• No results found

Samenvatting geschiedenis h3 industrialisatie en ismen §6 tm 12 h3a §6 nationalisme Wat is nationalisme?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting geschiedenis h3 industrialisatie en ismen §6 tm 12 h3a §6 nationalisme Wat is nationalisme?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting geschiedenis h3 industrialisatie en ismen §6 tm 12 h3a

§6 nationalisme

Wat is nationalisme?  In de middeleeuwen ontstonden nationale gevoelens in Frankrijk en Engeland en daarna ook in andere West-Europese landen

 In het begin van de 19e eeuw groeide het nationalisme in West- Europa sterk

o Door napoleon

 Een nationale staat is een staat waarin de mensen zich saamhorig voelen

 Nationalisme = het gevoel van saamhorigheid van een groep mensen die samen een staat (willen) vormen

o Dit kan gebeuren als een volk veel overeenkomsten heeft

 Als het gevoel voor saamhorigheid door slaat wordt dit chauvinisme genoemd

Belangrijke nationalistische ideeën

1. Het zelfbeschikkingsrecht

a. Ieder volk moet het recht hebben om een eigen staat te kunnen vormen

2. De volkssoevereiniteit

a. Ieder volk moet recht hebben zijn eigen bestuur te kiezen

3. Staatsnationalisme

a. Het streven van regeringen om nationaal gevoel bij de bevolking van hun staat tot stand te brengen

§7 conservatisme

Wat is conservatisme?  Niet iedereen was voor de ideeën van de Franse Revolutie

 Grond en gebouwen waren van die mensen afgenomen

 Het conservatisme = het proberen om veranderingen langzaam en voorzichtig door te voeren en daarbij rekening te houden met het verleden

Politieke ideeën  De conservatieven wilden alleen kiesrecht voor de bovenlaag o (Geen uitbreiding van kiesrecht)

 Tegenwoordig is er bij conservatieven wel kiesrecht voor iedereen

 Volgens de regering had elke regering de macht te danken aan god

Economische ideeën  De overheid moet de belangen van het bedrijfsleven beschermen

 De inkomens mogen verschillen

Sociale ideeën  De mensen moeten tot goed gedrag gebracht worden door:

o Ouders, onderwijs, kerken en regering

 Het is goed dat de samenleving is verdeeld in verschillende bevolkingslagen

Invloed van het conservatisme

 Conservatieven hielpen in veel staten hun koning weer op de troon te krijgen nadat napoleon verdreven was

 De meeste koningen werden geen absolute vorst meer

 Later in de 19de eeuw nam de invloed van de conservatieven in Europa langzaam af

§8 liberalisme

Wat is liberalisme?  Veel mensen waren het niet eens met de besluiten van het Congres van Wenen

(2)

o Onder hen waren veel rijke burgers, fabrikanten en professoren

 Zij hadden het meeste last van de onvrijheid

 De stroming die vooral vrijheid belangrijk vindt, wordt het liberalisme genoemd

Politieke ideeën  De liberalen zijn voor vrijheid op alle gebieden:

- Vrijheid om politieke partijen op te richten - Vrijheid van meningsuiting

- Vrijheid van drukpers

- Persoonlijke vrijheid voor iedereen (afschaffing van slavernij) --- - Het kiesrecht moet steeds meer uitgebreid worden

- Volledige scheiding van kerk en staat. Iedereen moet vrij zijn om zijn eigen godsdienst te belijden

- Het volk moet door een grondwet en een parlement de macht hebben

- De overheid moet weinig taken hebben

Economische ideeën  Het liberalisme wil vrijheid van handel, productie en arbeid

 Verschillen in inkomsten zijn normaal. Maar alle mensen moeten wel de kans krijgen door hard werken rijk(er) te worden

Sociale ideeën  De overheid moet zich niet met de sociale omstandigheden bemoeien

 Het is normaal dat er verschillende bevolkingslagen zijn De invloed van het

liberalisme

 Werd steeds groter in de loop van de 19de eeuw

 In de grondwetten van veel democratische landen kun je liberalistische ideeën terugvinden

§9 socialisme

Wat is socialisme?  Sommige mensen vonden dat het kapitalisme vervangen moest worden door het socialisme

 Het socialisme was een stroming die vooral gelijkheid belangrijk vond

Politieke ideeën - Vooral gelijkheid voor iedereen

- Onenigheid onder de socialisten over het kiesrecht

- Volledige scheiding van kerk en staat, afkeer van godsdienst - De regering dankt haar macht aan de arbeiders, het proletariaat - De overheid moet veel taken op zich nemen

Economische ideeën - De overheid moet alle belangrijke bedrijven bezitten

- De regering zorgt ervoor dat iedereen verdient en krijgt wat hij nodig heeft

Sociale ideeën - De overheid moet de mensen socialistisch leren denken;

daarvoor moeten onderwijs en kunst worden gebruikt

- Socialisten willen een samenleven waarin iedereen gelijk is, dus zonder bevolkingslagen

Invloed van het socialisme

 Er werden vanaf de 19de eeuw allerlei hervormingen ingevoerd om de samenleving te verbeteren

 In een aantal landen kregen communisten de macht in handen en probeerden daar een socialistische samenleving op te bouwen Marx en zijn visie op

het verleden

 Het marxisme werd het belangrijkste socialisme

 Marx omschreef het kapitalisme als een economie waarbij de voornaamste productiemiddelen (fabrieken en mijnen) in handen

(3)

zijn van de bourgeoisie en waarbij de arbeiders de onderdrukte klasse vormen

 Toen in 1848 in Europese landen een revolutionaire situatie ontstond, schreven Marx en zijn vriend Friedrich Engels in het communistisch Manifest, een beroemd geworden pamflet

§10 Confessionalisme Wat is het

confessionalisme?

 Confessionele partijen zijn partijen die zich bij het opstellen et uitvoeren van hun programma laten leiden door hun geloof Politieke ideeën  Het opbouwen van een zo christelijk mogelijke samenleving

 God heeft verschillen tussen mensen gemaakt en daarom hoeft niet iedereen kiesrecht te hebben

 Geen volledige scheiding van kerk en staat

 De regering heeft haar macht te danken aan god niet aan het volk

 De overheid moet zo veel mogelijk overlaten aan de verschillende groepen in de samenleving

Economische ideeën  Werkgevers en werknemers hebben elk een eigen taak in de samenleving; zij moeten met elkaar samenwerken, elkaar niet bestrijden

 De regering moet het loonbeleid aan werkgevers en werknemers overlaten

Sociale ideeën  Het gezin is de kern van de samenleving; de overheid moet gezinnen zo veel mogelijk steunen

 Het is normaal dat er verschillende bevolkingslagen zijn; zij hebben elkaar nodig en moeten elkaar met respect behandelen Invloed van het

confessionalisme

 In sommige Europese staten groeide eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw de invloed van confessionele partijen

§11 Feminisme Ontstaan van het Feminisme

 Rond 1880 hadden de vrouwen op veel gebieden van het leven weinig op te brengen

 Als een vrouw trouwde ging het bezit naar de echtgenoot

 Vrouwen mochten geen echtscheiding aanvragen

 Vrouwen mochten niet stemmen

 Vrouwen kregen vooral ongeschoold werk en lagere functies

 Aan het eind van de 18de eeuw waren er vrouwen die gelijke rechten voor vrouwen eisten

 Arbeiders begonnen in de 19de eeuw een strijd voor gelijke rechten

 Feministen willen gelijkheid tussen mannen en vrouwen Belangrijke

feministische eisen

- Gelijke rechten in het gezin

- Voor meisjes dezelfde mogelijkheden voor onderwijs als voor jongens

- Voor vrouwen dezelfde beroepen als voor mannen

- Voor vrouwen hetzelfde loon als mannen voor hetzelfde werk - Kiesrecht ook voor vrouwen

Had het feminisme succes?

 Vanaf ±1870 begonnen de feministen langzaam successen te behalen

 De eerste middelbare meisjesschool werd in 1867 opgericht

 In 1871 kreeg Aletta Jacobs als eerste Nederlandse vrouw het recht om aan een universiteit te studeren

(4)

 In 1898 werd de nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid georganiseerd door verschillende vrouwenorganisaties

 In 1918 werd Suze Groeneweg de eerste vrouw in de 2e kamer

 De vrouwen kregen kiesrecht in 1919

§12 imperialisme

Wat is imperialisme  Met imperialisme wordt bedoeld: het streven van een staat om een groot rijk op te bouwen door het land van andere volken te veroveren

Belangrijke redenen voor het imperialisme

 Het zoeken naar grondstoffen

 Het zoeken naar afzetgebieden

 Het verkrijgen van macht

 Vooruitgang brengen in de wereld Toevallige

omstandigheden

 Europeanen kwamen soms in conflict met de plaatselijke bevolking of met Europeanen uit een ander land

Belangrijke aantekeningen

_____l______________l___________________l_________________l________________l____

1789 1814-1815 1848 1870 1914

Franse revolutie congres van wenen.

Toekomst van Europa bepalen 3 begrippen 1 betekenis  betekenis veranderd in de loop van tijd

Via parlementaire weg (verkiezingen

Socialisme 1848 marxisme

Communisme

Sociaaldemocraten ±1890

±1890

Communisme, marxisme (1917)

Doel: een socialistisch paradijs Revolutie (eventueel geweld)

nationalisme

Conservatisme

Liberalisme

Confessionelen emanciperen (streven naar gelijke rechten)

Socialisme Marxisme Communisme Restouratiepolitiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tegenstelling tot anderen, die teleurgesteld waren over de resultaten die de onafhankelijkheids- strijd in andere Afrikaanse staten had opgeleverd, kon Ranger dat niet zijn,

Het 'van boven' geïndoctrineerde nationalisme werd daarbij het meest succesrijke 'isme', omdat de bestuurlijke macht (de staat) de meest effectieve communicatiekanalen naar zijn

Het individualistisch nationalisme verrees volgens Greenfeld in zestien- de-eeuws Engeland en werd in de negentiende eeuw opgepakt en verder uitgewerkt door Amerika.. Het tweede

Onder invloed van het voor veel Basken bedreigende proces van modernisering, dat wél een einde dreigde te maken aan hun wijze van leven maar níet aan de Spaanse invloed in

Een ander punt waarop multiculturalisten bekritiseerd kunnen worden, is dat zij de seculiere grondslagen van het klassieke model van de democratische rechtsstaat ondermijnen,

A a n deze politieke dimensie van 'veranderende grenzen', de inperking van individuele vrijheid en de toename van de staatsmacht, het opdelen van de bevolking van Europa in

 De groei van de fabrieken werd ook mogelijk door massaproductie, waarbij gebruik werd gemaakt van arbeidsverdeling en de lopende band.  Massaproductie = een

Davidson toont aan hoe onvermijdelijk deze neiging tot nationalisme was, onder andere door de vergelijking met de opkomst van het Europese nationalisme, door er op te wijzen dat