l Leopold Labedz
Studenten en revolutie
'De tijd komt snel naderbij dat vrijheid en openbare en sociale orde niet kunnen bestaan zonder onderwijs.' Alexis de Tocqueville (1835)
Wie zegt dat de wereld verbijsterd is door de studentenrevolte trapt een open deur 'in. Minder vanzelfsprekend is de bewering, dat heil: antwoord op de vraag 'vanwaar die verbijsrtering' belang- rijker is dan het anif:woord op de vraag 'waall'Om "Nomen de srtuden- ten in opstand'. Niet om de recente gebeurtenissen in Frankrijk, maar omdat juist de ruimere cantexit van deze revolte van groter belang is.
In een serie artikelen over dit onderwerp in The Times (27 mei - 1 juni 1968) schreef Richard Davy de studentenrevolte toe aan 'benauwenis over de moderne maatschappij', en trok hij de vol- gende conclusie:
Als je een studentenrevolte synthetisch wil bereiden in een labo- ratorium, ga dan als volgt te werk. Neem een paar duizend stu- denten in de sociologie en laat hen college lopen in een zaal waar er honderd in kunnen. Zeg hen, dat zelfs als zij door hun examens komen er vermoedelijk geen banen voor hen zullen zijn. Bouw een maatschappij om hen heen, die niet in de praktijk brengt wat zij predikt en die gerund wordt door politieke partï;en, die de denkbeelden van de studenten niet vertegenwoordigen.
Zeg ze erover na te denken wat er mis is met de maatschappij en wat er aan gedaan kan worden. Zodra ze actief geïnteresseerd raken in het onderwerp, haal dan de politie erbij om ze in elkaar te slaan. En als de klappen vallen: hou je afzijdig met een air van verbazing.
Dit is uiteraard een grove simplificatie, maar hij zinspeelt tenmin- ste op het patroon van een deel van de problemen waar de stu- denten in de westerse wereld mee worstelen - een combinatie van onderwijsgrieven, politieke desillusie, moreel engagement, frustratie, verveling, enthousiasme en een zekere mate van imita- tiedrang.
79
Het recept is suggestief, maar ontoereikend. 'Een maatschappij die niet in praktijk brengt wat ze predikt' is een te vage omschrij- ving die, naar de letter genomen, opgaat voor alle in de historie bekende maatschappijvormen, enige kleine kloostergemeenschap- pen mogelijkerwijs ui<tgezonderd. Als echter de uitdrukking slaat op de kloof tussen beleden waarden en sociale praktijk, dan hoeft deze niet dieper te zijn in landen met dan in landen zonder stu- dentenrevolte.
Het meest frappante ervan is het tegenstrijdige karakter van een deel van de als veronderstelde algemene oorzaken aangevoerde beweegredenen. Er is gezegd dat de studenten revolteren, omdat zij tandraadjes aan het woPden zijn in de 'kennisfa:brieken', omdat zij zich geconfronteerd zien met de anonieme 'multiversiteit' ('ik ben maar een nummer') in de grote collegezalen van Berkeley University. Maar in Berlijn revolteren zij, zo is geopperd, omdat zij een bredere Gemeinschaft willen dan hun kleine studiegroepen bieden. Op Columbia University komt het door de Amerikaanse 'alles-mag-opvoeding'; in Hambu11g en Frankful't door het be- weel'de autoritaire karakter van het Duitse onderwijssys1teem. In Napels en Turijn maken ze revolutie omdat de Italiaanse hooglP- raren hun onderwijstaak verzaken; sommige doen dat inderdaad, maar dat kan niet gezegd worden van de Duitse professoren die onder druk van de Duitse studenten ontslag namen.
De studenten revolteren in Parijs en Rcome waar collegezalen en bibliotheken op in feite schandelijke manier zijn ow11bevolkt;
ze revolteren ook in New York en ,in andere Amerikaanse steden waar dat niet het geval is. Aan de Columbia University voeren zij de bouw van een nieuwe gymnastiekzaal aan, die zou kunnen worden opgevat als een stuk tegen de negers van Harlem gerichte rassendiscriminatie; aan de Northwestem Univers,ity dwongen de negerstudenten de autoriteiten om te zo11gen voor naar racistische normen gescheiden huisvesting. In Californië is er opstand tegen de maatschappij van overvloed en het vooruitzicht om, zoals hun duffe voorvaderen, te wonen in de ~ticky-4'acky houses' uit het lied van Pete Seeger; in Parijs echter tegen de e11barmelijke huis- vesting.
In Tokio komt het doordat de studenten na vergelijkende toela-
tingsexamens ontdekken, dat ze zo de politiek in kunnen, met
hun graad al praktisch op zak wegens de traditioneel gemakkelij-
ke graduering aan de Japanse universiteiten. In Parijs daarente-
gen, wordt ons verteld, is er revolte wegens de door de streng-
heid van het Franse examensysteem teweeggebrachte examen-
neurose. Er is revolte in Rome, waar het leven opwindend is en de Italiaanse studenten licht ontvlambaar zijn; maar er is ook re- volte in Stockholm, waar het leven vervelend is en de studenten niet zo warmbloedige Scandinaviërs zijn. In Parijs vinden de uit de middenklasse voortgekomen rebellen dat meer studenten uit de arbeidersklasse moeten worden toegelaten. Hetzelfde wordt gezegd in Belgrado, waar die studenten een groter deel van de universiteitsbevolking uitmaken. Maar de Parijse revolte begon met een protest tegen het niet toelaten van mannelijke studenten tot de meisjesafdeling in Nanterre en die van Belgrado met een protest tegen het distributiesysteem van kaartjes voor een pop- show, waarbij industrie- en landarbeiders in hoge mate voorrang genoten. De studenten aan de London School of Economics or- ganiseerden een sit-down-staking om medezeggenschap in het be- stuur van de universiteit, en hetzelfde wordt geëist door studen- ten aan de universiteiten van Leeds en Essex, om nog maar te zwijgen van de Franse studenten en hun roep om cogestion. Maar de studenten revolteren ook in Santiago waar ze op de universi- teit een systeem van cogobrierno hebben en in Berlijn, waar zij sinds het allereerste begin van de Vrije Universiteit hun Mitbe- stimmung hebben gehad. Tenslotte is er de tegenstelling tussen de heersende ideologische uitrusting van de studenten in de com-
munistische en die in de westerse landen. In Warschau en Praag verlangen ze politieke vrijheid, in Parijs, Rome en Berlijn roepen ze Ho, Mao en Marcuse aan.
Kmtom, het enige gemeenschappelijke kenmerk van de revolte der studenten is hun opstandige stemming en de historische oor-
spronkelijkheid ervan bestaat daaruit, dat ze zich voordeed in de hooggeïndustrialiseerde landen. Haar praktijk noch haar 'theorie•
vertonen voldoende samenhang om te kunnen worden gezien als
een poging om rationele doeleinden met rationele middelen na te
streven. Veeleer worden we hier geconfronteerd met allerlei ideo-
logische rationalisaties van onderling tegenstrijdige emotionele
drijfveren. Werkelijke problemen van verandering op sociaal en
onderwijsgebied kunnen als stimulans fungeren of rechtvaardi-
ging verschaffen, maar zij dienen dan slechts als uitlaatklep voor
andere motieven, hetgeen zich manifesteert in het feit dat voor
die studenteneisen waaraan wordt voldaan onmiddellijk een an-
der stel eisen in de plaats komt. Dit is niet zonder meer een zaak
van revolutionaire taktiek. Het is het klassieke patroon van alle
bewegingen, die politieke 'overdrachtneurosen' aan de dag leg-
gen. In dergelijke bewegingen zijn te verwezenlijken doeleinden irrelevant en is 'Utopia (m.a.w. het irreële) het enige bevredigende symbool. Dit is de emotionele achtergrond van de huidige ideolo- gische hutspot, waarin het 'een-dimensionale pessimisme' van Marcuse wordt gecombineerd met het 'revolutionaire optimisme' van Mao. Het is een mengeling waarin, ironisch genoeg, elitisti- sche filosofie en dictatoriale praktijk worden verondersteld te lei- den tot directe democratie in een 'permissive society'.
Daarmee wil niet gezegd zijn dat de in de studentenagitatie weerspiegelde problemen dikwijls niet echt of zelfs niet serieus zijn. Het is alleen de bedoeling om aan te tonen, dat de 'filosofie' die zij erop toepassen nogal dunnetjes en verward is. Veel van de erbij bereden stokpaardjes lijken een parodie op gelijksoortige manifestaties in het verleden, in een totaal andere situatie, en de studenten zelf schijnen zich daar onvoldoende van bewust. Als sommigen van hen zich wat meer zouden bekommeren om de vermeerdering van hun historische kennis, zouden ze zich moei- lijk kunnen onttrekken aan een gevoel van déià vu.
Er is bijvoorbeeld niets nieuws aan de bohemienachtige hou- ding tegenover sex, behalve dan dat het nu, na de nogallate ont- dekking dat Koningin Victoria dood is, een Angelsaksisch feno- meen is geworden. In 1832 al stichtte Barthelemy Prosper Enfan- tin in Ménilmontant een commune, gebaseerd op de theorie van de sexuele gemeenschap van goederen (hetgeen leidde tot een scheuring onder de Saint-Simonisten). Sindsdien hebben we de opvattingen van Engels gehad, de 'glas water-theorie' van Alexan- dra Kollontai en tenslotte de komst van de Pil. Wat we nu mee- maken is echter niet zomaar een wijziging in het patroon van de sexuele mores, maar tevens een ermee gepaard gaande buitenge- wone ideologische verwarring. De slogan 'make love not war' en Mao's stelling dat politieke macht komt uit de loop van een ge- weer blijken wonderwel te kunnen samengaan. De sympathie voor de Chinese culturele revolutie wordt niet onverenigbaar ge-
acht met het feit, dat Mao niet terug heeft van de vrije liefde, de liefde - een bourgeois-zwakheid immers - zelfs liever uit het systeem wegdenkt en (om goede demografische redenen) de Ro- de Gardisten verbiedt om vroeg te trouwen.
Er zit bepaald niets nieuws in de benadering van het verschijn-
sel macht onder de politiek geïnteresseerde revolutionaire studen-
ten. Zij beschouwen zichzelf als pioniers van de totale verande-
ring.
1Hun houding doet denken aan Bakoenins gedachte dat de
totale vernietiging construktief is; honderd procent wereldlijk,
door wereldlijke ervaring niet bezoedeld chiliasme manifesteert zich in de bij voortduring hePhaalde bewering dat het noodzake- lijk is om het overheer,sende systeem voHedig te vernietigen en dat geen partiële, naar reformisme riekende veranderingen kun- nen worden overwogen. "'at betreft de alternatieve structuren die de huidige zouden moeten vervangen, konden geschiedenis en sociologie voor vele van de studenten in deze wetenschappen evengoed niet bestaan. Afgezien van wat nevelachtige ideeën over arbeidersraden (die nauwelijks kloppen met Marcuses opvat- ting dat de arbeidersklasse in toenemende mate in het kapitalis- tische systeem is geïntegreerd), worden er geen aanwijzingen ver- schaft omtrent de politieke, sociale en economische organisatie, die dient voort te komen uit de 'totale verandering'.
2Zo zei Marcuse het, vorig jaar in de Vrije Universiteit van Berlijn: 'Voor dit moment is het enige concrete alternatief nog steeds de afwij- zing'.
Met zijn hebbelijkheid om in het kader van een specifiek soort a priori-analyse zijn begripscategorieën los te maken van empiri- sche vraagstukken, lijkt Marcuse de nieuwste exponent te zijn van
1
Een van de studentenleiders in Frankrijk wist de kern van de zaak vrij aardig te raken met de volgende stelling: 'De Sowjet-maat- schappij heeft geen werkelijke mutatie in vergelijking met de bourgeoi~
maatschappijen tot stand gebracht. De communistische Sowjet-mens is in feite niet fundamenteel verschillend. De idee van de totale mens die het uitgangspunt van het Marxisme was, is niet verwezenlijkt. Men heeft het min of meer geprobeerd, in China meer dan in de Sowjet- Unie; men heeft het geprobeerd op Cuba. Vanuit het gezichtspunt van de beschaving is echter het experiment op een mislukking uitgelopen.
Wat nodig is, is een culturele revolutie, een sexuele revolutie. Wij willen niet alleen de wereld veranderen, maar ook het leven zelf omvormen.' (Magazine Littéraire, Parijs, mei 1968).
2
'Wat ze allen willen is een wereld van vrije mensen' (Magazine Littéraire, mei 1968) - dat was de romantische opvatting van de Franse studentenopstand. Toch bracht Daniel Cohn-Bendit slechts twee 'concrete eisen' op tafel: 'Wij eisen de opheffing van de universiteits- kantines. Er moeten kantines voor de jeugd van worden gemaakt, waar alle jonge mensen 'kunnen eten voor 1,40 francs' (Le Nouvel Observa- teur van 20 mei 1968). 'Het reservoir aan ontspanningsmogelijkheden in een technologische maatschappij is onmetelijk. Ik zie niet in waarom slechts enkelen voor een kop koffie naar het Café Royale zouden gaan.
Dat zou voor iedereen toegankelijk moeten zijn .. .' (The Sunday Times
van 16 juni 1968).
wat Marx noemde 'de ontbinding van de Hegeliaanse filosofie·.
Hij is boven komen drijven als een karikatuur van de ]unghege- lianer, met wie Marx, met zijn empirische benadering van de ge- schiedenis, de spot dreef in Die deutsche Ideologie en die hij be- critiseerde om hun gebruik van 'speculatief-idealistische, d.w.z.
irreële terminologie'. One-dimensional Man is meer verwant aan Max Stirners 'Der Einzige und sein Eigenturn (1845) dan aan Marx' loitiek op 'Saint Max'.
Juist daarom slaat het zo aan bij het huidige, anarchistische soort opstandigheid. In zijn boek 'Szkice o ideologiach (Institut Literacki, Parijs 1967) merkte Alexander Hertz op, dat Stirner schreef in de sfeer van de door de revolutionaire dromen van vóór 1848 in beroering gebrachte Duitse romantiek.
Hij had evenveel weerzin tegen zijn tijd als Marcuse tegen de huidige; maar in zijn geval was er sprake van een culturele, nog niet van een technologische vervreemding. Op intellectueel ge- bied is hij, anders dan Marcuse, anti-ideologisch tot op de bodem -hij verwerpt alle Begriffe (abstracties, algemene ideeën en cul- turele waarden), waarvan volgens hem het individu niet meer dan een slaaf is. Op emotioneel gebied is Stimer echter in hoge mate ideo1ogisch; hij vertoont al de bekende trekjes van dat deel van de intelligentsia dat zich de levensfilosofie van de bohemien aanmeet en dat 'het privilege van de hoer voor zich opeist: macht zonder aansprakelijkheid', optimale vrijheid zonder regels, voor- rechten zonder plichten. Hij is de kampioen van de filosofie van het Ich, dat in geen enkel opzicht aan beperkingen onderhevig mag zijn. Stirner - hij schreef ver voor Freud - heeft uiteraard geen besef van de onderbewuste dimensie, maar evenals Rous- scan, in wiens voetsporen hij treedt, wil hij een niet door de be- schaving bedorven mens. En net als Rousseau's 'noble savage' is ook zijn Einzige zelf een abstracte onhistorische constructie, ont- daan van enig concreet sociologisch kenmerk dat een relatie legt tussen de mens en maatschappij en cultuur.
Stirner schreef in Der Einzige und sein Eigentum: 'De massa
kan niet anders vrij zijn dan ten koste van het individu'. In de
One-Dimensional Man brengt Marcuse in Freudiaanse termen
een soortgelijke gedachte tot uitdrukking: 'Meer vrijheid houdt
eerder een contradictie in dan uitbreiding en ontwikkeling van in-
stinctmatige behoeften .. .' Dit slaat op de 'hoogontwikkelde in-
dustriële maatschappij', maar komt in feite neer op een verwer-
ping van de civilisatie als zodanig (die volgens Freudiaanse sche-
mata altijd gebaseerd is op de een of andere vorm van sexuele re-
pressie). Evenzo is Stirners kritiek niet gericht op een speciale met name genoemde maatschappijvorm, maar op de maatschappij als zodanig, die hem beperkingen oplegt waar hij niet onderuit kan. Al deze verwerpt hij bij zijn najagen van de absolute vrijheid van het solipsistische individu. Zover gaat Marcuse niet. Maar hij stort zich in een even absolutistische kritiek op 'institutionele de- sublimering' in de hoogontwikkelde industriële maatschappij. Hij roept om 'een nieuwe anthropologie, niet slechts als theorie, maar als bestaansvorm'. En is dat niet een anthropologie, waarin in Reichiaanse termen Rousseau's ideaal van de 'noble savage' ge- stalte zou kunnen krijgen?
3Het is niet zo verbazingwekkend dat degenen die naar Arcadia of Utopia terugwillen even huiverig zijn voor een empirische be- nadering van de geschiedenis als de duivel voor wijwater. Maar hoe zit het dan met hun leer van de vrije wil? Die komt nauwe- lijks uit de verf, alle verontwaardiging over de 'organization man', de despotische bureaucratie, de 'overontwikkelde maatschappij' ten spijt.
4Bakoenin verwierp de autoritaire elementen in de filosofie van Marx, maar was daar zelf ook allerminst vrij van. Daniël Cohn- Bendit en Alain Geismar hebben meer van Bakoenin dan Vorst Kropotkin en hetzelfde gaat op voor enkele van de Duitse studen- tenleiders. Bij hun volgelingen is stellig wel een zeker potentieel op het stuk van de vrije wilsfilosofie aanweziig. De kritische waar-
3
Marcuse's vroegere boek Sovjet Marxism (1958 is een voor iemand die zichzelf tot volgeling van Marx bestempelt hoogst on-marxistische studie. Historisch gezien geschiedt de behandeling van het thema in vacua en de auteur had er goed aan gedaan een ogenblikje in het British Museum te gaan zitten ten einde een minimum aan kennis omtrent het onderwerp te verwerven.
~
Marcuse betoogt, dat men tolerant jegens links, maar intolerant jegens rechts dient te zijn. Daniel Cohn-Bendit zei: 'We eisen het vrije woord binnen de faculteit, maar ontzeggen het de pro-Amerikanen' (Le Nouvel Observateur van 8 mei 1968). Vijfhonderd studenten aan de universiteit van Rome weigerden om aan een examen deel te nemen, tijdens hetwelk hun werd gevraagd om een aantal van de 'gedachten van voorzitter Mao' uit het Latijn te vertalen. Ze vonden deze keuze 'provocerend' en eisten de afschaffing van het Latijn. De tekst luidde:
'Omnes questiones non possunt valide perstringi, nisi ratione inquirendi adhibita {alle problemen kunnen slechts door discussie worden opge- lost) .. .' (Corriere della Sera van 14 mei 1968).
85
nemer moet het echter wel opvallen, dat er in de taktiek van de studentenaktie een stuk dubbelzinnigheid zit. Degenen die in het verleden de noodzaak van geweld propageerden als het instrument bij uitstek om de barensweeën van de geschiedenis te boven te komen, noemden hun organisaties niet 'geweldloze' coördinatie-co- mités'. En wanneer zij overvallen werden door de hunkering naar het smijten met straatstenen, zo al niet naar het stichten van lou- terende brandjes, zouden zij hun revolutionaire aandriften niet bc>dekt hebben met het vijgeblad der pacifistische intenties. Het mag tegenwoordige dan goede revolutionaire taktiek zijn, authen- ticité is het nauwelijks te noemen.
Hypocrisie is niet minder kwalijk als Tartuffe jong blijkt, vooral niet als de onoprechtheid van de oudere generatie op de korrel wordt genomen. Ook de revolutionairen kunnen niet onder het doel-en-middelen-dilemma uit 5, al zijn ze dan te jong om zich
<lat te realiseren en te slecht geïnformeerd om de lessen van N echaev tot zich te laten doordringen.
Hun filosofie van de vrije wil is niet alleen verdacht wegens hun als symbool van hun verwachtingen uitkiezen van een aantal politieke helden, die bepaald geen vrije wilsprofeten genoemd kunnen worden. Ook zijn er nog de aan elkaar ve1wante en onaf- scheidelijk optredende veroordeling van de repressieve tolerantie in het westen en de idealisering van de in China, in Noord-Viet- nam of op Cuba in praktijk gebrachte revolutionaire intolerantie, plus een duidelijk gebrek aan solidariteit met en begrip voor de studenten in de communistische landen bij vele westerse New Left-aanhangers. De meer revolutionaire geesten onder hen ver- oordelen hen zonder meer als 'reactionair'; anderen betuigen hun solidariteit slechts node of helemaal niet. Alleen de studenten in Belgrado en Praag protesteerden tegen de mishandeling van de Warschause studenten door de politie. In het westen heeft, bui- ten de Trotzkisten en een handjevol Berlijnse studenten, niemand een mond opengedaan.
6Gedurende de meer dan tien jaar dat de revolutionaire New Left-publikaties verschijnen, hebben deze het lot van de jonge Oosteuropese 'revisionisten' op opvallende wijze genegeerd. Hoe zou dat komen? Aanvankelijk stelde de New Left-beweging immers met nadruk dat haar ontstaan mede een reactie was op de desillusie van het stalinisme na Hongarije 1956. Daarna gingen de evolutie in Oost-Europa en die van de New Left gescheiden wegen.
Sinds de Hongaarse revolutie hebben zich vele andere gevallen van onderdrukking in Oost-Europa voorgedaan, waarbij een der-
86
gelijke veroordeling niet minder op zijn plaats zou zijn geweest.
De New Left bleef zich echter verder afzijdig houden.
7Zijn evolutie werd kennelijk bepaald door de utopische psychologische behoeften van zijn aanhangers. Utopia in de Sowjet-Unie localise- ren zoals hun voorvaderen in de dertiger jaren hadden gedaan, was niet langer mogelijk. Dus moest men elders naar substituten omzien.
Revolutionaire romantiek op zoek naar een liefdesobject had nu de keus uit een scala van mogelijkheden in de polycentrische communistische wereld, maar sommige kwamen klaarblijkelijk eerder in aanmerking om de rol te vervullen dan andere. Het is duidelijk, dat Cuba de messiaanse rij aanvoelt (en dat Che Gue- vara het gegarandeerd beste symbool is van revolutionaire roman- tiek). Maar de Sowjet-Unie en de Oosteuropese landen doen het niet meer. Na alles wat over hun stalinistische verleden en hun bureaucratische heden bekend is geworden, valt het niet mee om
5
Het weekblad Time van 7 juni 1968 citeerde een student van de Columbia University: 'Hoe kun je met je doel je middelen heiligen?
Welnu, mijn filosofieprofessor placht te zeggen: Waarmee anders zou je in vredesnaam je middelen moeten heiligen? Er is niets anders!'
fl
In een discussieprogramma voor de BBC-televisie, Students in Revolt, maakte Daniel Cohn-Bendit bezwaar tegen gebruik van het woord 'liberalisatie' in verband met de ontwikkelingen in Tsjechoslo- wakije. In een interview in Magazine Littéraire (mei 1968) zei hij echter: 'De liberalisatie in Praag voltrok zich omdat de Tsjechasla- waakse economie volslagen dood was. De liberalisatie voltrok zicih, omdat de 'kapitalistische basis' zich er aan het herstellen is.
Er is hier sprake van een waar 'allen tegen allen': Cohn-Bendit die zich 'anti-trotzkist' noemt, hekelde de Mao-cultus en noemde de Franse communisten 'les crapules staliniennes'. Joeri Zjoekow noemde hem in de Prawda van 30 mei 1968 een 'weerwolf' en een CIA-agent. Nadat de Joegoslavische studente Dragana Stavijel in hetzelfde BBC-programma zich in lovende termen over Tito had uit~elaten, werd ze door Cohn- Bendit becritiseerd en door Tariq Ali gebrandmerkt als 'Titoïstische marionet'. De Joegoslavische demonstran.ten werden in de Chinese pers geprezen en kregen later steun van Tito die, vol~ns de Chinezen, 'de strijd van de studenten besmeurde' (Peking Review van 14 juni 1968).
7
'Ze weigerden tegelijkertijd om zich met de Sowjet-Unie te identificeren en om zich in bijrondere mate te bekommeren om on- recht in welk communistisch land dan ook.' (Paul Jarobs en Saul Lan- dau. The New Radicals, 1966, p. 12.).
87
in je geloof te volharden dat zij het Utopia-in-de-maak belicha- men, dat zij beantwoorden aan het een halve eeuw geleden door Lincoln Steffens onder woorden gebrachte romantische visioen:
'ik heb de toekomst gezien, and it works'. De oude getrouwen mogen zich er dan aan blijven vastklampen, de Nieuwe Romanti- ci zal het een zorg zijn of de toekomst al dan niet is begonnen. Zij kunnen er niet de toekomst in zien.
De betovering die het 'vaderland van het proletariaat' voor hun
voorvaderen bezat is er af. Zij zagen zich genoodzaakt nieuwe
weidegronden te zoeken - van de revolutie der stijgende verwach-
tingen tot de opstand der horden. Zo beschouwd mag het geen
wonder heten, dat zij die nu uitzien naar Utopia zich afwenden
van hen die al een langdurige ondervinding in het er mee leven
achter de rug hebben. Zij voelen zich niet op hun gemak bij con-
frontatie met zonneklare historische feiten, die ingrijpende correc-
ties op hun messiaanse geloofsijver zouden kunnen aanbrengen en
hun ideologisch perspectief kunnen doen verschrompelen. Om-
gekeerd is het niet meer dan normaal dat degenen, die er erva-
ring mee hebben opgedaan hoe Utopia in de praktijk funciioneert
(de Poolse en Tsjechische studenten bijvoorbeeld), zich terdege
bewust zijn van de gapende kloof tussen de ideologische abstrac-
ties en de persoonlijke lessen van het dagelijkse leven. Het is heel
goed te begrijpen, dat zij het onverdroten in een chiliastisch per-
spectief blijven zien van wereldlijke politieke problemen van poli-
tieke infantiliteit vinden getuigen. Door hen kan een dergelijke
houding niet anders worden gezien dan als de zoveelste illustratie
van Santayanna's gezegde, dat wie geen lessen uit de geschiedenis
trekken gedoemd zijn haar te herhalen. Voor hen zou 'repressieve
tolerantie' een vooruitgang betekenen ten opzichte van de intole-
rante repressie die ze aan den lijve ondervinden. Voor de 'con-
sumentenmaatschappij' als progressief alternatief zouden zij maar
al te graag hun schaarste aan goederen willen inruilen. Zelfs een
flauwe ombuiging in de goede richting zou al aanvaardbaar zijn
al hebben ze, als 'het systeem', 'het militair-indus,triële complot'
of 'de machtsstrukturen' - bij hen niet gebaseerd op politiek
pluralisme maar op de alleenheerschappij van de Partij - in het
geding zijn, oneindig veel meer recht van spreken dan degenen
die in het westen roepen om 'totale verandering'. Hun engagement
richt zich eerder op het eigen land dan op de projectie van hun
revolutieverwachtingen elders. Volledigheidshalve mag overigens
niet onvermeld blijven, dat in het westen af en toe enig inzicht
doorbreekt, waarbij zelfkritiek niet uit de weg wordt gegaan.
Zo schreef New Left-aanhanger David Cante, als reactie op ont- moetingen met Tsjechoslowaakse studenten, in de New Statesman van 21 juni 1968 de volgende overpeinzing neer: ' ... deze over- wegingen - op. dit moment en toelitertijd '-leggen een zekere perversiteit in mijn eigen houding bloot. Nostalgie naar studen- tenoproer, botsingen met de politie en minirokken duidt op een valse romantiek, op de al te gemakkelijk te wekken begeerte om een ogenschijnlijk geronde maatschappij te teisteren met een chaos van het oppervlakkige en nihilistische soort. De wijze waar- op de jonge Tsjechen zich gedragen ·is een waar toonbeeld van zelfbeheersing en van verlicht denken, terwijl wij verslaafd zijn geraakt aan sensatie en geweld.'
Generaliserende commentaren op de studentenrevolutie zijn slechts in beperkte mate van toepassing op de meerderheid van .de studenten. Er is al vaak op gewezen,. dat radicale opvattingen en gedragspatronen, met name in hun politieke gedaante, niet re- presentatief zijn voor de grote massa der studenten, doch slechts aan een uit 'activisten' bestaande minderheid kunnen worden toe- geschreven. s Dergelijke kleine, maar goedgeorganiseerde minder- heden hebben niettemin bewezen het vermogen te bezitten om
•studentenmassa's in beweging te brengen en de strijdpunten te bepalen'.
9Na de Franse studentenrevolutie gaat het er niet al- leen om, wat zij aan revolutionair potentieel kunnen mobiliseren onder de studenten, maar in de bevolking als geheel.
Het is evident, dat in elk land. de situatie weer anders ligt en het zou onjuist zijn om te generaliseren. We kunnen de gevolg- trekkingen van Edgfir Morin in Le .Monde van 5/6 juni 1968) dan ook maar beter laten v00r wat ze zijn. Men oordele voor zich- zelf:
8
Zie Seymour Martin Lipset, Student Politiès (1967).
9
Idem, p. 199-201. Zie ook Frank A. Pinner; 'Tradition. and
Transgression' in een speciaal nummer van Daedalus (Winter 1968),
gewijd aan 'Stvdents and J,>olit;ïcs,' p. 139, en p., 151. ]jen sympathiek
tegenover 'de Beweging' staande commentator uit de academische
were1d stelde, dat 'het feit, dat aan alle universiteiten tesamen (en van
6 miljoen stndenten) er niet meer dim' éen paär dnizend 'tot de
vervreemde activisten van de New Left (in de Verenigde Staten)
gerekend kunnen worden, fundamenteel irrelevant is. Relevant is ·dat
zij, zij het op een wat onrijpe manier, tot .uitdrukking brachten wat vele
2.nderen voelden.' (Dissent, mei-juni 1968.)
V oor de eerste maal is het in de westerse maatschappij van de twintigste eeuw - ec011omisch gezien ontwikkeld, politiek gezien liberaal - gebeurd dat een opstandige beweging, die er bif uit- stek een was van de studenten, van de jeugd, de stoot heeft gege- ven tot een grootscheepse soortgelijke beweging dwars door de hele maatschappij heen. Op gr011d hiervan laat zich voorspellen, welke rol in de toek0111st kan worden gespeeld door a) de jeugd als vernietigende, revolutie makende en vernieuwende kracht ...
in de moderne maatschappij; b) de Universiteit. uitgegroeid tot het punt dat ze de halve jeugdige bevolking zal omvatten en - naar de voorspelling van Alain Touraine - zich in het centrum van de sociale problematiek zal bevinden; c) de intelligentsia, die zich steeds heftiger te weer stelt, enerzijds tegen de technobu-
reaucratische organisatie waar ze gedeeltelijk aan is vastgeketend, anderzijds tegen het bourgeois-leven zelf. De stuwende kracht achter de vernieuwingen van de toekomst lijkt daarom te zullen liggen in het verbond tussen intelligentsia en jeugd in de uit- gestrekte universitaire concentraties.
Voor de revolutionaire romantici heeft de arbeidersklasse afge- daan als uitverkoren klasse. Toen zij bemerkten, dat deze haar 'door de geschiedenis opgedragen' taak verzaakte, gingen zij naar elders uitzien.
10De beide profeten van de New Left- de ncopopulist C. Wright Mills en de palco-Hegeliaan Marcuse - zochten het nieuwe revolutionaire syndroom bij de intelligentsia en onder 'de volksmassa's' van de onderontwikkelde landen. Toen echter de intelligentsia in de industriële landen de symptomen van 'vervreemding' aan de dag begon te leggen, kwamen de jeugd en de studenten van deze landen in het centrum van de be- langstelling. Er zijn er zelfs die beweren, dat in de Verenigde Staten 'de nieuwe, potentieel revolutionaire, uitgebuite klasse niet meer de arbeidersklassen ais geheel is', maar dat de jongeren 'het nieuwe proletariaat vormen, aan verarming onderhevig zijn en kunnen worden tot de nieuwe revolutionaire klasse . . . En - dat gebeurt nu eenmaal als een klasse wordt uitgebuit - jonge men- sen beginnen zich van die uitbuiting bewust te worden. Velen hebben de beslissende stap genomen naar de bewustwording, naar de verwerping van het huidige systeen1 en staan gereed om het ontwakende zelfbewustzijn te ontwikkelen tot een klassebe- wustzijn.
11De in deze tijd zo intense kortsluiting tussen de generaties is
het ondetwerp geweest van talloze bespiegelingen en commenta-
ren. Deze kunnen het bestaan van de kortsluiting helpen verkla"
ren, echter niet haar aard. Vaak wordt gezegd dat de jeugd ge"
neigd is tot idealisme, da:t de jeugd haar identiteit wil bewijzen, dat haar sexuele aandriften sterker zijn en zich met behulp van abstracte identificaties gemakkelijker laten sublimeren. Doch wie constateert dat de studenten de neiging hehben hun libido de vrije teugel te laten, mag dan de vinger hebben gelegd op zekere overeenkomsten in hun gedrag in de tijd, de variaties in dat ge"
drag heeft hij daarmee niet verklaard. Soms ook wordt met enige nadruk gesteld
12dat, aangezien de jongeren van nu de wereld
10
Van de oude rotten was het Paul Sweezy die de diagnose opmaakte van 'de degeneratie van een westerse arbeidersklasse waar- door deze, als gevolg van haar natuurlijke neiging to.t reformisme, tot openlijke collaboratie met de bourgeoisie werd gebracht.' (National Guardian van 16 september 1967).
11
Jolm en Margret Rowntree, 'Youth as a Class'. Inte'rnational Socialist ]ournal, februari 1968. De acteurs becritiseren Marcuse en stellen dat hun analyse 'niet staat of valt met de ontwikkeling van een inhoudsloze anti-houding tegen de consumptiemaatschappij van de kant van de jeugd, maar in plaats daarvan bij de feugd een onvervalst revolutionair potentieel aantreft, dat is terug te voeren op haar plaats in het productieproces.' Aldus wordt de Marxistische methode gebruikt om te bewijzen, dat de klassenstrijd tussen de arbeiders en de kapitalis- ten is vervangen door de klassenstrijd tussen ·de jongeren en het kapitalistische stelsel. Geen poging wordt ondernomen, om met behulp van deze originele toepassing van de op het economisch determinisme gebaseerde methode van analyse een verklaring te vinden voor de gisting onder de jeugd in de communistische landen. In de Prawda van 30 mei 1968 trok Joeri Zjoekow hevig van leer tegen Marcuse. Deze zou vliegensvlug van het verre San Diego naar Parijs zijn gekomen om verwarring te stichten en om de jeugd, de studenten in het bijzonder, op te zetten tegen 'de fundamentele krachten van de arbeidersk1asse'.
Een wat spitsvondiger kritiek op Marcuse verscheen in de Poolse Trybuna Ludu van 9 juni 1968. Het pro-Ohinese La Voix du Peuple van 31 mei 1968 verklaarde dat het noodzakelijk.is 'confusionisme' uit te bannen: 'De studentengemeenschap vormt geen sociale klasse.' Het pro-Chinese Progressive Labour (juni '68) ging op gestrenge toon een stapje verder: 'de studenten in Oost-Europa zijn een werktuig van de reactionaire ruling cliques, wier oogmerk het is ze naar rechts te doen opschuiven en gemene zaak te doen maken met het Amerikaanse imperialisme . . . Zo de Poolse studenten . . . ergens de voorhoede van zijn, dan van de reactie.'
12
D .G. McRae, Ideology and Society (1961).
91
beleven in de slagschaduw van een mogelijke nucleaire catastrofe.
de geschiedenis voor hen een bijkomstigheid is geworden en dat daarom de ideologische zekerheden en historische wetmatigheden van de oude systemen niet relevant meer zijn, niet meer aanspre- ken. Hoewel dit van toepassing is op allen die in het nucleaire tijdperk leven, kan worden betoogd dat de oudere generatie niet bij machte is om boven haar gevestigde mentale gewoonten uit te stijgen, terwijl de jeugd gevoeliger is voor de nieuwe aspecten van de historische situatie. Toch zijn we getuige geweest van de opkomst niet van een sceptische, maar van een romantische gene- ratie. We hebben een sih1atie zien ontstaan waarin, zo is gezegd, 'cynische idealisten een slecht verteerd mengsel van Marxisme, Anarchisme, Maoïsme etc. tot filosofie verheffen' en waarin ideo- logische zekerheden en historische wetmatigheden opnieuw de plaats zijn gaan innemen van het denken. En zo wordt de fasci- nerende werking van het geweld· tot olie op het Vuur - het vuur
·Van het verbrandingsproces van het nucleaire tijdperk.
13Furor ideologicus heeft weer voor een aantal jaren kunnen bijtekenen.
Na 'ras' komt 'jeugd', na Fanon- Marcnse. Triomfantelijk heeft men geconstateerd dat 'de recente geschiedenis het failliet van de leer der 'afstervende ideologie' in alle duidelijkheid heeft aan- getoond.' Inderdaad - het is nauwelijks aan twijfel onderhevig, dat de Zeitgeist van dit ogenblik een herleving van de ideolo- gische razernij demonstreert.
13