• No results found

Briggs&Burke Samenvatting H1, H4, H5, H6

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Briggs&Burke Samenvatting H1, H4, H5, H6"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INHOUDSOPGAVE  

Hoofdstuk  1;  Inleiding

BLZ.  2

Hoofdstuk  4;  Van  stoom  tot  stroom             BLZ.  4  

Hoofdstuk  5;  Processen  en  patronen           BLZ.  5  

Hoofdstuk  6;    Jaren  twintig/Radio  (deel)           BLZ.  9

 

(2)

Hoofdstuk  1;  Inleiding

pagina. 9 – 20

 Jaren 1920: Men begint te spreken van media

 Jaren 1950: revolutie in de communicatie

à Maar de belangstelling voor communicatiemiddelen bestond al vanaf de Oudheid

(retorica= De kunst van mondelinge & schriftelijke communicatie werd in oude Rome serieus genomen)

Publieke opinie à eind 18e eeuw à Na de twee wereldoorlogen à belangstelling voor propaganda als communicatiemiddel VERGEET  BIJ  ANALYSE  van  geschiedenis  van  communicatie  NIET:  

1. Dat sommige verschijnselen van media veel ouder zijn dan algemeen wordt aangenomen 2. Nieuwe media ontstaat vaak uit een basis van een oudere media

(TV > bestaat uit elementen radio)

 Bij  deze  geschiedenis  kan  er  niet  gesproken  worden  over  een  vooruitgang  of  achteruitgang    

 De  ontwikkelingen  gaan  niet  één  richting  uit  en  hebben  allen  een  doel  op  zichzelf    

 Bij  deze  geschiedenis  moet  een  selectie  gemaakt  worden  van  belangrijke  onderwerpen    

Media ; Een systeem in een toestand van constante verandering, waarin

verschillende elementen een grote of kleine rol spelen. Deze veranderingen gebeuren geleidelijk.

BV. Wanneer nieuwe media in gebruik genomen worden, worden de ouderen niet meteen afgeschaft, maar naast & in wisselwerking met de nieuwkomers blijven ze bestaan ; film bestaat nog steeds ondanks komst TV

Harold Lasswell;

 Beschrijft communicatie in termen van ‘WIE (beheersing) zegt WAT (inhoud) tegen WIE (publiek) door WELK (medium) kanaal met WELK (reactie) effect’.

Samenhang van deze begrippen is belangrijk

Briggs en Burke nemen het ontstaan van de boekdrukkunst als het begin van de media (ca. 1450, Johann Gutenberg) Er is echter geen echt nulpunt, daarom wordt er soms verder terug gekeken

Charles Babbage = de eerste geautomatiseerde, programmeerbare, mechanische rekenmachine, de voorloper van de elektronische computer

De Fransman Louis Jacques Mandé Daguerre wordt beschouwd als één van

de uitvinders van de fotografie. Hij vond het diorama uit en in 1826 maakte hij

(3)

Harold Innis ; Canadese wetenschapper ; van origine econoom

 Hoofdproductie  theorie  ;  Opeenvolging  van  dominantie  van  handel  in  bont,  vis  &  papier.  Op   de  effecten  van  deze  cycli  op  de  Canadese  samenleving      

 Onderzoek  naar  belang  van  de  media  in  de  klassieke  wereld     (media  in  de  vorm  van  bv.  Perkament)  

 Elk  communicatiemiddel  heeft  de  neiging  een  gevaarlijke  kennismonopolie  te  scheppe   (Intellectuele  monopoly  werd  ondermijnd  door  drukpers)    

‘Media’ in de Oudheid, Byzantijnse rijk& de middeleeuwen:

 Geschriften  alleen  voor  de  geletterden  (geestelijken  en  de  rijken)    

 Mondelinge  verhalen  (later  opgeschreven)  –  het  normale  volk  kon  nog  niet  lezen  

 Standbeelden/schilderingen  ;  Iconografie  (bv.  Tapijt  van  Bayeux  ca.  1100)   (soort  propaganda  om  informatie  te  geven  en  mensen  te  overtuigen)    

 Rituelen  (belangrijke  gebeurtenissen  werden  groots  aangepakt,  zodat  het  normale  volk     begreep  dat  het  om  iets  belangrijks  ging  en  het  daarom  onthield)    

(vorm  van  publiciteit)  

Late middeleeuwen (ca. 1100/1200):

 Ontstaan  schriftelijke  cultuur  ;    Schrift  begon  door  te  dringen  in  dagelijks  leven               bv.  Geschreven  wetten,  administratie  etc.  

 Opkomst  valsheid  in  geschrift;     Door  ketters  monopoly  op  kennis  van  clerus  bedreigd    

 Opkomst  portretkunst;        Roem  voor  schilders  

De ontwikkeling van elektrische communicatie (begint met telegraaf) ; grote verandering Mediadebatten in de 20e eeuw ; Veranderingen in de media hebben belangrijke sociale en culturele gevolgen. Maar wat is de aard en de reikwijdte van deze gevolgen? Politiek of psychologisch?, democratisch of dictatuur?, individualisme of groepsvorming?

Marshall McLuhan (rond 1960); Bevestigt de centrale rol van de media en identificeert hun specifieke kenmerken. De vorm van communicatie is belangrijker dan de inhoud.

Jack Goody; De sociale en psychologische gevolgen van geletterdheid besproken.

Decontextualiseren. Geschriften zijn herinneringen aan het verleden, het ligt meer vast dan de mondelinge verhalen.

Brian Street; Er zijn verscheidene vormen van geletterdheid, waarin nadruk ligt op de sociale context van gewoonte (lezen/schrijven) en de actieve rol van de gewone mens Heinz Pagels & Scott Bukatman; De explosie van mechanische en elektronische technologieën tegenover de implosie van het mediatijdperk. Blijvende scheidslijn tussen hen die de nadruk leggen op het handelen en hen die de nadruk leggen op de structuur.

(4)

Hoofdstuk  4;  Van  stoom  tot  stroom

pagina. 106-119

Met de stoommachines van de tweede helft van de 18e eeuw begon in feite de Industriële Revolutie waarin machines in de plaats kwamen van menselijke lichaamskracht en vaardigheden.

Stoomkracht heeft een geschiedenis die teruggaat tot de klassieke oudheid. James Watt kreeg het eerste patent op de stoommachine (1769) en tegen de tijd dat zijn patenten afliepen, in 1800, was de stoommachine algemeen erkend en werd het een belangrijk element waarvan vele uitvinden afhankelijk waren.

Het zorgde onder anderen voor een revolutie op transportgebied. Als gevolg van deze ontwikkelingen begon in 1827 de 1e industriële revolutie. Het werd tegelijkertijd gezien als een communicatierevolutie (hetzelfde proces). Het werd een tijd van vele uitvindingen en patenten. Men had behoefte aan snelheid en ontwikkelingen.

In het einde van de 17e eeuw startte het kanalentijdperk. Tussen 1800 en 1825 werden er veel kanalen aangelegd. In die tijd waren wetenschap en technologie nog 1.

Karl Marx zag de stoommachine als een grote doorbraak in de geschiedenis, maar voorzag ook de consequenties ervan aankomen, zoals een klassenstrijd.

Elektrische telegrafie was de eerste uitvinding die het hervormingsproces van de media op gang bracht. In 1814 kwam de stoomdrukpers, die als gevolg had dat er veel meer, en in veel kortere tijd gepubliceerd kon worden. Dit droeg tevens bij aan het ontstaan van de roman aan het einde van de 18e eeuw, welk in de 19e eeuw de meest creatieve literaire vorm van proza werd.

In de 18e eeuw was er nog geen onderscheid tussen de boekhandelaren en de uitgevers, waardoor deze veel macht en invloed hadden.

In 1828 wordt voor het eerst het woord technologie gebruikt.

In 1848 kreeg de VS de ambitie om de ‘republiek van de technologie’ te worden.

Er werd veel uitgevonden, maar over het algemeen gelde dat elke uitvinding die economische gevolgen had, leidde tot nieuwe historische perspectieven. ‘Vooruitgang was geen toeval, maar een noodzaak, het zit in onze natuur’. Herbert Spencer (1820- 1903)

In 1914 wordt voor het eerst het woord ‘massamaatschappij’ gebruikt. Hoewel de massamarkt toen al bestond, sinds 1834. In de 20e eeuw wordt ook het woord

‘consumentisme’ en ‘consumptiemaatschappij’ in de mond genomen. Ontwikkelingen die hieraan hebben bijgedragen:

- 16e eeuw: Postdienst - 17e eeuw: Kanalen

- 19e eeuw: Spoorwegnetwerk - 19e eeuw: Warenhuizen

(5)

Hoofdstuk  5;  Processen  en  patronen  

Pagina 120-182

5.1 Spoorwegen

In 1820 ontstonden de eerste spoorwegnetwerken. Voornamelijk gebruikt voor de mijnindustrie. Er was sprake van een echte ‘spoorwegmanie’. Engeland was de leider in de ontwikkeling. In 1830 werd de eerste spoorlijn geopend tussen Liverpool en

Manchester. Dit gaf transport een ongekende snelheid. Er kwam meer vraag naar

steenkool en ijzer. De bedrijfskosten werden verlaagd, markten werden opengelegd en er ontstond werkgelegenheid in vele takken. Er werden nieuwe gemeenschappen geschapen en opgeheven. Thomas Cook zorgde ervoor dat in 1844 de spoorwegen ook opengesteld werden voor toerisme. Vanaf dat moment werd iedereen echt bewust van de

spoorwegontwikkeling. Zoals bij veel nieuwe ontwikkeling, was er in het begin ook veel tegenstand.

Spoorwegen werden gebruikt voor: Industrieel transport, Toerisme en militairen Schepen

Stoomschepen waren een belangrijke ontwikkeling voor de internationale beschaving.

Tussen 1776 en 1940 vertrokken 3 miljoen mensen naar de VS. Vanaf 1839 kon dit met behulp van stoomkracht, waardoor de reis aanzienlijk verkort werd. Toch waren

zeilschepen nog niet direct verdrongen. In 1881 kwam er elektriciteit en licht in de schepen, waardoor er ook ‘s nachts gevaren kon worden.

De post

Brieven waren een onmisbaar communicatiemiddel, zowel nationaal als internationaal. Ze werden vervoerd via spoorwegen en schepen. In 1840 was de eerste postzegel

geïntroduceerd in Engeland. In 1869 werd de briefkaart geïntroduceerd. Men

voorspelde dat de briefkaarten en de pennypost eenheid van het rijk zouden creëren en een prikkel zouden vormen voor mensen om te leren lezen en schrijven. Maar het duurde nog even voordat de arbeidersklasse er gebruik zou van maken. Het steeds snellere vervoer en het uniforme posttarief droeg meer bij aan het zakenleven en de

middenklasse, niet de ‘massa’.

In de VS kwam de postzegel pas in 1853, het was erg goedkoop en maakte door de spoorwegverbindingen een snelle groei door. De Amerikaanse post office, waarvan de medewerkers op grond van vriendjespolitiek werden benoemd, hadden niet het gezag van de postkantoren in Europa. In 1874 werd een algemene postunie opgericht, de Union Postale Universelle, met Groot-Brittannië als oprichter en lid.

Neger jaar later werd in Parijs in 1883 een Internationale Telegrafie Conventie getekend door 20 landen die de Internationale Telegrafie Unie vormden. Groot-Brittannië was niet uitgenodigd, want daar was telegrafie in hand van particuliere ondernemingen.

Telegraaf

De telegraaf was de eerste grootschalige toepassing van elektriciteit. Het hield een nauw verband met de spoorwegen. De lijnen liepen vaak langs de spoorlijn, en werden ook gebruikt als een communicatiemiddel om het treinvervoer goed te laten verlopen. De geschiedenis van het vervoer en de geschiedenis van de media, zijn dan nog niet gescheiden. In 1866 was er de eerste werkende trans-Atlantische kabel. Zo werden nationale en internationale markten met elkaar verbonden. De afstanden werden kleiner.

Berichten werden meestal verstuurd in de vorm van nieuws.

In de VS ontwierp Morse de Morse code. Een code van punten en strepen.

De allereerste telegraafboodschap was Brits en ging van Cooke naar Wheatstone.

(6)

Zoals met veel nieuwe middelen van telecommunicatie, had het een belangrijke rol in militaire context. Tijdens de Krimoorlog en de Amerikaanse Burgeroorlog. Reuter

telegrafeerde nieuwsberichten hierover en de eerste mediaoorlog ontstond zo al in 1850.

Er ontstond de vraag of de telegrafie in handen moest komen van de overheid, zoals de post, of niet.

In Frankrijk vond men staatscontrole over de communicatie al vanaf het begin noodzakelijk. Elektrische telegrafie kwam hier langzaam op gang. Dit had onder anderen te maken met de optisch-mechanische telegrafie (seinposten) die hier zo succesvol was, en die volledig onder controle van de staat stond. Ze wilden dit niet makkelijk afgeven.

In Engeland nam de British Post Office alle telegraafverbindingen over en creëerde hiermee een monopolie in handen van de staat. Ondanks de enorme toename van

berichten, zeker t.o.v. andere landen, leed het verlies en fuseerde met de Eastern Telegraph Company, en kreeg later een belangrijke rol in de Britse dominantie in het internationale kabelwezen. Op een gegeven moment hadden ze zoveel invloed op

telegrafie in andere landen, dat landen zich afvroegen of hun veiligheid wel gewaarborgd was.

In Canada en Australie was telegrafie nog populairder. In de Verenigde Staten had de overheid niet heel veel controle op de ontwikkeling van de telegrafie. Er ontstond een monopolie van Western Union die maar liefst 80% van het berichtenverkeer in handen had. Monopolie werd door hun gezien als een natuurlijk verschijnsel wat het netwerk tot een geheel zou maken, net als the post office in Engeland. Bovendien zou het belangrijk zijn voor de vernieuwing.

Telefoons

In 1876 kreeg Graham Bell het patent op de 1e telefoon. Hij werd met ongeloof

ontvangen en er werd zelfs gezegd dat er geen behoefte aan was. De communicatie ging in 1e instantie maar in 1 richting op en werd gezien als een verbetering van de telegrafie.

De spraak werd er niet eens echt bij betrokken in het begin. Toen het bedrijfsleven erbij kwam ging het lopen. In 1879 kwam er de eerste telefooncentrale, het mechanische schakelen werd geïntroduceerd waardoor mensen konden communiceren zonder tussenkomst van een telefonist. Maar toch, het verliep traag. Het werd nu evenzeer gebruikt als radio als voor een gesprek van persoon tot persoon. Telefoon werd zo gebruikt voor de verspreiding van muziek en telefoonamusement.

In de VS en Canada ging de ontwikkeling van telefoon erg traag in vergelijking met Europa, desondanks liepen ze toch voor op Europa en Groot-Brittannië, omdat deze het niet als een massamedium zagen. Toch wordt langzaam wel ingezien dat de telefoon wel een medium voor de massa zou kunnen zijn en dat het decentralisatie

vergemakkelijkt. Er ontstond een telefoontaal en -cultuur. Er was wel weerstand tegen het medium, men was bang dat ‘de waarheid’ in gevaar was en vertrouwden het niet. Er zouden alleen maar leugens op verspreid worden. Rond 1900 was de dagbladjournalistiek in de VS meer afhankelijk geworden van telefoon, dan van telegraaf.

Pas na 1950 werd de telefoon echt een trend.

Draadloze communicatie

In de geschiedenis van de draadloze communicatie is de telegraaf belangrijker dan de telefoon, al kreeg de Puskas-geschiedenis (een soort radio uitzendingen via de telefoon) achteraf gezien een nieuwe betekenis na de eerste radio-uitzendingen. In 1925 werd opgemerkt dat de telefoon zowel privé zou kunnen worden gebruikt als om naar miljoenen mensen tegelijk uit te zenden.

Elk land had zijn eigen radiopionier. Marconi stond aan het begin van de draadloze

(7)

medium. Het woord radio wordt zelfs nog niet genoemd. Er was weerstand, o.a. van Peerce, die vond dat het systeem veel teveel beperkingen had (toen zeker terecht) en het vooral niet in handen van een bedrijf moest komen. De effecten zouden pas zichtbaar worden als de radio later in de woonkamer kwam te staan. In de VS kwamen er

radioclubs met radioamateurs. In 1e WO werd de radio gebruikt voor militaire doelen, waardoor het zich sneller ontwikkelde. De maatschappelijke effecten van de radio werden tot dan toe gebagatelliseerd. In 1912 zorgde draadloze telegrafie voor de ontvangst van de noodsignalen van de Titanic. Maar er was nog geen standaardisatie en het verliep nog niet helemaal soepel door de verschillende codes die werden gehanteerd, het privé gebruik van de draadloze telegraaf en de niet constante aanwezigheid van iemand in de ruimte waar de telegraaf stond. Dit veranderde in 1906, waarin de Europese Code als de standaard zou worden gemaakt, met SOS als noodsignaal.

In 1919 wordt de RCA, Radio Company of America, opgericht. een civiele versie van het militaire monopolie wat het radioverkeer in de oorlog had beheerst. De instelling nam alle patenten van Marconi over. Radio werd gebruikt door zendamateurs, militairen, en later omroepen. In 1912 werd de radio act aangenomen in de VS, die ervoor zorgde dat radioamateurs maar beperkte golflengte mochten gebruiken.

In Groot Brittannië werd in 1904 alle draadloze telegrafie onderdeel van the Post Office. Alle zenders en ontvangers hadden een licentie nodig. Wel kreeg de Marconi Company in 1920 ruimte om radio experimenten uit te voeren. Dit leidde tot verzet.

Gebruik voor amusement was niet gewenst, naast dat het storend zou zijn voor de legerberichten. Toestemming voor Marconi werd hetzelfde jaar nog opgeheven, maar door hevig protest van de radioamateurs in 1921 weer toegestaan. Forest vond de Audion uit in 1906, om radio te versterken, en noemde zichzelf de vader van de radio. In 1910 zond hij uit in New York. Hij beschouwde radio al als een massamedium, nog voor de technologie zover was. In 1916 zenden hij een voetbalwedstrijd uit en op de

verkiezingsavond deed hij een 6 uur durend verslag. In die tijd waren ze er in Groot Brittannië nog niet geheel overtuigd dat draadloze communicatie echt een toekomst had als massamedium.

Sarnoff wilde van de radio een ‘huishoudelijk instrument’ maken. Maar het was niet de Amerikaan, maar de Brit die de rol van reclame voorzag. In Engeland had de overheid besloten dat er maar 1 uitzendorganisatie mocht zijn, daarmee werd BBC een monopolie. In de VS werd zo’n beslissing niet in overweging genomen. RCA kon niet als monopolie fungeren en AT&T slaagde er niet in programma’s op tol basis te verkopen. In 1922 ontstond er een radiomanie. Er kwamen talloze stations, en dat veroorzaakte een puinhoop in de ether. Er werden zeer veel toestellen verkochten, en grote omroepen als NBC en CBS ontstaan. Hierdoor kwamen de zendamateurs op de achtergrond, maar de omroepen werden zeer groot en werden big business, dankzij de reclame.

In Europa keek men er anders tegenaan. Nederland ging als eerste regelmatig uitzenden, weliswaar verzuild. In Engeland was er geen verzuiling, het was alleen de BBC, die nieuws uitzond. In 1929 kwam er een Europees plan voor de golflengtes ivm de chaos en drukte in de ether. Het uitzenden werd in banen geleid.

In 1937 overleed Marconi.

(8)

Televisie

De productie en het beheer van de beelden op het tv-scherm kwam in handen van de uitzendorganisaties van de radio. De ontwikkeling van film en televisie was afhankelijk van de camera, en begon met de camera abscura en de ontwikkeling van de fotografie.

De kodak camera maakte fotografie te gebruiken voor iedereen. Deze boxcamera werd voor de grote massa gemaakt. De industrialisatie en de daarmee gepaarde welvaart en vrije tijd maakte dat men hier ook echt behoefte aan kreeg. De bloeitijd van de

massamedia. De discussie ontstond in hoeverre fotografie echt kunst was, en hetzelfde gebeurde met het bewegend beeld, wat toen nog mechanisch van oorsprong was en behoorde tot de wereld van het speelgoed. Muybridge kwam in 1872 met zijn beroemde serie over de beweging van het paard. Edison kwam in 1876 met zijn kinetoscoop, daarmee kon men met een oculair een film bekijken. Een kijkkast in een speelhal, hij dacht toen nog niet aan projectie. Dat kwam pas met Lumiere, die in 1895 zijn

cinematografie presenteerde voor een publiek van 35 man. Hij had een publiek ontdekt en een medium geschapen. De film zou, zoals eerst gedacht, niet de plaats van de fotografie innemen, maar die van het theater. Het kreeg een publiek dat veel groter was dan die van het theater. De ‘cinema van de attracties‘ ontstond. Frankrijk was in het begin de voornaamste producent, ook Engeland deed mee.

In 1914 stond de VS op de 2e plek, Hollywood. Na de oorlog namen ze de eerste plaats in en gaven die sindsdien niet meer af.

In de Europese filmindustrie, die sterk door marktoverwegingen beïnvloed werd, was er een grote scheiding tussen productie en distributie. Pas in 1904 konden er films worden gehuurd, en in datzelfde decennium werden er zalen voor filmvoorstellingen geopend. In de VS ging de eerste filmzaal in 1905 open. In Frankrijk deed Pathe dit.

Het patroon van de filmproductie in de VS werd bepaald door de Edison-patenten. In 1908 probeerden de tien meest toonaangevende productie en distributiebedrijven, die op basis van overeenkomsten de patenten gebruikten, een monopolie te vormen: de Motion Picture Patents Company. Tegen die tijd waren ook de Onafhankelijken, waaronder Chaplin, naar Hollywood gekomen. Hij had veel succes in Hollywood, en richtte in 1919 zijn eigen studio en bedrijf op, United Artists, samen met Fairbanks, Pickford en Griffith, die als producer de klassieker ‘the birth of an nation’ op zijn naam had staan. Het was een groot succes. In de jaren werden er nog meer klassiekers gemaakt, zoals het Duitse Metropolis (Lang, 1927). Evenals de roman was de film een internationale kunstvorm.

Vanwege de anticommunistische houden van de VS was ontstond er een censuur, en emigreerde Chaplin in 1952. In de jaren ‘20 werd de filmindustrie commerciëler en werd het moeilijker voor de kleine en onafhankelijke producenten en distributeurs. De grote bazen zetten het systeem naar hun hand, en zouden dat blijven doen. Er kwam wel een nieuw bedrijf op, Warner Brothers, Ze zouden heel groot worden, veel sterren trekken en de eerste beroemde film met geluid maken, the jazz singer. Het succes van Hollywood was voor andere landen moeilijk te benaderen. In Frankrijk lag hierdoor de nadruk op film als kunstvorm, evenals in Duitsland tot de komst van Hitler in ’33. In de VS zorgde de grote depressie ervoor dat er meer films kwamen die het sociale geweten van de makers uitdrukte.

In Groot-Brittannië werd de greep van de overheid na 1927 groter, waardoor de meeste Britse films over de grens werden gemaakt. In die tijd waren er in geen enkel land nog reguliere televisie-uitzendingen, hoewel de tv als sinds 1900 bestond.

Er was een strijd tussen de Britse Baird en zijn mechanische televisie technologie en de EMI- technologie (elektrisch) in de VS. Na een lange strijd van Baird, en uitzendingstijd in BBC, moest hij het toch opgeven. De EMI-technologie ontwikkelde zich uiteindelijk sneller. Maar Baird had jarenlang gestreden voor bekendheid voor televisie, en heeft hiervoor wel gezorgd dat de televisie er kwam voor de Tweede Wereldoorlog, maar niet op de manier die hij voor ogen had. Hij zat aan

(9)

Hoofdstuk  6;    Jaren  twintig/Radio  (deel)

pagina. 211-225

De geschiedenis van de sociale media begint met de radio en niet de televisie, aangezien instituten die het tijdperk van de radio aankondigden ook het tijdperk van de televisie inluiden. In de VS waren dit NBC en CBS. In Groot-Brittannië was die de BBC.

Tijdens de oorlog waren de meeste Europese radiostations in handen van de Nazi’s. Er was dus behoefte aan ‘echt’ nieuws. De BBC had zich voor de oorlog op bevel van de overheid onthouden van controversiële uitzendingen, maar mocht nu met steun van het ministerie van Informatie haar gang gaan. Ze vertolkten ‘visies’ over de oorlog, vaak van geen echte

beroepsverslaggevers. Deze uitzendingen waren erg populair.

Zowel in totalitaire als democratische staten werd de radio gebruikt voor propaganda.

Tussen 1939 en 1945 werd de microfoon als machtig wapen gebruikt. De radio was hier erg geschikt voor, want de radiodistributie was in de hand te houden en er waren in die tijd geen buitenlandse zenders te ontvangen.

Stalin en Lenin waren erg actieve radiosprekers. Ook Roosevelt hield radiotoespraken. Hij had een vast item genaamd ‘praatjes bij de openhaard’ waarin hij zich wilde voortdoen als een van het volk.

De BBC moest tijdens de oorlog haar programmering ingrijpend veranderen. In het begin van de oorlog was er slecht een programma: Home Service. Tijdens de oorlog kwam hier een ander programma bij: Forces Programme. Na de oorlog veranderde deze in het ‘Lightning Programme. De derde uitzending heette ‘Third’ en was voor de culturele minderheden.

In de VS hielden de omroepen de touwtjes stevig in handen. De programmering bestond vooral uit amusementsprogramma’s.

In de Sovjet-Unie was er geen sprake van amusementsprogramma’s. Cultuur werd slecht ingezet voor de ‘goede zaak’, oftewel de oorlog.

BBC : In 1922 werd Reith benoemd tot algemeen manager van de British Broadcasting Company (BBC). Na 5 jaar werd hij directeur. Hij heeft de structuurwijzigingen (1927) grotendeels bedacht: De BBC moet informatie, educatie en amusement bieden onder een bestuur van 5 leden.

Reith’s ideeën over de radio zijn samengevat in ‘Broadcast over Britain’ (1924). Volgens Reith moest radio niet alleen om amusement gaan. De BBC moest normen stellen. Volgens hem was de monopolie het beste middel voor radio. De Crawford- commissie (1926), benoemd om de toekomst van het Britse radiowezen te bestuderen, stemde hiermee in. Met Koninklijke toestemming werd een Publieke Omroep opgericht.

VS: In 1927 werd de Federal Radio Commission opgericht. Deze was tijdelijk bedoeld. In de VS diende de radio vooral als amusement. Nieuws kwam op de tweede plaats.

Een groot verschil tussen het Britse en het Amerikaanse systeem was het feit dat de VS de financiering uit reclames haalde. En GB de financiering uit omroepbijdragen haalde. Zowel GB

(10)

als de VS waren voorbeeldmodellen, maar er bestonden veel tussenvormen, zoals in Canada.

Daar werd radio gebruikt om de nationale identiteit te versterken.

Grensoverschrijdende uitzendingen uit de VS zorgden uiteindelijk voor de oprichting van de CBC (1936). Dit was een BBC-model, maar had wel reclames die Canadese producten aanprijzen.

Elk radiobestel had zijn voorstanders. De Japanse NHK leek nog het meeste op de BBC, maar stond onder overheidscontrole. De nadruk lag op uitzendingen die de ‘nationale geest’

moesten verheffen. Pas na 1950 kreeg NHK concurrentie van commerciële zenders.

In de VS werd het erg belangrijk de kijkcijfers te meten. Dit bepaalde grotendeels de tarieven van de sponsors. De A.C. Nielsen Company (1923) gebruikte hiervoor de Audimeter (1941) Bij de BBC werden tot 1937 geen kijkcijfers gemeten. Verschillende landen hadden

verschillende populaire uitzendingen. In GB was dit het ‘variéte’. In de VS was dit het cabaret, wat uiteindelijk tot de serie op televisie zou leidden.

Piraterij zorgde voor een wijziging in de programmering bij veel radiostations, waaronder de BBC en in Nederland. De BBC riep ‘Radio I’ uit, die bijna dezelfde programmering als de piraten bood. Nu waren er 4 zenders: Radio 1, 2, 3, 4. In Nederland vonden er ook

wijzigingen plaats en dit zorgde voor de opkomst van de TROS (1966) en de VPRO (1973).

De opkomst van de tv liet het aantal radioluisteraars dalen. Er werd echter weinig aan gedaan. Er vonden geen wijzigingen van de programma’s plaats, totdat het aantal

beschikbare kanalen toenam. Het is vrijwel onmogelijk de invloed van de radio op houdingen en gewoonten te scheiden van andere invloeden. De bedoeling van radio was de gehele bevolking te bereiken. Economische gevolgen waren groot. Er kwamen veel nieuwe banen bij.

In GB was er geen band tussen radio en reclame, maar de kranten en tijdschriften konden toch gebruik maken van de radio om producten te verkopen.

Volgens de BBC moest er een drie-eenheid zijn van amusement, educatie en informatie.

Amusement veranderde na intrede van de radio in de huiskamer wel degelijk. Al was dit niet zo groot als bij televisie en film. Educatie was vooral gericht op scholen en

volwassenenonderwijs. Radio moest je horizon verbreden en stimuleerde het lezen van boeken en beoefenen van hobby’s. Dit was overigens niet het geval in de VS, waar amusement voorop stond.

Informatievoorziening had zijn hoogtepunt tijdens de oorlog, maar ook daarna bleef de radio deze taak uitvoeren. De vorm waarin veranderde wel tijdens de komst van de televisie.

In de VS vond men dat radio bevorderlijk was voor de democratie. Het maakt luisteraars tot een volk. Ook in GB was dit het geval. Door belangrijke radio-uitzendingen voelde men zich een.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

en duurzaam effect zou geen sprake zijn en de scho- len zouden alleen maar hinder ondervinden van de door de overheid opgelegde verbeteringsprogram- ma's. Zij zouden moeten

The doctrine provides that if an acquirer of ownership was aware or foresaw the possibility of the existence of a prior personal right aimed at acquisition

Omdat de meeste instrumenten zelfs in het buitenland nog niet goed gevalideerd zijn en het vervolgens nog maar de vraag is of zij ook in Nederland effectief zouden blijken te

min of meer ongeschreven normen door politieke organen te laten hanteren. ])it voorstel betekent inderdaad, zoals de Min- derheidsnota zegt, een principiële breuk

Consistent data definitions Sharing of information across systems Search, alignment and discovery of resources Content and assessment providers/Creators Teachers/

Een gelijkaardige oefe- ning op ECHP-data voor de wat recentere periode 1995-2001 levert een wat minder duidelijk afgelijnd beeld op, maar bevestigt de vaststelling dat

Daar waar iets minder dan de helft van alle Europese bedrijven (met meer dan 50 werknemers) gebruik maakt van één of andere vorm van telewerk, is dat het geval voor iets meer dan

Voor een aantal van hen is Europa al verbonden met het eigen beleid, een aantal andere organisaties staat pas aan het begin van deze ontwikkeling.. Europa komt dus in