• No results found

IN ZUID-LIMBURG EN HUN INDICATIEWAARDE VOOR HET

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IN ZUID-LIMBURG EN HUN INDICATIEWAARDE VOOR HET"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A P R I L 2002 lAAIlGANG 59

PADDESTOELEN VAN NATUURTERREINEN INDICATIEWAARDE VOOR HET BEHEER

IN ZUID-LIMBURG EN HUN

P.j. Keizer, Kruisweg 23. 3513 CS Utrecht

Tot de meest aansprekende natuurterreinen van Zuid-Limburg behoren zonder meer de kalkbossen en de kalkgraslanden. De eerste is een informele benaming voor bossen die op kalkrijke bodem liggen, de tweede is een benaming voor de schraalgraslandvegetaties op kalkrijke bodem. Het aansprekende van deze vegetaties is dat ze zo opvallend verschillen van andere vegetaties in ons land. Ze herbergen diverse planten- en diersoorten die overwegend voorkomen in of beperkt zijn t o t deze vegetaties

(SCHAMINÉE etal., 1 9 9 6 , STORTELDER etal., 1 9 9 9 ; W E E D A

et al., 1994 ). Deze plekken hebben ook al jarenlang natuurminnaars en -onderzoekers aangelokt en geïnspireerd t o t natuurstudie, waaronder de Limburgse mycologen van de Paddestoelenstudiegroep die tijdens het symposium hun 25-jarig jubileum vierden. Van harte proficiat!

In het navolgende w o r d t de waarde van de kalkbossen en -graslanden in Zuid-Limburg voor paddestoelen nagegaan, en w o r d t bekeken in hoe- verre beheer hierin een rol speelt. Bij de graslanden zal ook een vergelij- king met andere graslandtypen worden gemaakt.

KALKPLANTEN

H e t v o o r N e d e r l a n d unieke k a r a k t e r van Z u i d - L i m b u r g v / o r d t v o o r een belangrijk deel bepaald d o o r de aanwezigheid van kalkge- steente aan het b o d e m o p p e r v l a k . D e kalk

beïnvloedt - versimpeld gesteld - de zuur- graad van de b o d e m . Deze bepaalt de oplos- baarheid en daarmee de beschikbaarheid van m e t name fosfaten en ijzerverbindingen in het w o r t e l m i l i e u . Kalkplanten zijn beter dan de meeste andere s o o r t e n in staat o m o n d e r

F I G U U R I Verspreidingskaan (naar N£D£RMNDS£

MfCOLOaSCHE VERENIGING, 2000) van de Ringloze stinkparasolzwam fLepiota hymenoder- ma), als voorbeeld van een tot de Zuid- Limburgse bossen beperkte soort.

F I G U U R 2 Ring/oze stinkparasol- zwam (Lepiota hymenoderma) (foto:

H. Huyser).

deze omstandigheden de benodigde n u t r i ë n - ten t e bemachtigen ( W I L L E M S , 1987; S C H A - M I N É E et al., 1996). Opvallend is dat de vege- tatie in de graslanden d o o r de lage n u t r i ë n - tenbeschikbaarheid een lage p r o d u c t i v i t e i t heeft. Daar k o m t bij dat m e t name de op het zuiden en westen gerichte hellingen een re- latief w a r m en d r o o g microklimaat hebben.

Veel kalkplanten zijn dan o o k t h e r m o f i e l en goed bestand tegen d r o o g t e en hebben een o v e r w e g e n d zuidelijke v e r s p r e i d i n g ( C E N - T R A A L B U R E A U V O O R D E S T A T I S T I E K , 1997).

Deze combinatie van omstandigheden biedt o o k plaats aan een gespecialiseerde fauna, die op haar b e u r t w e e r de b o d e m beïnvloedt.

BOSSEN

Veel van de bossen in Zuid-Limburg liggen op de plateaus, waar de kalk is afgedekt d o o r an- der materiaal. O p hellingen liggen o o k w e l bossen. Deze zijn dikwijls relatief jong (HlLLE- GERS; citaat in WILLEMS, 1987) omdat ze zijn ontstaan op verlaten graslanden. W e kunnen ons afvragen v o o r welke paddestoelen deze bossen van belang zijn en welke beheersmaat- regelen toegepast zouden kunnen w o r d e n o m deze waarden te verhogen. T w e e groepen van paddestoelen zijn hierbij gekozen, en er w o r d t een vergelijking met buitenlandse bossen ge-

(2)

60 A P R I L 2002 JAARGANG N A T U U H H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

TABEL I

Mycologische waarde-indeling van graslandterreinen volgens R a l d (1985) voor Denemorken, op f rond van het aantal soorten wasplaten in een terrein.

TABEL II

Terreinen waar vrijwel geen gegevens van beli.end zijn.

Beheerders: ENCI = Eerste Neder/ondse Cement Industrie: LL = Stichting Limburgs Landschap; NM = Natuurmonu- menten; NS = Nederlandse Spoorwegen; RWS = Rijkswoterstaat; SBB = Staatsbosbeheer Vegetatietypen volgens Schaminée et al. (/ 996).

Aantal Waardering Waardering soorten volgens RALD voor Limburg

17-32 Nationale betekenis hoog 9- 16 Regionale betekenis hoog 4- 8 Lokale betekenis matig 1 - 3 Geen/geringe betekenis laag

maakt. D e beschouv\'de groepen zijn het ge- slacht Lepiota (parasolzwammen) en het o n - dergeslacht Ph/egmodum (klompvoet-gordijn- z w a m m e n ) binnen het geslacht Cortiriarius ( g o r d i j n z w a m m e n ) . Parasolzwammen zijn ranke, lichtgekleurde bospaddestoeltjes met gekleurde schubjes op de hoedoppervlakte.

Z e leven van verteerde plantenresten, humus.

D e klompvoet-gordijnzwammen zijn stoere, stevige paddestoelen m e t opvallende gele, bruingele of violette kleuren. Vele hebben een t o t een knol verdikte steelvoet Ze leven in een wederzijds voordelige samenleving m e t b o - men (symbiose). O n d e r g r o n d s is de zwam met de w o r t e l s van de b o o m vergroeid. Deze organen w o r d e n ectomycorrhiza's genoemd;

hier w o r d e n voedingsstoffen uitgewisseld.

Beide groepen staan bekend als kalkminnaars en kunnen wellicht model staan v o o r andere soorten met een vergelijkbare ecologie.

PARASOLZWAMMEN

V o o r de Nederlandse parasolzwammen geldt dat de Zuid-Limburgse bossen een waar basti- on vormen. Negen van de 40 inheemse soor- ten komen alleen in Zuid-Limburg voor en van

14 soorten ligt minstens 50% van de bekende uurhokken in Zuid-Limburg (zie figuur I en 2).

Er is veel van de Zuid-Limburgse parasolzwam- men bekendgeworden d o o r het w e r k van KEL- DERMAN (1994). Ook in vergelijking met buiten- landse bossen is Zuid-Limburg opvallend rijk aan parasolzwammen. Deze bossen zijn dan o o k van grote betekenis v o o r deze groep van zwammen. De standplaats is moeilijk éénduidig algemeen te omschrijven. Daardoor is het o o k moeilijk o m deze plaatsen d o o r middel van ge- richte maatregelen te optimaliseren. Parasol- zwammen groeien vaak o p heel licht verruigde of " v e r r o m m e l d e " standplaatsen, maar vaak o o k langs paden waarbuiten niet te veel gelo- pen w o r d t . D e standplaats w o r d t gekenmerkt d o o r een zeker evenwicht tussen de aanwezig- heid van strooisel en ruwe humus enerzijds en kalkhoudende bodemdeeltjes anderzijds. Een lichte verstoring van de bodem kan zorgen voor

Terreinen

(naam + nabijgelegen plaats)

Berghemmerweg (Gulpen)

Dalhelling Sinselbeek (Wahiwiller) Schiepersberg (Cadieren Keer)

km-hok

190-313 193-313 182-3 IS

kwaliteit

SpoorweginsnijdingCartils 191-315 (Wyire)

St.-Pietersberg ingericht 176-314 deel groeve (Maastricht)

Zuidrand Platte bosschen 196-313 (Nijswiller)

laag

Maag

Zure Dries (Gronsveld)

180-312 laag

de voorwaarden v o o r zo'n situatie. Het is dan wel van belang dat zo'n situatie gedurende lan- gere tijd, minstens enige tientallen jaren, blijft bestaan. Bij het nu hier en daar als beheersmaat- regel toegepaste hakhoutbeheer kan het zijn dat bodem te sterk w o r d t omgewoeld, terwijl ook het strooisel versneld verteert. Dat heeft verruiging t o t gevolg met opslag van bramen, Bosrank {Clematis v'itaiba) en andere planten. O f op deze plaatsen de parasolzwammen na ver- loop van tijd weer terugkeren, is nog niet be- kend. W e l l i c h t keren ze terug langs de randen van de hakhoutpercelen. Anderzijds zou hele- maal niets doen kunnen leiden t o t een ophoping van strooisel, m e t name op weinig hellende bodem en o n d e r beuken. D a t kan leiden t o t oppervlakkige bodemverzuring, wat leidt t o t een weinig specifieke mycoflora van bladstrooi- sel verterende soorten. H e t v o o r k o m e n van bijzondere parasolzwammen is vaak beperkt is t o t smalle stroken of relatief kleine oppervlak- ten van het bos. Daarom is het in eerste instan- tie belangrijk o m de rijke vindplaatsen in kaart te brengen en zich te richten op het instandhou- den van de bestaande situatie.

GORDIJNZWAMMEN

In tegenstelling t o t de parasolzwammen zijn de Z u i d - L i m b u r g s e bossen opvallend a r m aan klompvoet-gordijnzwammen. O o k in de rest van Nederland komen deze zwammen nau- welijks v o o r , w a t w e l t e maken heeft m e t de weinige plaatsen waar de bodem kalkrijk is. U i t

Beheerder Vegetatietype Beheer (meeste grasland

opp.)

SBB Mesobromion maaien, vroeger branden

j Cynosurion agrarisch

gebruik?

LL Mesobromion, verwaarloosd

verruigd terrein, ondanks en ten huidig schapen- dele dichtge- beheer beperkt groeid. herstel

NS Mesobromion incidenteel

struiken verwijderen ENCI grazig MelilotionI schapenbe-

Arrhenatherion grazing particulier/ verruigd verwaarloosd vrijwilligers Mesobromion terrein/

erg klein

SBB Mesobromion schapenbegra-

overgang naar zing/erg klein Vioiion

studie van de ecologie van de standplaats van klompvoeten (en andere aan bomen gebon- den soorten) blijkt dat deze In de buitenland- se kalkbossen, bijvoorbeeld in België of Duits- land, vooral op kale, strooiselloze of enigszins grazige b o d e m groeien (JAHN, 1986). In de ondergrond ligt harde kalksteen. Hierin zit een verschil met de Limburgse situatie, waarzach- te poreuze mergelsteen de kalkrijkdom ver- oorzaakt. D e paddestoelen staan bij bomen zoals eiken en beuken, vaak meer naarmate deze o u d e r zijn (KEIZER, 1993). Dit stand- plaatstype o n t b r e e k t grotendeels in Limburg.

Veel bossen zijn jong en bestaan dan o o k dik- wijls uit bomen die geen associatie m e t pad- destoelen v o r m e n , ofwel er ligt een dik s t r o o i - selpakket ofwel er is een dichte K l i m o p - of b r a m e n b e g r o e i i n g . Bovendien k o m t niet overal kalk aan de oppervlakte. In principe is het wel mogelijk o m deze soorten te bevor- deren d o o r bovengenoemde factoren te rea- liseren. D i t kan d o o r op kansrijke plaatsen de opslag van struiken en hoge kruiden te verwij- deren, en dit vooral op hellingen eventueel te c o m b i n e r e n m e t s t r o o i s e l w i n n i n g . In feite k o m t het beheer neer op streven naar lokale bodemverschraling, w a t vervolgens lang vol- gehouden m o e t w o r d e n .

D i t raakt wel aan een breed milieuprobleem in de Limburgse (en overige Nederlandse) bossen, namelijk de atmosferische stikstofde- positie. Deze veroorzaakt een sterke toena- me van bramen, brandnetels en Klimop {He- derá helix). Tegelijkertijd d o e t zich een aan-

(3)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A P R I L 2002 lAARGANG 91 61

m e r k e l i j k e achteruitgang van de paddestoelenflora (en van de v o o r standplaats specifieke vaatplanten) voor. W a t overblijft is een triviale, overal aanwezige combinatie van s o o r t e n , overwegend bestaand uit bladver- teerders. De genoemde maatregelen kunnen de effecten van de stikstofdepositie slechts ge- deeltelijk opheffen. Structurele maatregelen moeten bestaan uit het terugdringen van stik- stofverontreinigingen. V o o r l o p i g z o u het ont- wikkelen van bufferzones r o n d natuurgebie- den een mogelijkheid kunnen zijn, gecombi- neerd met het - eventueel handmatig - verwij- deren van bramen. Klimop en struiken op my- cologische en botanische toplokaties. Deze v o r m van symptoombestrijding dient dan o m s o o r t e n t e behouden t o t de algehele milieu- kwaliteit verbeterd is.

Ondanks deze w a t sombere t o o n is het ech- t e r nog altijd goed mogelijk o m in de Limburg- se bossen verrassende mycologische ontdek- kingen te doen!

CONCLUSIES BOSSEN

U i t het bovenstaande is w e l duidelijk dat nog lang niet alle aspecten van de ecologie van deze bospaddestoelen bekend zijn. Daardoor is het niet eenvoudig o m gemakkelijk uitvoerbare beheersmaatregelen te geven. De maatrege- len bestaan uit het versterken van de bestaan- de kwaliteiten v o o r de parasolzwammen (en daarmee o o k andere humusbewoners) en het toepassen van verschraling ten behoeve van m e t bomen samenlevende soorten, w a t geba- seerd is op waarnemingen van elders. Beheer dat gericht is op parasolzwammen en andere b o d e m s a p r o f y t e n bestaat u i t zorgvuldig in standhouden van goede plekken en elke in- greep vermijden. Lokaliseren en handhaven van bestaande vindplaatsen is van g r o o t belang.

Limburgse kalkbossen zijn relatiefarm aan in

symbiose met bomen levende paddestoelen.

Mogelijk speelt de jonge leeftijd van een deel der bossen en stikstofdepositie een r o l . Deze groep kan op kansrijke plekken wellicht bevor- derd w o r d e n d o o r verschralingsbeheer d o o r middel van strooiselafvoer.

GRASLANDEN

Een g r o o t deel van de faam van Zuid-Limburg onder biologen is terug te voeren o p de aan- wezigheid van kalkgraslanden. V o o r mycolo- gen geldt dat evenzeer v o o r de niet kalkrijke maar w e l schrale graslanden. W e g e n s h e t v o o r k o m e n van orchideeën en andere bijzon- dere planten hebben natuurbeschermers t i j - dig enige reservaten veiliggesteld. T o e n reeds waren er al veel schraalgraslanden verdwenen d o o r d a t ze economisch niet langer rendeer- den. Mede dankzij een succesvol aankoopbe- leid zijn er nu ruim 30 schraallanden bewaard, waarvan een aantal e c h t e r een zeer gering oppervlak heeft.

HOE DE GEGEVENS W E R D E N VERKREGEN EN B E W E R K T

Er is gebruik gemaakt van de paddestoelen- waarnemingen die w o r d e n bewaard bij de Nederlandse Mycologische Vereniging, aange- vuld met recente eigen waarnemingen. M e t behulp van deze lijst is een o v e r z i c h t van schraalgraslanden gemaakt, die o o k w e e r zijn aangevuld m e t eigen waarnemingen. Deze lijst is aangevuld m e t gegevens in SCHAMINÉE &

WILLEMS (in prep.); de terreinnamen zijn ook hiermee in overeenstemming gebracht Aan deze terreinen zijn enkele kenmerken toege- voegd, zoals het type beheer (Tabel II t/m Vb).

V o o r dit artikel is alleen een beperkt aantal

g r a s l a n d b e w o n e n d e paddestoelen be- schouwd, namelijk wasplaten {Camarophyllop- sis- en Hygrocybesoorten, zie figuur 3), barst- h o e d s o o r t e n {Dermoloma), satijnzwammen (Ento/omosoorten) en knotsvormige z w a m - men (Clavulinopsis-, Clavaria- en Geoglossum- soorten, zie figuur 4 en 5). Er is voor deze se- lectie van soorten gekozen omdat ze veel aan- dacht t r e k k e n van m y c o l o g e n en dus het vaakst w e r d e n gemeld. D e prachtig gekleur- de wasplaten w o r d e n wel de orchideeën o n - der de paddestoelen genoemd. O n d e r deze s o o r t e n en bij de satijnzwammen zijn echte kalkminnaars, b i j v o o r b e e l d het K a l k v u u r - zwammetje {Hygrocybe calciphila), de Blauwe molenaarssatijnzwam {Entoloma bloxami) en soorten van neutrale standplaatsen, bijvoor- beeld de Sombere wasplaat (Hygrocybe ovina), de Grijsblauwe satijnzwam (Entoloma griseo- cyaneum, zie figuur 6) en soorten van graslan- den op zwak zure b o d e m , bijvoorbeeld het V u u r z w a m m e t j e (Hygrocybe miniata) en de T r e c h t e r w a s p l a a t (Hygrocybe cantharellus) ( A R N O L D S , 1994). Daarnaast bestaan er schraalgraslandbewonende soorten die in al- lerlei verschillende (niet bemeste) graslandty- pen kunnen groeien, zoals het Sneeuwzwam- metje (Hygrocybe virgínea, zie figuur 7).

D e terreinen in Zuid-Limburg waarvan gege- vens van graslandpaddestoelen voorhanden w a r e n , zijn gerangschikt volgens de mycologi- sche r i j k d o m (zie tabel lila t/m Va). Van een aantal terreinen bleken in het geheel geen ge- gevens te bestaan. Deze terreinen zijn apart genomen. Vervolgens zijn de overige t e r r e i - nen op basis het aantal soorten wasplaten dat in die terreinen zijn aangetroffen, verdeeld in drie categorieën:

1. mycologische waarde laag;

2. mycologische waarde matig;

3. mycologische waarde hoog.

Hierbij is gebruik gemaakt van de classificatie

F I G U U R 3

Gewoon vuurzwammetje (Hygrocybe miniata) (foto: G. Dings). F I G U U R 4

Sil<kell<oraaIzwam {Clavulinopsis corniculata) (foto: P.j. Keizer).

(4)

6 2 A P R I L 2002 JAARGANG 91 N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

TABEL lila

Terreinen met één tot drie soorten wasplaten vanaf 1986: mycologische betekenis laag.

X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden aan. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria, Clavulinopsis, Geoglossum; satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten.

Terreinen/ aantal Voor 1986 Vanaf 1986

soorten paddestoelen Knotsvormige Satijn- Wasplaten Knotsvormige Satijn- Wasplaten paddestoelen zwammen en verwanten paddestoelen zwammen en verwanten

Gulperberg X X 4 0 0 1

Kannerberg (Kanne) 4 3 12 0 2 3

Langs Sousberg (Schin op Geul) X X X 0 1 1

Put- en Keverberg (Ubachsberg) 0 0 2 1 2 1

Ten zuiden van Berg X X X 1 0 1

(bij Maastricht)

Vosgrub X X X 1 0 3

Wylre-akkers (Stokhem) X X X 0 4 2

TABEL lllb

Terreinen met een lage mycologische kwaliteit Verklaring van beheerders: zie bijschrift bij tabel li Terreinen km-hok Beheerder

Gulperberg 191-314 Gem.

Gulpen

Kannerberg 174-315 pardculier (Kanne)

Langs Sousberg 187-313 SBB?

(Schin op Geul)

Put-en Kever- 195-318 SBB berg

(Ubachsberg)

Ten zuiden van 180-315 SBB Berg (bij

Maastricht)

Vosgrub 187-313 SBB Wylre-akkers 189-315 SBB (Stokhem)

Vegetatietype grasland (meeste oppervlakte)

Cynosurion, Arrhenatherion;

na grotendeels verruigd, bebost en in recreaue- groen omgezet vroeger wellicht Cynosurion, nu verarmd tot "Poó-Lolietum"

soortenarm Cynosurion

Mycologische kwaliteit laag (vroeger hoog)

hoog—>laag laag

verruigd Mesobromion laag ruige Arrhenatherion

soortenarm Cynosurion

ruig, soortenrijk Arrhenatherion

laag

laag(- matig) laag

Huidig beheer

beweiden, deels niets doen;

aanplant struiken en bomen agrarisch gebruik (bemesting) bos verwijderd + maaien: klein terrein verruigd, thans hooien en beweiden

?/maaien

schapenbeweiding;

klein terrein maaien, beweiden

volgens R A L D (1985) v o o r Deense graslan- den, waarin de t w e e hoogste categorieën zijn samengevoegd (zie tabel I).

D e volgende stap was o m t e zien o f arme respectievelijk rijke t e r r e i n e n bepaalde ken- m e r k e n gemeenschappelijk hebben. H i e r - d o o r kan misschien begrepen w o r d e n w e l k e v o o r w a a r d e n vervuld m o e t e n w o r d e n v o o r mycologisch rijke t e r r e i n e n . Tevens kan mis- schien v e r k l a a r d w o r d e n w a a r o m a n d e r e t e r r e i n e n minder rijk zijn. D e gepresenteer- de cijfers zijn v o o r l o p i g omdat:

1. wellicht nog niet alle bestaande gegevens gevonden zijn;

2. sommige als graslandpaddestoelen gety- peerde s o o r t e n in een nabijgelegen bos ge- v o n d e n kunnen zijn (de karteringsgege- vens zijn namelijk per vierkante k i l o m e t e r en geven deze informatie vaak niet);

3. taxonomische indeling kan zijn gewijzigd.

D e gegevens zijn gesplitst in " o u d " , dat w i l

zeggen v o o r 1986, en " n i e u w " , vanaf 1986, o m eventuele veranderingen in de mycoflo- ra van de t e r r e i n e n te kunnen registreren.

DE UITKOMSTEN

O N B E K E N D M A A K T O N B E M I N D Van de in tabel II genoemde terreinen zijn zeer weinig gegevens beschikbaar. Ten dele zijn de t e r r e i n e n wel bezocht, maar zijn er geen (grasland-)paddestoelen aangetroffen, en hebben ze dus een lage waarde. V o o r een ander deel zijn de t e r r e i n e n n o o i t d o o r my- cologen b e z o c h t In een aantal gevallen was dat natuurlijk o m d a t de verwachting o m er paddestoelen aan te treffen laag gespannen was. U i t de tabel blijkt dat het hier veelal gaat o m kleine, verwaarloosde tereinen. O m d a t er zowel van v o o r als van na 1986 gegevens o n t b r e k e n , zijn geen uitspraken over even- tuele v o o r - o f achteruitgang mogelijk.

H e t valt o p dat het beheer van deze t e r r e i -

nen verwaarloosd of afwezig is, of pas recent o p n i e u w is ingesteld. Tweemaal was scha- penbegrazing aanwezig. Meermalen zijn de gebiedjes erg klein of jong.

L A G E M Y C O L O G I S C H E W A A R D E D e t e r r e i n e n van tabel lila en lllb hebben een lage mycologische waarde. T e n dele zijn deze t e r r e i n e n sterk achteruit gegaan d o o r d a t het o o r s p r o n k e l i j k extensief agrarisch gebruik w e r d gestopt (Gulperberg, Kannerberg) en w e r d vervangen d o o r verwaarlozing ("niets doen") of juist een intensivering van het ge- bruik. H i e r d o o r moeten enige vindplaatsen van zeer zeldzame s o o r t e n als v e r l o r e n ge- gaan w o r d e n beschouwd, zoals de Vezelige wasplaat (Hygrocybe intermedia) op de Kan- nerberg. Een aantal andere t e r r e i n e n heeft dezelfde eigenschappen als die van tabel II:

klein en/of al langere tijd niet meer beheerd.

D e Wylre-akkers zijn botanisch zeer soorten- rijk. O o r s p r o n k e l i j k w a r e n het regulier ge- bruikte en bemeste akkers. H e t maaibeheer is in I966gestart, en sinds 1986 vindt een c o m - binatie van maaien en begrazing plaats ( S C H A - M I N É E & W I L L E M S , in prep.). D e mycologische waarde is gering, w a t zou kunnen samenhan- gen m e t de relatief jonge leeftijd van het ter- rein. Bovendien bestaat de vegetatie meer uit opgaande kruiden dan uitgrasachtigen, waar- d o o r de verdeling van w o r t e l s in de bodem wellicht anders is dan in " e c h t e " graslanden.

M I D D E N M O O T

In tabel IVa en IVb staan de vier terreinen met een matige mycologische waarde. D e Kunder- berg en de W r a k e l b e r g behoren t o t de "klas- sieke" kalkgraslanden. D e K u n d e r b e r g lijkt v o o r graslandpaddestoelen nogal te zijn ach- t e r u i t gegaan. D i t zou met het beheer samen kunnen hangen (zie o o k bij de discussie). Even- als de Wylre-akkers is o o k de W r a k e l b e r g een voormalig akkergebied, dat sinds 1968 als na- tuurreservaat w o r d t beheerd d o o r middel van maaien plus afvoeren laat in het jaar (S C H A -

M I N É E & W I L L E M S , in prep.). H e t zou kunnen dat de 3 2 jaar die sindsdien verstreken zijn nog niet langgenoeg zijn v o o r de ontwikkeling van een zeer rijke m y c o f l o r a , alhoewel t o c h al enige bijzondere soorten aanwezig zijn, zoals de Blauwe molenaarssatijnzwam (Entoloma bloxami). H e t valt daarom t e betreuren dat belangrijke delen van het t e r r e i n verwaar- loosd w o r d e n ten behoeve van insecten. Een sinds 1981 bij het reservaat gevoegd gedeelte is langer als bemeste weide in gebruikgeweest.

Dat heeft nu het karakter van een Glanshaver- verbond (Arrhenatherion elatioris). Bijzondere

(5)

N A T U U R H I S T O R I S C H M A A N D B L A D A P R I L 2002 JAARGANG 9! 63

paddestoelen zijn e r nog nauwelijks aanwezig, maar de Z w a r t w o r d e n d e wasplaat (Hygrocy- be conica) en Groensteelsatijnzwam (Entoloma incanum) geven misschien al het begin van een ontwikkeling naar meer soorten aan. Aan de onderkant van de heuvel is sinds circa vijfjaar een stuk grasland bij het reservaat gevoegd.

Dat heeft nog het karakter van een zwaar be- mest produktiegrasland. Bijzondere grasland- paddestoelen o n t b r e k e n geheel. H e t gebied

"Nijswiller O o s t (Kerrisgracht)" w o r d t zon- der bemesting d o o r koeien beweid. Er lijkt echter een sterke invloed van de nabijgelegen intensief bewerkte landbouwgebieden aanwe- zig. H i e r d o o r ontstaat verruiging en een ver- anderingvan de vegetatie. O p de westflank van de Sint Pietersberg liggen enkele kalkgraslan- den (hier samen genomen) die na een periode van verwaarlozing w e e r actief beheerd w o r - den. Er komen enkele bijzondere paddestoe- len v o o r , zoals de Kleine spechtinktzwam (Co- prinus stanglianus) en het nieuw voor de we- tenschap beschreven t r e c h t e r t j e Omphalina praticola.

D E E C H T E PARELS

D e mycologisch rijkste t e r r e i n e n staan ver- meld in tabel Va en Vb. H e t is opvallend dat d i t n i e t allemaal " e c h t e " kalkgraslanden (Mesobromion erecti) zijn, Glanshaverhooi- land en schrale graslanden van neutrale t o t zwak zure b o d e m zijn eveneens v e r t e g e n - w o o r d i g d . H e t lijkt dat t e r r e i n e n m e t een o v e r g a n g s z o n e tussen k a l k m i n n e n d e en acidofiele vegetatie de hoogste mycologische potenties hebben. O o k vegetaties die beho- ren t o t de associatie Galio-Trifolietum van het Kamgrasverbond (Cynosurion cristatus) kun- nen rijk aan bijzondere paddestoelen zijn.

D e t w e e beste t e r r e i n e n w o r d e n t e g e n - w o o r d i g gemaaid en t o t circa drie jaar gele- den w e r d het rijkste gedeelte van de dijk van het Julianakanaal m e t schapen beweid. In de Berghofweide (Staatsbosbeheer) is al jaren- lang i n s t r o o m van m e t meststoffen vervuild w a t e r u i t de bovengelegen maisakker een p r o b l e e m . Thans is al ongeveer de helft van d i t uiterst waardevolle grasland b e d o r v e n . Maatregelen o m deze i n s t r o o m t e keren zijn d r i n g e n d g e w e n s t . D e b e h e e r d e r van h e t Julianakanaal, Rijkswaterstaat, is bij meerde-

re gelegenheden o p de hoogte gebracht van de bijzondere waarden van de dijken. Helaas heeft dat n o g niet geleid t o t een optimaal beheer. M e t het Instellen van een nieuw be- heersplan zal hier hopelijk m e e r aandacht v o o r kunnen k o m e n .

H e t derde zeer belangrijke t e r r e i n , de Beme-

TABEL IVa

Terreinen met vier tot acht soorten wasplaten vanaf 1986: mycologische waarde matig.

X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria, Clavulinopsis, Geoglossum;

satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten.

Terreinen/aantal Voor 1986 Vanaf 1986

soorten paddestoelen Knotsvormige Satijn- Wasplaten Knotsvormige Satijn- Wasplaten paddestoelen zwammen en verwanten paddestoelen zwammen e n verwanten Kunderberg (Voerendaal)

Nijswiller Oost (Kerrisgracht) Vrakelberg (Etenaken) Sint Pietersberg - west- helling noord en zuid (Maastricht - Kanne)

0 5 12

X X X

X X X

X X x

TABEL IVb

Terreinen met een matige mycologische kwaliteit Verklaring van beheeerders: zie bijschrift bij tabel II.

Terreinen

Kunderberg (Voerendaal)

Nijsv/iller Oost (Kerrisgracht) Sint Pietersberg - noord (Kanne) Sint Pietersberg - zuid Popelnnon- dedal (Kanne) Sint Pietersberg, ingericht deel groeve

km-hok Beheerder 194-319 SBB

195-313 SBB

175-314 175-314

NM NM

Mesobromion

Cynosurion

Laag. open Arrhenatherion Mesobromion

176-314 ENCI

Mycologische Huidig beheer kwaliteit

matig schapen begra- zing, tot circa 20 jaar geleden branden was hoog. koeienbegra- nu matig zing. bemestings-

invloed matig schapenbegra-

zing matig schapenbegra-

zing

? schapenbegra-

zing

l e r b e r g (Limburgs Landschap), w o r d t m e t schapen beheerd. Jaren achtereen w e r d ge- constateerd dat de begrazingsintensiteit van het gebied zo laag is, dat e r een dichte viltlaag van d o o d gras achterblijft. Ondanks dat de beheerder hierop w e r d gewezen, is de situa- tie nog onveranderd. H e t is mogelijk dat de lagere aantallen wasplaten vanaf 1986 d o o r de lage begrazingsintensiteitte verklaren zijn.

D e graslandgebieden in het Gerendal zijn sa- mengenomen, o m d a t ze alle in één kilome- t e r h o k liggen. Elk deelgebied a f z o n d e r l i j k heeft niet een hoge mycologische w a a r d e , maar gezamenlijk zijn e r IO s o o r t e n waspla- ten gezien. Van deze t e r r e i n e n is de O r c h i - deeëntuin het rijkst aan graslandpaddestoe- len. H i e r w o r d t gemaaid als beheersvorm.

Bij de overige t e r r e i n e n van deze groep be- staat het beheer steeds uit beweiding, meest- al m e t schapen, maar soms o o k m e t koeien.

D e t e r r e i n e n van tabel Va en Vb zijn gerang- schikt volgens afnemende s o o r t e n r i j k d o m aan wasplaten. H e t valt direct o p dat de aan- tallen s o o r t e n k n o t s v o r m i g e paddestoelen en s a t i j n z w a m m e n een o v e r e e n k o m s t i g beeld v e r t o n e n . H i e r u i t volgt dat wasplaten, die relatief gemakkelijk zijn t e h e r k e n n e n , goede indicatoren zijn v o o r de s o o r t e n r i j k -

d o m van andere groepen paddestoelen, die soms lastiger t e d e t e r m i n e r e n zijn. G o e d e wasplaatterreinen zijn vaak o o k botanisch waardevolle t e r r e i n e n , zodat de wasplaten o o k goede i n d i c a t o r e n zijn v o o r bepaalde v e g e t a t i e t y p e n in d e gevallen d a t die n i e t rechtstreeks te bepalen zijn. Sommige t e r r e i - nen hebben een niet opvallende vegetatie, maar kunnen t o c h rijk aan schraalgrasland- paddestoelen zijn, bijvoorbeeld de G o u d s - b e r g , de H o u t h e m e r h e i d e en N i j s w i l l e r W e s t . D a t zijn t e r r e i n e n w a a r kennis van mycologen e x t r a van pas k o m t bij het bepa- len van het optimale beheer.

CONCLUSIES

Llit de bovenstaande overzichtjes kunnen de volgende gevolgtrekkingen w o r d e n afgeleid;

I. D e gebieden die a r m aan paddestoelen zijn, hebben dikwijls een klein oppervlak, w a a r d o o r er een sterk effect van randin- vloeden aanwezig is. Z u l k e t e r r e i n e n zijn als groeiplaatsen van bijzondere s o o r t e n vaatplanten w e l degelijk van waarde. H e t beheer is vaak verwaarloosd o f pas recent w e e r ingesteld. Enkele t e r r e i n e n zijn In de afgelopen circa 20 jaar als groeiplaats van graslandpaddestoelen geheel v e r d w e n e n .

(6)

6 4 A P R I L 2002 J A A K G A N G 9 ! N A T U U i m i S T O R I S C H M A A N D B L A D

FIGUUR 5

Wormvormige icnotszwam (Clavaria fragtlis) (foto: P.j. Keizer).

2. D e mycologisch rijke gebieden w o r d e n dikwijls beweid m e t schapen, o o k wel m e t koeien, en sommige t e r r e i n e n w o r d e n ge- hooid. V o o r het instandhouden van de rijk- d o m aan paddestoelen lijken deze m e t h o - den gelijkwaardig. O m vanuit een bemes- te vegetatie een schrale vegetatie te o n t - wikkelen v o l d o e t alleen beweiding waar- schijnlijk niet. H i e r d i e n t maximaal v e r - schraald t e w o r d e n , b i j v o o r b e e l d d o o r t w e e maal per jaar te maaien met afvoe- ren van het maalsel, e v e n t u e e l gevolgd d o o r nabeweiding.

3. D e v o o r paddestoelen waardevolste ge- bieden zijn steeds (eeuwen-)oude gebie- den. Deze zijn o o k vrijwel steeds botanisch belangrijk, o n d e r meer o m d a t er vaak gra- diënten van kalkrijke naar minder kalkrij- ke b o d e m aanwezig zijn. O m d a t de o n t - wikkelingsduur van dergelijke waardevol- le t e r r e i n e n zo lang is (minstens tientallen jaren), m o e t er zeer zuinig en uiterst z o r g - vuldig mee omgegaan w o r d e n . H e t zal dui-

FIGUUR 6

Grijsblauwe satijnzwam (Entoloma griseocyaneum) (foto: P.J. Keizer).

delijk zijn dat ze de maximale aandacht ver- dienen van de beheerder.

4. N i e t alleen kalkgraslanden zijn m y c o l o - gisch van belang, maar dit geldt evenzeer v o o r andere typen schrale graslanden. Elk type k e n t zijn eigen k e n m e r k e n d e s o o r t e n paddestoelen.

DISCUSSIE

O n d a n k s dat er van veel t e r r e i n e n van de p e r i o d e v o o r 1986 v r i j w e l geen m y c o l o g i - sche gegevens beschikbaar zijn, lijkt bij enige t e r r e i n e n het aantal s o o r t e n wasplaten afge- nomen te zijn. V o o r b e e l d e n hiervan zijn de K u n d e r b e r g , de Bemelerberg en de Dijken Julianakanaal. D i t is g e b e u r d ondanks de v o o r t z e t t i n g van het reguliere beheer. D e vraag rijst dan o o k of het huidige beheer w e l v o l d o e t o m de waarden in de terreinen o p de lange d u u r te behouden.

O p oude foto's van kalkgraslanden en o o k in huidige situaties waar deze nog traditioneel in

gebruik zijn, zien w e steeds een zeer k o r t e , gesloten grasmat, met weinig struikgroei. H e t gebruik bestond veelal uit schapenbegrazing d o o r langstrekkende schaapskudden. D a t waren de omstandigheden waaronder de flo- ra (en fauna) van deze gebieden t o t o n t w i k k e - ling zijn g e k o m e n . D e beheersmaatregelen moeten dan o o k een z o g o e d mogelijke imita- tie v o r m e n van het historisch landgebruik.

S c h a p e n b e g r a z i n g w o r d t - o m het effect van langstrekkende kuddes te imiteren - t e - g e n w o o r d i g in de herfst gedurende k o r t e tijd m e t g r o t e intensiteit toegepast, o n d e r ande- re o p de Kunderberg. H e t effect is dat de ve- getatie w o r d t weggegraasd, maar o o k w o r - den de bovenste centimeters van de b o d e m kapotgetrapt en vermengd m e t de mest van de schapen. V o o r d i e p w o r t e l e n d e planten- s o o r t e n , zoals orchideeën zou deze m e t h o - de afdoende kunnen zijn. Echter v o o r tal van organismen lijkt deze m e t h o d e ongunstig:

L i n d e bovenste bodemlagen levende myce- lia van kleine p a d d e s t o e l e n die k u n n e n w o r d e n beschadigd;

2. op de b o d e m levende, langzaam groeien- de mossen w o r d e n v e r t r a p t ;

3. op kleine kalkbrokjes levende k o r s t m o s - sen w o r d e n v e r t r a p t ;

4. laatbloeiende plantensoorten krijgen geen kans zaad t e z e t t e n ;

5. larven en eieren van o p en in de bovenste bodemlaag levende insecten kunnen inten- sieve vertrapping wellicht niet overleven.

Een k o r t e r e , minder intensieve, periodieke schapenbegrazing, waarbij de dieren 's nachts buiten het terrein verblijven, lijkt aan boven- staande bezwaren tegemoet te kunnen komen.

Een alternatief kan bestaan uit het geduren-

FIGUUR?

Gewoon sneeuwzwammetje (Hygrocybe virgínea) (foto; P.J. Keizer).

FIGUUR 8

Maaisporen op Wijlre-aki¡.ers (foto: P.j. Keizer).

(7)

N A T U U i m i S T O R I S C H M A A N D B L A D A P R I L 2002 JAARGANG 9 ! 65

de langere tijd begrazen m e t minder schapen in h e t t e r r e i n , zoals o p de Bemelerberg ge- b e u r t . Nadeel van deze m e t h o d e is dat de schapen v o o r a l bloeiende planten eten, en bij een lage d i c h t h e i d h e t t e r r e i n niet genoeg k o r t houden. H i e r d o o r w o r d t de gewenste verschraling en het ontstaan van open plek- jes in de vegetatie onvoldoendegerealiseerd.

M a a i e n p l u s a f v o e r e n van het maalsel ge- beurt dikwijls m e t relatief zware machines, zo- als onder andere in de W i j l e akkers en gras- landen in het Gerendal. Daarbij w o r d t de bo- venste bodemlaag al snel kapotgereden, waar- bij een aanzienlijke insporing te zien is (figuur 8). D i t t r e e d t sterker op naarmate er meer regen is gevallen. H e t effect is enigszins verge- lijkbaar m e t h e t v e r t r a p p e n van de b o d e m d o o r dieren zoals hierboven beschreven. Bo- vendien blijkt in de praktijk dat een deel van het maalsel achter blijft op het terrein, waar h e t v e r r o t en een b o d e m b e m e s t e n d effect heeft (Wylre-akkers). H e t in sommige jaren nalaten van, of laat in het jaar maaien van het t e r r e i n is o o k zeer ongunstig (Dijken Juliana- kanaal), omdat er dan snel verruiging van de vegetatie o p t r e e d t . K e n m e r k e n d e s o o r t e n planten en paddestoelen v e r d w i j n e n dan.

Hooibeheer is op kalkgraslanden een goede beheersvorm, mits hetzorgvuldigwordtuitge- voerd, bij v o o r k e u r met lichtgewicht machines.

In sommige t e r r e i n e n w o r d t het zogenaam- de g e f a s e e r d m a a i b e h e e r toegepast, m e t het o o g m e r k (zeldzame) insecten te begun- stigen. D i t w o r d t uitgevoerd o n d e r andere o p de Vrakelberg. H e t bestaat eruit dat t e r - reindelen niet jaarlijks w o r d e n gemaaid. In de niet-gemaaide t e r r e i n g e d e e l t e n v i n d t een zekere vervilting en verruiging plaats, o m d a t verschraling achterwege blijft. De beschadu- w i n g van de b o d e m neemt t o e d o o r de g r o t e hoeveelheid d o o d gras en later o o k de t o e - genomen struiklaag. D e bedekking van alle- daagse slaapmossoorten neemt o o k t o e . H e t effect o p de soortendiversiteit van de vege- tatie en mycoflora m o e t ongunstig zijn. Veel s o o r t e n zijn immers gebaat bij een lage, open vegetatiestructuur, bijvoorbeeld o m d a t daar w o r d t voldaan aan de vereiste kiemingsom- standigheden. Kleine s o o r t e n van open plek- ken kunnen v e r d w i j n e n . D e gewenste nec- tarplanten verschijnen ten dele w e l tijdelijk, maar een aantal voedselplanten van rupsen neemt af Deze ontwikkeling heeft helaas een e n o r m areaal aan kalkgraslanden in het bui- tenland doorgemaakt, w a a r o n d e r kalkgras- landen in België en Frankrijk.

TABEL VA

Terreinen met meer dan acht saarten wasplaten vanaf 1986: mycologische waarde hoog.

X = geen gegevens; O = wel bezocht, geen soorten van de beschouwde groepen aangetroffen. De overige getallen geven de aantallen soorten die in de terreinen zijn gevonden. Knotsvormige paddestoelen: Clavaria. Clavulinopsis, Geoglossum; satijnzwammen: Entoloma-soorten; wasplaten en verwanten: Camarophyllopsis-, Dermoloma- en Hygrocybe-soorten.

Terreinen/ aantal Voor 1986 Vanaf 1986

soorten paddestoelen Knotsvormige Satijn- Wasplaten Knotsvormige Satijn- Wasplaten paddestoelen zwammen en verwanten paddestoelen zwammen en verwanten

Berghofweide + Dikkersweide 1 2 6 5 16 19

(Stokhem)

Dijken Julianakanaal X X X 10 11 19

(Elsloo. Bunde)

Cottessergroeve, Cottesserbeek X 1 X 8 7 14

Bemelerberg O+W (Bemelen; 5 2 20 1 10 13

Nijswiller West X x X 2 3 13

Houthemerheide (Vilt) X X X 4 5 11

Dalhelling Gulp (Slenaken) X X X 4 2 10

Gerendal alle terreinen X X X 3 2 10

Goudsberg X X X 6 7 10

Hoefijzer (Bemelen) 0 1 1 1 3 9

TABEL VB

Terreinen met een hoge mycologische l<waliteit Verklaring van beheerders: zie bijschrift bij tabel II.

Terreinen km-hok Beheerder Vegetatietype grasland Mycologische Huiilig beheer (meeste oppervlakte) kwaliteit

Bemelerberg 181-317 LL Vioiion en Plantagini- hoog schapenbegra-

Oost en west f-estucion, overgang zing

(Bemelen) naar Mesobromion

Berghof- en 189-316 SBBenNM Vioiion overgang naar hoog maaien, sterke

Dikkersweide Mesobromion invloed maisak-

(Stokhem) ker, gefaseerd

beheer Cottessergroeve, 193-307, LL Droge delen Cynosurion, hoog beweiding Cottesserbeek 194-307 deels Vioiion

Dalhelling Gulp 188-309 7 Cynosurion hoog koeien-

(Slenaken) beweiding

Dijken juliana- 178-323, RWS Arrhenatherion hoog (lager/ maaien, thans

kanaal (Elsloo, 179-325, (matig) onregelmatig

Bunde) 180-326, en onvoldoen-

180-327 de: delen met

schapenbe- grazing

Gerendal 187-316 SBB Arrhenatherion laag maaien en

Grachterberg laag

schapenbe-

(Schin op Geul) grazing

Gerendal Laam- 187-316 SBB Mesobromion matig maaien en

hei schapenbegra-

zing

Gerendal 187-316 SBB Mesobromion matig maaien

Orchideeëntuin matig

Goudsberg 188-319 NM Cynosurion hoog beweiding

(Valkenburg)

Hoefijzer 182-317 LL Vioiion overgang hoog beweiding

(Bemelen) naar Mesobromion

Houthemerheide 184-319 LL Cynosurion hoog schapenbegra-

(Vilt) zing

Nijswiller west 194-313, SBB Cynosurion hoog koeienbewei-

194-314 ding

Ruige plekken kunnen het beste in de randen o f n e t buiten het reservaat w o r d e n o n t w i k - keld. O p de Vrakelberg is te zien hoe een be- langrijk deel van het t e r r e i n s t e r k vervilt is d o o r toepassing van deze methode. W e kun- nen echter aannemen datde vlinder Bruin dik- kopje (Erynnis tages), w a a r v o o r dit beheer is ingesteld (mond. med. C. v.d. Heuvel, Staats- bosbeheer), allang v ó ó r de start van het gefa- seerd beheer in het t e r r e i n aanwezig was. Er kan vastgesteld w o r d e n dat de veronderstel- degunstige effecten o p insecten van gefaseerd

maaibeheer vooralsnog o n v o l d o e n d e d o o r onderzoek zijn o n d e r b o u w d (KEIZER, 2000).

Een deel van de schraalgraslandreservaten is e r n s t i g aangetast d o o r de t o e v o e r v a n m e s t s t o f f e n v a n u i t naastliggende land- b o u w p e r c e l e n , t e r w i j l maatregelen o m d i t tegen te gaan zijn uitgebleven. V o o r b e e l d e n zijn de Berghofweide en Nijswiller o o s t (Ker- risgracht). H e t instellen van bufferzones, aan- kopen van strategisch gelegen percelen en eventueel zelfs h e t inzetten van technische

(8)

66 A P R I L 2002 lAAIlGANG 9 ! N A T U U I Ï H I S T O R I S C H M A A N D B L A D

oplossingen o m de mestinvoer tegen t e gaan, is een moeilijl<e p r o b l e m a t i e k . Deze m o e t niettemin hoge p r i o r i t e i t krijgen.

D e o n t w i k k e l i n g s p e r i o d e van een m y c o l o - gisch waardevol t e r r e i n van minstens circa 50 jaar is erg lang ten opzichte van de looptijd van beheersplannen, de standplaats van be- heerders en hun bazen en besturen van ge- meenten. H e t is daarom erg belangrijk o m de c o n t i n u ï t e i t in het beheer zo goed moge- lijk vast t e leggen in de beheersplannen en - o v e r e e n k o m s t e n . Alleen een zeer lang v o l - g e h o u d e n b e h e e r kan de v o o r w a a r d e n scheppen w a a r o n d e r de waardevolle m y c o - flora zich kan o n t p l o o i e n .

SUMMARY

F U N G I O F L I M B U R G C O N S E R V A - T I O N A R E A S A N D T H E I R I N D I C A - T I V E V A L U E F O R M A N A G E M E N T

T h e southern part o f the province o f Lim- burg is t h e only place in t h e Netherlands w h e r e limestone comes near the surface.

This implies high soil p H values and consid- erable differences in the availability o f nu-

trients compared w i t h o t h e r soil types. This paper discusses t w o mycologically interest- ing habitats, f o r e s t s and grasslands. T h e volume o f mycological data f r o m forests is limited, but they seem t o be i m p o r t a n t sites f o r s o m e s a p r o t r o p h i c fungi, especially those of the genus Lepiota. Forests o n lime- stone in the neighbouring countries are of- t e n richer in e c t o m y c o r r h i z a - f o r m i n g f u n - gi, such as Cortinarius species, a difference which may stem f r o m differences in f o r e s t management methods.

The high botanical value o f the (calcareous) grassland reserves has been maintained by prolonged suitable grassland management.

These grasslands are also importantforfungi.

Thegradients f r o m alkaline t o acidic soil types, which are mainly present in the oldest r e - serves, are most valuable f r o m a mycological point o f view. Several i m p o r t a n t grassland reserves suffer f r o m eutrophication f r o m adjacent agricultural fields and inadequate management, causing a decline in the m o s t vulnerable and valuable grassland fungi.

LITERATUUR

ARNOLDS, E „ 1994. Paddestoelen en graslandbeheer In:

Kuyper Th.W, (ed.) Paddestoelen en natuurbeheer

Wetenschappelijke Mededeling KNNV 212. Stichting Uitgeverij KNNV. Utrecht.

CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK, 1997. BioBase, Register biodiversiteit. Centraal Bureau voor Statistiek Voorburg/Heerlen,

JAHN, H., 1986. Der "Satanspilzhang" bei Glesse (Ottenstein), Süd-Niedersachsen, Zur Pilzvegetation des Seggen-Hangbuchenwaldes im Weserbergland und außedialb. Westfälische Pilzbriefe X-Xl Band Heft 8b.

Uitgever D r H. Jahn, Detmold,

KEIZER, P.J., 1993, The ecology of macromycetes in roadside verges planted with trees. Proefschrift Landbouw Uni- versiteit Wageningen, Wageningen,

KEIZER, P,J., 2000, Een kanttekening bij gefaseerd maai- beheer De Levende Natuur IOI(2):4l-42.

KELDERMAN, P.H., 1994. Parasolzwammen van Zuid-Lim- burg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht.

N E D E R L A N D S E M Y C O L O G I S C H E V E R E N I G I N G , 2000, Verspreidingsatlas Agaricales. Kaartenbijlage Overzicht van de Paddestoelen in Nederland. Nederiandse Mycololgische Vereneniging, Baam.

RALD, E. 1985. Vokshatte som indikaterarterformykologisk vaerdifulde overdrevslokaliteter Svampe I 1:1-9.

SCHAMINÉE, J,H.J. & J . H . WILLEMS, in prep. Schrale helling- graslanden in Zuid-Limburg. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht

SCHAMINÉE,J.H.J., A H . F . S T O R T E L D E R & E . J . W E E D A , 1996, Vegetatie van Nederiand 3, Graslanden, Zomen, Droge Heiden, Opulus Press, Uppsala/Leiden,

STORTELDER, A . F . H „ J , H . J . SCHAMINÉE, & P . W , F , M , H O M - MEL. 1999. De Vegetatie van Nederiand 5, Ruigten, Struwelen, Bossen, Opulus Press, Uppsala/Leiden, WILLEMS, J,H., 1987, Ons Krijtland Zuid-Limburg VI. Kalk-

grasland in Zuid-Limburg. Wetenschappelijke Medede- ling KNNV 212. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht.

W E E D A , E.J., R. WESTRA, C H . W E S T R A & T . WESTRA, 1994.

Nederiandse Oecologische Flora 5. IVN, VARA, VEWIN en Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht,

DE INKTVISZWAM, CLAWm ARCHERI

AL 20 JAAR EEN TROUWE GAST IN LIMBURG

jAG. Bollen, Het Einde 39, 6181 jS Elsloo

Als a m a t e u r m y c o l o o g h o o p je a l t i j d o p b i j z o n - dere v o n d s t e n t i j d e n s i n v e n t a r i s a t i e -

w e r k z a a m h e d e n , liefst s o o r t e n die v o o r Neder- land n i e u w o f (zeer) zeldzaam z i j n . Eén van de s p e c t a c u l a i r e o n t d e k k i n g e n was zeker de v o n d s t

van de I n k t v i s z w a m (Clathrus archeri) in 1980

in een h e l l i n g b o s tussen Elsloo en Bunde. Vanaf 1980 t o t en m e t 2 0 0 0 w e r d de v i n d p l a a t s j a a r l i j k s vele malen b e z o c h t en w e r d e n de v r u c h t l i c h a m e n zo n a u w k e u r i g m o g e l i j k g e t e l d . Het r e s u l t a a t en de b e v i n d i n g e n w o r d e n i n d i t a r t i k e l nader t o e g e l i c h t .

BESCHRIJVING VAN DE SOORT

o n d e r de g r o n d , in relatief kleine k o g e l - t o t l i c h t b r u i n , n i e t zelden m e t een v i o l e t t e

C L A W m ARCHERI ( m u m ) DRINGS 1980 (AHTHURUS ARCHERI ( m i ) FISCHER 1886)

enigszins p e e r v o r m i g e , w i t a c h t i g e e i e r e n . Deze eieren lijken op kleine "duivelseieren"

van de G r o t e stinkzwam (Phallus impudicus);

ze zijn 3,5 t o t 4(5) cm breed, 2,5 t o t 3(5) c m

zweem. Aan de basis zijn de eieren v e r b o n - den m e t h e t m y c e l i u m d o o r relatief dikke my- celiumstrengen. Bij rijpheid gaat het o m h u l - sel ( e x o p e r i d i u m ) o n r e g e l m a t i g e v o u w e n D e Inktviszwam o n t w i k k e l t z i c h , gedeeltelijk h o o g en w o r d e n snel g r i j s a c h t i g b r u i n t o t v e r t o n e n en scheurt het uiteindelijk aan de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In geval van een interventie met gevaarlijke producten waarbij beschermende kledij dient te worden ingezet ( chemiepak, gaspak ), lekdichtingsmateriaal gebruikt wordt of materiaal

Toelichting In iedere zorgkantoorregio wachten Wlz-klanten, soms bewust, op intramurale opname of andere zorg van hun voorkeur, deze klanten maken we hier inzichtelijk ten

Naast, deze lijst met, de mooiste dorpen in zuid Limburg zijn er natuurlijk veel meer te vinden. Al hopen wij dat we je hebben geholpen met

Eén (economische) visie voor Zuid Limburg als aangewezen ‘voorloper’- regio...

Jeugdige en/of ouders/verzorgers is in staat om in zijn dagelijks functioneren zelf om te gaan zijn lichamelijke of geestelijke problemen en/of zijn verstandelijke beperking

[r]

Aan de groeve-eigenaren en –beheerders waarvan groeves worden gekeurd, is uitdrukkelijk verzocht om voor de (deels) goedgekeurde mergelgroeves een vergunning aan te vragen in

Met de invulling van bestuurlijke commissies voor Veilig Thuis en de Acute Zorg en de inrichting van de stuurgroep trend- breuk (gezondheidsbeleid) komen de gemeenten steeds meer in