• No results found

In dienst van het algemeen belang: ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In dienst van het algemeen belang: ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In dienst van het algemeen belang: ministeriële verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen

Visser, R.K.

Citation

Visser, R. K. (2008, November 13). In dienst van het algemeen belang: ministeriële

verantwoordelijkheid en parlementair vertrouwen. Uitgeverij Boom, Amsterdam. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/13703

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/13703

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Stellingen

behorende bij het proefschrift `In dienst van het algemeen belang' van R.K. Visser

1. Het stelsel van ministeriële verantwoordelijkheid, publieke verantwoording en parlementair vertrouwen is een effectief samenstel dat enerzijds ruimte geeft aan het bestuur om te besturen en anderzijds effectieve publieke controle mogelijk maakt.

2. Het adagium “geen verantwoordelijkheid zonder bevoegdheid” miskent het belang van gedrag (aanwezigheid, aandacht, aansporen, activeren, adviseren) als essentieel instrument van ministerieel en bestuurlijk handelen.

3. Ministeriële verantwoordelijkheid voor ambtelijk handelen betekent dat de minister het genomen besluit voor zijn verantwoording moet kunnen nemen; niet dat hij elke beslissing zelf moet hebben genomen of precies zo zou hebben genomen.

4. De negatieve vertrouwensregel betekent dat gedogen ook op het niveau van het staatsrecht geaccepteerde praktijk is: de minister mag ervan uitgaan dat hij voldoende vertrouwen heeft zolang het tegendeel niet blijkt. Daardoor is de vertrouwensregel in wezen positief gericht, namelijk op de continuïteit van het bestuur.

5. Een kabinetscrisis bevat de kiem van het volgende kabinet. Het eindspel bij een kabinetscrisis behoort daarom tot het echte politieke handwerk.

6. Het beoordelen van de ministeriële verantwoordelijkheid uitsluitend aan de hand van de vraag of een minister moet aftreden, is een vorm van neo-kannibalisme.

7. De overheidsorganisatie is niet alleen een productieorganisatie van beleid en uitvoering, maar ook een publieke verantwoordingsorganisatie. Vergelijkingen met de marktsector houden daar onvoldoende rekening mee.

8. Wetenschap, politiek, ambtenarij en burgerij zouden er zeer mee zijn gediend dat de officiële publicaties van de Eerste en Tweede Kamer op het internet worden opgevoerd op basis van de datum van het betreffende stuk, in plaats van de irrelevante datum van het moment waarop de gegevens in het systeem zijn ingebracht.

9. De grotere volledigheid van moderne archieven leidt tot onvollediger geschiedschrijving.

10. Het primaat van de politiek geldt voor de eerste beleidsbeslissing. Daarna geldt het primaat van het gelijkheidsbeginsel.

11. Problemen waarvoor geen oplossingen bestaan, zijn geen problemen, maar feiten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Kortom, zowel de monarchistische als de republikeinse staatsvorm is duurzaam gebleken, en bij beide is behoefte gebleken aan wette- lijke regulering; want een vorst die kan doen

Dit boek begint met de grondwetsherziening in 1848 aan het einde van de regeerperiode van koning Willem ii, omdat toen de politieke ministeriële verantwoordelijkheid – de

De Dubbele Tweede Kamer had in haar verslag van 27 september moeite met de bepaling dat de uitvoerende macht bij de koning berustte: ‘Om- trent de strekking van deze bepaling

Hij meende dat de benoeming dus een zelfstandig recht van de regering was, waarvoor de ministers in beperkte mate verantwoordelijk waren tegenover het parlement: ‘Elk Minister en

Heemskerk stelde dat zijn beschuldiging, dat de motie een staatsgreep of greep naar de soevereiniteit inhield, verkeerd werd opgevat: ‘Ik bedoelde daarmede niet anders dan dat

Met betrekking tot ministers voegde hij toe dat bij directe handelingen of bij een voorstel de minister verantwoordelijk is (184-185); De Bosch Kemper, Handlei- ding tot de kennis

Drentje, J.H., Het vrijste volk der wereld: Thorbecke, Nederland en Europa (Zwolle 1998) Drentje, J.H., Thorbecke: een fi losoof in de politiek, proefschrift UvA (Amsterdam

volstrekt onaanvaardbaar waren…’ 28 De regering neemt het oordeel van de com- missie over en concludeert op basis daarvan dat: ‘de handelwijze van de Prins het belang van de staat