• No results found

Provincie Oost-Vlaanderen Arrondissement Oudenaarde. Besloten zitting van maandag 01 februari 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Provincie Oost-Vlaanderen Arrondissement Oudenaarde. Besloten zitting van maandag 01 februari 2021"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Provincie Oost-Vlaanderen – Arrondissement Oudenaarde

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN Besloten zitting van maandag 01 februari 2021

Aanwezig:

NACHTERGAELE Joris, burgemeester

MEIRHAEGHE Filip, VAN NIEUWENHUYZE Frederik, VAN QUICKELBERGHE Isabel, DE TOLLENAERE Ann, schepenen JOURQUIN Lesley, algemeen directeur

Verontschuldigd:

Afwezig:

23. OMGEVINGSVERGUNNING OMV_2020056415

GALLAND MAARTEN – PONTSTRAAT 24 TE 9681 MAARKEDAL – EEN GEDEELTELIJKE FUNCTIEWIJZIGING NAAR B&B, HET OPRICHTEN VAN EEN GARAGE, HET AANLEGGEN VAN VERHARDINGEN (OPRIT, PARKEERPLAATSEN EN ZWEMBAD)

Gemeentelijk dossiernummer: O/64/2020 Omgevingsnummer: 45064-G-OMV_2020056415 HET COLLEGE,

De aanvraag ingediend door Galland Maarten, Pontstraat 24 te 9681 Maarkedal werd op 08/06/2020 opgeladen en ingediend op het omgevingsloket.

Het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd verzonden op 01/12/2020.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres Pontstraat 24 te 9681 Maarkedal, en met als kadastrale omschrijving, MAARKEDAL 2de AFD (Nukerke), sectie B, nr(s) 0188 E.

Het betreft een aanvraag tot een gedeeltelijke functiewijziging naar B&B, het oprichten van een garage, het aanleggen van verhardingen (oprit, parkeerplaatsen en zwembad). De aanvraag omvat:

(*) stedenbouwkundige handelingen

(*) de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten, het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid, het decreet Natuurbehoud en hun uitvoeringsbesluiten.

1 Stedenbouwkundige basisgegevens

Ligging volgens de plannen van aanleg + bijhorende voorschriften

De aanvraag is volgens het gewestplan Oudenaarde (Koninklijk besluit 24 februari 1977) gelegen in een woongebied.

In deze zone gelden de toepasselijke stedenbouwkundige voorschriften van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen.

(2)

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

Ligging volgens het uitvoeringsplan + bijhorende voorschriften Niet van toepassing.

Ligging volgens verkaveling

De aanvraag is tevens gelegen als lot 1 in een goedgekeurde niet-vervallen verkaveling (ref.gem.

1977/01).

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

De voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling zijn van toepassing.

Overeenstemming met dit plan

De aanvraag kan niet in overeenstemming gebracht worden met de stedenbouwkundige voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling.

De goedgekeurde niet-vervallen verkaveling waarbinnen voorliggende aanvraag zich voordoet betreft een verkaveling ouder dan 15 jaar. Bijgevolg kan gebruik gemaakt worden van art. 4.3.1. VCRO dat stelt dat verkavelingsvoorschriften geen weigeringsgrond meer vormen wanneer de verkaveling ouder is dan 15 jaar.

Voorschriften die volgen uit stedenbouwkundige verordeningen Niet van toepassing.

2 Historiek Niet van toepassing.

3 Beschrijving van de omgeving en de aanvraag Beschrijving van de plaats

Het perceel is gelegen op een ruime afstand van de dorpskern van Nukerke. De bebouwing links (Pontstraat 26) en rechts (Pontstraat 22) van het perceel bestaat uit een open bebouwing, net zoals de bebouwing van de aanvrager. De woning rechts betreft tevens lot 2 uit dezelfde verkaveling, bestaande uit 3 loten, als deze van de aanvrager. De woningen hebben één bouwlaag en hellend dak. De nok van de daken ligt evenwijdig met de straat.

Naast de woning is het perceel voorzien van een oprit langsheen de linker perceelsgrens, een oprit naar de voordeur en een terras aan de achtergevel van de woning. De overige tuinzones zijn onbebouwd en onverhard.

Het terrein helt af naar achteren toe.

Langsheen de linker perceelsgrens loopt de gewijzigde voetweg nr. 138. De voetweg werd gewijzigd in functie van de realisatie van de verkaveling en lag vroeger ter hoogte van lot 3.

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen De aanvraag omvat volgende werken en handelingen:

(3)

- Na de verbouwing wordt een gedeeltelijk wijziging van de woonfunctie (1ste verdieping) naar een toeristische logies (B&B) omgezet. Uit de aanvraag is niet duidelijk over welke verbouwing het gaat;

- Het oprichten van een vrijstaande garage met afmetingen 6,00 m x 6,50 m en met nokhoogte 3,00 m;

- Het aanleggen van verhardingen:

o Het verlengen van de bestaande oprit naar de nieuwe garage. De breedte van de bestaande oprit (2,50 m) wordt aangehouden voor een lengte van 9,00 m;

o Het voorzien van een parking in de voortuin met over een lengte van 8,10 m en met een oppervlakte van 40,50 m²;

o Het voorzien van een nieuw pad van de nieuwe parking naar de woning (1,20 m x 4,75 m);

o Het aanleggen van een zwemvijver met afmetingen 10,00 m x 6,50 m x 1,50 m.

4 Openbaar onderzoek/raadpleging aanpalende eigenaar

De aanvraag werd onderworpen aan een openbaar onderzoek van 08/12/2020 tot en met 06/01/2021.

Er werden geen bezwaarschrift(en) ingediend.

5 Adviezen

Er dienden geen adviezen ingewonnen te worden.

6 Advies gemeentelijke omgevingsambtenaar

De aanvraag betreft het gedeeltelijk wijzigen van de woonfunctie naar toeristische logies (B&B), het oprichten van een bijgebouw en het aanleggen van verhardingen (parkeerplaatsen, pad, oprit, zwemvijver).

De aanvraag is strijdig met de voorschriften van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling. Gelet dat de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling ouder is dan 15 jaar kan ze gebruikmaken van artikel 4.4.1.

VCRO, waardoor ze niet meer als weigeringsgrond dienen te worden beschouwd mits het organiseren van een openbaar onderzoek.

Er dient naar de onderliggende gewestplanbestemming te worden gekeken. De voorschriften van het gewestplan zijn van toepassing. De aanvraag is gelegen binnen een woongebied waarvoor de

beoordeling van de goede ruimtelijke ordening geldt zoals bij elke andere aanvraag binnen woongebied.

De aanvraag is principieel in overeenstemming met de gewestplanbestemming.

Wat betreft de aangevraagde werken en handelingen voor het gedeeltelijk wijzigen van de woonfunctie naar toeristische logies (B&B) wordt in de aanvraag voorzien om na de verbouwing de eerste verdieping in te richten voor als B&B. Uit de aanvraag is niet duidelijk om welke verbouwingswerken het gaat. De aanvraag houdt hier geen rekening mee en beoordeelt de gedeeltelijke functiewijziging als volgt:

De woning heeft een breedte van 15,13 m op 9,08 m waardoor de woning een grondoppervlakte van 137,38 m² heeft. Er werden geen verdere grondplannen ingediend waardoor niet de exacte

vloeroppervlakte van het eerste verdiep kan worden nagegaan. Na telefonisch onderhoud zou het eerste verdieping een vloeroppervlakte van ca. 70 m² bedragen. Voor de gedeeltelijke functiewijziging wordt daarom verwezen naar het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de

vergunningsplichtige functiewijzigingen [...] art. 2 § 3 dat het volgende stelt:

Ҥ 3. Vrijgesteld van deze omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is het in een woongebouw uitoefenen van functies, complementair aan het wonen, zoals kantoorfunctie,

dienstverlening en vrije beroepen, verblijfsrecreatie, detailhandel, restaurant, café en bedrijvigheid, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is:

1° het woongebouw is gelegen in een woongebied of in een daarmee vergelijkbaar gebied;

2° de woonfunctie blijft behouden als hoofdfunctie;

3° de complementaire functie beslaat een geringere oppervlakte dan de woonfunctie met een totale maximale vloeroppervlakte van 100 vierkante meter;

(4)

4° de complementaire functie is niet strijdig met de voorschriften van stedenbouwkundige verordeningen, bouwverordeningen, verkavelingsverordeningen, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, bijzondere plannen van aanleg, minder dan vijftien jaar oude

verkavelingsvergunningen of minder dan vijftien jaar oude omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden.

De aanvrager kan zich beroepen op bovenstaande wetgeving indien hij zich ertoe verbindt te voldoen aan alle voorwaarden. Indien deze voorwaarden niet kunnen worden voldaan dient een nieuwe omgevingsvergunningsaanvraag te worden ingediend met specifiekere grondplannen en zal advies aan de brandweer alsook Toerisme Vlaanderen moeten worden gevraagd.

Gelet dat uit de huidige aanvraag enkel kan worden afgeleid dat de woning een grondoppervlakte heeft van meer dan 100 m² en wordt aangenomen dat de eerste verdieping meer dan 100 m²

vloeroppervlakte kan bedragen, wordt de gedeeltelijke functiewijziging uit de vergunning gesloten. Ze kan hiervoor wel nog terugvallen op bovenstaand besluit tot vergunningsplichtige functiewijzigingen art.

2 § 3.

Wat betreft het oprichten van een vrijstaande garage met een breedte van 6,00 m op 6,50 m op 9,00 m van de woning en met een nokhoogte van 3,00 m en afgewerkt met plat dak, kan geoordeeld worden dat een compactere bundeling met de woning wenselijker is, maar huidige inplanting nog aanvaardbaar is. De afmetingen zijn gebruikelijke afmetingen voor dit type constructies. Uit de toegevoegde

afbeeldingen kan aangenomen worden dat de garage in hout wordt afgewerkt en in de omgeving inpast.

Er dient opgemerkt dat het goed nog vrij is van vrijstaande bijgebouwen, de garage op 1 m van de zijdelingse perceelsgrens in de achtertuin is gesitueerd en dat de totale oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen minder dan 40 m² bedraagt waardoor ze vrijgesteld van vergunning kan worden opgericht.

Hetzelfde geldt voor de nieuwe verharding tot de garage en het pad naar de voordeur: gelet het om de strikt noodzakelijke toegangen gaat tot de garage respectievelijk de woning, zijn deze vrijgesteld van vergunningen.

De garage dient minstens 1,00 m van de zijdelingse perceelsgrens te blijven zodat de gewijzigde voetweg nr. 138 gevrijwaard blijft.

Gelet dat de woning gelegen is in woongebied wordt de garage, de nieuwe verharding tot de garage en het pad naar de voordeur in voorliggende vergunning meegenomen.

De aanvraag omvat ook de aanleg van een nieuwe parkeerruimte (40,50 m²) in de voortuin en de aanleg van een zwemvijver (65 m²) in de achtertuin. De verharding (grind) van de bestaande oprit wordt vervangen door betondallen.

De aanvraag tot het realiseren van de zwemvijver en parking wordt aangevraagd in functie van de nieuwe B&B. De parkeerruimte wordt loodrecht op de bestaande oprit voorzien en evenwijdig met de straat. De parkeerruimte wordt in dezelfde stijl als deze van de oprit voorzien om het hemelwater op eigen terrein te kunnen laten infiltreren. Het parkeren op eigen terrein wordt verhoogd zodat tegemoet kan gekomen worden aan de toekomstige parkeerbehoefte. Het perceel, en meer specifiek de

voortuinzone, is voldoende groot om huidig voorstel te kunnen inpassen. Doch dient opgemerkt dat toekomstige bijkomende verhardingen in de voortuin voorzichtig dient te worden afgewogen opdat het groene karakter van de voortuinstrook, wordt behouden. De bestaande haag aan de voorste

perceelsgrens zorgt ervoor dat de nieuwe parkeerruimte en auto’s van op de straat zullen worden onttrokken.

Als laatste wordt ook een zwemvijver voorzien op 2,00 m van de achterste perceelsgrens en op 1,00 m van de nieuwe garage. De afstand tot de woning is niet bepaald. De zwemvijver krijgt een oppervlakte van 65 m² en is daarmee groter dan de hedendaagse afmetingen voor een zwembad bij

ééngezinswoningen. Op het goed is reeds een verharding aanwezig rondom de woning (paden en terrassen, oprit) en in de voortuin- en zijtuinstrook (toekomstige aanleg). De plaatsing van een

(5)

bijkomende 65 m² verhardingen is gelet op de perceelsgrootte van het goed (ca. 1 352 m²), de huidige inrichting (zeer groen) nog ruimtelijk aanvaardbaar. De afstand tot het achterliggende landschappelijk waardevol agrarische gebied is voldoende. Er dient opgemerkt dat de verhardingsgraad hiermee wel aanzienlijk wordt verhoogd. Het bijkomen verharden van de achtertuinzone zal in de toekomst ook verder moeten afgewogen worden in kader van het behouden van het groene karakter van het goed en de impact op de omgeving en het achterliggende landschap.

Het zwembad wordt aangevraagd in functie van de verblijfsrecreatie. Na telefonisch contact zal de zwemvijver in functie van de woning worden gebruikt en zal deze privé zijn. Indien de zwemvijver toch publiek toegankelijk wordt gesteld in functie van de B&B zal een nieuwe omgevingsaanvraag moeten worden ingediend cfr. rubriek 32.8.1.1° Vlarem.

Daarnaast is uit de plannen niet op te maken of het zwembadwater wordt verwarmd en gefilterd. Voor een warmtepomp met een totale drijfkracht van meer dan 5 kW dient een

melding/omgevingsvergunning te worden ingediend cfr. de Vlarem.

Het zwembadwater dient te worden aangesloten op het grijs water van het rioleringsnetwerk, tenzij deze niet als afvalwater dient te worden beschouwd cfr. de Vlarem.

Het perceel is voldoende ruim en groen aangelegd zodat geoordeeld kan worden dat het hemelwater op de verhardingen op eigen terrein in de bodem kunnen infiltreren. De dakoppervlakte van de garage is minder dan 40 m² waardoor de hemelwaterverordening niet van toepassing is.

Alle verhardingen (pad, parkeerruimte, oprit) dienen in waterdoorlatende materialen (betondallen, beton met groene stroken, ...) te worden aangelegd.

Er werden geen adviezen gevraagd.

Tijdens het openbaar onderzoek werden geen bezwaren ingediend.

De voorgestelde werken en handelingen worden niet abnormaal storend of hinderlijk geacht. Het voorstel leidt tot een ruimtelijk verantwoord ontwerp.

De voorgenomen werken zijn qua vormgeving (plat dak, zwemvijver, ...) en materiaalgebruik (hout, …) in harmonie met deze van het bestaande gebouw / de woningen in de omgeving.

Het ontwerp schaadt het karakter noch het woonklimaat van de bebouwde omgeving. Het ontwerp brengt de goede plaatselijke ordening niet in het gedrang.

Er kan onder bovenstaande voorwaarden een positief advies worden gegeven voor het oprichten van een vrijstaand bijgebouw en het aanleggen van verhardingen. De gedeeltelijke functiewijziging van wonen naar verblijfsrecreatie wordt uitgesloten.

7 Inhoudelijke beoordeling van het dossier door het college van burgemeester en schepenen Op basis van de hierboven vermelde overwegingen, komt het college van burgemeester en schepenen tot de volgende beoordeling van het dossier.

Wegenis

De aanvraag bevindt zich niet langs een gewestweg en is niet getroffen door een rooilijn.

Watertoets (decreet integraal waterbeleid)

Het voorliggende project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Echter is het perceel voldoende ruim en groen

aangelegd dat geoordeeld kan worden dat het hemelwater op de verhardingen op eigen terrein in de

(6)

bodem kunnen infiltreren. De dakoppervlakte van de garage is minder dan 40 m² waardoor de hemelwaterverordening niet van toepassing is.

Riolering

De woning is gelegen in centraal gebied. Hemelwater en afvalwater dient volledig gescheiden tot aan de grens van het openbaar domein te worden gebracht. Er dient een septische put van minimaal 2000 liter tot 5IE + 300 liter/IE per bijkomende IE te worden voorzien. Enkel zwart afvalwater worden aangesloten op de septische put.

Indien het zwembadwater als afvalwater dient te worden beschouwd (art. 1.1.2. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) dient deze te worden aangesloten op het grijs water.

Mer-screening

Het voorgenomen project valt niet onder het toepassingsgebied van het project-MER-besluit.

Natuurtoets

De aanvraag houdt geen verlies aan groen, bos, waterpartijen of andere ecologisch waardevolle elementen in.

Erfgoed-/archeologietoets Niet van toepassing.

Mobiliteit – MOBER (transport en verkeersveiligheid) Niet van toepassing.

Decreet grond- en pandenbeleid Niet van toepassing.

Scheidingsmuren Niet van toepassing.

Milieuaspecten Niet van toepassing.

Goede ruimtelijke ordening

De aanvraag is op schaal van het perceel en past zich in, in de ruimtelijke ordening van de directe omgeving.

ALGEMENE CONCLUSIE

Rekening houdend met bovenstaande argumenten is de aanvraag gedeeltelijk vergunbaar.

BESLUIT Enig artikel

De hierboven vermelde aanvraag, voor wat betreft een gedeeltelijke functiewijziging naar B&B, het oprichten van een garage, het aanleggen van verhardingen (oprit, parkeerplaatsen en zwembad), gedeeltelijk voorwaardelijk te vergunnen. De gedeeltelijke functiewijziging van wonen naar toeristische logies (B&B) wordt uit de aanvraag gesloten.

BIJZONDERE VOORWAARDEN

(7)

 Het ontwerp is strikt te volgen met uitzondering van de gedeeltelijke functiewijziging naar toeristische logies. Hiervoor dient teruggevallen te worden op art. 2 § 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen [...]. Indien niet aan de voorwaarden kan voldaan worden van dit artikel dient een omgevingsvergunning te worden ingediend om de (gedeeltelijke) functiewijziging aan te vragen;

 De garage dient op minstens 1,00m van de linker perceelsgrens ingeplant te worden opdat de voetweg nr. 138 ten alle tijden is gevrijwaard van enige constructies;

 Alle verhardingen (pad, parkeerruimte, oprit) dienen in waterdoorlatende materialen (betondallen, beton met groene stroken, ...) te worden aangelegd.

 De zwemvijver dient strikt voor privégebruik te worden gehanteerd. Indien deze publiek toegankelijk wordt gesteld dient een omgevingsvergunning (milieu) te worden ingediend cfr. de indelingslijst van Vlarem;

 Het zwembadwater dient te worden aangesloten op het grijs water van het rioleringsnetwerk, tenzij deze niet als afvalwater dient te worden beschouwd cfr. de Vlarem;

 De toiletwaterafvoer (‘zwart water’) via septische put (min. 2000 l tot 5 IE + 300 l/IE per bijkomend IE) met overloop op openbare riolering aansluiten (gelegen in centraal gebied);

 De bouwheer is verantwoordelijk voor alle, door hemzelf of door in zijn opdracht handelende aannemers of personen, aan het openbaar domein (voetpaden, opritten, weggoten e.a.) berokkende schade en zal de schade op zijn kosten onmiddellijk herstellen of laten herstellen. In geval de bouwheer de schade niet herstelt of laat herstellen op zijn kosten zal de gemeente een proces-verbaal opstellen met vordering tot herstel op zijn kosten;

 Voor de aanvang van de werken moet, door de bouwheer of zijn aangestelde, een plaatsbeschrijving (met fotomateriaal) worden opgemaakt van het openbaar domein (wegenis, greppel, boordsteen, voetpad, openbaar groen, …) en dit in samenspraak met het gemeentebestuur.

 Bij het ontbreken van deze plaatsbeschrijving wordt verondersteld dat het openbaar domein in perfecte staat is;

 Alle te slopen constructies af te breken minstens tot op het peil van de straat;

 Eventuele (regen-)waterputten, beer- of sterfputten, kelders e.d. mee uit te breken of op te vullen met zand of grond (geen puin) tot op het niveau van het oorspronkelijk maaiveld;

 Alle niet-herbruikbaar afbraakmateriaal en puin selectief te sorteren en van het terrein af te voeren, conform de VLAREMA-wetgeving; Het is verboden en dus strafbaar om bouwafval of verpakkingsmateriaal te verbranden, te begraven of te storten tenzij dit gebeurt in een hiervoor vergunde inrichting. Asbesthoudende materialen (b.v. golfplaten/ schaliën) dienen afzonderlijk en volgens de regels der kunst verwijderd te worden;

 Reliëfwijzigingen zijn enkel toegestaan zoals voorzien op de plannen. Alle overtollige afgegraven grond van de funderingen dient van het terrein te worden verwijderd;

 De reliëfwijzigingen te beperkten tot een minimum;

 Geen uitgravingen en/of ophogingen uit te voeren op minder dan 1 m van de zijdelingse perceelsgrens links / rechts zonder het akkoord van de aanpalende gebuur;

 Rekening te houden met de bepalingen van art. 675-680 van het Burgerlijk Wetboek inzake “Uitzichten op het eigendom van de nabuur”;

 De afvoer van regen- en afvalwater uit te voeren overeenkomstig de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater en de Vlarem II-normen..

Aandachtspunten

Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.

De datum van de start en eind der werken dienen in het omgevingsloket te worden aangegeven.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

(8)

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3°

en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het

bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet

overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

§ 2/1 De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

§ 2/2 De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte

(9)

gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst of door een gedeeltelijke stopzetting van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als meldingsakte en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.9 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.17 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een

bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

(10)

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de

omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het

vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

(11)

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het

beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

(12)

Namens het college van burgemeester en schepenen

JOURQUIN Lesley NACHTERGAELE Joris

algemeen directeur burgemeester

Voor eensluidend uittreksel, Maarkedal, op 3 februari 2021

Digitally signed by Lesley Jourquin (Signature) Date: 2021.02.05 14:31:26 +01:00

Digitally signed by Joris Nachtergaele (Signature) Date: 2021.02.10 18:14:06 +01:00

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór

Verblijf in een voorziening van categorie 8 Jongens en meisjes van 12 tot 18 9 Contextbegeleiding kortdurend intensief Jongens en meisjes van 12 tot 18 9..

belastingreglement voor de inzameling en verwijdering van restafval via de ophaling aan huis en van grof vuil en snoeihout via ophaling op afroep en voor het gebruik van

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór

De inhoud van het verzoek en de wijze waarop de werknemer dit verzoek bezorgt aan de preventieadviseur psychosociale aspecten of aan de externe dienst voor preventie

Deze betrouwbaarheid hangt af van het aantal prestaties van het dier zelf, van het aantal prestaties van de moeder, het aantal nakomelingen met prestaties en het aantal

omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór