• No results found

Omzendbrief over de keuring van jonge runderen, jonge kleine herkauwers, eenhoevigen en varkens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Omzendbrief over de keuring van jonge runderen, jonge kleine herkauwers, eenhoevigen en varkens"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Omzendbrief over de keuring van jonge runderen, jonge kleine herkauwers, eenhoevigen en varkens

Referentie PCCB/S3/1152342 Datum 25/02/2022

Huidige versie 3.0 Van toepassing vanaf Datum van

publicatie Trefwoorden Visuele keuring, vleeskeuring, varkens, jonge runderen, (jonge) kleine

herkauwers, eenhoevigen, Trichinella.

Opgesteld door Goedgekeurd door

Van Vooren Tom, attaché Wits Julie, attaché

Heymans Jean-François, directeur-generaal.

1. Doel

Deze omzendbrief heeft als doel de aandacht te vestigen op de toepassing van een op een risicobeoordeling gebaseerde, in essentie, visuele vleeskeuring bij jonge runderen, jonge kleine herkauwers, eenhoevigen en varkens en op de voorwaarden die in acht genomen moeten worden om een dergelijke keuring mogelijk te maken. Deze aanpak wordt gemeenzaam ook als “visuele keuring”

benoemd. De omzendbrief beoogt ook de exploitanten van varkensslachthuizen en slachthuizen waar eenhoevigen worden geslacht en de houders van vleesvarkens in kennis te stellen van de reglementaire voorschriften met betrekking tot controles op de aanwezigheid van trichinen in vlees van varkens en eenhoevigen.

De omzendbrief heft de volgende omzendbrieven op:“Omzendbrief (PCCB/S3/GDS/1340071) met betrekking tot de visuele keuring bij runderen jonger dan acht maanden” en “Omzendbrief (PCCB/S3/665052) betreffende onderzoeken ter opsporing van de aanwezigheid van Trichinella in de karkassen van gedomesticeerde varkens in slachthuizen tijdens de post-mortemkeuring”.

2. Toepassingsgebied

Keuring van jonge runderen, jonge kleine herkauwers, eenhoevigen en varkens in het slachthuis en het opsporen van trichinen in karkassen van gedomesticeerde varkens en eenhoevigen tijdens de post- mortemkeuring.

Punt 5.1. van de omzendbrief is niet van toepassing op andere runderen en andere kleine herkauwers dan deze gedefinieerd in punt 4.

(2)

3. Referenties

3.1. Wetgeving

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van Salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne

Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen

Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten).

Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn.

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1375 van de Commissie van 10 augustus 2015 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees

Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles).

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie van 15 maart 2019 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie wat officiële controles betreft.

(3)

Koninklijk besluit van 22 december 2005 tot vaststelling van aanvullende maatregelen voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

Ministerieel besluit van 20 september 2010 betreffende het model en de inhoud van de informatie over de voedselketen.

3.2. Andere

Wetenschappelijk advies1 van 03.10.2011 van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) over de herziening van de vleeskeuring bij varkens;

Advies 14-2011 van 14.10.2011 van het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap: vleeskeuring zonder insnijdingen bij vleesvarkens en runderen tot 8 maanden oud (Dossier Sci Com 2011/15);

Advies 08-2021 van 28.05.2021 van het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap: vleeskeuring zonder insnijdingen bij jonge runderen, kleine herkauwers en paardachtigen (Dossier SciCom 2020/14);

Omzendbrief (PCCB/S3/TVV/975092) met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor varkens;

Omzendbrief (PCCB/S2/GDS/262877) met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor kalveren;

Omzendbrief (PCCB/S2/GDS/975157) met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor runderen, schapen en geiten;

Omzendbrief (PCCB/S2/GDS/242709) met betrekking tot de informatie over de voedselketen voor paarden;

Omzendbrief (PCCB/S3/148040) inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren en de mogelijkheid van versoepelingen in de frequentie van bemonstering in ‘kleine slachthuizen’ .

4. Definities en afkortingen

Agentschap: Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Ante-mortemkeuring: veterinaire keuring vóór het slachten

DGZ/Arsia: instanties die verantwoordelijk zijn voor de registratie van de dieren en beslagen in de Sanitel-databank

Eenhoevigen: als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen EFSA: Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

1 Scientific Opinion on the public health hazards to be covered by inspection of meat (swine), European Food Safety Authority (EFSA): www.efsa.europa.eu

(4)

Gecontroleerde huisvestingsomstandigheden in geïntegreerde productiesystemen: een type veehouderij waarbij de varkens ononderbroken worden gehouden onder de door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf gecontroleerde omstandigheden qua voeding en huisvesting die zijn weergegeven in bijlage IV, hoofdstuk I, punt A bij uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375 (zie bijlage) Jonge runderen: runderen jonger dan acht maanden en runderen jonger dan 20 maanden indien zij gedurende hun hele leven geen toegang tot weidegrond gehad hebben in een officieel tuberculosevrije lidstaat of deel van een lidstaat

Jonge kleine herkauwers: schapen waarvan de blijvende snijtanden niet zijn doorgebroken of die jonger zijn dan 12 maanden, voor geiten jonger dan 6 maanden

Varkens: als landbouwhuisdier gehouden varkens Post-mortemkeuring: veterinaire keuring na het slachten

Sanitel: het gecomputeriseerde gegevensbestand van het Agentschap voor de identificatie en registratie van de dieren, van de bedrijven, inrichtingen en bedrijfsruimten waar dieren worden gehouden, alsook van de houders en de verantwoordelijken

Standaard keuring: visuele post-mortemkeuring

Uitgebreide keuring: standaard keuring waaraan de officiële dierenarts palpaties en insnijdingen toevoegt

VKI: voedselketeninformatie

5. Voorschriften voor een op een risicobeoordeling gebaseerde vleeskeuring

Alle dieren die in het slachthuis ter slachting worden aangeboden, moeten vóór en na de slachting aan een onderzoek worden onderworpen, dat onderzoek wordt doorgaans de keuring genoemd. Het primaire doel van de keuring is het waarborgen van de bescherming van de volksgezondheid door het opsporen en het uitsluiten voor menselijke consumptie van vlees dat anatomopathologische abnormaliteiten of anomalieën m.b.t. het uitzicht,… vertoont of die residuen van stoffen bevat waarvan het gebruik niet is toegestaan. Daarnaast worden via de keuring ook dierengezondheidsaspecten (monitoring van dierziekten) afgetoetst en controles op het dierenwelzijn2 uitgevoerd.

De keuring wordt uitgevoerd door een officiële dierenarts en de daarbij te verrichten handelingen worden bepaald door de Belgische en Europese regelgeving .

Het wetenschappelijk advies van het EFSA over de herziening van de vleeskeuring bij varkens stelt dat de meest relevante gezondheidsrisico’s in het kader van de keuring van varkensvlees van biologische aard zijn, met name: Salmonella spp., Yersinia enterocolitica, Toxoplasma gondii en Trichinella spp..

Het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap is van mening dat het vervangen van een klassieke vleeskeuring (met insnijdingen) door een visuele keuring voor jonge runderen, jonge kleine herkauwers

2 De controle op de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn zelf valt niet onder de bevoegdheden van het Agentschap, maar onder de bevoegdheden van de Gewestelijke autoriteiten

(5)

en eenhoevigen, die gehouden worden onder de voorwaarden zoals vermeld in uitvoeringsverordening (EU) 2019/627, verantwoord is vanuit het oogpunt van de voedselveiligheid. Daarbij weegt het nadeel van een iets minder gevoelige detectie van letsels tijdens de vleeskeuring niet op tegen het voordeel van een verminderde kruiscontaminatie aan de slachtlijn. Er wordt benadrukt dat een goed uitgevoerde vleeskeuring een belangrijk instrument is en blijft bij de bewaking van de dieren- en volksgezondheid en de detectie van nieuw opduikende (epidemische) dierenziekten. Het Comité is echter van mening dat met een louter visuele keuring deze doelstellingen ook kunnen worden gehaald.

Aangezien de uitgebreide keuring geenszins adequaat is om de biologische gevaren aan te pakken en door de veelvuldige manipulaties en insnijdingen zelfs aanleiding kan geven tot verdere verspreiding van reeds aanwezige microbiologische contaminatie, is de standaard keuring nu een visuele post- mortemkeuring bij het jonge rund, de jonge kleine herkauwer, de eenhoevige en het varken in de Europese Unie, voor zover een aantal basisvereisten worden nageleefd en rekening wordt gehouden met de leeftijdsgrens bij jonge runderen en jonge kleine herkauwers. Zo niet, evenals in geval van abnormale karkassen, behoudt de uitgebreide klassieke keuring geheel of gedeeltelijk haar rol.

5.1. Standaard post-mortemkeuring versus uitgebreide post-mortemkeuring

Het karkas en het slachtafval moeten na het slachten onverwijld aan een post-mortemkeuring worden onderworpen. Alle externe oppervlakken moeten worden gekeurd. Voor dat doel kan een minimaal hanteren door de officiële dierenarts van het karkas en/of het slachtafval vereist zijn of moet er speciale technische uitrusting (bv. karkaskeerders, spiegels) ter beschikking worden gesteld van de officiële dierenarts.

Niet alleen het aantal keurders, maar ook de snelheid van de slachtlijn moeten een degelijke keuring mogelijk maken.

5.1.1. Standaard post-mortemkeuring

De standaard post-mortemkeuring bestaat uit een visuele inspectie. De minimale handelingen worden per diersoort bepaald en zijn opgenomen in de volgende artikels van verordening (EU) 2019/627:

Jonge runderen : art. 18, 1 en 2;

Jonge kleine herkauwers : art. 20, 1;

Eenhoevigen : art. 22, 1;

Varkens : art. 23, 1.

5.1.2. Uitgebreide post-mortemkeuring

Bij vermoeden van risico’s voor de volksgezondheid, de dierengezondheid (of het dierenwelzijn3), worden het karkas en de slachtafvallen onderworpen aan een uitgebreidere post-mortemkeuring die palpaties en/of insnijdingen omvat. In dat geval wordt de bovenvermelde standaard post- mortemkeuring, naargelang de noodzaak, uitgebreid door de palpaties en insnijdingen, opgenomen in de volgende artikels van verordening (EU) 2019/627:

Jonge runderen : art. 18, 3;

jonge kleine herkauwers : art. 20, 2;

Eenhoevigen : art. 22, 2;

3 De controle op de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn zelf valt niet meer onder de bevoegdheden van het Agentschap, maar onder de bevoegdheden van de Gewestelijke autoriteiten

(6)

Varkens : art. 23, 2.

Uiteraard kan de officiële dierenarts ook steeds besluiten andere aanvullende onderzoeken of laboratoriumanalyses uit te (laten) voeren.

Bovendien bepaalt de wetgeving4 een aantal omstandigheden waarin verplicht aanvullende laboratoriumonderzoeken dienen te worden uitgevoerd.

Opgelet : als Salmonella-positieve varkens ter slachting worden aangeboden (cfr. punt 5.2), is dit een element dat pleit tegen een uitgebreidere keuring van deze dieren, aangezien deze keuring kan leiden tot de besmetting met Salmonella van het vlees en de infrastructuur. Uiteraard kan het gebeuren dat bij individuele Salmonella-positieve dieren andere redenen (bv. bij ante-mortemvaststellingen) wél een diepgaander post-mortemonderzoek rechtvaardigen.

Klieving van de karkassen: ongeacht of de karkassen aan een standaard post-mortemkeuring of aan een uitgebreide post-mortemkeuring worden onderworpen, eist de officiële dierenarts dat de karkassen van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen van meer dan acht maanden oud en als landbouwhuisdier gehouden varkens van meer dan vijf weken oud, voor de post-mortemkeuring in de lengte langs de ruggengraat in tweeën gesneden zijn. Om rekening te houden met bijzondere eetgewoonten, technologische ontwikkelingen of bijzondere sanitaire omstandigheden, kan de officiële dierenarts echter toestaan dat karkassen van runderen van meer dan acht maanden oud en niet meer dan twaalf maanden oud, en van varkens van meer dan vijf weken oud en niet meer dan twaalf maanden oud, voor post-mortemkeuring worden aangeboden zonder in tweeën gesneden te zijn.

Klieving van koppen en karkassen: ongeacht of de karkassen aan een standaard post-mortemkeuring of aan een uitgebreide post-mortemkeuring worden onderworpen, indien dat voor de post- mortemkeuring noodzakelijk is, kan de officiële dierenarts verlangen dat een kop of karkas in de lengte wordt doorgesneden.

In slachthuizen met geringe capaciteit waarin minder dan 1.000 grootvee-eenheden per jaar worden geslacht, mag de officiële dierenarts om gezondheidsredenen toestaan dat karkassen van volwassen als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen en volwassen runderen in vieren worden gedeeld.

5.2. Indicatoren voor het toepassen van een uitgebreide post-mortemkeuring

De officiële dierenarts zal een uitgebreide post-mortemkeuring toepassen als uit zijn beoordeling blijkt dat er mogelijke gevaren bestaan voor de volksgezondheid, de dierengezondheid (of het dierenwelzijn5).

Hij baseert zich hiervoor op:

• epidemiologische of andere gegevens m.b.t. de veehouderij,

• de voedselketeninformatie of de informatie die wordt verstrekt in andere documenten betreffende de ter slachting aangeboden dieren,

• de bevindingen bij de ante-mortemkeuring en/of de visuele detectie van relevante abnormaliteiten bij de post-mortemkeuring,

4 Zie KB 22-12-2005

5 De controle op de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn zelf valt niet onder de bevoegdheden van het FAVV, maar onder de bevoegdheden van de Gewestelijke autoriteiten

(7)

• de resultaten van toetsing aan de voorschriften inzake dierenwelzijn6.

5.2.1. Epidemiologische gegevens of andere gegevens m.b.t. de veehouderij

Het feit of de varkenshouderij al of niet produceert onder “gecontroleerde huisvestingsomstandigheden” is een belangrijke epidemiologische indicator. De officiële dierenartsen kunnen deze indicator, samen met andere indicatoren, gebruiken in het kader van hun beslissing om een uitgebreide post-mortemkeuring van de varkenskarkassen uit te voeren.

Alleen varkens die afkomstig zijn van bedrijven die produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden, komen in aanmerking om een standaard keuring te ondergaan. Varkens die niet gehouden werden onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden, komen niet in aanmerking om van een “louter” standaard post-mortemkeuring te genieten. Deze varkens dienen een uitgebreide post-mortemkeuring te ondergaan (= visuele post-mortemkeuring + de bijkomende handelingen vermeld in 5.1.).

Meer informatie betreffende de “gecontroleerde huisvestingsomstandigheden” kan worden teruggevonden in de bijlage van deze omzendbrief.

Alleen runderen jonger dan 20 maanden die gedurende hun hele leven geen toegang tot weidegrond gehad hebben in een officieel tuberculosevrije lidstaat of deel van een lidstaat komen in aanmerking voor een standaard keuring.

De resultaten van eventuele diagnostische testen van de slachtdieren en van andere dieren van hetzelfde herkomstbeslag moeten ter beschikking worden gesteld van de officiële dierenartsen in het slachthuis om hen toe te laten om zich een goed beeld te vormen van de epidemiologische situatie van het herkomstbeslag en om hiermee rekening te houden tijdens het uitvoeren van de vleeskeuring. Deze informatie is in het bijzonder van belang voor de bewaking van rundertuberculose in het slachthuis in geval van het invoeren van visuele keuring.

5.2.2. Voedselketeninformatie

De voedselketeninformatie speelt een belangrijke rol in de verstrekking van gegevens over de veehouderij en de (gezondheids)historiek van de dieren die ter slachting worden aangeboden. De VKI moet effectief worden gebruikt om de slacht- en keuringsactiviteiten te organiseren, niet alleen logistiek maar vooral met het oog op een risico gebaseerde uitvoering van de activiteiten.

Daarom moet de VKI o.a. de volgende gegevens bevatten:

• of de varkenshouderij al dan niet voldoet aan de "gecontroleerde huisvestingsvoorwaarden";

• eventuele problemen vastgesteld op de veehouderij;

• de analyseresultaten van eventuele onderzoeken in het kader van de voedselveiligheid;

• de resultaten van eventuele diagnostische testen.

Voor meer gedetailleerde informatie: zie de omzendbrieven met betrekking tot de informatie over de voedselketen. Deze omzendbrieven zijn terug te vinden op de website van het Agentschap.

6 De controle op de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn zelf valt niet onder de bevoegdheden van het FAVV, maar onder de bevoegdheden van de Gewestelijke autoriteiten

(8)

5.2.3. Bevindingen bij de keuring

Indien bij de ante-mortemkeuring letsels of symptomen van ziekten (of tekenen van een geschaad dierenwelzijn)7 worden vastgesteld, zal de officiële dierenarts besluiten tot het uitgebreider keuren van het karkas en/of de organen.

Om een gefundeerde keuringsbeslissing te kunnen nemen, moet er steeds een uitgebreide post- mortemkeuring (met insnijdingen en palpaties) worden uitgevoerd wanneer er letsels of afwijkingen worden vastgesteld aan de karkassen en/of de organen (bv. de aanwezigheid van parasieten) tijdens de standaard post-mortemkeuring, zelfs indien het kleine letsels betreft.

Ter herinnering: via het autocontrolesysteem dienen de slachthuisexploitanten de nodige procedures te voorzien om te garanderen dat elk dier/elke groep dieren dat/die op het terrein van het slachthuis wordt aanvaard gezond is, in de mate dat dit door de slachthuisexploitant kan worden beoordeeld.

5.3. Specifieke gevaren

5.3.1. Salmonella-monitoring op slachthuisniveau

Om de aanwezigheid van Salmonella op karkassen te verminderen, wordt een proceshygiënecriterium voor Salmonella opgelegd. Bij varkens tolereert de wetgeving 3 ongunstige resultaten op 50 monsters, bij runderen, kleine herkauwers en eenhoevigen worden er 2 ongunstige resultaten op 50 monsters getolereerd (criterium “c” van Verordening (EG) nr. 2073/2005) die in een periode van 10 opeenvolgende weken door de slachthuisexploitant zijn genomen in het kader van zijn autocontrolesysteem.

Bovendien heeft het Agentschap naast het criterium “c” een actielimiet vastgesteld, namelijk 2 ongunstige resultaten op 50 monsters bij varkens en één ongunstig resultaat op 50 monsters bij runderen, kleine herkauwers en eenhoevigen. Vanaf deze actielimiet moet de operator verplicht maatregelen treffen om de situatie te verbeteren wat betreft de besmetting van de karkassen met Salmonella.

Het Agentschap houdt strikt toezicht op de naleving van het Salmonella-proceshygiënecriterium. Indien blijkt dat er niet voldaan wordt aan het criterium, zal de slachthuisexploitant bijkomende maatregelen moeten nemen waarvan de uitvoering en de resultaten nauwgezet zullen worden opgevolgd door het Agentschap.

Voor meer gedetailleerde informatie: zie de omzendbrief inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren. Deze omzendbrief is terug te vinden op de website van het Agentschap.

De slachthuisexploitanten dienen de resultaten van hun Salmonella-analyses over te maken aan het Agentschap, m.n. het totaal aantal en het aantal positieve monsters voor Salmonella. De modaliteiten van de overmaking zijn beschreven in de bovenvermelde omzendbrief inzake microbiologische criteria voor karkassen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren.

Verder neemt het Agentschap als onderdeel van de vleeskeuring jaarlijks monsters in de slachthuizen:

• 49 monsters in de slachthuizen waar per jaar 10.000 of meer als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren worden geslacht

7 De controle op de naleving van de voorschriften inzake dierenwelzijn zelf valt niet onder de bevoegdheden van het Agentschap, maar onder de bevoegdheden van de Gewestelijke autoriteiten

(9)

• 35 monsters in de slachthuizen waar per jaar 1.000 tot 9.999 als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren worden geslacht (= kleine slachthuizen in het kader van deze omzendbrief).

Als alle genomen stalen gunstig zijn, is er statistisch 95% (90% voor de kleine slachthuizen) zekerheid dat de Salmonella-prevalentie in het betrokken slachthuis lager is dan 6%8.

Ongunstige resultaten enkel of voornamelijk voor de monsters van het Agentschap kunnen wijzen op een discordantie met de resultaten bekomen door het slachthuis in het kader van de autocontrole. In dat geval gaat het Agentschap na of de monsternames en de analyses door de slachthuisexploitant consequent en correct zijn gebeurd en er zo nodig correctieve maatregelen werden genomen door de slachthuisexploitant overeenkomstig de regelgeving.

5.3.2. Trichinella

Er komen in de EU sporadisch Trichinella-infestaties voor bij varkens, voornamelijk bij varkens met buitenbeloop. Het veehouderijsysteem is de enige belangrijke risicofactor voor Trichinella-infestaties en de kans op Trichinella-infestaties is verwaarloosbaar bij varkens die worden gehouden onder omstandigheden waar de huisvesting en de voedering door de veehouder strikt worden beheerd, met name de varkens die worden gehouden in bedrijven die voldoen aan de voorwaarden voor gecontroleerde huisvesting (zie bijlage).

Trichinella-onderzoek

België, Denemarken, Finland, Italië, Noord-Ierland (op basis van de specifieke regels die in het kader van de Brexit in werking zijn getreden, moet Noord-Ierland op dit vlak worden beschouwd als een gebied dat nog steeds onder de regels van de EU valt en wat dit betreft wordt het dus niet als grondgebied van een derde land beschouwd) en Zwitserland hebben een verwaarloosbaar Trichinella-risico bij gedomesticeerde varkens. Bovendien passen deze landen ook de afwijking op de visuele keuring toe, die erop gericht is om de aanwezigheid van trichinen op te sporen.

Voor meer gedetailleerde informatie, zie:

• de website van de Europese Commissie:

https://ec.europa.eu/food/safety/biosafety/food_borne_diseases/trichinella_en

Het Verenigd Koninkrijk is opgenomen in de lijst in bijlage VII bij Verordening (EU) 2015/1375 waarin de landen zijn opgenomen die varkensvlees mogen uitvoeren naar de EU waarvoor ze afwijkingen toepassen wat betreft de tests ter opsporing van Trichinella.

Varkens uit Belgische varkenshouderijen

Omwille van de Europese status “gebied met verwaarloosbaar Trichinella-risico bij gedomesticeerde varkens”, zijn karkassen van gedomesticeerde varkens die komen van Belgische bedrijven die gecontroleerde huisvestingsomstandigheden (zie bijlage) toepassen, vrijgesteld van het onderzoek ter opsporing van de aanwezigheid van trichinen in het slachthuis.

In België hebben varkenshouderijen in Sanitel over het algemeen het officiële statuut van “houderij met gecontroleerde huisvestingsomstandigheden”. Varkenshouders die buitenbeloop toepassen en/of van wie de productie niet valt onder de gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en die bijgevolg niet over dit statuut beschikken, moeten dit melden aan DGZ/Arsia.

8 Dit stemt overeen met het beoordelingscriterium c=3 en n=50.

(10)

In het kader van de toelating9 die de varkenshouderij ook moet aanvragen bij het Agentschap, wordt de varkenshouder verplicht om mee te delen of hij al of niet varkens zal houden onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en of die al of niet toegang zullen hebben tot een buitenbeloop. Deze informatie zal door DGZ/Arsia worden geregistreerd in Sanitel.

Het Agentschap controleert, in het kader van zijn inspectieprogramma, of er wel degelijk nog altijd aan de voorwaarden voldaan is van gecontroleerde huisvesting om te kunnen genieten van dit statuut wanneer dit in Sanitel zo staat geregistreerd. Het naleven van die voorwaarden kan ook gecontroleerd worden door een erkend certificeringsorganisme ter gelegenheid van de audit ter validatie van de autocontrole.

Bovendien dient de varkenshouder het Agentschap – via DGZ/Arsia - te informeren wanneer niet langer wordt voldaan aan één of meerdere van de voorwaarden vermeld in bijlage of wanneer een wijziging is opgetreden die een invloed kan hebben op het statuut “houderij met gecontroleerde huisvestingsomstandigheden”. Ingeval deze voorwaarden niet meer worden nageleefd, wordt het statuut onmiddellijk ingetrokken.

Na intrekking van het statuut kunnen bedrijven opnieuw het statuut bekomen als de vastgestelde problemen zijn opgelost en het Agentschap oordeelt dat de voorwaarden opnieuw worden nageleefd.

De varkenshouder contacteert daarvoor DGZ/Arsia. DGZ/Arsia informeert op zijn beurt het Agentschap dat zelf een controle ter plekke kan uitvoeren.

In alle gevallen is het de verantwoordelijkheid van de varkenshouder om te controleren of de varkens die hij in zijn bedrijf introduceert, afkomstig zijn van een bedrijf dat onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden produceert.

Een bedrijf met gecontroleerde huisvestingsomstandigheden dat varkens binnenbrengt afkomstig van een bedrijf dat de gecontroleerde huisvestingsvoorwaarden niet respecteert, verliest inderdaad zijn status. De gevolgen zijn dus belangrijk.

Het al of niet beschikken over het officiële statuut “houderij met gecontroleerde huisvestingsomstandigheden” heeft gevolgen voor het uitvoeren van de trichinenonderzoeken in het slachthuis. In het slachthuis moet het statuut van varkenshouderijen die varkens aanbieden in het slachthuis nauwgezet worden gecontroleerd.

Indien de varkens afkomstig zijn uit houderijen die niet produceren onder het officiële statuut

“gecontroleerde huisvestingsomstandigheden”, dienen alle karkassen in het slachthuis te worden onderworpen aan het trichinenonderzoek.

In afwijking daarvan, mag de analyse van de karkassen van gedomesticeerde varkens echter achterwege gelaten worden, op voorwaarde dat een gepaste vriesbehandeling wordt toegepast overeenkomstig bijlage II van Verordening (EU) 2015/1375 onder toezicht van officiële dierenarts.

De karkassen en het vlees van niet-gespeende biggen van minder dan 5 weken zijn ook vrijgesteld van het trichinenonderzoek.

Daarnaast moeten karkassen van everzwijnen altijd worden getest.

De informatie over het type veehouderij (gecontroleerde huisvestingsomstandigheden/toegang tot buitenuitloop) alsook die over de varkenscategorie (vleesvarkens/fokvarkens) moet aan de slachthuisexploitant worden verstrekt. Deze informatie moet ter beschikking gesteld worden van de officiële dierenarts. De inhoud van het formulier over de voedselketeninformatie is zodanig uitgebreid dat deze elementen kunnen vermeld worden.

9 Toelating 9.1.

(11)

Ter info: indien België niet (meer) over de status ‘gebied met verwaarloosbar Trichinella-risico bij gedomesticeerde varkens’ zou beschikken, zou voor varkens afkomstig van een houderij met het statuut

“houderij met gecontroleerde huisvestingsomstandigheden” gelden dat:

• ofwel alle karkassen van fokzeugen en beren moeten worden onderworpen aan het trichinenonderzoek;

• ofwel minstens 10% van de varkens die jaarlijks naar het slachthuis worden gestuurd, moeten worden onderworpen aan het trichinenonderzoek.

Varkens uit niet-Belgische varkenshouderijen (ingevoerde of uitgewisselde)

Voor varkens die worden aangevoerd uit bedrijven in Denemarken, Italië, Finland, Noord-Ierland (op basis van de specifieke regels die in het kader van de Brexit in werking zijn getreden, moet Noord- Ierland op dit vlak worden beschouwd als een gebied dat nog steeds onder de regels van de EU valt en wat dit betreft wordt het dus niet als grondgebied van een derde land beschouwd), Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk gelden dezelfde regels als voor varkens die afkomstig zijn van Belgische houderijen (vrijstelling van de karkassen voor het trichinenonderzoek in het slachthuis indien de houderij van herkomst gecontroleerde huisvestingsomstandigheden toepast).

Voor varkens die België binnenkomen vanuit andere lidstaten of die worden ingevoerd vanuit andere derde landen met het oog op slachting, geldt het volgende:

- voor varkens afkomstig van varkenshouderijen die produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden:

• ofwel worden alle karkassen van fokzeugen en -beren onderworpen aan het trichinenonderzoek;

• ofwel worden minstens 10% van de varkens die jaarlijks naar het slachthuis worden gestuurd, onderworpen aan het trichinenonderzoek.

- voor varkens afkomstig van varkenshouderijen die niet produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden: alle karkassen dienen in het slachthuis te worden onderworpen aan het trichinenonderzoek (of aan vriesbehandeling).

- niet-gespeende biggen van ten hoogste 5 weken oud zijn steeds volledig vrijgesteld van het trichinenonderzoek.

Export van varkensvlees

Het statuut ‘verwaarloosbaar Trichinella-risico bij gedomesticeerde varkens’ is thans niet internationaal erkend. Voor de export (= naar een bestemming buiten de EU) bestemd vlees van vleesvarkens moet worden afgetoetst of het vereiste certificaat voor de export van varkensvlees daaromtrent een expliciete verklaring bevat. De exploitant moet rekening houden met de eindbestemming van het vlees en met het feit dat de dierenarts vers vlees in voorkomend geval alleen voor de export kan certificeren als hij in het bezit is van een geldig bewijs van het gunstige resultaat van de verrichte trichine-onderzoeken (tenzij een reglementaire vriesbehandeling is toegepast ter vervanging van de analyse; zie bijlage II van uitvoeringsverordening (EU) 2015/1375).

Beheer in het slachthuis

Het is duidelijk dat meteen na ontvangst van varkens in het slachthuis, de exploitant zich ervan moet vergewissen dat ze correct geïdentificeerd zijn en overeenstemmen met de aangeleverde VKI, zodat het op grond daarvan onbetwistbaar is welke varkens al of niet moeten bemonsterd en onderzocht worden voor trichine-onderzoek. Vervolgens zal de exploitant er ook voor zorgen dat de officiële

(12)

dierenarts duidelijk wordt geïnformeerd over de varkens die moeten bemonsterd en onderzocht worden, hetzij omdat ze onder de reglementaire verplichting vallen, hetzij ze principieel van analyse zijn vrijgesteld, maar dat hij ze om redenen die hem eigen zijn (bv. export) tóch wil bemonsteren en doen onderzoeken.

Het aanbrengen van een specifiek officieel merk dat het testen van varkenskarkassen en –vlees bevestigt, is niet vereist noch voorzien (het aanbrengen van een merk door de exploitant is niet verboden in het kader van zijn autocontrolesysteem) maar er moet door de exploitanten in de voedselketen wel een betrouwbaar traceerbaarheidssysteem worden toegepast waardoor niet-geteste varkens en geteste varkens en daarvan afkomstig vlees van elkaar kunnen worden onderscheiden, met het oog op een eventuele certificatie bij de export. De tracering moet « stroomopwaarts » worden gegarandeerd tussen het klophamernummer, het volgnummer in het slachthuis en de VKI en « stroomafwaarts » tussen het slachtnummer en de bestemming van de producten.

Eenhoevigen

In de slachthuizen wordt van elk karkas tijdens het post-mortem-onderzoek systematisch een monster genomen om de aanwezigheid van Trichinella op te sporen.

Trichinella-onderzoek en aanbrengen van het gezondheidsmerk

Het keurmerk mag worden aangebracht voordat de resultaten van eventuele onderzoeken op Trichinella beschikbaar zijn, mits het slachthuis beschikt over een door het FAVV erkende procedure die garandeert dat alle delen van een dier traceerbaar zijn en dat delen van geteste dieren die van een merk zijn voorzien, het slachthuis niet kunnen verlaten voordat een negatief resultaat verkregen is, behalve wanneer anders bepaald overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EU) 2015/1375:

zolang de uitslag van het Trichinella-onderzoek nog niet bekend is, mogen de karkassen van gedomesticeerde varkens of eenhoevigen, op voorwaarde dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf volledige traceerbaarheid garandeert, in een slachthuis of een op hetzelfde terrein gelegen uitsnijderij in maximaal zes stukken worden verdeeld.

6. Bijlagen

Vereisten betreffende het statuut van “gecontroleerde huisvestingsomstandigheden”.

7. Overzicht van de revisies

Overzicht van de revisies van de omzendbrief Versie Van toepassing vanaf Reden en omvang van de revisie 1.0 01.06.2014 Originele versie

1.1 01.06.2014 Rapporteringsverplichting Salmonella-resultaten (FAVV aan Europese Commissie) van toepassing vanaf 01.01.2015.

1.2 01.06.2014 Communicatie door de veehouders gebeurt via DGZ/Arsia.

1.3. 20.02.2015 Modaliteiten van overmaking van Salmonella-resultaten: verwijzing naar specifieke omzendbrief.

1.4. 11.05.2015 Stopzetting van de Salmonella-monitoring op veehouderijniveau (opheffing van het KB en MB van 27.04.2007 betreffende de bewaking van Salmonella bij varkens).

(13)

1.5 15.02.2016 Publicatie van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1375, ter vervanging van verordening (EG) nr. 2075/2005.

2.0 07/01/2021 Inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 2017/625 en van de uitvoeringsverordeningen ervan + opname van de vereisten m.b.t.

trichinen + toevoeging van bijlage

2.1 12/07/2021 Wijziging van Verordening (EU) 2015/1375

3.0 Datum van publicatie Invoegen van de bepalingen voor jonge runderen, jonge kleine herkauwers en eenhoevigen naar aanleiding van het SciCom advies 08-2021.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder de jonge mantelzorgers met zorgtaken (n= 500) is het aandeel van niet verzuimen bijna de helft kleiner: van hen heeft 44% nooit een les, afspraak of opdracht gemist is

Als niet gegarandeerd kan worden dat zorgmedewerkers binnen 48 uur na aanmelding de uitslag van de test ontvangen, komen organisaties nu al voor de afweging te om of de

In diverse uitingen – meest recent in het bestuurlijk overleg over de Covid- strategie – wordt met nadruk gesteld dat het de sector zelf is geweest die heeft besloten om

- voor varkens afkomstig van varkenshouderijen die niet produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden: alle karkassen dienen in het slachthuis te worden

o alle karkassen van fokvarkens (zeugen en beren), ofwel minstens 10% van de varkens die jaarlijks naar het slachthuis worden gestuurd en die afkomstig zijn van elk

The aim of this study was to determine to what extent South African energy and environmental law regulates the impacts of the activities of gas exploration,

The ecological species concept emphasizes ecologically based natural selection in the maintainance of species (De Queiroz, 1998) and defines a species as a

Gezonde slaap en slaapproblemen Concept praktijktest november 2015 44) Is er - om wat voor reden dan ook - spanning bij jullie in huis?. 45) Hoe gaat het samen met het (de)