REDACTIE: MAG. DR S. STOKMAN O.F.M., DRS I. M. AARDEN. DR L. A. H. ALIEIUNG DRS A. W. H.I. QUAEDVUEG, REDACTIE EN ADMINISTRATIE: MAURITSKADE 25, 's-GRAVENHAGE
JAARGANG 11 APRI L NUMMER 2
Mr J. W. van de Poel
Griffier van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam
De eervolle benoeming van de tweede secretaris der Katho- lieke Volkspartij, mr J. W. van de Poel, tot griffier van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft mede tot gevolg gehad, dat hij zich genoopt zag af te treden als redactie-secre- taris van het Katholiek Staatkundig Maandschift.
De redactie verheugt zich uiteraard over de benoeming, die mr van de Poel ten deel viel en zij wenst haar afgetreden secre- taris van harte geluk. Van de andere kant acht zij zijn heengaan een ernstig verlies voor het Maandschrift. Zeven jaren lang heeft mr van de Poel zijn taak als redactie-secretaris met bijzondere animo en grote bekwaamheid verricht, waarbij hij een fijn onderscheidingsvermogen aan de dag legde met betrekking tot het karakter van het blad, met betrekking tot zijn inhoud en zijn stijl.
Daarom stelt de redactie het op hoge prijs jegens mr van de Poel in dit nummer, het eerste waaraan hij zijn aandacht niet meer heeft kunnen schenken, getuigenis af te leggen van haar grote waardering en erkentelijkheid. Zij beveelt voor de toekomst het Katholiek Staatkundig Maandschrift in zijn blijvende be- langstelling aan.
En zij zou het wel zeer waarderen, indien deze belangstelling zich ook in de komende jaren in een medewerking aan het blad zou openbaren.
De Redactie.
door Bernard Verhoeven l
De Monumentenwet
JE én wet meer of minder lijkt zo weinig in het continu- bedrijf der wettenmakers, wat het Parlement wel eens lijkt te zijn. Wetten in de culturele sector, buiten het onderwijs dan, komen niet zo veel voor - worden ont- werpen ingediend, dan blijven ze meermalen besluiteloos hangen.
Men schijnt er, en niet geheel ten onrechte, enige huivering voor te hebben om dit maagdelijke gebied in het industrialisatie-pro- ces op te nemen! Toch komt de tijd dichter bij, dat ook hier de onafwendbaar groeiende behoefte aan ordening dit lang natuur- reservaat gebleven terrein zal inlijven. Het ontwerp-Monumen- tenwet, thans bij de Tweede Kamer aanhangig, is een symptoom te meer van deze, eensdeels betreurenswaardige, anderdeels onvermijdelijke ontwikkeling.
Het is overigens een onmiskenbaar feit, dat men reeds tien- tallen jaren reikhalzend uitziet naar een wettelijke regeling van de Monumentenzorg. Vóórtijdig is het ontwerp zeker niet geko- men, en zelden heeft een materie zo rustig de tijd gehad naar haar wetsvorm te rijpen. Het ontwerp, dat thans voor ons ligt, heeft dan ook niets van een onberaden avontuur. En misschien geeft juist dit aan het ontwerp een verdrietige bijtoon. Wat eenmaal een boeiend avontuur was, een soort van liefdesgeschie- denis, de strijd om het behoud van monumenten, wordt in het wetskader voortaan een min of meer normale Overheidszorg.
Ik weet wel, dat men dit soort romantische tranen misplaatst zal vinden in de wereld der wettenmakers, en dat men voor serieuze wetsdeskundigheid de voorkeur geeft aan de droge, koele toon der ingewijden. Het zij zo. Toen Victor de Stuers, als jong advocaat, de noodklok luidde over het lot der monumenten, te keer ging tegen de vandalen van zijn tijd en weldra als depar- tementaal monumenten-beschermer zijn kans kreeg, ving de grote strijd aan, beurtelings tegen regering, parlement of pu- bliek, maar altijd tegen onverschilligheid, onverstand, krente- righeid.
Het werd een boeiend hoofdstuk van heroïsche gevechten; en
wanneer thans Victor de Stuers in het leeskabinet van het Bin-
-