• No results found

Archeologisch onderzoek Marslanden II. Gemeente Hardenberg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologisch onderzoek Marslanden II. Gemeente Hardenberg"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Definitief, versie 0.1 Pagina 1 van 17

Auteur Senior controle Datum

J. Bex

(Senior KNA Archeoloog)

M. Osinga

(Senior KNA Prospector)

08-03-2017

Archeologisch onderzoek Marslanden II te Hardenberg

Bureauonderzoek (BO)

GRA-rapport 2017.01

Opdrachtgever: Gemeente Hardenberg

Projectcode: BNO012916

Status: Definitief, 0.1

ISSN 2468-8258

(2)

Definitief, versie 0.1 Pagina 2 van 17

Administratieve gegevens

Onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code 4029331100

Toponiem Marslanden II

Plaats Hardenberg

Gemeente Hardenberg

Provincie Overijssel

Kaartblad 22 D Hardenberg

Centrumcoördinaten X = 237.642 / Y = 511.472

Oppervlakte ca. 25 ha. waarvan 5,5 ha dubbelbestemming archeologie

Monumentnummer n.v.t.

Onderzoekskader Omgevingsvergunning, nieuwbouw

Uitvoeringsperiode januari en februari 2017

Opdrachtgever Gemeente Hardenberg

Uitvoerder Greenhouse Advies B.V.

De heer drs. J. Bex Huismanstraat 6 6851 GT Huissen

jeffrey@greenhouse-advies.nl 06 - 15269196

Bevoegd gezag Gemeente Hardenberg

Postbus 500

7770 BA Hardenberg

Adviseur of archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag:

mevrouw drs. M. Nieuwenhuis (het Oversticht)

Rapport goedgekeurd door BG Ja (reactie 1 maart 2017 - mevrouw drs. M. Nieuwenhuis) Beheer en plaats documentatie

(gedurende onderzoek)

Greenhouse Advies B.V.

Huismanstraat 6 6851 GT Huissen

(3)

Definitief, versie 0.1 Pagina 3 van 17

Samenvatting

In opdracht van de gemeente Hardenberg heeft Greenhouse Advies B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in het kader van de voorgenomen woningbouw en inrichting van de deelgebieden binnen de grotere ruimtelijke ontwikkeling Marslanden II te Hardenberg.

Op basis van het bureauonderzoek en het gemeentelijk archeologiebeleid (bestemmingsplan) geldt voor een groot deel van het deelgebied de Cirkel een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Dit betreft de zone van de dekzandruggen en ter hoogte van de voormalige stroom die op het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie (waarde) heeft. Het gebied ten westen daarvan; de beekoverstromingsvlakte en/of het deelgebied Marshoogte, heeft een meer lage archeologische verwachting. Binnen het middelhoge tot hoge verwachtingsgebied kunnen archeologische waarden vanaf de vroege prehistorie (Midden Steentijd) worden verwacht.

Op basis van de gemeentelijke beleidskaarten, het onderhavige bureauonderzoek en de voorgenomen bodemingrepen binnen zones met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting wordt geadviseerd binnen een deel van het plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren.

Procedure

Het in dit bureauonderzoek opgestelde advies is zoals gebruikelijk ter beoordeling voorgelegd aan de bevoegde overheid, de gemeente Hardenberg. Deze stemt in met de inhoud, conclusie en aanbeveling waarop dit rapport definitief is gemaakt. Omdat er nog vervolgonderzoek moet plaatsvinden in het veld kan nog niet gestart worden met de bodemverstorende activiteiten binnen het deelgebied de Cirkel.

(4)

Definitief, versie 0.1 Pagina 4 van 17

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 5

1.1 Aanleiding ... 5

1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen ... 5

1.3 Werkwijze en leeswijzer ... 5

2 Beschrijving plangebied ... 6

2.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied ... 6

2.1.1 Kabels en Leidingen ... 6

3 Bureauonderzoek ... 7

3.1 Landschap ... 7

3.1.1 Geologie en geomorfologie ... 7

3.1.2 Bodem ... 8

3.2 Archeologie en historie... 9

3.2.1 Gemeentelijk archeologiebeleid ... 9

3.2.2 Bekende archeologische gegevens ... 10

3.2.3 Landelijk informatiesysteem Archis3 ... 11

3.2.4 Cultuurhistorische en historisch-geografische elementen ... 11

3.3 Archeologisch verwachtingsmodel ... 12

4 Conclusie en advies ... 14

4.1 Conclusie ... 14

4.2 Advies ... 14

Literatuur en bronnen ... 16

Literatuur ... 16

Databases, kaartmateriaal en bronnen ... 16

Websites ... 16

Bijlage 1: Overzicht archeologische perioden ... 17

(5)

Definitief, versie 0.1 Pagina 5 van 17

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In opdracht van de gemeente Hardenberg is door Greenhouse Advies B.V. voorliggend archeologisch bureauonderzoek opgesteld voor de deelgebieden Marshoogte en de Cirkel, binnen het grotere herinrichtingsgebied Marslanden II te Hardenberg (zie afbeelding 1.1).

Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen woningbouw (licht geel) en de aanleg van een retentiegebied (groen) binnen de twee deelgebieden. Het terrein maakt thans deel uit van de landbouwgronden. Bij de toekomstige bodemingrepen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden. Conform het beleid van de gemeente Hardenberg dient archeologisch onderzoek plaats te vinden (zie afb. 1.1 en § 3.2.1). Onderhavig archeologisch onderzoek heeft betrekking op dit gebied (plangebied) en de directe omgeving in een straal van ongeveer 500 m (onderzoeksgebied).

Afbeelding 1.1: Het plan- en onderzoeksgebied te Hardenberg (bron: Gemeente Hardenberg / Best M).

1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen

Het doel van het onderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over de bekende of te verwachten archeologische resten, binnen een omschreven gebied, om daarmee tot een gespecificeerde archeologische verwachting te komen.

Het resultaat is een standaardrapport op basis waarvan door de bevoegde overheid een beslissing (selectiebesluit) genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) noodzakelijk geacht vervolgonderzoek en/of waaruit de vervolgstappen bestaan.

Om deze doelstelling te realiseren, komen onder meer de volgende onderdelen aan bod: natuurlijke en culturele formatieprocessen die een rol hebben gespeeld in het plangebied en de al bekende gegevens van de archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied.

1.3 Werkwijze en leeswijzer

Het archeologisch bureauonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0 en het gemeentelijk archeologiebeleid. Er is informatie verzameld over het onderzoeksgebied en het specifieke plangebied met betrekking tot geologie, bodem, bodemverstoringen, archeologie, cultuur- en bouwhistorie. Op basis hiervan is een archeologisch verwachting opgesteld.

Voor de in dit rapport gebruikte archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 1.

(6)

Definitief, versie 0.1 Pagina 6 van 17

2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige en toekomstige situatie plangebied

Het plangebied bestaat op het moment van het schrijven van dit bureauonderzoek uit relatief grote landbouwpercelen direct ten noorden van de bebouwde kom van Hardenberg (zie afbeelding 2.1). Een deel van het nieuwbouwgebied Marslanden is reeds gerealiseerd. De gekanaliseerde watergang de Molengoot doorsnijdt het plangebied (de Cirkel). Op korte afstand ten zuiden stroomt de Overijsselse Vecht. Deze rivier is van invloed geweest op de vorming van dit landschap.

Afbeelding 2.1: Het plangebied te Hardenberg op een luchtfoto. (bron: Google maps)

Binnen het plangebied, beide deelgebieden, staan ‘woningbouw’ en ‘groen’ gepland. Op afbeelding 1.1 is deze verdeling of inrichting weergegeven in een bestemmingsplankaart. In het oostelijk deel van de Cirkel, met de functie groen, komt ook een retentiegebied voor de tijdelijke berging van een te veel aan gevallen hemelwater indien daar sprake van is. Hiervoor zal de grond ter plaatse ontgraven gaan worden.

De exacte bodemingrepen zijn ten tijde van het uitvoeren van dit archeologische onderzoek nog niet vastgesteld, maar de verwachting is wel dat de toekomstige bodemingrepen de eventueel aanwezige archeologische waarden of kansrijke archeologische gronden / lagen kunnen verstoren of vernietigen. In het kader van de Erfgoedwet dient daarom rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van archeologie in dit project. Daarin voorziet dit document (in eerste fase).

2.1.1 Kabels en Leidingen

Binnen het plangebied bevinden zich volgens de KLIC-melding (d.d. 18 januari 20171) geen kabels en leidingen in de ondergrond van het plangebied, uitgezonderd ter hoogte van of parallel aan de weg die beide plangebieden scheidt.

1 Meldnummer klic-melding: 17O003784.

(7)

Definitief, versie 0.1 Pagina 7 van 17

3 Bureauonderzoek

3.1 Landschap

Het landschap is altijd van grote invloed geweest op de bewonings- en exploitatiemogelijkheden van de mens.

Bij een archeologisch onderzoek is het van belang om zo veel mogelijk te achterhalen hoe het landschap er in het verleden kan hebben uitgezien en welke mogelijkheden deze voor de mens bood. De activiteiten van de mens lieten daarop vaak sporen na die nu nog in enige vorm kunnen worden aangetroffen in het gebied, zowel bovengronds als ondergronds. Deze sporen lopen uiteen van omvangrijke cultuurlandschappen met akkercomplexen en kunstmatige watergangen of oude nederzettingen tot meer lokaal in de vorm van oude landbouwdekken (es / enk) of geïsoleerde bewoning. Het plangebied maakt deel uit van een oud cultuurlandschap langs de oevers van de Vecht dat hier (in ieder geval) sinds de Late Middeleeuwen in cultuur is gebracht en met name zal zijn ingezet voor de landbouw.

3.1.1 Geologie en geomorfologie

De diepere ondergrond van het onderzoeksgebied is vormgegeven in de voorlaatste ijstijd, het Saaliën. Het gebied lag gedurende een deel van deze ijstijd, bij de maximale ijsuitbreiding, onder het landijs. In deze ijstijd is in dit gebied keileem afgezet. Keileem is een slecht gesorteerd pakket van leem, zand, grind of stenen en is doorgaans slecht waterdoorlatend. De keileemafzettingen zijn veelal opgestuwde, samengedrukte en verplaatste sedimenten uit de oude riviervlakten van bijvoorbeeld de (oer-)Rijn, eventueel aangevuld met materiaal afkomstig van de gletsjer.

Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien, lag er geen landijs in deze contreien maar heerste hier wel koude klimatologische omstandigheden waarbij sprake was van een poolwoestijn waarbinnen grote hoeveelheden dekzand zijn gesedimenteerd. Dit dekzand komt ook voor in de ondergrond van het plangebied. In het daarop volgende relatief warme Holoceen, de periode waarin we nu leven, heeft zich in deze zandgronden een bodem kunnen vormen en heeft de Vecht, een regenwaterrivier, het landschap vormgegeven door erosie en sedimentatie.

Het onderzoeksgebied ligt deels binnen relatief laaggelegen vochtige gronden met een vermoedelijk slecht waterdoorlatende diepere ondergrond. Hierdoor ontstonden in dit gebied moeraslanden, hetgeen nog steeds is ter herleiden uit de naam van het gebied. Mars betekent namelijk; moeras of laaggelegen weideland.

Ter hoogte van het plangebied (de Cirkel) heeft de Vecht hoogstwaarschijnlijk ook gestroomd, waar deze zich nu iets ten zuidoosten en daarmee buiten het plangebied begeeft. In het landschap is de voormalige ligging van een watergang nog waar te nemen. Het is echter niet eenduidig of deze stroomgordel een voormalige bedding van de rivier de Vecht was of dat het een verderop in het gebied ontspringende beek betreft (zie verder § 3.2.4). Op oude kaarten staat de naam Collendoornse Kolken weergegeven ter hoogte van dit water. Halverwege de 20e eeuw is het gekanaliseerd en staat tegenwoordig bekend als de Molengoot (zie verder).

De geomorfologische kaart geeft aan welke landschapsvormen in het gebied voorkomen.2 Het plangebied ligt volgens deze kaart in een gebied met een afwisseling van beekoverstromingsvlakten, dekzand-ruggen al dan niet met een oud landbouwdek en beekdalbodems zonder veen of met meanderruggen en geulen (afbeelding 3.1). Dekzandruggen, en in iets mindere mate beekdalen, hebben doorgaans een verhoogde archeologische verwachting vanaf de Midden Steentijd vanwege de geschikte bodemcondities en landschappelijke kenmerken voor bewoning en de exploitatie van de natuurlijke omgeving. Dit heeft zich niet helemaal overeenkomstig vertaald in de gemeentelijke verwachtingskaarten, zoals verderop zal worden behandeld.

Afb. 3.1 Geomorfologische kaart (bron: Archis3)

2 Geraadpleegd via archis3.

(8)

Definitief, versie 0.1 Pagina 8 van 17 Het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is een landsdekkend digitaal bestand in de vorm van een driedimensionaal grid met een hoge nauwkeurigheid, waarmee de maaiveldhoogte van Nederland in kaart is gebracht.3 Op de uitsnede van het AHN (afbeelding 3.2) is de vermoedelijke voormalige ligging van de rivier de Vecht nog waar te nemen als een depressie in het landschap (donkerblauwe zone). De oevers langs rivieren waren geschikte activiteitenzones van de mens. De verschillende voormalige beddingen, mogelijke oeverwallen of kronkelwaardafzettingen lijken zich nog in het reliëf af te tekenen. De rivier moet ter hoogte van het plangebied (deelgebied de Cirkel) de ondergrond deels hebben geërodeerd. Door erosie als gevolg van de waterwerking kunnen de sporen hiervan echter zijn verspoeld maar mogelijk ook juist zijn afgedekt door aangevoerd materiaal.

Afbeelding 3.2: Uitsnede AHN van het plangebied en de omgeving. (bron: AHN-viewer)

3.1.2 Bodem

Raadpleging van het Bodeminformatiesysteem Nederland4 toont dat binnen het onderzoeksgebied zandgronden en veengronden voorkomen (afbeelding 3.3). De veengronden liggen ter hoogte van de voormalige stroomgordel en zullen in de restgeul hiervan tot ontwikkeling zijn gekomen onder uiteraard vochtige bodemcondities. Ter plaatse ligt een koopveengrond op zeggeveen, rietzeggeveen of (mesotroof) broekveen met een kleiige toplaag van 15 tot 50 cm dik (code: hVc). Aan weerszijden van de veengronden of voormalige bedding liggen grote zones met beekeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand en behorende tot de kalkloze zandgronden (code: pZg23).

Beekeerdgronden zijn zandgronden die bovenin humeus zijn door de accumulatie van niet geheel verteerd organisch materiaal en in de regel onder vochtige bodemcondities zijn gevormd. Beide voorgenoemde gronden (beekeerd en veen) hebben vanwege de vochtige bodemcondities doorgaans niet een verhoogde archeologische verwachting voor het aantreffen van bewoningssporen uit de periode gelijktijdig aan of van na de vorming van die afzettingen.

Binnen de beekeerdgronden ligt net ten oosten van het plangebied (Hofsteeweg of Collendoorner Es) een zone met een hoge bruine enkeerdgrond binnen de zone met dekzandruggen. Dit betreft een bodem die door menselijk ingrijpen is ontstaan door het stelselmatig opbrengen van organisch rijk materiaal. Hiermee is deze grond in de top humeus geworden en daarmee geschikt gemaakt en gehouden voor de landbouw. Deze hoge bruine enkeerdgrond, bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand (code: bEZ21). Het terrein ligt iets hoger in het landschap.

3 Geraadpleegd via http://www.ahn.nl.

4 BIS Nederland van de Wageningen Universiteit (WUR) via maps.bodemdata.nl

(9)

Definitief, versie 0.1 Pagina 9 van 17 Aan de westkant, en daarmee ook deel uitmakende van het deelgebied Marshoogte, ligt een gooreerdgrond bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (code: pZn21). Dit betreft een overgangszone (en -bodem) tussen de lage natte beekeerdgronden en veen- gronden naar de meer hoge en droge zandgronden.

Op enige afstand ten noordoosten komen rivierkleigronden (Rn) voor, nog net zichtbaar in de randen van de uitsnede van afbeelding 3.3. Deze rivierkleigronden komen volgens de bodemkaart niet voor langs de voormalige watergang binnen het plangebied.

Afbeelding 3.3 Uitsnede Bodemkaart (bron: BIS Nederland) Grondwatertrap

Het plangebied bevindt zich in een zone met grondwatertrap variërend tussen de II en IIIb. Daarmee hebben deze gronden een gemiddelde hoogste grondwaterstand van minder dan 40 cm –mv en een gemiddelde laagste grondwaterstand van respectievelijk 50 - 80 cm –mv of 80 -120 cm –mv. Dat betekent dat de conservering van organisch materiaal vanaf ongeveer een meter onder het maaiveld goed kan zijn.

3.2 Archeologie en historie

Op basis van onder andere de ontstaansgeschiedenis van het landschap, de huidige bodemopbouw en bekende archeologische waarden kan voor gebieden een lage, middelhoge, hoge of zeer hoge archeologische verwachting worden bepaald, of, indien waarden zijn vastgesteld, een toekenning van een lage, hoge of zeer hoge archeologische waarde. Voor het onderzoeksgebied zijn de landelijke informatiebronnen en de gemeentelijke kennis- en beleidskaarten geraadpleegd.

3.2.1 Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeente Hardenberg heeft een eigen archeologiebeleid.5 Volgens de bijbehorende archeologische verwachtingskaart (afb. 3.4) ligt het plangebied binnen drie verschillende verwachtings- of waarderingszones, van laag naar hoog. Ter hoogte van de voormalige stroomgordel (of beekdalbodem volgens de geomorfologische kaart) ligt een zone met een middelmatige indicatieve waarde. Deze ligt binnen een groter gebied met een lage indicatieve waarde. Deelgebied Marshoogte ligt geheel binnen een lage indicatieve waarde. In het oostelijk deel van het deelgebied de Cirkel ligt een relatief kleine zone met een hoge archeologische indicatieve waarde.

De beleidskaart archeologie toont een iets ander beeld dan op basis van de verwachtingskaart (afb. 3.4) verwacht mag worden. De verwachtingszones zijn niet één-op-één overgenomen en voorzien van een bepaald beleidsregiem. De voormalige stroomgordel heeft op deze kaart wel eenzelfde begrenzing en een archeologische onderzoeksverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte vanaf 500 m2 en/of dieper dan 50 cm –mv. De onderhavige ruimtelijke ontwikkeling is dus archeologisch onderzoeksplichtig omdat het de gemeentelijke vrijstellingsgrenzen overschrijdt.

De rest van het deelgebied de Cirkel heeft klaarblijkelijk een lage verwachting - ondanks de dekzandruggen(!) - en daarom is binnen die zone geen archeologisch onderzoek noodzakelijk volgens de gemeentelijke beleidskaart archeologie. Er moet echter voor een grote ruimtelijke ontwikkeling gekeken worden naar het plangebied in zijn geheel en daartoe geldt het strengste beleidsregiem binnen de begrenzing van het plangebied, in ieder geval voor wat betreft de eerste fase van (bureau)onderzoek.

5 Te raadplegen op: https://www.hardenberg.nl/inwoners/bouwen-en-verbouwen/archeologie.html

(10)

Definitief, versie 0.1 Pagina 10 van 17 Op de verwachtingskaart (afb. 3.4) heeft deelgebied Marshoogte een lage indicatieve waarde, echter op de beleidskaart (afb. 3.5) heeft het zuidelijk deel daarvan eenzelfde beleidsregiem als de middelmatige indicatieve waarde van de voormalige stroomgordel.

Afb. 3.4 Verwachtingenkaart (bron: gemeente Hardenberg) Afb. 3.5 Beleidskaart (bron: gemeente Hardenberg)

De verwachtingenkaart (afb. 3.4) heeft als onderlegger voor het Bestemmingsplan (afb. 1.1) gediend waarbij de zones met een middelmatige en hoge indicatieve waarde een dubbelbestemming archeologie of waarde (archeologie) hebben gekregen.

3.2.2 Bekende archeologische gegevens De gemeente Hardenberg heeft ook een kaart ter beschikking waarop monumenten en vindplaatsen staan aangegeven. Afbeelding 3.6 is hiervan een uitsnede ter hoogte van het plangebied (rode sterren). Navolgend de bijbehorende beschrijvingen, uit voor- genoemde bron, van de terreinen.

Ten noorden van het plangebied staat een groot monument van hoge archeologische waarde aangegeven waar bewoning (inclusief verdediging) in de Late Middeleeuwen heeft plaatsgevonden (nr. 13324 toponiem: Eugen- boersdijk). Binnen het terrein, met een deel van een escomplex, bevinden zich sporen van Laat Middeleeuwse bewoning uit de 11e en 12e eeuw.

Er werd eerder een steilwandige kuil (diameter 1 meter, diepte 0.8 meter) vastgesteld met daarin kogelpotaardewerk, Pingsdorf-aardewerk, huttenleem, houtskool en brokken ijzeroer.

Afb. 3.6 Uitsnede kaart monumenten en vindplaatsen (bron: gemeente Hardenberg)

Aan de Hofsteeweg ligt ook een terrein van hoge archeologische waarde (nr. 13323 toponiem Hofsteeweg – betreft een zgn. moated site). Het betreft een terrein met daarin de restanten van havezate 'De Hofstede'. Het goed op 't Holt wordt voor het eerst genoemd in 1383. Het wordt pas in 1659 als havezate erkend. Na 1680 weer afgedaald tot de staat van eenvoudige boerenhoeve. In 1885 werd het huis verkocht, waarna de oude hoeve werd afgebroken en er een nieuwe boerderij werd gebouwd. Nu bekend onder de naam 'Ydenhoeve'. In 1947 zijn de landerijen opnieuw verkaveld.

Langs de Vecht, even ten oosten van het plangebied, ligt een huisterp of huiswierde (woonheuvel) die bekend staat als het Jodenbergje. Het betreft een monument van hoge archeologische waarde waar bewoningsporen voorkomen vanaf de periode van de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Deze heuvel staat aangegeven op oude

(11)

Definitief, versie 0.1 Pagina 11 van 17 kaarten uit circa 1783. Er staan twee heuvels aangemerkt, wellicht de plaats van de oude burcht van Johan Hundeborch, de huisplaats en de voorburcht. Of de heuvel heeft gediend als schuilplaats of als uitkijkpost. De Vecht had toen nog geen dijken. Volgens overlevering zou er in 1379 een kapel op gebouwd zijn. Vanaf 1760 is de heuvel in gebruik als Joodse begraafplaats. Er is tijdens een veldinspectie geconstateerd dat de heuvel in een dal ligt met vlakke en strakke percelen. Er is geen betredingstoestemming verkregen voor booronderzoek.

Volgens een mondelinge mededeling is het gebied in de jaren 1930 en 1940 verkaveld. Daarbij is een aantal bulten geëgaliseerd, mogelijk de voorburcht. In de jaren 1970 is het gebied rondom tot een diepte van 1.5 meter omgezet. Dit betekent dat mogelijk nog maar een klein deel van eventuele grachten aanwezig is.

3.2.3 Landelijk informatiesysteem Archis3

Aangezien de gegevens uit archis3 vanwege een digitale systeemwijziging bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed niet volledig beschikbaar zijn, is het niet altijd mogelijk geweest om nadere gegevens van de betreffende registraties te achterhalen.

Onderstaande afbeelding 3.7 betreft een uitsnede van de informatiekaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarop staan onderzoeksmeldingen aangegeven (gele polygonen) en waarnemingen of vondstmeldingen (stippen).

Nabij het deelgebied de Cirkel zijn in twee kleine zones booronderzoeken uitgevoerd. In de nabijheid van het onderzoeksgebied zijn vondsten gedaan van losse prehistorische bijlen uit de Bronstijd, aardewerk uit de periode Romeinse Tijd – Vroege Middeleeuwen, opgehoogde gronden (es/enk) maar ook terreinen met grondsporen, resten houtskool, huttenleem en laatmiddeleeuws aardewerk.6 Er liggen geen waarnemingen binnen het plangebied zelf volgens het landelijke informatiesysteem archis3.

Afb. 3.7 Waarnemingen en onderzoeksmeldingen (bron: Archis3).

3.2.4 Cultuurhistorische en historisch-geografische elementen

Van het onderzoeksgebied zijn diverse oude kaarten beschikbaar.7 Een uit het oog springende kaart staat hierna afgebeeld (afbeelding 3.8). Dit betreft een kaart die de situatie weergeeft van het gebied in de eerste kwart van de 20e eeuw. Het deelgebied Marshoogte ligt dan nog binnen de nog nauwelijks ontgonnen moeraslanden van De Plagge Mars. Midden jaren 1930 zijn deze gronden allemaal omgezet in grasland.

Ter hoogte van deelgebied de Cirkel ligt begin 20e eeuw nog een breder water dat bekend staat als de Collendoorner Kolken. De naam (kolk), maar ook de ligging langs een dijkbocht en in mindere mate de vorm, lijken te wijzen op een eertijdse dijkdoorbraak. Het water is echter vermoedelijk een restant (restgeul) van een oude bedding van de Vecht. Bij raadpleging van een oude kaart die de situatie weergeeft van de periode van de eerste helft van de 19e eeuw lijkt dit water even ten noorden van het plangebied te ontspringen ter hoogte van het buurtschap Engeland. Op latere kaarten sluit dit water bovenstrooms wel aan op de Vecht. Indien dit water inderdaad in het gebied ontspringt (ontsprong) dan verklaart dat mogelijk ook het ontbreken van rivierklei langs de stroomgordel (zie eerder).

Halverwege de jaren 1950 wordt de waterhuishouding in het gebied aangepast. De voorheen kronkelende Collendoorner Kolken en aansluitende watergangen worden gekanaliseerd tot de Molengoot of deels gedempt en er wordt een wetering in het gebied van De Plagge Mars / Marshoogte aangelegd. Pas in de 21e eeuw gaat het gebied deel uitmaken van de woongebieden en bebouwde kom van Hardenberg.

6 OMG: 42911 / 57144 / 19412 Wng: 12665 / 13819 / 22446 / 40629 / 56215 / 441130.

7 Bijvoorbeeld te raadplegen via: www.topotijdreis.nl of de beeldbank van de RCE.

(12)

Definitief, versie 0.1 Pagina 12 van 17 Afbeelding 3.8 Uitsnede historische kaart van de situatie in het eerste kwart van de 20e eeuw (bron:topotijdreis.nl).

De plangebieden staan globaal weergegeven.

3.3 Archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van de resultaten uit het bureauonderzoek wordt de volgende gespecificeerde archeologische verwachting aan het gebied toegekend.

De gespecificeerde archeologische verwachting voor de periode van de prehistorie (Midden Steentijd – IJzertijd) is voor het oostelijk deel van het plangebied hoog, althans daar waar volgens de geomorfologische kaart dekzandruggen (met of zonder oud landbouwdek) voorkomen. De relatief hooggelegen dekzandruggen nabij stromend water waren geschikte landschappelijke zones voor menselijke activiteiten en bewoning gedurende alle perioden. De archeologische waarden kunnen direct vanaf maaiveld of direct onder de geroerde toplaag of het eventuele oude landbouwdek worden verwacht en kunnen bestaan uit nederzettingsgerelateerde resten, sporen van landgebruik maar ook van off-site activiteiten. De conservering zal met name in de dieper gelegen sporen redelijk kunnen zijn. Deze gespecificeerde archeologische verwachting wijkt af van de gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart.

De gronden ter hoogte van de voormalige stroomgordel (rivier of beek) hebben volgens het gemeentelijk archeologiebeleid een middelhoge archeologische verwachting. Echter zullen de eventueel eerder aanwezige archeologische waarden hier (gedeeltelijk) zijn geërodeerd en verspoeld, eventueel afgedekt. De gronden langs of ter hoogte van het water waren naar verwachting niet of nauwelijks geschikt voor bewoning. Halverwege de jaren 1950 hebben hier bovendien bodemingrepen plaatsgevonden bij de herinrichting van het gebied en de kanalisatie van de Collendoorner Kolken naar de huidige Molengoot. Hiertoe wordt de kans op het aantreffen of verstoren van archeologische waarden, anders dan de zogenoemde toevalsvondsten, en ondanks de gemeentelijke beleidskaart, laag geacht.8

8 Er dient te worden opgemerkt dat de lage archeologische verwachting voor een voormalige stroomgordel in tegenstelling is met hetgeen doorgaans in Laag-Nederland het geval is. Daar hebben stroomgordelafzettingen, zeker waar reliëfinversie is opgetreden, doorgaans een verhoogde archeologische verwachting. Binnen het onderhavig plangebied heeft de stroom zich juist erosief ingesneden in het landschap en waren de omliggende zandgronden geschikter voor bewoning.

(13)

Definitief, versie 0.1 Pagina 13 van 17 Aan de beekeerdgronden in de beekoverstromingsvlakte wordt een lage archeologische verwachting toegeschreven op basis van dit bureauonderzoek. Dit komt overeen met de gemeentelijke verwachtingenkaart.

De gronden waren gezien hun natte genese en bodemcondities naar verwachting niet erg geschikt voor bewoning. Daartoe zullen de nabijgelegen relatief hogere gronden (dekzandruggen) zijn gebruikt die binnen het gebied ook beschikbaar zijn.

De gronden binnen het plangebied waar volgens de geomorfologische kaart een beekdalbodem met meanderruggen en geulen voorkomen, hebben een middelhoge archeologische verwachting. Dit wordt met name veroorzaakt doordat hier meanderruggen (oeverwallen) kunnen worden aangetroffen. Deze afzettingen waren in principe geschikt voor bewoning en bewerking.

De algemene archeologische verwachting voor de periode van de historische tijden (Nieuwe Tijd – Middeleeuwen – eventueel Romeinse Tijd) wordt middelhoog tot laag geacht. Het gebied staat bekend als de Marslanden (moeraslanden). Vanwege deze natte bodemcondities is de verwachting op het kunnen aantreffen van bewoningssporen uit de latere perioden van de geschiedenis laag. Echter omdat deze gronden nat zijn / waren is de kans dat eventuele aanwezige archeologische objecten of structuren goed bewaard zijn gebleven wel verhoogd. Het is niet duidelijk wanneer deze gronden zijn vernat en daarmee niet meer (bijzonder) geschikt voor bewoning. Mogelijk was dit al het geval in de vroege prehistorie, of later in bijvoorbeeld de IJzertijd of mogelijk pas vanaf de Late Middeleeuwen.

(14)

Definitief, versie 0.1 Pagina 14 van 17

4 Conclusie en advies

4.1 Conclusie

Op basis van het bureauonderzoek en het gemeentelijk archeologiebeleid (bestemmingsplan, zie ook afb. 1.1) geldt voor een groot deel van het deelgebied de Cirkel een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Dit betreft de zone van de dekzandruggen en ter hoogte van de voormalige stroom die op het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie (waarde) heeft. Het gebied ten westen daarvan; de beekoverstromingsvlakte en het deelgebied Marshoogte heeft een meer lage archeologische verwachting. Binnen het middelhoge tot hoge verwachtingsgebied kunnen archeologische waarden vanaf de vroege prehistorie (Midden Steentijd) worden verwacht. Er zijn tot nog toe geen concrete aanwijzingen dat hier een vindplaats aanwezig is, de kans daarop is wel aanzienlijk.

4.2 Advies

Op basis van de gemeentelijke beleidskaarten, het onderhavige bureauonderzoek en de voorgenomen bodemingrepen binnen zones met een middelhoge tot hoge archeologische verwachting wordt geadviseerd binnen een deel van het plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uit te voeren.

Dit gebied staat in blauw aangegeven op onderstaande advieskaart (afb. 4.1).

Afbeelding 4.1 Advieskaart bureauonderzoek

Conform de Leidraad inventariserend veldonderzoek Deel: Karterend booronderzoek (van de SIKB) dient ter opsporing van een middelgrote variant vuursteenvindplaats met een datering Steentijd-Bronstijd met een matig- hoge vondstdichtheid een boorgrid van 13 x 15 m (boordiameter 12 cm / 3 mm zeef) te worden aangehouden.9 Omdat er mogelijk een es (oud landbouwdek) in het plangebied ligt, is de ervaring dat een eventueel nog aanwezige ‘aardewerkvindplaats’ (vanaf de Bronstijd) daaronder een zeer lage vondstdichtheid heeft. In deze gebieden is daarom een karterend booronderzoek minder zinvol volgens de Leidraad. Een proefsleuvenonderzoek is dan meer de geëigende opsporingsmethode hiervoor.10 Hiertoe wordt geadviseerd in de eerste fase een zogenoemde ‘brede zoekoptie’ toe te passen op basis waarvan eventuele vervolgstappen

9 http://www.sikb.nl/doc/archeo/leidraden/KNA%20Leidraad%20IVO%20karterend%20booronderzoek%20definitief_

04122012%20v%202.0.pdf - Pag. 42-43.

10 Idem, pag. 43-44.

(15)

Definitief, versie 0.1 Pagina 15 van 17 kunnen worden bepaald (door de bevoegde overheid). Deze brede zoekoptie dient (ter hoogte van de dekzandruggen binnen de blauwe zone van afb. 4.1) te worden uitgevoerd met een boorgrid van 20 boringen per hectare (20 x 25 m / boordiameter 15 cm / 4 mm zeef).11

Binnen het gebied van de voormalige stroomgordel (dubbelbestemming archeologie) of de beekdalbodems met meanderruggen en geulen (donkergroen in afb. 4.1) wordt geadviseerd in eerste instantie een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van 6 boringen per hectare uit te voeren (boorgrid 40 bij 50 m). De verwachting is dat deze gronden (gedeeltelijk) zijn verstoord door de waterwerking van de rivier en de herinrichting / herverkaveling in de jaren 1950 of bestaan uit restgeulopvulling (veen of moerige grond). Mogelijk kan het verkennende booronderzoek daar uitsluitsel over geven.

Voor het deelgebied Marshoogte wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden (rode zone afb. 4.1.). Dit gebied heeft volgens de gemeentelijke verwachtingenkaart een lage indicatieve waarde. Op de geomorfologische kaart staat aangegeven dat deze gronden binnen een beekoverstromingsvlakte liggen. Het zuidelijk deel hiervan ligt echter wel binnen de gooreerdgronden.

Overigens geldt te allen tijde dat indien tijdens grondwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, ook in vooraf vrijgegeven gronden, dit direct gemeld dient te worden aan de bevoegde overheid in het kader van de wettelijke meldingsplicht.

Procedure

Bovenstaand advies is zoals gebruikelijk ter beoordeling voorgelegd aan de bevoegde overheid, de gemeente Hardenberg. Deze stemt in met de inhoud, conclusie en aanbeveling van dit rapport waarop deze definitief is gemaakt.12 Omdat binnen een groot deel van deelgebied de Cirkel nog vervolgonderzoek moet worden uitgevoerd, op basis waarvan de eventuele vervolgstappen kunnen worden bepaald door de bevoegde overheid, kan nog niet gestart worden met de bodemverstorende activiteiten. Binnen deelgebied Marshoogte kan al wel gestart worden met de bodemverstorende activiteiten.

11 Idem, pag. 46-47.

12 Reactie van mevrouw drs. M. Nieuwenhuis d.d., 1 maart 2017.

(16)

Definitief, versie 0.1 Pagina 16 van 17

Literatuur en bronnen

Literatuur

Centraal College van Deskundigen, 2016. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 4.0. SIKB, Gouda.

Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen en M. Verbruggen, 2012. Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek. Versie 2.0. SIKB, Gouda.

Databases, kaartmateriaal en bronnen

• AHN.nl – actueel hoogtebestand

• Archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart gemeente Hardenberg.

• Archis3 (AMK, bodem, geomorfologie, grondwatertrap, historische kaart 1900, onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen en waarnemingen)

• Bodemdata.nl – BISNederland (Wageningen Universiteit / WUR)

• Gemeente Hardenberg – projectgegevens, BestM, gemeentelijk beleid – www.hardenberg.nl

• GoogleMaps – maps.google/nl

• Het Oversticht – telefonisch overleg aangaande het bestemmingsplan / verwachtingszones

• Kadaster – KLIC Websites

www.archeologieinnederland.nl www.ruimtelijkeplannen.nl www.topotijdreis.nl www.sikb.nl

(17)

Definitief, versie 0.1 Pagina 17 van 17

Bijlage 1: Overzicht archeologische perioden

Archeologische periode Begin Eind

Nieuwe tijd Vanaf 1500 -

Middeleeuwen

Laat 1050 1500

Vroeg 450 1050

Romeinse tijd

Laat 270 450

Midden 70 na Chr. 270

Vroeg 12 voor Chr. 70 na Chr.

IJzertijd

Laat 250 voor Chr. 12 voor Chr.

Midden 500 voor Chr. 250 voor Chr.

Vroeg 800 voor Chr. 500 voor Chr.

Bronstijd

Laat 1100 voor Chr. 800 voor Chr.

Midden 1800 voor Chr. 1100 voor Chr.

Vroeg 2000 voor Chr. 1800 voor Chr.

Neolithicum

Laat 2850 voor Chr. 2000 voor Chr.

Midden 4200 voor Chr. 2850 voor Chr.

Vroeg 5300/4900 voor Chr. 4200 voor Chr.

Mesolithicum

Laat 6450 voor Chr. 5300/4900 voor Chr.

Midden 7100 voor Chr. 6450 voor Chr.

Vroeg 8800 voor Chr. 7100 voor Chr.

Paleolithicum

Laat 35.000 voor Chr. 8800 voor Chr.

Midden 300.000 voor Chr. 35.000 voor Chr.

Vroeg - Tot 300.000 voor Chr.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de oeverafzettingen van de Nederrijn kunnen ar- cheologische resten vanaf de Vroege Middeleeuwen worden aangetroffen en op de afzettingen van de overige stroomgordels

De cluster volkshuisvesting houdt zich bezig met de ontwikkeling en uitvoering van beleid op het gebied van volkshuisvesting en stedelijke vernieuwing en draagt zorg voor

Aanwijzingen voor archeologische waarden zijn er niet aangezien geen indicatoren zijn aangetroffen zoals bewerkt vuursteen of

bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die

datering Het blauwe glas zal wellicht geen La Tène-glas zijn, omdat de andere vondsten een datering in de Romeinse tijd suggereren. Meloenkralen schijnen vanaf ca. De kuil

Mei 2008: 2-daagse excursie naar Belgische onderzoek- instituten en Plantenziektenkundig Symposium, Gent Juni 2008: cursusdag Duurzame Onkruidbestrijding op verhardingen. Oktober

Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de

Het karterend boor- onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd voor het voorkomen van houtskool, kwarts en bewerkt vuursteen in een archeologisch interessant deel van het