• No results found

Ik vind troost in deze waarheid: als wij samen met Christus gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ik vind troost in deze waarheid: als wij samen met Christus gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven."

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 871: 2 Timotheüs 2:11 t/m 26]

In de vorige uitzending hebben we gelezen dat God trouw is aan Zijn kinderen.

Ook als Gods kinderen beproevingen moeten ondergaan, belooft de HERE dat we eenmaal eeuwig met Hem zullen leven. 2 Timotheüs 2 vers 11: Ik vind troost in deze waarheid: als wij samen met Christus gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Deze woorden betekenen dat wij als gelovigen met Christus in Zijn Koninkrijk zullen leven en zelfs met Hem zullen regeren. 2 Timotheüs 2 vers 12: Als wij standhouden, zullen we eens met Hem regeren. Maar als wij het opgeven en ons tegen Christus keren, zal Hij Zich tegen ons keren. Het samen met Christus regeren troostte Paulus in zijn lijden, toen hij oog in oog stond met de dood. Het mag ook vandaag gelovigen troosten als zij het moeilijk hebben. Luisteraar, als u, jij of ik het moeilijk hebben roept Paulus ons op om ons niet tegen Christus te keren. Hij belooft een heerlijke toekomst met Hem. Mogelijk dat u er vandaag nog niet veel van ziet. In Mattheüs 19 vers 28 en 29 zegt de Here Jezus tegen Zijn volgelingen: Luister, wanneer Ik, de Mensenzoon, een- maal op Mijn schitterende troon zal zitten, zullen ook jullie op twaalf tronen zitten om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël. Ieder die zijn huis, broers, zusters, vader, moeder, kinderen of bezittingen opgeeft om Mij te volgen, zal honderdmaal zoveel terugkrijgen. En bovendien krijgt hij het eeuwige leven (Meer over het eeuwige leven bij God in Matth.16:24-27; Lucas 22:28-30; Rom.5:17; 6:8; 8:10,11,17; 1Kor.15:42-58; Kol.3:3-4; 1Thess.4:13-18;

Openb.3:21; 21:1-22:21).

De Here Jezus staat gelovigen terzijde, ook als het geloof bijna bezwijkt onder alles wat gelovigen moeten meemaken. Soms heeft een gelovige geen geloof meer over, maar de Here Jezus blijft trouw aan Zijn belofte - Matth. 28 vers 20: Ik ben altijd bij u, tot het einde van de tijd. En in Romeinen 8 vers 38 en 39 schrijft Paulus: Ik ben er van overtuigd dat niets ons kan scheiden van Gods liefde. De dood niet, het leven niet, engelen niet, bovenaardse krachten niet, de dingen van vandaag niet, de dingen van morgen niet.

(2)

Nee, er is geen enkele kracht die dat kan. Hoe hoog we zijn gestegen of in welke diepte wij ons ook bevinden, niets in de hele schepping kan ons scheiden van Gods liefde, die ons gegeven is in Christus Jezus, onze Heer.

2 Timotheüs 2 vers 13: Zelfs als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want Hij kan zich niet tegen Zichzelf keren.

2 Timotheüs 2 vers 14: Herinner de mensen in de gemeente aan deze gewel- dige waarheden en verbied hun namens de Here over onbelangrijke dingen te ruziën. Dat is verwarrend en zinloos, ja, zelfs slecht. Timotheüs moet het voorgaande (vs.11-13) voortdurend in herinnering blijven brengen: ‘Herinner de mensen in de gemeente aan deze geweldige waarheden’. Hij moet de tegen- sprekers en dwaalleraars ervan weerhouden over onbelangrijke dingen te ruziën. ‘Namens de Here’ houdt in, dat Timotheüs moet waarschuwen met een beroep op het oordeel van God (2Tim.4:1; 1Tim.5:21). De dwaalleraars zullen van hun woorden en van de gevolgen ervan rekenschap aan de HERE moeten afleggen. De inhoud van ruzies en discussies (1Tim.6:4; 2Tim.2:23; Tit.3:9) vin- den we in het vervolg, in 2Tim.2:16 en 18. Daarbij gaat het om de dwaalleer van de gnostiek. Deze discussies hebben geen enkel nut - ook al lijken ze nog zo interessant (2Tim.4:3,4), omdat ze de gelovigen niet opbouwen of dichter bij God brengen, maar leiden tot hete hoofden, koude harten (1Tim.1:4; Tit.3:8,9). De woordenstrijd over o.a. de opstanding van de doden (vs.18) breekt het geloof van de toehoorders af. Timotheüs mag geen discussies met de dwaalleraars aan- gaan, maar moet met gezag de waarheden over het geloof prediken en de liefde die Christus Jezus geeft (2Tim.1:13).

2 Timotheüs 2 vers 15: Doe je best, wees een goede werker voor God die zich niet hoeft te schamen. Geef Gods boodschap onvervalst door. De opdracht die Timotheüs krijgt, moet hij direct uitvoeren. Het wordt aangegeven met de woorden: Doe je best, wees een goede werker… Geef Gods boodschap on- vervalst door (Rom.6:13).

(3)

Met de woorden ‘wees een goede werker voor God die zich niet hoeft te schamen’ maakt Paulus duidelijk, dat het dienen van de HERE betrouwbaarheid vereist, ook als er strijd komt en het niet allemaal gemakkelijk gaat. Opnieuw wordt tegen Timotheüs gezegd, dat hij zijn taak zó zal moeten verrichten, dat hij zich daarover niet hoeft te schamen voor de HERE (Fil.1:20; 1Joh.2:28). Verder moet Timotheüs het Woord van God, het Evangelie, Gods boodschap onver- valst doorgeven. Dat tegenover de dwaalleraars die van de weg van de waar- heid zijn afgeraakt (vs.18).De bedoeling is dat Timotheüs het woord zal verkondi- gen zonder angst voor de dwaalleraars (2Tim.4:2) en dat hij zich zal houden aan Gods Woord.

2 Timotheüs 2 vers 16: Vermijd onzinnige discussies, waardoor mensen hun ondergang tegemoet gaan. Voor de woorden ‘vermijd onzinnige discussies’

staat in het Grieks ‘vermijd goddeloze en lege woorden’. Het zijn woorden die duiden op wat profaan en onheilig is. Zulke woorden zal een gelovige in Christus nooit gebruiken. Paulus kenmerkt de woorden van de dwaalleraars als leeg ge- praat, ‘onzinnige discussies’ (1Tim.4:7; 6:20). In sommige situaties moet tegen- spraak op grond van de gezonde leer worden weerlegd (2Tim.3:16; 4:2; Tit.1:9), maar met de dwaalleraars moet Timotheüs niet in discussie treden (Tit.1:11,13).

De woorden van deze dwaalleraars hebben alleen maar negatieve effecten op de toehoorders. De woorden zijn: verwarrend, zinloos en slecht (vs.14). Gods boodschap moet onvervalst worden doorgegeven, dat kan alleen als de werker bekwaam en goed onderwijs heeft ontvangen. De Bijbel, Gods Woord geeft een grote hoeveelheid informatie over God, de Schepping, het volk Israël, wetten en voorschriften. Prachtige en aangrijpende geschiedenissen over de HERE God, Jezus Christus, de Heilige Geest en Gods weg met mensen naar Zijn heerlijke toekomst en de voleinding van alle dingen. Gods Woord heeft structuur en een zekere orde, dat moet een mens bij het lezen aanvaarden en willen zien.

De HERE heeft ook niet alles laten omschrijven en geopenbaard, er zijn gehei- men en verborgen dingen die ons mensen niet zijn geopenbaard (Deutr.29:29).

(4)

Daarom kunnen we niet zomaar een aantal teksten uit de Bijbel plukken, die bij elkaar plaatsten om daar een bepaalde godsdienstige stelling of leeruitspraak mee te verdedigen. Bij Bijbellezen moeten we heel Gods Woord in ogenschouw nemen en tekst met tekst vergelijken. Gods Woord is een eenheid en moet op de juiste wijze in onderdelen worden bestudeerd, onder leiding van de Heilige Geest die de harten en gedachten van de gelovigen verlicht en leidt. De Bijbel is geen onsamenhangend geheel van 66 vreemde boeken. Al de 66 afzonderlijke Bijbel- boeken vormen samen de ene Bijbel, hoe sterk de Bijbelboeken onderling ook kunnen verschillen. De HERE gebruikte verschillende mensen om Zijn woorden op te schrijven. Dat waren lang niet altijd profeten en apostelen zoals b.v. Mozes, Jesaja of Paulus. De schrijver van het Bijbelboek Amos was een boer uit Tekoa en ook koningen als David en Salomo mochten woorden van God opschrijven.

Een voorbeeld uit het NT is Lucas, hij was arts en zette het evangelie naar Lucas en het Bijbelboek Handelingen op schrift. De Bijbelboeken zijn ook in verschillen- de tijden ontstaan, soms liggen er wel honderden jaren tussen.

De Bijbelboeken zijn in verschillende talen geschreven: Hebreeuws, Aramees en Grieks. Er zijn ook verschillende stijlen in de Bijbel, er zijn spannende verhalen (o.a. Genesis), maar ook lange lijsten met namen (o.a. Numeri). We lezen klaag- liederen, maar ook lofprijzingliederen (Psalmen) en liefdespoëzie (Hooglied).

Wetten, zoals Exodus en Deuteronomium, maar ook heel praktische levensles- sen b.v. Spreuken. De Bijbelboeken zijn nu eens gericht aan één persoon b.v.

Timotheüs, dan weer aan een groep mensen o.a. een volk of inwoners van een stad. Naast al die verschillen hebben de Bijbelboeken iets heel belangrijks ge- meenschappelijk: ze gaan allemaal over Gods zorg en liefde voor Zijn schepping en over Gods omgang met mensen. In de eerste plaats met een bijzonder volk, Israël, maar daarna ook met alle mensen. De HERE heeft wat met mensen, maar helaas hebben mensen niet altijd wat met God. Sterker nog mensen van vroeger en van nu - u, jij en ik - willen van nature liever niets met God te maken hebben.

Toch laat de geschiedenis - ook in de Bijbel - steeds weer zien dat mensen dan

(5)

Het mooie van de Bijbel is, dat in alle verschillende Bijbelboeken steeds dezelfde eigenschap van de HERE tevoorschijn komt, namelijk: Liefde. De HERE wordt niet moe om mensen, zoals u, jij en ik, ondanks hun fouten en tekortkomingen, steeds weer op te zoeken. De liefde van God krijgt een heel persoonlijk gezicht in Jezus Christus.

Kort en bondig is het goede nieuws van de HERE uitgesproken door de Here Jezus Christus en opgeschreven door de evangelist Johannes in Joh.3 vers 16:

Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig le- ven heeft. Alle Bijbelboeken hebben samen eigenlijk één boodschap: Gods liefde is er ook voor u en voor jou! Daarmee is de Bijbel ook Gods liefdesbrief aan ons mensen. God sprak niet alleen vroeger, maar ook nu! Dat maakt de Bijbel tot een uniek boek. Het is niet voor niets het meest vertaalde en verspreide boek van de wereld. We lezen verder in vers 17.

2 Timotheüs 2 vers 17: Hun woorden zullen voortwoekeren als een kwaad- aardig gezwel. Hymeneüs en Filetus zijn zulke mensen. Het woord van de dwaalleraars zal door sommigen gretig worden aanvaard (2Tim.3:13;4:3,4). Zo zal hun leer voedingsbodem vinden als een kwaadaardig gezwel. De namen van twee dwaalleraren worden genoemd: Hymeneüs en Filetus. Hymeneüs wordt ook genoemd in 1Timotheüs 1:20. Zijn dwaalleer wordt daar niet duidelijk vermeld.

Hymeneüs en Filetus zijn het spoor van de waarheid kwijtgeraakt en door Paulus aan de satan overgeleverd opdat hun het ‘lasteren’ worden afgeleerd (1Kor.5:5;

1Petr.2:10,12; Jud.1:8).

2 Timotheüs 2 vers 18: Zij zijn het spoor van de waarheid kwijtgeraakt en be- weren dat de opstanding van de doden al heeft plaatsgevonden. Daarmee ondermijnen zij het geloof van sommigen. Het weinige dat Paulus hier loslaat over de leer van Hymeneüs en Filetus maakt wel duidelijk, dat we te maken heb- ben met een gnostische dwaalleer. De dwaalleraars zijn het spoor van de waar-

(6)

Met ‘waarheid’ wordt in dit geval het Evangelie (2Tim.2:15) of het geloof in Jezus Christus (1Tim.1:6,20) bedoeld. Hun leer dat ‘de opstanding al heeft plaatsge- vonden’, houdt in dat zij de opstanding volledig vergeestelijken. Zij geloofden niet in een lichamelijke opstanding uit de doden, maar probeerden met behulp van hun kennis (1Tim.6:20) een mystieke eenwording van de ziel met God te ervaren.

Dat moment zagen zij dan als ‘opstanding’ of als ‘de grote dag van de Here’

(2Thess.2:2; 2Petr.3:4). De gnostici probeerden zich te beroepen op de woorden van Paulus, die een eenwording met de opstanding van Christus in de doop on- derwees (Rom.6:1-11; Ef.2:6; 5:14; Kol.2:13; 3:1). Maar deze opstanding is ‘in Christus’ en wordt gevolgd door een opstanding van het lichaam in heerlijkheid op ‘de grote dag van de Here’ (Rom.8:18vv.; 1Kor.15:52; 1Thess.4:16). Dezelf- de dwaalleer wordt door Paulus bestreden in andere brieven

(1Kor.15;1Thess.4;2Thess.2).

2 Timotheüs 2 vers 19: Maar de waarheid van God staat zo vast als een huis, daar is geen beweging in te krijgen. Op de eerste steen staan deze woor- den: ‘De Here kent de mensen die echt bij Hem horen’, en ‘Wie zichzelf een christen noemt, zou niets verkeerds moeten doen en niets verkeerds moe- ten zeggen’. Het beeld van het fundament wordt door Paulus vaker gebruikt (1Kor.3:11; Ef.2:20; 1Tim.3:15; vgl. 1Petr.2:6). Waarschijnlijk is met ‘de waar- heid… staat zo vast als een huis’ het vaste fundament Jezus Christus bedoeld en het huis dat erop gebouwd wordt de gemeente (vs.20). Daarna volgt het beeld van de stenen met een zegel. In de Oudheid werden bakstenen, dakpannen en kruiken van aardewerk vaak voorzien van een ‘zegel’, een stempel, dat de naam van de maker en eventueel een spreuk bevatte. Door het zegel werd duidelijk wie de eigenaar en opdrachtgever van het bouwwerk was, en dat het onder zijn be- scherming stond.

De tekst ‘De Here kent de mensen die echt bij Hem horen’ komt uit Num.16 (vs. 5) en staat in de context van de opstand van Korach tegen Mozes. Ook in Jud.1:11 worden de dwaalleraars met Korach vergeleken.

(7)

De tweede tekst ‘Wie zichzelf een christen noemt, zou niets verkeerds moe- ten doen en niets verkeerds moeten zeggen’ is een samenvoeging van ver- schillende Bijbelverzen (Ps.6:9; Jes.26:13; 52:11;Matth.7:23). Het zegel van de HERE omvat in de eerste plaats Zijn verkiezing van de heiligen - de Here kent de Zijnen - en vervolgens, dat de geroepenen zichzelf moeten distantiëren van de zonde. Hieruit kunnen we tegelijk afleiden dat het gedrag van de dwaalleraars en hun volgelingen zich kenmerkte door bandeloosheid

2 Timotheüs 2 vers 20 en 21: In een groot huis heeft men niet alleen borden van goud en zilver, maar ook van hout en aardewerk. De dure borden wor- den voor de gasten gebruikt en de goedkope voor dagelijks gebruik. Als je je niet met de zonde inlaat, zul je zijn als één van de borden van zuiver goud, de beste in huis, zodat Christus je kan gebruiken voor zijn hoogste doelen. Al wordt het beeld van het vorige vers (fundament en huis) niet conse- quent gebruikt, toch wordt in vers 20 met ‘een groot huis’ de gemeente bedoeld (1Tim.3:5,15). In de grote zichtbare christengemeente kunnen zich inderdaad on- gewenste personen bevinden. In vers 20 wordt onderscheid gemaakt tussen voorwerpen van kostbaar materiaal met een eervolle bestemming en die van goedkoop materiaal met een alledaagse of minder eervolle bestemming (Rom.9:

21). De bedoeling van het voorbeeld van de borden is niet, dat Paulus de aanwe- zigheid van dwalende broeders en dwaalleraars in de gemeente aanvaardt of zelfs noodzakelijk vindt. Nee, maar het is - hier op aarde - nu eenmaal wel een gegeven feit dat de christelijke gemeente wordt bedreigd door valse leraren, mensen die verdeeldheid zaaien en zorgen voor splitsingen

(Hand.20:29,30; 1Kor.11:19; Jud.1:18,19). De vergelijking heeft nogal wat over- eenkomsten met 1Kor.3:12, waar de geestelijke arbeid van sektarische broeders wordt vergeleken met hout, hooi en stro.

In vers 21 gaat het om het rein zijn. De zonde maakt onrein, maar ook het luiste- ren naar en volgen van dwaalleraars.

(8)

Het loopt uit op onzinnige discussies en ruzies (2Tim.2:16,23). Gelovigen die breken met de zonde en de dwaalleer afwijzen zijn waardevolle leden voor en van de gemeente van Christus. Een gevolg van het zich niet inlaten met de zon- de en de dwaalleer is de bereidheid tot het doen van goede werken uit dankbaar- heid voor de ontvangen genade (2Tim.2:19, 22). ‘De goede werken’ worden in vers 21 aangeduid met de woorden: zodat Christus je kan gebruiken voor zijn hoogste doelen.

2 Timotheüs 2 vers 22: Blijf uit de buurt van alles wat jou als jongeman slech- te gedachten en gevoelens kan geven. Geef in plaats daarvan je aandacht aan alles wat je kan helpen goed te doen, aan trouw, liefde en vrede, en zoek het gezelschap van hen die de Here met een zuiver hart aanroepen.

Voor de woorden ‘blijf uit de buurt van alles wat jou als jongeman slechte gedachten en gevoelens kan geven’ staat in het Grieks ‘ontvlucht de jeugdige begeerten’. Timotheüs die nog steeds vrij jong was, moest de begeerten van de jeugd blijven ontvluchten. Daarbij gaat het in de eerste plaats om seksuele rein- heid (1Tim.4:12, 5:2; Ps.119:9) en daarnaast om zelfbeperking en zelfbeheersing (Tit.2:6), dat wil zeggen: een matiging van jeugdige overmoed.

Weglopen wordt vaak laf genoemd. Maar soms is wegvluchten voor de verleiding de meest wijze weg (denk aan Jozef en de vrouw van Potifar; Gen.39). Timothe- us krijgt van zijn geestelijk vader de waarschuwing om te vluchten voor alles wat verkeerde gedachten teweeg kon brengen (1Tim.6:11). Ook in ons leven kan er zo’n terugkerende verzoeking zijn die een mens moeilijk kan weerstaan. Paulus zegt: Blijf uit de buurt of in een andere vertaling: ontvlucht het. In de geestelij- ke strijd is het net zo belangrijk te weten wanneer je moet vluchten als wanneer je moet strijden. Timotheüs moet vrede nastreven samen met die gelovigen die hun hart ook ‘zuiver’ willen houden van begeerten en dwaalleer.

2 Timotheüs 2 vers 23: Ik zeg het nog eens: laat je niet verleiden tot zinloze discussies, die alleen maar op ruzie kunnen uitlopen. Timotheüs moet zinloze discussies afwijzen en er geen gelegenheid voor geven.

(9)

Omdat de tegensprekers niet werkelijk geïnteresseerd zijn in het onderwijs van de goede leer, maar graag zichzelf horen en hun ideeën willen opdringen, is een gesprek zinloos en leidt alleen maar tot ruzie.

2 Timotheüs 2 vers 24 en 25: Een knecht van de Here mag geen ruzie maken, hij moet de mensen die verkeerd doen, vriendelijk en geduldig terechtwij- zen. Wees daarom nederig als je de mensen die zich verzetten, duidelijk de waarheid zegt. Want als je vriendelijk met hen spreekt, is er een kans dat zij met Gods hulp hun verkeerde ideeën zullen loslaten en de waarheid gaan erkennen. Tegenover al het dwaze en opgewonden geredeneer van de dwaal- leraars, moet een knecht van de Here rustig blijven. Hij moet zich niet opwinden en geen ruzie maken. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor degenen die een speci- ale bediening in de gemeente hebben, maar voor alle knechten van de Here (Tit.2:1-6). Niet door middel van een discussie, maar door vriendelijk onderwijs moet Timotheüs de juiste leer naar voren brengen. Zijn vriendelijkheid en geduld geldt ook degenen die verkeerd doen, zelfs als ze hem beledigen.

Zelfs degenen die zich tegen het onderwijs opstellen, moet vriendelijk en duidelijk de waarheid worden gezegd. Terwijl Timotheüs het onderricht geeft, wordt van de HERE verwacht, dat Hij bekering schenkt (Hand.16:14). Bekering is een gave van God, maar een verkondiger van het evangelie kan door een zachtmoedige houding Gods werk bevorderen, of het door hardheid belemmeren. De bekering heeft tot doel diepe, doorleefde kennis van de ‘waarheid’, waarmee opnieuw het Evangelie wordt bedoeld (2Tim.2:15,18). In Efeziërs 1 vers 11 t/m 13 lezen we:

Door onze eenheid met Christus zijn wij het eigendom van God geworden.

Dat is altijd de bedoeling geweest van Hem die alles doet zoals Hij Zelf wil en goedvindt. Hij wilde dat wij, Joden, die al zo lang gewacht en gehoopt hebben dat de Christus zou komen, Hem zouden prijzen en eren. En niet al- leen wij, maar ook u, die de waarheid hebt gehoord, het goede nieuws dat uw redding is. Toen u in Christus ging geloven, gaf God u de Heilige Geest, die Hij had beloofd als een bewijs dat u van Christus bent.

(10)

2 Timotheüs 2 vers 26: Dan zullen ze tot bezinning komen en zich losmaken uit de valstrik van de duivel, die hen gevangen houdt en in zijn macht heeft.

Zoals een vogelvanger vogels vangt in zijn strik (Ps.91:3; 124:7), zo vangt de duivel de ziel (het leven) van een gelovige, die niet waakzaam is (1Tim.3:6;

1Petr.5:8). De dwaalleraars zelf beschouwen hun leer natuurlijk niet als een strik van de duivel (2Kor.11:13-15). Degene die in zijn strik gevangen is, moet dan ook zijn wil doen, de zonde.

In de volgende uitzending lezen we 2Tim.3:1 t/m 12.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De regering zou zwakker staan, wanneer de leden daarvan die uit bepaalde bevolkingsgroepen voortkomen, de verbindingen daarmee loslieten en zich niet weer eens dompelden in

Bij het noemen van Jezus’ Naam moet iedere knie zich buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde en moet iedere tong belijden:.. Jezus Christus is de Heer tot eer van God

Verder bleek uit een aantal reacties de zorg dat invoering van generieke eisen Engels een drempel opwerpt om een diploma te halen voor studenten die niet willen doorstromen naar

• De gemeente neemt hierin een faciliterende rol en stelt in overleg met corporaties, waar mogelijk, grond beschikbaar om woningen voor de doelgroepen te

Omdat het een onuitsprekelijke en onbegrijpelijke liefde van God is, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve,

Daar- om kunnen we zeker zijn dat zij die het meest van Hem kennen, niet de mensen zijn die de waarheid over Hem bespreken en daarbij hun opponenten tot schaamte brengen, maar wel

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

W ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van