet nodig, waardoor de transitie naar bijvoorbeeld hybride technieken geleidelijk kan

plaatsvinden. Inzet van waterstofgas kan (deels) zonder omzetting naar “aardgaskwaliteit”

gebeuren.

Anno 2020 loopt er een Europees onderzoek naar de maximaal mogelijk bijvoeging van waterstofgas aan het aardgas met als uitgangspunt dat de huidige toestellen niet behoeven te worden aangepast. Op dit moment is circa 15 procent bijvoeging al geen probleem voor de huidige CV-toestellen. Mogelijk dat kooktoestellen hier meer last van hebben. In de nabije toekomst komt er een speciale kwalificatie voor toestellen waarin de maximale bijmenging van waterstofgas wordt aangegeven.

De Werkgroep plaatst een kritische kanttekening bij het uitgangspunt dat De Maten in 2030 moet voldoen aan de eisen voor “wijk van de toekomst”. Ervaringen in het buitenland laten zien dat minstens 15 jaar nodig is om zo’n energietransitie volledig te realiseren. Het pleidooi van de Werkgroep is een stapsgewijze aanpak, rekening houdend met een tempo dat – zeg 80 procent van - de bewoners aankunnen. Een wijk heeft normaal ca. 500

woningen. Daarvoor kiest men een periode van 7-8 jaar doorlooptijd. De Maten heeft ruim 10.000 woningen!

Een andere kritische kanttekening betreft de inzet van de beperkte hoeveelheid groen gas.

Hiervoor zal een oplossing gevonden moeten worden via bijvoorbeeld de RES en/of

Garanties van Oorsprong (GvO). Verwacht mag worden dat de landelijke overheid ruim vóór 2030 hiervoor aanwijzingen zal geven.

(18)

18 Bijlage 3 Aannamen t.b.v. het rekenmodel

Gevoeligheid rekenmodel voor aannamen

Uitkomsten van berekeningen zijn sterk afhankelijk van de input gegevens. In iedere serieuze rapportage dient opgave gedaan te worden van deze input gegevens met onderbouwingen (via bijvoorbeeld referenties) van de aannamen. Dit is in het Warmtekansenkaart rapport onvoldoende gebeurd, waar de uitkomsten van berekeningen wel als “waarheid” worden gezien. Een voorbeeld hiervan zijn de rendementen die gehanteerd zijn voor toestellen. Ook dient er gekeken te zijn naar de gevoeligheid van de resultaten in relatie tot de aannamen.

Er is terloops aangegeven dat de diverse resultaten erg dicht bij elkaar liggen en dat er derhalve een grote gevoeligheid is voor de aannamen. Ook is er geen gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor de aannamen in kosten van de diverse technieken. De micro-wkk

bijvoorbeeld wordt op een hoge prijs ingezet en komt daardoor niet als kosten-efficiënt in de resultaten voor. De huidige prijs van micro-wkk is nu hoog omdat er geen omzet is. Zou micro-wkk worden ingezet tegen een andere prijsstelling en andere prestaties (bijvoorbeeld met een brandstofcel) dan zou dit wel eens tot een totaal andere uitkomst kunnen leiden, met mogelijkheden tot schaalvergroting en doelmatiger prijzen.

Aannamen in relatie tot de huidige situatie

Aannamen zijn onder andere gedaan voor de isolatiekwaliteit van de woningen in de diverse wijken. Er wordt echter geen opgave gedaan van deze aannamen. Iedere herkenbaarheid naar het heden is daardoor kwijtgeraakt.

In het rekenmodel wordt uitgegaan van een schillabel C, B en N(ul op de meter). Er is echter geen normering voor een schillabel. Er wordt gerefereerd aan een RVO-rekenmethode waarin het schillabel echter niet tot uitdrukking kan worden gebracht. In het voorbeeld in bijlage E worden Rc waarden van een schillabel klasse B gepresenteerd die alleen tegen zeer hoge kosten te realiseren zijn in de bestaande bouw. Geen voorbeeld is gegeven voor de schillabel C welke als basis dient voor de basisvariant. Is voor de klasse C uitgegaan van reële Rc waarden? Alle resultaten van de rekenpartijen gaan volledig op de kop indien in de praktijk zal blijken dat gewenste B of C klassen niet gerealiseerd kunnen worden. Op

voorhand kan dat al voor de elektrische warmtepomp op buitenlucht worden gedaan omdat voor deze optie is uitgegaan van een schillabel N. Gewoon onhaalbaar voor de bestaande bouw.

Toedeling van kosten

In het rapport worden via staafdiagrammen overzichten verstrekt van de totale kosten per woning van de diverse alternatieven onder de energietransitie. Ernstig is dat er geen referentie opgave is van de huidige kosten van de huidige energievoorziening.

Ernstig is ook dat er geen aparte opgaven worden verstrekt van de energiekosten waarmee bewoners straks geconfronteerd worden.

De Werkgroep is van mening dat opgaven van de huidige situatie een minimum voorwaarde is om tot acceptatie van - en draagvlak voor - enig voorstel te kunnen komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN