• No results found

Wat is de kwaliteit van jaarverslagen van grote sportbonden in Nederland?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is de kwaliteit van jaarverslagen van grote sportbonden in Nederland?"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat is de kwaliteit van

jaarverslagen van grote

sportbonden in Nederland?

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen

Master Accountancy Auteur: Marijke Smorenburg

(2)

Wat is de kwaliteit van jaarverslagen van grote

sportbonden in Nederland?

Afstudeerwerkstuk ten behoeve van de Master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen

Master Accountancy

Auteur: Marijke Smorenburg

Studentnummer: 1336509

Emailadres: marijke_smorenburg@hotmail.com

Eerste begeleider: Drs. A. Smeenge RA

Tweede begeleider: Dr. J.H.M. van Kesteren

(3)

Voorwoord

In oktober 2006 werd voor de derde keer de Transparantprijs uitgereikt voor de charitatieve instelling met het meest transparante jaarverslag. De transparantprijs is een initiatief van

PricewaterhouseCoopers en de donateursvereniging. Deze prijs wordt sinds 2004 uitgereikt om de kwaliteit van de rapportage charitatieve instellingen te vergroten en de transparantie te bevorderen. Toen ik over de Transparantprijs las in de krant trok dit direct mijn aandacht. Het leek mij een interessant onderwerp om te gebruiken voor mijn afstudeerscriptie.

In februari 2007 begon ik bij PricewaterhouseCoopers op kantoor Utrecht met het schrijven van mijn scriptie. Met nog steeds interesse in de Transparantprijs ben ik op het idee gekomen om een soortgelijk onderzoek als de transparantprijs uit te voeren, maar dan voor sportbonden.

Ik wil graag mijn begeleiders vanuit de Rijksuniversiteit Groningen wil ik bedanken. Drs. A Smeenge RA voor de nuttige tips en ideeën en dr. J.H.M van Kesteren voor de kritische blik op in het bijzonder mijn onderzoeksopzet.

Tot slot wil ik alle andere mensen bedanken die tijdens deze periode mijn verhalen over sportbonden en hun jaarverslagen aan hebben gehoord.

Utrecht, 25 juni 2007

(4)

Samenvatting

Inleiding en doelstelling

In dit onderzoek staat de kwaliteit van jaarverslagen van sportbonden centraal. Sportbonden zijn organisaties zonder winststreven. De inkomensstromen zijn onder andere contributies van leden en subsidies van de overheid. Naar deze leden en de overheid, maar ook naar andere gebruikers van het jaarverslag toe is het belangrijk om transparant te zijn over het gevoerde beleid en de prestaties. Het aantal leden van de sportbonden is in 2005 met 44.398 leden toegenomen tot 4.641.318 leden. In totaal zijn er bij de 72 bonden 26.978 verenigingen aangesloten. Sportbonden hebben dus een belangrijke invloed in de samenleving. Wie invloed heeft moet zich verantwoorden. Van sportbonden mag daarom dezelfde openheid verwacht worden als van het bedrijfsleven.

De volgende doelstelling is geformuleerd:

De lezer een beeld geven van de kwaliteit van jaarverslagen van sportbonden door middel van een beoordeling van de jaarverslagen van 2005 van een aantal sportbonden.

Van de jaarverslagen van de grote sportbonden is een beoordeling gemaakt. In dit onderzoek zijn dit sportbonden betrokken die meer dan 50.000 leden hebben. Dit zijn er in totaal 18.

Kwaliteit is gedefinieerd als het voldoen aan eisen en verwachtingen. De eisen zijn geformuleerd door wet– en regelgevers. Verwachtingen komen vanuit gebruikers van het jaarverslag. Bij sportbonden kunnen dit de leden zijn, maar ook subsidiegevers en bedrijven.

Theorie

Het jaarverslag heeft meerdere functies. In het onderzoek wordt een aantal functies besproken. Dit zijn bijvoorbeeld de informatiefunctie en de verantwoordingsfunctie. Het jaarverslag wordt gebruikt als verantwoordingsdocument, naar leden toe, om verantwoording over het gevoerde beleid van het afgelopen jaar af te leggen. Verder heeft het jaarverslag een beslissingsondersteunende functie. Hierbij gaat het om het verstrekken van informatie aan belanghebbenden, zodat zij in staat zijn om een oordeel te vormen of een besluit te kunnen nemen.

De wet –en regelgeving die van toepassing is op sportbonden is titel 2 boek 9 BW en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Bij dit laatste punt gaat het met name om RJ 640, voor organisaties zonder winststreven. Daarnaast zijn in mei 2005 de ’13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’ van

uitgegeven. Het gaat hier om ‘best-practises’. Deze zijn echter niet wettelijk verplicht. Het niet voldoen aan de aanbevelingen heeft daarom geen juridische consequenties.

Praktijk

Vanuit de wet- en regelgeving, ’13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’ en de Transparantprijs zijn 42 beoordelingscriteria opgesteld. Aan de hand van deze criteria is een beoordeling gemaakt van de

(5)

jaarverslagen. De criteria zijn verdeeld in zeven categorieën met elk hun eigen wegingsfactor voor de totaalscore, welke te zien zijn in figuur 1.

Categorie Wegingsfactor Gemiddelde

score Hoogste score Laagste score Organisatie 20% 46 64 18 Governance 15% 26 81 0 Niet-financiële resultaten 20% 50 69 0 Financiële verantwoording 20% 55 90 0 Toekomst 10% 31 70 0 Communicatie 10% 52 74 28 Tijdigheid en beschikbaarheid 5% 82 100 0 Totaal 100% 46 76 8

Figuur 10 Totaalscores per categorie

Conclusies en aanbevelingen

De categorieën waar de meeste verbeterpunten liggen zijn de categorieën ‘Organisatie’, ‘Governance’ en ‘Toekomst’. Verbeteringen zijn onder andere te realiseren door het vermelden van de concrete doelstellingen en het evalueren van het beleid en de strategie om deze doelstellingen te behalen. Ook zouden alle sportbonden een organogram moeten opnemen in het jaarverslag om meer inzicht te geven in de organisatiestructuur. Daarnaast kunnen de sportbonden meer transparant zijn over met name het vermelden van functies en nevenfuncties van de leden van het bestuur en het vermelden van de procedure van benoeming en herbenoeming van de bestuursleden. In de financiële

verantwoording moeten sportbonden meer inzicht geven in de verschillen tussen de gerealiseerde baten en lasten en de begroting. Ook zouden de sportbonden het jaarverslag meer kunnen gaan gebruiken om de doelstellingen en plannen voor het komende jaar met de begroting te presenteren.

(6)

Inhoudsopgave Voorwoord ...3 Samenvatting...4 Inhoudsopgave ...6 1 Inleiding en probleemstelling...8 1.1 Aanleiding onderzoek ...8 1.2 Sportbonden in Nederland ...8 1.3 Ontwikkelingen in de sportwereld ...9 1.4 Probleemstelling ...10 1.4.1 Doelstelling ...10 1.4.2 Vraagstelling ...10 1.4.3 Onderzoeksmodel en deelvragen ...11 1.4.4 Definities ...11 1.4.5 Randvoorwaarden en afbakening ...12

1.5 Typering van het onderzoek ...13

1.5.1 Typering onderzoek naar product ...13

1.5.2 Typering onderzoek naar methode ...13

1.6 Gegevensbronnen ...14

2 Sportbonden ...17

2.1 Inleiding ...17

2.2 Typologie van sportbonden...17

2.5 De functie van het jaarverslag bij sportbonden ...18

2.5.1 Verantwoordingsdocument ...19

2.5.2 Informatiedocument ...19

2.5.3 Overige functies ...19

2.6 De belangengroepen van de jaarverslagen van sportbonden...20

2.6.1 De gebruikers...20

2.6.2 De verschaffers ...21

2.6.3 De controleurs...22

2.7 Wet –en regelgeving voor sportbonden ...22

2.7.1 Boek 2 BW en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving...22

2.7.2 Subsidievoorwaarden...23

2.7.3 Goed Sportbestuur...24

3 Totstandkoming criteria...25

3.1 Inleiding ...25

3.1 Informatie vanuit wet –en regelgeving ...26

3.2 Informatie transparantprijs ...30

3.3 Overzicht beoordelingscriteria ...32

4 Uitkomsten onderzoek ...37

4.1 Inleiding ...37

(7)

4.3 Financiële gegevens ...37

4.3 Totaalscores ...38

4.5 Categorie 1 ‘Organisatie’ ...39

4.6 Categorie 2 ‘Governance’ ...40

4.7 Categorie 3 ‘Financiële verantwoording’ ...43

4.8 Categorie 4 ‘Financiële verantwoording’ ...45

4.9 Categorie 5 ‘Toekomst’ ...49

4.10 Categorie 6 ‘Communicatie’...50

4.11 Categorie 7 ‘Tijdigheid en beschikbaarheid’ ...51

5 Conclusies en aanbevelingen ...53

Literatuurlijst ...57

Bijlage 1 Leden in volgorde van grootte...60

Bijlage 2 Uitleg verdeling sterren ...62

(8)

1 Inleiding en probleemstelling

1.1 Aanleiding onderzoek

De laatste tijd is er veel aandacht voor transparantie en openheid bij ondernemingen. Door een aantal schandalen in zowel de Verenigde Staten als Europa is er minder vertrouwen in het bestuur van organisaties en het toezicht hierop1. Mede om deze reden is er meer regelgeving gekomen, denk aan de code Tabaksblat voor beursgenoteerde ondernemingen. Ook bij andere organisaties, zoals woningcorporaties, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en fondsenwervende instellingen staat dit onderwerp volop in de belangstelling en zijn er verschillende codes ontwikkeld. Hoewel de naleving van deze codes vaak niet wettelijk verplicht is, zijn ze wel stimulerend en regelgevend.

Er worden door verschillende instanties onderzoeken gedaan naar de transparantie van jaarverslagen. PricewaterhouseCoopers reikt elk jaar in samenwerking met de Donateursvereniging ‘de Transparantprijs’ uit aan de charitatieve instelling met het meest transparante jaarverslag2. Deloitte heeft de ‘F.G. Kordes Trofee’. De doelstelling van deze trofee is het verbeteren van de verslaggeving en prestatieverantwoording door publieke organisaties.3 Onderzoeksbureau Berenschot heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek uitgevoerd onder 25 maatschappelijke organisaties, met als doel de transparantie van maatschappelijke organisaties te stimuleren.4 Van een bijzondere branche binnen de publieke sector is er echter nog weinig bekend over de kwaliteit van de verslaggeving. Het gaat om de sportbonden in Nederland. Meer dan 4,5 miljoen mensen zijn aangesloten bij deze sportbonden.5 Daarnaast subsidieert de overheid in veel gevallen deze bonden en is er sponsoring vanuit het bedrijfsleven. Kortom genoeg stakeholders die gebaat zijn bij transparante en kwalitatief hoogstaande verslaggeving.

1.2 Sportbonden in Nederland

Het NOC*NSF is de bundeling van de georganiseerde sport in Nederland. De aangesloten sportorganisaties vormen het hoogste orgaan, namelijk de Algemene Leden Vergadering van het NOC*NSF. Zeven bonden hebben in 1912 het initiatief genomen om zich te organiseren in een Nationaal Olympisch Comité.6 Al spoedig traden meer bonden toe. In 1963 was dit aantal uitgegroeid tot 54 takken van sport die in het NOC*NSF-verband zijn georganiseerd.7 Het NOC*NSF hanteert expliciete voorwaarden voor toetreding en slechts één organisatie per tak van sport kan lid zijn van NOC*NSF. De organisatie neemt de bundeling van de beoefenaren evenals de regeling voor de

1

De Nederlandse corporate governancecode

2

www.transparantprijs.nl

3

www.kordes-troffee.nl

4

Berenschot, Transparantiebenchmark Maatschappelijke Organisaties – deel 2, Utrecht 2005, www.Berenschot.com

5

www.nocnsf.nl

6

Geschiedenis NOC*NSF, deel 1

7

(9)

sportbeoefening voor haar rekening.8 Het NOC*NSF had in 2005 in totaal 88 lidorganisaties. Dit aantal bestaat uit 72 sportbonden en 16 buitengewone leden. Onder buitengewone leden worden verstaan leden, zijnde verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid of stichtingen die dienstverlenend optreden voor de sport en/of lichamelijke opvoeding, waaronder begrepen de belangenbehartiging ter zake. Dit betreft dienstverlening op terrein van sport ten behoeve van de gewone leden van het NOC*NSF en dienstverlening op het terrein van de lichamelijke opvoeding binnen het behartigingsgebied van NOC*NSF.9 Dit zijn bijvoorbeeld levensbeschouwelijke koepels zoals de Nederlandse Katholieke Sportfederatie en de Nederlandse Christelijke Sport Unie. Het aantal leden van de sportbonden is in 2005 met 44.398 leden toegenomen tot 4.641.318 leden. In totaal zijn er bij de 72 bonden 26.978 verenigingen aangesloten. Ten opzichte van 2004 zijn er 589 verenigingen bijgekomen. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van alle leden in volgorde van grootte.

Sportbonden zijn organisaties met speciale kenmerken. Volgens de regels van het NOC*NSF mag maar één bond per tak van sport lid zijn van het NOC*NSF. De sportbond heeft dus in feite een monopoliepositie. Het gaat om non-profit organisaties waarbij veel gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers. Voor sportbonden gelden specifieke inkomensstromen. Dit zijn vooral contributies van de leden, subsidies vanuit de overheid en sponsorgelden vanuit het bedrijfsleven. De output die hiermee geleverd wordt is te omschrijven als dienstverlening, namelijk het faciliteren van de beoefening van een specifieke sport. De bond heeft een zogenaamde rechtspositionele verantwoordelijkheid ten opzichte van topsporters die aangesloten zijn bij de bond. Zij zijn vaak voor hun levensonderhoud van de bond afhankelijk. Sportbonden hebben een functie ten opzichte van de maatschappij aangezien sportbeoefening van vitaal en maatschappelijk belang is. Een laatste belangrijk punt is dat bonden vaak districten of regio’s hebben, waar de verenigingen en uiteindelijk de sporters onder vallen. De bonden opereren dus via een getrapte structuur. In de algemene ledenvergaderingen van de bonden zullen de sporters vaak vertegenwoordigd zijn door deze districten of regio’s en verenigingen.10 Sportbonden hebben dus een belangrijke invloed in de samenleving. Wie invloed heeft moet zich verantwoorden. Van sportbonden mag daarom dezelfde openheid verwacht worden als van het bedrijfsleven.

1.3 Ontwikkelingen in de sportwereld

Het is voor het begrip van de situatie waarin sportbonden zitten van belang de ontwikkelingen die zich de laatste jaren in de sportwereld hebben voorgedaan te beschrijven

Ten eerste zijn er maatschappelijke ontwikkelingen. Toename van de welvaart in Nederland heeft geleid tot een toename van de sportbeoefening. Een steeds groter deel van het besteedbare inkomen wordt gespendeerd aan vrijetijdsbesteding.

Ten tweede de commercialisering van de sport. In de sportsector gaat steeds meer geld om. Bedrijven sponsoren voor enorme bedragen clubs, stadions en toernooien. In totaal werd er aan

8 Toelatingseisen NOC*NSF 9 Toelatingseisen NOC*NSF 10

(10)

sportsponsoring in 2005 een bedrag van €400 miljoen besteed.11 Ook voor mediarechten wordt veel geld neergelegd. Deze commercialisering vindt niet alleen plaats in de topsport, maar ook in de breedtesport. Daarnaast is er uitbreiding gekomen van het aanbod van nieuwe sportactiviteiten en sportfaciliteiten. In het bijzonder de fitnessbranche heeft een enorme groei doorgemaakt. Hoewel de sportwereld zich aan de ene kant heeft ontwikkeld tot een miljardenindustrie gaat het bij sportbonden echter om non-profitorganisaties.12 Toch hebben de ontwikkelingen in de sportwereld ook hun weerslag op de sportbonden. Sportbonden worden veelal door vrijwilligers bestuurd en hebben een al dan niet (klein) ondersteunend apparaat. De eisen worden hoger en de taken steeds gecompliceerder. Bestuurders, vrijwilligers en betaalde krachten proberen hun non-profitorganisatie steeds meer vanuit een bedrijfseconomisch perspectief te benaderen en op deze manier te professionaliseren. Daarnaast wordt het steeds moeilijker om vrijwilligers bij sportorganisaties betrokken te houden.13 Verder wordt de betrokkenheid van stakeholders zoals sponsoren en mediaorganisaties bij de sportorganisaties groter. Hierdoor kan er een spanningsveld tussen de zakelijke belangen enerzijds en de sportieve belangen anderzijds ontstaan. Tot slot, in navolging van het ontwikkelen van governance codes in andere sectoren, is ook de sportsector gaan nadenken over de invoering van ‘best practises’ voor Goed Sportbestuur. Deze ‘best practises’ zijn vastgelegd in ‘De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’.

1.4 Probleemstelling

Bij wetenschappelijk onderzoek bestaat de probleemstelling uit drie componenten te weten doelstelling, vraagstelling en randvoorwaarden.14 Zoals in bovenstaande tekst aangegeven is zal het onderzoek gaan over de kwaliteit van jaarverslagen van 2005 van sportbonden.

1.4.1 Doelstelling

Door het uitvoeren van een onderzoek naar een aantal jaarverslagen van sportbonden van 2005 wordt getracht inzicht te krijgen in de kwaliteit van deze jaarverslagen. Op dit moment is hier nog weinig over bekend. Voor gebruikers, verschaffers en controleurs van de jaarverslagen van sportbonden is dit onderzoek relevant. Naar aanleiding van de kennisbehoefte is de volgende doelstelling geformuleerd:

De lezer een beeld geven van de kwaliteit van jaarverslagen van sportbonden door middel van een beoordeling van de jaarverslagen van 2005 van een aantal sportbonden.

1.4.2 Vraagstelling

11

NOC*NSF/Ernst&Young, Sportsponsoring in Nederland, Sport Magazine 2006

12

Het kapitaal van de sport, Maarten van Bottenburg, 2006

13

De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur, commissie goed sportbestuur, 2005

14

Leeuw, A.C.J de (2001), Bedrijfskundige methodologie management van onderzoek, 4e druk, , Assen, Van Gorcum, pagina 232

(11)

Uit de doelstelling vloeit de volgende vraagstelling voort:

Wat is de kwaliteit van de jaarverslagen van 2005 van grote sportbonden in Nederland?

1.4.3 Onderzoeksmodel en deelvragen

Om te komen tot een antwoord op de vraagstelling zijn er een aantal deelvragen geformuleerd. De eerste drie deelvragen vormen in hoofdstuk 2 een verkenning van de sector en de regelgeving. Ook komt de functie van het jaarverslag aan de orde. Hierbij zal vooral worden ingegaan op de functie welke specifiek geldt voor sportbonden. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 verder worden in gegaan op de sportbonden die in het onderzoek betrokken zijn. Daarnaast zal de totstandkoming van de criteria om de kwaliteit van de jaarverslagen te meten worden besproken. De beoordelingen op deze criteria en de conclusie van het onderzoek zijn terug te vinden in hoofdstuk 4.

Figuur 1 Indeling deelvragen

1.4.4 Definities

Praktijkonderzoek

4. Welke criteria kunnen er aan de hand van de wet- en regelgeving worden opgesteld?

5. Welke criteria werden er in andere onderzoeken betreffende de kwaliteit van jaarverslagen gebruikt?

6. Op welke criteria worden de jaarverslagen beoordeeld? Sportbonden

1. Welke typologie heeft een sportbond?

2. Welke wet –en regelgeving is van toepassing op sportbonden? 3. Wat is de functie van het jaarverslag bij sportbonden?

Beoordeling & Conclusie

7. Wat zijn de scores van de jaarverslagen op verschillende criteria?

8. Welke aanbevelingen kunnen er worden gedaan om de kwaliteit van de jaarverslagen te verbeteren?

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 2

(12)

De begrippen die gebruikt zijn in de probleemstelling komen in de volgende hoofdstukken nog uitgebreid aan bod. Toch zal er voor de inzichtelijkheid nu al een korte definitie worden gegeven van een aantal begrippen.

Jaarverslag: Bestuursverslag inclusief jaarrekening

Jaarrekening: De bescheiden (balans, winst-en-verliesrekening, met overzichten en toelichtingen) die na afloop van het kalender- of boekjaar worden opgemaakt en die een overzicht geven van de financiële situatie van een onderneming op de einddatum en van de resultaten over het jaar.15 Het kasstroomoverzicht wordt ook beschouwd als onderdeel van de jaarrekening, formeel maakt dit deel uit van de toelichting.16

Bestuursverslag: Schriftelijk verslag van het bestuur omtrent de gang van zaken bij de rechtspersoon en het door de rechtspersoon gevoerde beleid.17

Sportbond: Sportbonden zijn organisaties die zijn aangesloten bij de koepelorganisatie van de georganiseerde sport in Nederland, het Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie (hierna NOC*NSF). Het NOC*NSF hanteert expliciete voorwaarden voor toetreding en slechts één organisatie per tak van sport kan lid zijn van NOC*NSF.

Grote sportbonden: Sportbonden met meer dan 50.000 leden.

Kwaliteit: Voldoen aan eisen en verwachtingen.18

Maatschappelijk verkeer: Het maatschappelijk verkeer vormt in feite een onbegrensde categorie gebruikers van de jaarrekening19 en omvat stakeholders en potentiële stakeholders van een organisatie.20

1.4.5 Randvoorwaarden en afbakening

Randvoorwaarden geven de beperkingen aan waaraan de onderzoeksresultaten en -methoden onderhevig zijn. Er worden randvoorwaarden ten aanzien van het proces en randvoorwaarden ten aanzien van het produkt onderscheiden.21

15

Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal

16

Hoogendoorn, M.N., (1996), Het belang van de jaarrekening: interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs, tweede editie, Schoonhoven, Academic Service, pagina 19

17

Raad voor de jaarverslaggeving (2006), Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, Deventer, Kluwer, richtlijn 400.101

18

Hoogendoorn, M.N en Mertens, G.H.H. (2001), Kwaliteit van de financiële verslaggeving in Nederland, MAB, oktober 2001, pagina 407

19

Hoogendoorn, M.N., (1996), Het belang van de jaarrekening: interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs, tweede editie, Schoonhoven, Academic Service, pagina 47

20

(13)

Ten aanzien van het proces is voornamelijk de termijn van belang. Het onderzoek is afgerond voor 30 juni. Ten aanzien van het resultaat kan worden gesteld dat het onderzoek wordt gedaan in het kader van de master accountancy en dus betrekking moet hebben op de eindtermen van deze opleiding Tevens worden er een aantal beslissingen wat betreft de afbakening van het onderzoek genomen. Het onderzoek heeft betrekking op sportbonden in Nederland. Sportbonden zijn organisaties die zijn aangesloten bij de koepelorganisatie van de georganiseerde sport in Nederland, het NOC*NSF. Er zijn 72 sportbonden in Nederland. In dit onderzoek worden alleen de grote sportbonden meegenomen. Het gaat hierbij om sportbonden die meer dan 50.000 leden hebben. Dit zijn er in totaal 18. Er is hiervoor gekozen omdat deze 18 sportbonden gezamenlijk 3.926.558 leden hebben en hiermee 84,6% van het totaal aantal leden van sportbonden vertegenwoordigen. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle sportbonden met het aantal leden.

Voor het onderzoek zullen alleen de jaarverslagen onderzocht worden. Andere vormen van communicatie zullen dus niet meegenomen worden in dit onderzoek. Echter, niet alle 18 jaarverslagen konden volledig in dit onderzoek worden meegenomen, aangezien niet alle 18 sportbonden een jaarverslag inclusief financieel verslag hebben opgestuurd. In paragraaf 1.6 is hier meer informatie over opgenomen.

Het onderzoek gaat over cijfers van 2005, aangezien voor de meeste sportbonden geldt dat de cijfers van 2006 op het moment van schrijven nog niet beschikbaar waren. Een aantal sportbonden heeft een gebroken boekjaar. Voor deze sportbonden geldt dat het jaarverslag van 2005/2006 is beoordeeld.

1.5 Typering van het onderzoek

Het onderzoek kan op meerdere manieren getypeerd worden. Er zal begonnen worden met een typering waarbij de kenmerken van het product centraal staan rekening houdend met het doel van het onderzoek. Vervolgens zal het onderzoek getypeerd worden naar de methode van het onderzoek.

1.5.1 Typering onderzoek naar product

Er is sprake van een maatschappelijk relevant onderzoek. Ten eerste wordt er in de praktijk een probleem ervaren, gebrek aan inzicht in de kwaliteit van de jaarverslagen van sportbonden. Ten tweede is er een concrete kennisbehoefte, meer inzicht in de kwaliteit van de jaarverslagen.

1.5.2 Typering onderzoek naar methode

Een nadere uiteenzetting van de gegevensbronnen is terug te vinden in de volgende paragraaf. Wanneer we echter naar de aard van de gegevensbronnen kijken is deze te plaatsen in de onderzoeksmethode van het bureauonderzoek. Er wordt namelijk uitsluitend gebruik gemaakt van documenten. Een deel van het onderzoek bestaat uit een literatuurstudie en een deel zal bestaan uit het onderzoeken van rapporten, namelijk jaarverslagen. Ook in Verschuren en Doorewaard (2000) 22 wordt een aantal kenmerken van een bureauonderzoek gegeven. Het gaat om bestaand materiaal, in

21

Leeuw, A.C.J de (2001), Bedrijfskundige methodologie management van onderzoek, 4e druk, , Assen, Van Gorcum, pagina 85 en pagina 90.

22

Verschuren en Doorewaard (2000), Het ontwerpen van een onderzoek, Utrecht, Uitgeverij Lemma BV, pagina 184

(14)

dit geval de jaarverslagen. Er is geen direct contact met het onderzoeksobject. Het materiaal wordt vanuit een ander perspectief gebruikt dan waar het voor geproduceerd is.

Een voordeel van deze vorm van onderzoek is dat de onderzoeker snel een groot aantal gegevens kan verzamelen. Jaarverslagen zijn openbaar dus het zou weinig tijd moeten kosten om deze te verzamelen. Een ander voordeel is dat het verzamelde materiaal betrouwbaar is. Doordat de meeste jaarverslagen door een Register Accountant gecontroleerd zullen zijn kan er vanuit gegaan worden dat deze betrouwbaar zijn.

Daarnaast kan dit onderzoek getypeerd worden als een comparatief transversaal onderzoek. Er worden namelijk situaties vergeleken op hetzelfde moment.

1.6 Gegevensbronnen

In het bureauonderzoek zijn twee varianten te onderscheiden; literatuuronderzoek en secundair onderzoek23. Het literatuuronderzoek wordt gebruikt om de theoretische stand van zaken in kaart te brengen en de basis voor de totstandkoming van de beoordelingscriteria te leggen. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van boeken en artikelen over het onderwerp. Voor het beoordelen van de jaarverslagen wordt secundair onderzoek gebruikt. De data die hierbij gebruikt zullen worden zijn de jaarverslagen van de sportbonden. Een jaarverslag valt in de categorie ambtelijk statistisch materiaal. Jaarverslagen worden namelijk jaarlijks uitgegeven en zijn bedoeld voor een breder publiek. Aangezien de bestaande data herordend worden en vanuit een ander gezichtspunt worden geanalyseerd is er sprake van een secundair onderzoek.

In het volgende model zijn de verschillende fases die tijdens het onderzoek doorlopen zullen worden weergegeven. Er zal begonnen worden met een verkenning van de sector van sportbonden, de functies en belanghebbenden van het jaarverslag en de wet –en regelgeving die van toepassing is op de jaarverslaggeving van sportbonden. Vervolgens zullen er aan de hand van de wet- en regelgeving en andere jaarverslagenonderzoeken beoordelingscriteria worden vastgesteld. In de derde fase vindt de beoordeling van de jaarverslagen plaats en worden er conclusies getrokken. In de laatste fase worden aanbevelingen gedaan om de kwaliteit van de jaarverslagen te verbeteren. Door middel van het indelen van het onderzoek naar deze vier fases wordt er voor gezorgd dat de doelstelling wordt bereikt.

23

(15)

Figuur 2 Onderzoeksmodel

1.6 Respons

In deze laatste paragraaf zal een overzicht worden gegeven van de vorm van de jaarverslagen die ontvangen zijn en dus betrokken konden worden in het onderzoek.

Publieksverslag met volledig financieel verslag

Positie Organisatie

Aantal leden

1 Kon. Ned. Voetbal Bond 1.076.759

2 Kon. Ned. Lawn Tennis Bond 709.277

4 Ned. Golf Federatie 246.930

5 Kon. Ned. Hockey Bond 184.923

Er zijn 4 sportbonden met een publieksverslag met volledig financieel verslag. Deze jaarverslagen kunnen op alle aspecten beoordeeld worden. Opvallend is dat dit sportbonden zijn die qua aantal leden op de hogere posities staan.

Apart publieksverslag en aparte jaarrekening

Positie Organisatie

Aantal leden

3 Kon. Ned. Gymnastiek Unie 292.560

8 Kon. Ned. Zwem Bond 148.599

11 Ned. Bridge Bond 114.824

16 Ned. Klim- en Bergsport Vereniging 58.155

18 Ned. Handbal Verbond 54.811

Sportbonden Functies jaarverslag Belanghebben-den jaarverslag Wet- en regelgeving Andere onderzoeken Fase 2 Totstandkoming criteria Wet- en regelgeving

De lezer een beeld geven van de kwaliteit van jaarverslagenvan sportbonden door middel van een beoordeling van de jaarverslagenvan 2005 van een aantal sportbonden. Fase 3 Beoordeling Fase 1 Verkenning Fase 4 Conclusies en aanbevelingen

(16)

Deze sportbonden hebben er voor gekozen om het financiële verslag apart te bundelen. Deze sportbonden kunnen in het onderzoek volledig betrokken worden aangezien alle informatie beschikbaar is.

Publieksverslag met verkort financieel verslag

Positie Organisatie

Aantal leden

6 Kon. Ned. Hippische Sportfederatie 180.023

9 Ned. Volleybal Bond 128.693

10 Ned. Ski Vereniging 126.856

13 Kon. Ned. Atletiek Unie 108.934

14 Kon. Ned. Korfbal Verbond 98.840

Ondanks het feit dat er een verkort in plaats van volledig financieel verslag kunnen deze jaarverslagen volledig worden beoordeeld en meegenomen worden in het onderzoek.

Volledige jaarrekening met kort bestuursverslag 1. Ned. Badminton Bond

Positie Organisatie

Aantal leden

15 Ned. Badminton Bond 67.003

Nederlandse Badminton Bond heeft alleen een volledige jaarrekening met kort bestuursverslag. De niet-financiële verantwoording zal bij dit jaarverslag beperkt zijn. Dit verslag wordt wel volledig meegenomen en beoordeeld.

Publieksverslag zonder financieel verslag

Positie Organisatie

Aantal leden

7 Kon. Ned. Schaatsenrijders Bond 161.673

12 Kon. Ned. Watersport Verbond 109.630

16 Ned. Klim- en Bergsport Vereniging 58.155

Bij deze drie bonden is er sprake van een non-respons. De bonden kunnen niet beoordeeld worden op de financiële verantwoording. In deze categorie zullen, behalve bij het eerste beoordelingscriterium uit deze categorie, 15 jaarverslagen worden beoordeeld.

(17)

2 Sportbonden

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal enige achtergrondinformatie worden gegeven die van toepassing is op sportbonden. Hierbij gaat het om sportbonden in het algemeen en niet specifiek over de 18 sportbonden die beoordeeld worden. Er zal begonnen worden met het bepalen van de typologie van sportbonden. Vervolgens zal een beschrijving gegeven worden van ontwikkelingen in de sportwereld. Daarnaast zal de wet –en regelgeving die van toepassing is op deze bonden besproken worden. Tot slot zullen de functie en de belanghebbenden van het jaarverslag aan bod komen.

2.2 Typologie van sportbonden

Publiek vs. privaat

Publiekrechtelijke organisaties hebben doorgaans geen winstoogmerk, worden in elk geval op hoofdlijnen aangestuurd door de overheid en worden meestal in aanzienlijke mate gefinancierd uit collectieve middelen. Commerciële organisaties worden veelal privaat aangestuurd en gefinancierd. Ze verkopen hun goederen in de regel op de markt, maar hebben toch te maken met van overheidswege opgelegde heffingen of subsidies. Dit laatste geldt voor sportbonden, echter sportbonden hebben geen winstoogmerk. Er is dus in feite sprake van een mengvorm, een private non-profitorganisatie. 24

Organisatie zonder winstoogmerk

Sportbonden zijn verenigingen of stichtingen. Het doel van een vereniging mag niet zijn het behalen van winst ter verdeling onder de leden (art. 2:26 BW). Ook mag een stichting niet tot doel hebben het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen, noch aan anderen tenzij het uitkeringen zijn met een ideële of sociale strekking (art. 2:285 BW) Hieruit volgt dat sportbonden organisaties zijn zonder winstoogmerk. De Raad voor de Jaarverslaggeving definieert een organisatie zonder winstmerk als volgt:

“Organisaties die niet als primaire doelstelling hebben het behalen van winst, maar primair gericht zijn op een kerkelijke, levensbeschouwelijke, maatschappelijke, charitatieve, culturele of wetenschappelijke doelstelling of anderszins een maatschappelijk doel of algemeen nut nastreven. In het kader van deze doelstelling kan de organisatie zich (tevens) bezighouden met het leveren van producten en/of diensten.”25

24

Kuhry, B en Van de Torre A (2002), De vierde sector, Sociaal Cultureel Planbureau, Den Haag

25

(18)

Volmer en Faas (1997)26 splitsen organisaties zonder winstoogmerk naar opbrengstverwervende en bestedingsgerichte organisaties. Sportbonden financieren zichzelf meestal in hoofdzaak met de opbrengsten, contributies, van geleverde diensten. Daarnaast ontvangen sportbonden vaak subsidies. Dit wordt gezien als opbrengsten om niet, aangezien er geen tegenprestatie tegenover staat.

Figuur 3 Indeling organisaties zonder winstoogmerk

Sportbonden vallen dus in de categorie A-2. Het onderscheid in deze categorieën wordt gebruikt om de belangrijkste gebruikers van de jaarrekening te identificeren. Hieruit volgt dat voornamelijk de afnemers, leden centraal staan en de financiële positie en het resultaat belangrijk zijn. In principe zal wat betreft de verslaggeving het transactiestelsel (kosten/opbrengsten) centraal staan. Bij B zal dit het kasstelsel (ontvangsten/uitgaven) en de begroting zijn.

2.5 De functie van het jaarverslag bij sportbonden

Goede informatie en transparantie zijn van groot belang voor het optimaal functioneren van een markt.27 De jaarrekening is in de loop van de jaren een steeds belangrijker rol in de maatschappij gaan vervullen. Kwaliteit van een jaarverslag zal samenhangen met de mate waarin het doel van het jaarverslag bereikt wordt. Voordat begonnen wordt met het onderzoeken van de jaarverslagen is het daarom van belang de verschillende functies van het jaarverslag te benoemen. Hier zal aandacht voor moeten zijn bij het beoordelen van de jaarverslagen. Aukes (1992) onderscheidt twee hoofdfuncties van het jaarverslag. Dit zijn de verantwoordingsfunctie en de informatiefunctie28. Beide zijn belangrijk aangezien ze een duidelijk inzicht geven over het bereikte doel en de continuïteitsverwachting van de organisatie. Hoogendoorn (1996) onderkent vijf doelen van de jaarrekening.29 Dit zijn de beslissingsondersteunende doelstelling, vaststelling van de uitkeerbare winst, kapitaalbescherming, afleggen van verantwoording en betrouwbaarheid van informatie. Een aantal van deze doelstellingen zullen in de volgende paragrafen terug komen.

26

Volmer, FG en Faas, F.A.M., (1997), Externe Verslaggeving, derde druk, Boekel, InterFaas onderzoek en advies, pagina 259.

27

Schevernels, P, (1997), het Jaarverslag: van verslaglegging tot visitekaartje, Deventer, Kluwer Bedrijfsinformatie

28

Aukes, J, (1992), Externe verslaggeving door non-profitorganisaties, tweede druk, Groningen, Wolters-Noordhoff, pagina 26-28

29

Hoogendoorn, M.N., (1996), Het belang van de jaarrekening: interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs, tweede editie, Schoonhoven, Academic Service, pagina 29-34

Organisaties zonder winstoogmerk (OZW)

A. De opbrengstverwervende OZW 1. met eigen opbrengsten

2. overwegend eigen opbrengsten en bijdragen om niet

B. De bestedingsgerichte OZW 1. overwegend bijdragen om niet en

eigen opbrengsten 2. bijdragen om niet

(19)

2.5.1 Verantwoordingsdocument

Het jaarverslag is een belangrijk communicatiemiddel tussen het bestuur van een onderneming en de belanghebbenden van die onderneming. Het bestuur legt verantwoording af aan de leden over het gevoerde beleid van het afgelopen boekjaar, daarom wordt er gesproken over de verantwoordingsfunctie van het jaarverslag. Er moet inzicht worden gegeven in de prestaties van de leiding om deze te kunnen dechargeren voor het gevoerde beleid. De organisatie dient verantwoording af te leggen over het gebruik van de schaarse middelen. Daarom wordt deze functie ook wel de efficiencyfunctie genoemd.30 Dit gebruik zou moeten worden getoetst aan maatschappelijke normen. Het probleem dat hierbij echter speelt is dat de maatschappij geen eenduidige doeleinden stelt.

2.5.2 Informatiedocument

Bij het beschouwen van het jaarverslag als informatiedocument gaat het om effectiviteit31 en kan een

uitsplitsing naar twee functies worden gemaakt. Ten eerste gaat het om de

beslissingsondersteunende functie. Hierbij gaat het om het verstrekken van informatie aan belanghebbenden zodat zij in staat zijn om een oordeel te vormen of een besluit te kunnen nemen. Door middel van de jaarrekening moet een zodanig inzicht worden gegeven dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd. Dit wordt ook wel het inzichtsvereiste genoemd. Er zijn verschillende groepen gebruikers met elk eigen belangen.32 Dit wordt ook wel de gebruikersbenadering van de jaarrekening genoemd. Op de verschillende belangen die verschillende groeperingen ten aanzien van de jaarverslagen van sportbonden hebben wordt ingegaan in paragraaf 2.6.

Daarnaast is de betrouwbaarheid van de informatie van belang. Om deze betrouwbaarheid te waarborgen is de functie van de accountant van groot belang.

2.5.3 Overige functies

Er kunnen ook een aantal overige functies onderkend worden. Dit is ten eerste de functie van het jaarverslag als beleidsdocument. Door het beleid op korte en lange termijn te vermelden evenals een financiële vertaalslag daarvan, kunnen leden zich op de hoogte stellen van de huidige en komende ontwikkelingen van de sportbond. Door de verschillende opeenvolgende jaarverslagen met elkaar te vergelijken is het jaarverslag ook een vergelijkingsdocument. Ten slotte is het jaarverslag een public relations-document. Door het maken van een attractief jaarverslag kunnen potentiële leden en/of sponsors enthousiast raken.33

30

Volmer, FG en Faas, F.A.M., (1997), Externe Verslaggeving, derde druk, Boekel, InterFaas onderzoek en advies, pagina 259-260

31

Volmer, FG en Faas, F.A.M., (1997), Externe Verslaggeving, derde druk, Boekel, InterFaas onderzoek en advies, pagina 259-260

32

Gebruikers van jaarrekeningen omvatten huidige en potentiële beleggers, werknemers, geldschieters, leveranciers en andere handelscrediteuren, cliënten, overheden en hun instellingen, alsmede het publiek. (Richtlijnen voor de jaarverslaggeving)

33

(20)

2.6 De belangengroepen van de jaarverslagen van sportbonden

Zoals hierboven al is vermeld zijn er verschillende groepen van belanghebbenden van de jaarrekening te onderscheiden. Het jaarverslag zou zo veel mogelijk aan de informatiebehoefte van deze verschillende groepen moeten voldoen. De belanghebbenden zijn onder te verdelen in drie groepen. Dit zijn de gebruikers, de verschaffers en de controleurs.34 Deze gebruikers kunnen ook ingedeeld worden naar macro-, meso- en microniveau.35

2.6.1 De gebruikers

De gebruikers van de jaarrekening willen een zo goed mogelijk oordeel kunnen vormen over de jaarrekening.

De overheid

De overheid is een speler op macroniveau. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verstrekt subsidies aan sportbonden. Hierbij behoren uiteraard ook subsidievoorwaarden. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op de besteding van de subsidies. In het jaarverslag wil de overheid deze besteding terug zien.

De fiscus is een ander overheidsorgaan dat een direct belang heeft bij de jaarrekening. Sommige onderdelen van sportbonden zullen namelijk vennootschapsbelastingplichtig zijn. Daarnaast zal er bijvoorbeeld over de verkoop van toegangskaarten voor wedstrijden BTW afgedragen moeten worden.

Het NOC*NSF

Het NOC*NSF is de koepelorganisatie van de sportbonden in Nederland en bevindt zich tussen het macroniveau (de rijksoverheid) en het microniveau (de individuele sportbonden). De hoofdtaken zijn de belangenbehartiging van de aangesloten sportbonden naar de overheid toe en dienstverlening aan de aangesloten organisaties. De sportbonden vormen op hun beurt weer een koepelorganisatie voor de bij de sportbond aangesloten sportverenigingen.

De leden

Aangezien sportbonden ledengerichte organisaties zijn, vormen de leden een belangrijke groep belanghebbenden. Zowel leden van sportverenigingen, de sportverenigingen zelf en in veel gevallen districten kunnen als leden van sportbonden worden gezien. Van deze leden wordt contributie ontvangen en zij zullen daarom op de hoogte willen zijn van de bestemming van deze contributies.

De sponsors

Zoals in paragraaf 2.2 is besproken wordt de sport steeds meer gecommercialiseerd. Potentiële sponsors zullen het jaarverslag gebruiken bij hun beslissing om de desbetreffende sportbond te

34

Hoogendoorn, M.N., (1996), Het belang van de jaarrekening: interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs, tweede editie, Schoonhoven, Academic Service

35

Aukes, J, (1992), Externe verslaggeving door non-profitorganisaties, tweede druk, Groningen, Wolters-Noordhoff, pagina 13-20

(21)

sponsoren. Daarnaast zullen huidige sponsoren het jaarverslag gebruiken om de sponsoring te evalueren.

De kredietverleners

Ook sportbonden zullen gebruik maken van vreemd vermogen, bijvoorbeeld ter financiering van een bondsbureau. Deze verschaffers van vreemd vermogen willen inzicht hebben in de mogelijkheid van de sportbond om haar financiële verplichtingen na te komen.

Het maatschappelijk verkeer

Deze categorie gebruikers is het sluitstuk waar uiteindelijk iedereen onder valt. In hoofdstuk 1 is het maatschappelijk verkeer al als volgt gedefinieerd. Het maatschappelijk verkeer vormt in feite een onbegrensde categorie gebruikers van de jaarrekening36 en omvat stakeholders en potentiële stakeholders van een organisatie.37

Figuur 4 Gebruikers van jaarverslagen van sportbonden

2.6.2 De verschaffers

Met het microniveau wordt de individuele non-profitorganisatie, in dit geval de sportbond bedoeld. De verschaffers van de jaarrekening hebben primair het belang van de eigen onderneming voor ogen.

36

Hoogendoorn, M.N., (1996), Het belang van de jaarrekening: interactie tussen gebruikers, verschaffers en controleurs, tweede editie, Schoonhoven, Academic Service, pagina 47

37

Peter Veerman, De Verwachtingskloof, PWC Nederland Blog, 4 december 2006 Het maatschappelijk verkeer Kredietverleners Sponsors Leden - Sportverenigingen - Leden van sportverenigingen NOC*NSF Belastingdienst Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Gebruikers van jaarverslagen van Sportbonden

(22)

Het bestuur

Binnen een sportbond is het bestuur uiteindelijk verantwoordelijk voor het jaarverslag. Op basis hiervan wordt het bestuur gedechargeerd voor het gevoerde beleid. Het bestuur zal daarom de neiging hebben om de situatie waarin de sportbond zich bevindt zo rooskleurig mogelijk weer te geven.

2.6.3 De controleurs

Om het plaatje compleet te maken worden hier ook nog de controleurs vermeld. De commissie voor Goed Bestuur schrijft in de ‘13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’ dat externe accountantscontrole regel moet zijn. Het gaat immers bijna altijd om organisaties die werken met “toevertrouwde gelden” als subsidies, contributies, opbrengsten van vrijwilligerswerk e.d.38 Uiteraard is het van belang dat de accountant de vaktechnische belangen voor commerciële belangen laat gaan.

2.7 Wet– en regelgeving voor sportbonden

2.7.1 Boek 2 BW en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving

Sportbonden moeten volgens de toelatingseisen van het NOC*NSF een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting zijn. Deze rechtsvorm wordt geregeld in Titel 2 boek 2 BW. In art. 10 lid 1 en lid 2 Boek 2 BW wordt vermeld dat iedere rechtspersoon aan het onderstaande dient te voldoen.

‘…Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voorvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon worden gekend’.

‘…Onverminderd het bepaalde in de volgende titels van het boek is het bestuur verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en de staat van baten en lasten van de rechtspersoon te maken en op papier te stellen’.

Verder worden er echter geen inhoudelijke bepalingen gegeven zoals in Titel 9 Boek 2 BW. Titel 9 BW 2 geldt alleen voor verenigingen en stichtingen met een bepaalde omvang en die een commerciële inslag hebben. Bij sommige sportbonden is dit ook het geval. Titel 9 Boek 2 BW is ook van toepassing voor sportbonden die een subsidie van het ministerie van VWS ontvangen die hoger is dan €125.000. Hierbij gaat het om afdeling 2 tot en met 8. In paragraaf 2.7.2 wordt verder ingegaan op de subsidievoorwaarden. In afdeling 2 tot en met 8 worden regels gegeven ten aanzien van de balans, de winst –en verliesrekening, het jaarverslag en de overige gegevens.

38

(23)

De Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (hierna RJ) zijn gebaseerd op deze wettelijke regelingen van titel 9 BW 2. De Richtlijn voor organisaties zonder winststreven van de Raad voor de Jaarverslaggeving is van toepassing. Dit is richtlijn 640 (Hierna RJ 640). Deze richtlijn is bedoeld voor organisaties die niet als primaire doelstelling hebben het behalen van winst, maar primair gericht zijn op een kerkelijke, levensbeschouwelijke, maatschappelijke, charitatieve, culturele of wetenschappelijke doelstelling of anderszins een maatschappelijk doel of algemeen nut nastreven. In het kader van deze doelstelling kan de organisatie zich (tevens) bezighouden met het leveren van producten en/of diensten.39

De RJ 640 raadt ook niet-commerciële sportbonden aan om RJ 640 toe te passen. De reden hiervoor is dat ook stichtingen en verenigingen door middel van hun jaarrekening informatie verschaffen aan belanghebbenden die deze informatie gebruiken bij hun besluitvorming. Het is dan ook voor stichtingen en verenigingen van belang dat de informatie in de jaarrekening relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is.40

2.7.2 Subsidievoorwaarden

Sportbonden kunnen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Milieu subsidies aanvragen. Het kan hierbij gaan om instellingssubsidies of projectsubsidies. Projectsubsidies zijn eenmalig, voor de looptijd van het project in de kosten van het project. Instellingssubsidies hebben een structureel karakter en worden in beginsel jaarlijks verstrekt, mits aan de voorwaarden voor het in aanmerking komen van de subsidie wordt voldaan en dit binnen de beleidskaders past.41

In de Welzijnswet 1994 wordt aangegeven welke terreinen deel uit maken van het welzijnsbeleid en welke overheidslaag verantwoordelijk is voor welke voorziening.42 Vervolgens wordt in het bekostigingsbesluit welzijnsbeleid aangegeven welke activiteiten voor een subsidie in aanmerking komen. Verder staan hier regels met betrekking tot het aanvragen van een subsidie, de subsidieverlening en bevoorschotting en de subsidievaststelling. Een aantal artikelen zijn van toepassing met betrekking tot de jaarrekening. In artikel 34 staat dat er een subsidiedeclaratie verstrekt moet worden waarbij ook de aansluiting met de jaarrekening wordt toegelicht. In artikel 35 staat er dat de afdelingen 2 tot en met 8 van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. De winst –en verliesrekening wordt hierbij vervangen door een exploitatierekening. De grondslag voor de waardering van activa en passiva is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de ontvangen investeringssubsidies en bestemmingsgiften. Deze laatste eis geldt niet indien de subsidie minder is dan €125.000.43

In de subsidieregeling welzijnsbeleid is een paragraaf opgenomen met betrekking tot landelijke sportorganisaties. Hierin wordt vermeld voor welke instellingssubsidies en projectsubsidie een landelijke sportorganisatie in aanmerking kan komen. Onder landelijke sportorganisatie wordt

39

Raad voor de jaarverslaggeving (2006), Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, Deventer, Kluwer,richtlijn 640.101

40

L Suurland, Jaarverslaggeving van organisaties zonder winststreven, AAC-Special Stichtingen en verenigingen, oktober 2003

41

Subsidieregeling VWS-subsidies, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, juni 2006

42

Welzijnswet 1994, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, 28-06-1994

43

(24)

verstaan; een instelling die werkzaam is op het gebied van sport, een landelijk werkterrein heeft en representatief is voor één of meer takken van sport. Gezien deze definitie vallen sportbonden hier dus onder. 44 Het kan zijn dat de eisen van RJ 640 in strijd zijn met de eisen van subsidiegevers. In dit geval gaan de specifieke wet- en regelgeving en de subsidievoorschriften voor op de richtlijnen voor de jaarverslaggeving.45

2.7.3 Goed Sportbestuur

In 2005 zijn ‘De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’ uitgebracht door de commissie Goed Sportbestuur. De commissie wil aanbevelingen aanreiken die naast de algemeen geldende wettelijke bepalingen elementaire bouwstenen vormen voor Goed Sportbestuur. 46

Binnen de organisatie kan zichtbaar worden gemaakt in hoeverre de aanbevelingen worden opgevolgd. Wanneer de aanbevelingen niet of gedeeltelijk worden opgevolgd kan aangegeven worden waarom is afgeweken. ‘Pas toe of leg uit!’ is daarom de ondertitel van ‘De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’. Bij de afspraken die de kwaliteit van het functioneren van de sportbonden en hun besturen bevorderen gaat het steeds om drie elementen:

• Het bestuur; het besturen van de organisaties en de bestuurders

• Het toezicht; het systeem van toezicht en de toezichthouders’

• De verantwoording; de manier waarop die verantwoording wordt afgelegd, aan welk orgaan – in beginsel bij een vereniging de algemene ledenvergadering of door haar gemandateerde commissie (zoals de kascommissie).47

44

Subsidieregeling Welzijnsbeleid, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, 22-12-1995

45

Raad voor de jaarverslaggeving (2006), Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, Deventer, Kluwer,richtlijn 640.103

46

De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur, pagina 9

47

(25)

3 Totstandkoming criteria

3.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de sportbonden in Nederland en de specifieke kenmerken die deze bonden hebben. Daarnaast is er ingegaan op het jaarverslag, de functie van het jaarverslag en de groepen die belang hebben bij het jaarverslag. Na deze theoretische beschrijving wordt verder gegaan met het praktijkonderzoek om de centrale vraag; “Wat is de kwaliteit van de jaarverslagen van 2005 van sportbonden in Nederland?” , te beantwoorden.

Er zijn verschillende groepen gebruikers van het jaarverslag met verschillende belangen. Daarom zal per groep gebruikers kwaliteit anders gedefinieerd worden. Het is dus belangrijk om er voor te zorgen dat de jaarverslagen zo breed mogelijk beoordeeld worden. Kwaliteit is in hoofdstuk 1 gedefinieerd als ‘voldoen aan eisen en verwachtingen’. Voor het praktijkonderzoek zal dit begrip geoperationaliseerd moeten worden. Voor de indeling in categorieën, het bepalen van de wegingsfactoren, het bepalen van het maximaal aantal te behalen punten en de verdeling ervan per vraag zal de methode zoals dit bij de Transparantprijs gebeurd als uitgangspunt worden gebruikt.

De eisen en verwachtingen kunnen van verschillende kanten komen. Aan de ene kant komen er eisen vanuit de wet –en regelgeving waaraan voldaan moet worden. Aan de andere kant komen er eisen en verwachtingen van het maatschappelijk verkeer. Dit zijn de gebruikers, zoals deze geïdentificeerd zijn in paragraaf 2.6.1. Het toetsen aan deze eisen en verwachtingen kan alleen plaatsvinden als verantwoording op een transparante (inzichtelijke en begrijpelijke) wijze plaatsvindt. Een kwalitatief goede verslaggeving is een verslaggeving die transparant is naar belanghebbenden, ook wel stakeholders genoemd.48

De beoordelingscriteria zijn opgesteld op basis van informatie vanuit wet –en regelgeving en op basis van informatie uit andere onderzoeken. Er is nog geen onderzoek gepubliceerd dat de kwaliteit van jaarverslagen van sportbonden heeft beoordeeld. Wel wordt er bij de Transparantprijs ook onderzoek gedaan naar de kwaliteit van verslaggeving. De beoordelingscriteria van dit onderzoek zullen als basis worden gebruikt bij het opstellen van de beoordelingscriteria voor dit onderzoek. Er zal blijken dat veel beoordelingscriteria zowel in de wet –en regelgeving als bij de Transparantprijs voorkomen. Dit geeft aan dat de beoordelingscriteria ook daadwerkelijk relevant zijn om mee te nemen in het onderzoek. Aangezien dit onderzoek niet over charitatieve instellingen, maar om sportbonden gaat zijn niet alle beoordelingsciteria gelijk. Dit heeft ook consequenties voor de toe te kennen wegingsfactoren per categorie en het maximaal aantal toe te kennen punten per beoordelingscriterium

48

Hoogendoorn, M.N en Mertens, G.H.H. (2001), Kwaliteit van de financiële verslaggeving in Nederland, MAB, oktober 2001, pagina 407

(26)

3.2 Informatie vanuit wet –en regelgeving

In hoofdstuk 2 is een overzicht gegeven van de wet- en regelgeving die van toepassing is op sportbonden. Wetgeving: • Titel 2 boek 2 BW • Titel 9 boek 2 BW Regelgeving: • RJ 640 • Bekostigingsbesluit Welzijnsbeleid • Subsidieregeling Welzijnsbeleid Governancecode

• De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur

De volgende specifieke richtlijnen zijn er ten aanzien van het jaarverslag en de jaarrekening.

3.1.1 Wetgeving

Zoals in paragraaf 2.7.2 is vermeld worden er in Titel 2 van BW 2 geen inhoudelijke bepalingen gegeven ten aanzien van het jaarverslag. De artikelen van Titel 9 BW 2 geven wel inhoudelijke bepalingen. Deze vormen de basis voor de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Daarom zullen voor de totstandkoming van de beoordelingscriteria vanuit de wet- en regelgeving deze richtlijnen de basis vormen.

3.1.2 Regelgeving

In RJ 640 zijn verschillende voorschriften opgenomen met betrekking tot de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens. De belangrijkste richtlijnen zullen worden uitgelicht.

Het aanwezig zijn van een jaarrekening bestaande uit een balans en staat van baten en lasten met een toelichting op beide (RJ 640.202). In de staat van baten en lasten moeten verschillen tussen de begroting en werkelijke cijfers worden geanalyseerd. Aanbevolen wordt hierbij ook om een kasstroomoverzicht op te nemen.

In de toelichting moet de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en de gezamenlijke toezichthouders (commissarissen) worden vermeld. Ook indien er geen bezoldiging verstrekt wordt dient dit te worden opgenomen in de toelichting (640.425). De bezoldiging van directeuren die statutair niet als bestuurder worden aangemerkt hoeft niet te worden vermeld.

Het eigen vermogen in de balans moet zodanig worden gepresenteerd dat daaruit blijkt welk deel vrij besteedbaar is en welk deel op enigerlei wijze is vastgelegd (RJ 640.305).

De volgende categorieën baten moeten worden onderscheiden in de staat van baten en lasten (RJ 640.404):

(27)

- Baten als tegenprestatie voor de levering van producten en/of diensten

- Subsidiebaten, waarbij in de toelichting de subsidies van verschillende categorieën subsidiegevers afzonderlijk moeten worden vermeld. Daarnaast moet uit de toelichting blijken of de desbetreffende subsidies een incidenteel dan wel structureel karakter hebben.

- Sponsorbijdragen

- Giften en baten uit fondsenwerving - Financiële baten

- Overige baten

Met betrekking tot de bovenstaande informatie over de jaarrekening zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld:

Is er een financieel verslag opgenomen? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Is er een toelichting op de balans en de staat van baten en lasten aanwezig? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

• Zijn in de staat van baten en lasten de begrote cijfers van het boekjaar opgenomen met een analyse van de verschillen? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Wordt er een kasstroomoverzicht opgenomen en adequaat toegelicht? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Wordt de bezoldiging van de bestuurders vermeld? (categorie ‘Governance’)

• Blijkt uit het eigen vermogen of er een vermogensbeleid is ten aanzien van de functie en maximale omvang van het eigen vermogen? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

• Worden de baten uitgesplitst naar baten als tegenprestatie van levering van producten en/of diensten, subsidiebaten en sponsorbijdragen? (categorie Financiële verantwoording)

Het aanwezig zijn van een jaarverslag met hierin (640.202); - de statutaire naam, de vestigingsplaats en rechtsvorm; - de omschrijving van de doelstelling;

- de samenstelling van bestuur en directie;

- een verslag van de activiteiten, waarbij van elke activiteit of activiteitengroep duidelijk moet worden aangegeven wat het doel daarvan is. Waar mogelijk wordt gekwantificeerde informatie opgenomen over de kwaliteit van de activiteiten en over de effectiviteit en efficiency ervan.

- Belangrijkste stellige bestuurlijke voornemens en inmiddels in het nieuwe jaar genomen besluiten, alsmede de financiële vertaling ervan (640.505);

- Een begroting voor het jaar volgend op het verslagjaar (640.505);

- Het beleid van de organisatie met betrekking tot de omvang en de functie van het vrij besteedbaar vermogen (640.506);

- Belangrijke wijzigingen in de statutaire doelstelling (640.507) ;

- Wanneer een organisatie beleggingen heeft, een uiteenzetting van het gevoerde beleggingsbeleid (640.508).

(28)

Op basis van bovenstaande informatie met betrekking tot het jaarverslag zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld:

Wordt er melding gemaakt van de statutaire naam, vestigingsplaats en rechtsvorm? (categorie ‘Organisatie’)

• Is er een omschrijving gegeven van de missie, doelstellingen en strategie van de sportbond? Wordt inzicht gegeven in het meerjarenbeleid van de bond? (categorie ‘Organisatie’)

Is een helder activiteitenverslag opgenomen in het jaarverslag (categorie ‘Niet-financiële resultaten’)

Wordt er bij elke activiteit of activiteitgroep aangegeven wat het doel er van is? (categorie ‘Niet-financiële resultaten’)

• Wordt er bij elke activiteit of activiteitengroep kwantitatieve en kwalitatieve informatie opgenomen ten aanzien van afgelopen boekjaar? (categorie ‘Niet-financiële resultaten’)

Wordt er een financiële meerjarenbegroting opgenomen en toegelicht? (categorie ‘Toekomst’) In de overige gegevens moeten worden opgenomen (640.203);

- een accountantsverklaring;

- een opgave van de verwerking van het batig of nadelig saldo, of, zolang deze niet vaststaat, het voorstel daartoe;

- gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen.

Indien er sprake is van een groepsrelatie moet er een geconsolideerde jaarrekening opgesteld worden (640.205).

Op basis van bovenstaande informatie met betrekking tot het jaarverslag zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld:

• Is het jaarverslag aan accountantscontrole onderhevig geweest en is hiervan een verklaring aanwezig? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Wordt er inzicht gegeven in de bestemming van het financiële resultaat? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

3.1.3. ‘13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’

De ‘13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur’ zijn tijdens het boekjaar van de beoordeelde jaarverslagen van kracht geworden. Vanuit het NOC*NSF zal er bij de sportbonden een nulmeting worden gedaan om te beoordelen in hoeverre er al aan de aanbevelingen wordt voldaan.

Er wordt ten eerste beoordeeld of er sportbonden zijn die aangeven in hoeverre er voldaan wordt aan deze ‘13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur.

• Wordt er informatie opgenomen over in hoeverre het bestuur voldoet aan de ‘13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur? (categorie ‘Governance’)

De belangrijkste aanbevelingen zijn hieronder opgenomen met daarna de beoordelingscriteria die op basis van deze aanbevelingen zijn opgenomen.

(29)

Aanbeveling 1 heeft te maken met eenheid binnen de organisatie door eenheid in beleid, organisatie en structuur. Op basis van de best-practises die bij deze aanbeveling horen zijn de volgende beoordelingscriteria opgesteld:

• Is er een organisatiestructuur opgenomen en bij een concernstructuur met meerdere verenigingen en stichtingen een toelichting op deze structuur? (categorie ‘Organisatie’)

• Wordt er een overzicht gegeven van het gevoerde beleid van het afgelopen jaar en de evaluatie hiervan? (categorie ‘Organisatie’)

Worden de jaarplannen en concrete doelstellingen voor volgend jaar vermeld? (categorie ‘Toekomst’)

Wordt er een financiële meerjarenbegroting opgenomen en toegelicht? (categorie ‘Toekomst’) Dit laatste beoordelingscriterium was ook al opgenomen op basis van RJ 640.

In aanbeveling 2 wordt aangegeven dat de organisatie vanwege onder meer de grote (financiële) en specifieke belangen en complexiteit van de topsport een topsportstatuut moet opstellen. Hierin moet onder andere het meerjaren topsportbeleid en de evaluatie ervan terug komen.

Wordt er in het jaarverslag verwezen naar het topsportstatuut? (categorie ‘Governance’) Het bestuur moet, volgens aanbeveling 3, zorgen dat er een goed financieel beleid en passende administratieve organisatie gevoerd wordt. Er moet een geconsolideerde balans en jaarrekening aan de ALV voorgelegd worden. Daarnaast moet er een externe accountant aangesteld worden.

• Geeft de organisatie inzicht in de beheersing van de interne processen en de verbetermogelijkheden hiervan? (categorie ‘Governance’)

Is er een financieel verslag opgenomen? (categorie ‘Financiele verantwoording’)

• Is het jaarverslag aan accountantscontrole onderhevig geweest en is hiervan een verklaring aanwezig? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Deze laatste twee beoordelingscriteria waren al opgenomen op basis van RJ 640.

Aanbevelingen 4 en 5 behandelen de samenstelling van het bestuur. Het bestuur moet transparant zijn over de wijze van voordragen en benoemen evenals de nevenfuncties van de bestuursleden in het dagelijks leven.

• Is de procedure voor benoeming en herbenoeming van de bestuursleden opgenomen? (categorie ‘Governance’)

• Wordt er een overzicht gegeven van de bestuursleden en de nevenfuncties en functies in het dagelijkse leven van het bestuur? (categorie ‘Governance’)

In aanbeveling 6 wordt de gedragscode van het bestuur behandeld. Het beoordelingscriterium dat hieruit is opgesteld heeft te maken met openheid over de bezoldiging van de bestuurders en is ook al opgenomen op basis van RJ 640.

Wordt de bezoldiging van de bestuurders vermeld? (categorie ‘Governance’)

(30)

Volgens aanbeveling 8 moet het bestuur vergaderen volgens een jaarlijks vastgesteld schema. Daarnaast moet het bestuur transparant zijn over de agenda en bestuursbesluiten die de ALV aangaan.

• Geeft het bestuur inzicht in het aantal gehouden vergaderingen, de besproken onderwerpen en de belangrijkste genomen besluiten tijdens deze vergaderingen? (categorie ‘Governance’)

In aanbeveling 10 wordt besproken dat het bestuur het eigen en individuele functioneren moet bespreken.

Is er een evaluatie door het bestuur gemaakt betreffende het eigen functioneren? (categorie ‘Governance’)

In aanbeveling 13 staat dat het bestuur naast statuten de volgende reglementen heeft; een tuchtreglement, een dopingreglement, een regeling tegen seksuele intimidatie, een regeling tegen discriminatie/racisme en een regeling voor klachten.

• Wordt er in het jaarverslag verwezen naar de reglementen zoals die genoemd zijn in de code Goed Sportbestuur? (categorie ‘Governance’)

3.2 Informatie transparantprijs

De Transparantprijs is ingesteld voor maatschappelijke organisaties die aan fondsenwerving doen onder het Nederlandse publiek of die op een andere manier geld en middelen besteden aan een maatschappelijk of charitatief doel. Transparantie wordt in dit onderzoek gekenmerkt door de inzichtelijkheid van de verslaggeving en de wijze van communiceren.49

49

De Transparantprijs voor de beste charitatieve verslaggeving, Trendrapport 2006, PricewaterhouseCoopers 2006

(31)

*) Er zijn specifieke vragen voor instellingen die onderdeel uitmaken van (of nauwe samenwerkingsrelatie hebben met) een internationale organisatie waarbij onder gemeenschappelijke naam naar buiten wordt getreden. Deze wegen voor 10% mee in de eindscore (indien deze vragen van toepassing zijn). Dit heeft tot gevolg dat de weging op elk beoordelingscriterium met 10% vermindert om als totaal 100% te krijgen.

Figuur 5 Beoordelingscriteria en hun weging, Transparantprijs 2006

Zoals te zien is in figuur 5 wordt er onderscheid gemaakt tussen kleine, middel en grote organisaties. In dit onderzoek worden alleen de grote sportbonden, die meer dan 50.000 leden hebben, onderzocht, daarom hoeft er geen onderscheid gemaakt te worden. Aangezien het bij dit onderzoek niet om fondsenwervende instellingen gaat zijn een aantal categorieën beoordelingscriteria, zoals bijvoorbeeld fondsenwerving en internationaal niet relevant. Een aantal andere categorieën zoals ‘Governance’, ‘Niet-financiële resultaten’, ‘Financiële verantwoording’ en ‘Toekomst’ zullen wel in dit onderzoek terug komen. Sinds 2004 wordt de transparantprijs uitgereikt. De beoordelingscriteria van de transparantprijs worden opgesteld door een projectgroep van PricewaterhouseCoopers, vervolgens beoordeeld door een beoordelingscommissie en tot slot definitief goedgekeurd door een jury. In de jury en beoordelingscommissie zitten personen die veel ervaring en kennis hebben van de sector en daarom in staat zijn onderscheid te maken tussen relevante en minder relevante beoordelingscriteria. Op deze manier is er voor gezorgd dat er zo objectief mogelijke beoordelingscriteria opgesteld worden. Veel beoordelingscriteria die zijn overgenomen van de transparantprijs zijn ook al genoemd op basis van de informatie uit RJ 640 en de code voor Goed Sportbestuur. Dit zijn de volgende beoordelingscriteria:

Beoordelingscriteria uit de transparantprijs die al opgenomen zijn op basis van RJ 640:

• Is er een omschrijving gegeven van de missie, doelstellingen en strategie van de sportbond? Wordt inzicht gegeven in het meerjarenbeleid van de bond? (categorie ‘Organisatie’)

Wordt de bezoldiging van de bestuurders vermeld? (categorie ‘Governance’)

• Is de procedure voor benoeming en herbenoeming van de bestuursleden opgenomen? (categorie ‘Governance’)

Is een helder activiteitenverslag opgenomen in het jaarverslag? (categorie ‘Niet-financiële resultaten’)

Is er een financieel verslag opgenomen? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

• Worden de waarderingsgrondslagen adequaat toegelicht? (categorie ‘Financiële

verantwoording’)

Wordt er een kasstroomoverzicht opgenomen en adequaat toegelicht? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

• Blijkt uit het eigen vermogen of er een vermogensbeleid is ten aanzien van de functie en maximale omvang van het eigen vermogen? (categorie ‘Financiële verantwoording’)

Wordt er een financiële meerjarenbegroting opgenomen en toegelicht? (categorie ‘Toekomst’) Beoordelingscriteria uit de transparantprijs, die al opgenomen zijn op basis van de code voor Goed Sportbestuur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• cle overzichten van de bijdrage van in totaal €4.500 of meer die de partij in het kalendeijaar van én gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

Dit gewaarmerkte financieel verslag en de overzichten 2018 van Stichting Secretariaat Christen Democratisch Appèl te Den Haag en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld

• het overzicht van de bijdrage van in totaal € 4.500 of meer die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel

Tevens zijn wij van oordeel dat de bij het financieel verslag 2013 gevoegde opgave omtrent het ledental van de politieke partij en, indien van toepassing, van de aangewezen

Financiële gegevens 2015... Financiële

Opbrengsten 2019 volgens overzicht Insinger Gilissen Bank:. Coupons

Gelet op de waarde van de activa van NV HVC enerzijds en de omvang van de gegarandeerde leningen voor financiering daarvan anderzijds, wordt het risico vanwege de garantstelling

Onze bestedingen zijn in dit jaar behoorlijk toegenomen door de samenwerking met de gemeente Beuningen en Druten, alsmede het uitvoeren van de zwemlessen voor de kinderen in